Schriftelijke vragen : Het bericht 'Vaker advies om van strafzaken af te zien bij jongeren zonder migratieachtergrond'
Vragen van de leden Lahlah en Westerveld (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Vaker advies om van strafzaken af te zien bij jongeren zonder migratieachtergrond» (ingezonden 23 april 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Vaker advies om van strafzaken af te zien bij jongeren
zonder migratieachtergrond»?1
Vraag 2
Kunt u reflecteren op de conclusie uit het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut
dat de Raad voor de Kinderbescherming bij jongeren van Nederlandse afkomst significant
vaker adviseert om strafzaken te seponeren dan bij jongeren met een migratieachtergrond?
Vraag 3
Deelt u de mening dat (minderjarige) verdachten gelijk behandeld moeten worden en
dat het wel of niet hebben van een migratieachtergrond geen rol zou mogen spelen in
het verdere verloop van het strafproces? Waarom wel of niet?
Vraag 4
Deelt u de mening dat de ongelijkheid in het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
over jeugdstrafzaken in strijd is met artikel 2 van het VN-kinderrechtenverdrag en
niet past in een rechtsstaat? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertegen treffen?
Vraag 5
Wat vindt u van het feit dat de onderzoekers op basis van de registratiegegevens geen
directe oorzaken konden vaststellen voor deze verschillen?2 Deelt u de mening dat onderzoek naar deze oorzaken nodig is om eventuele vervolgstappen
te kunnen nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn gaat u dit regelen?
Bent u bereid dit onderzoek door een externe, onafhankelijke partij uit te laten voeren
en niet door de Raad zelf?
Vraag 6
Deelt u de mening dat kinderen van verschillende sociaaleconomische of etnische achtergronden
gelijke toegang zouden moeten hebben tot alternatieve vormen van jeugdstrafrecht,
zoals bijvoorbeeld taakstraffen of een sepot met voorwaarden? Hoe gaat u ervoor zorgen
dat deze toegang gelijk wordt getrokken?
Vraag 7
Wat vindt u van het feit dat taakstraffen van jongeren met een migratieachtergrond
of uit gezinnen die in armoede leven vaker als «mislukt» worden bestempeld? Hoe reflecteert
u op de gevolgen die dat teweegbrengt voor deze groep kinderen, zoals een zwaardere
vervolging? Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat taakstraffen ook
bij deze groep jongeren effectief is?
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de adviserende rol van de Raad voor de Kinderbescherming in jeugdstrafzaken?
Bent u van mening dat het wenselijk is dat in jeugdstrafzaken het Openbaar Ministerie
doorgaans het advies van de Raad voor de Kinderbescherming overneemt, nu uit onderzoek
blijkt dat sprake kan zijn van ongelijke behandeling bij het uitbrengen van de adviezen?
Acht u dit verenigbaar met het recht op een eerlijk en onpartijdig proces op grond
van artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?
Vraag 9
Bent u van mening dat het Openbaar Ministerie zelf actiever invulling moet geven aan
zijn verantwoordelijkheid om ongelijke behandeling bij de beoordeling van jeugdstrafzaken
te voorkomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Worden er maatregelen genomen om ongelijkheden jeugdstrafzaken te voorkomen? Zo nee,
zijn die wat u betreft wel nodig na het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut?
Vraag 11
Hoe reflecteert u op de bevindingen uit het rapport van Moviesie3 uit 2023 waarin wordt geconcludeerd dat discriminatie op basis van etniciteit op
verschillende niveaus voorkomt in de jeugdzorg? Hoe beoordeelt u het feit dat, ondanks
deze eerdere bevindingen, wederom blijkt dat jongeren met een migratieachtergrond
ongelijk worden behandeld door bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming? Welke
concrete stappen zijn er sindsdien genomen om discriminatie in de jeugdzorg te verbeteren?
Vraag 12
Herkent u de signalen die wij krijgen dat het advies van de Raad voor de Kinderbescherming,
gedurende het hele jeugdzorgtraject worden gebruikt en niet tussentijds wordt herzien
of geëvalueerd? Deelt u de zorg dat dit kan leiden tot ongewenste gevolgen in de bejegening
en hulp van jongeren binnen de jeugdzorg, met name wanneer sprake is van vooringenomen
aannames bij de Raad voor de Kinderbescherming? Ziet u ook dat dit extra nadelig kan
zijn voor jongeren met een migratieachtergrond, nu er duidelijk verschil blijkt te
zijn in de wijze waarop de Raad voor de Kinderbescherming hierover adviseert?
Vraag 13
Hoe reflecteert u op de cijfers waaruit blijkt dat één op de tien medewerkers van
de Raad discriminatie ervaart op de werkvloer, en dat dit bij medewerkers met een
niet-Europese achtergrond het zelfs gaat om bijna één op de vier werknemers?
Vraag 14
Bent u van mening dat het antidiscriminatiebeleid van de Raad voor de Kinderbescherming
voldoende is? Of acht u aanvullende landelijke kaders, richtlijnen of extra toezicht
wenselijk op het beleid van de Raad?
Vraag 15
Hoe beoordeelt u de impact van de bevindingen uit het onderzoek op het vertrouwen
van jongeren en ouders in de adviserende rol van de Raad voor de Kinderbescherming?
Bent u van plan om iets te doen om dat vertrouwen te herstellen of te versterken?
Vraag 16
Hoe worden de aanbevelingen uit het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut opgevolgd
en gemonitord?4
Vraag 17
Hoe beoordeelt u de doorslaggevende invloed van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
binnen de jeugdbeschermings- en strafketen? Acht u het, gezien de signalen van ongelijke
behandeling en mogelijke vooringenomenheid, wenselijk om de rol en doorwerking ervan
te herzien? Zo nee, waarom niet?
Vraag 18
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar beantwoorden?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Esmah Lahlah, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Lisa Westerveld, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.