Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Wal over Nederlandse oorlogsmusea
Vragen van het lid Van der Wal (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over Nederlandse oorlogsmusea (ingezonden 20 maart 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 22 april
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1909.
Vraag 1
Deelt u de mening dat oorlogsmusea ontzettend waardevol zijn voor educatie alsook
de Nederlandse herinneringscultuur, zeker in deze tijd van grote internationale turbulentie?
Antwoord 1
Ja, die mening deel ik. Musea over de geschiedenis van Nederland zijn van grote waarde
voor kennis hierover bij het brede publiek. Met de museale collecties en een rijke
variëteit aan publieksactiviteiten wordt de geschiedenis inzichtelijk en tastbaar
gemaakt. Dit draagt bij aan een beter begrip van onze samenleving vandaag de dag en
de waarden die ons in Nederland binden. Musea en herinneringscentra die zijn gewijd
aan de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog zijn dan ook van groot belang voor
de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog en maken ons bewust van 80 jaar
vrede in Nederland.
Vraag 2
Ontvangen Nederlandse oorlogsmusea op dit moment rijkssubsidies? Zo ja, hoeveel subsidie
ontvangen oorlogsmusea jaarlijks vanuit het Rijk en hoe verhoudt dit zich tot de bijdragen
van de provincie Noord-Brabant, gemeente Land van Cuijk en private fondsen?
Antwoord 2
Acht belangrijke oorlogsmusea (hierna musea 40–45) zijn samen met vijf herinneringscentra
en het Joods Cultureel Kwartier, waaronder het Nationaal Holocaust Museum, verenigd
in de Stichting Musea en Herinneringscentra ’40-’45 (SMH). Het Ministerie van VWS
financiert de herinneringscentra inclusief het Nationaal Holocaust Museum structureel
met circa € 5,5 miljoen per jaar. De musea 40–45 ontvangen geen structurele subsidie
van het Rijk, maar worden wel op andere manieren ondersteund. Zo heeft het Ministerie
van VWS subsidie beschikbaar gesteld voor een kwaliteitsimpuls educatie voor de musea
en voor digitalisering van de collecties. Ook is in het verleden extra coronasteun
gegeven aan de musea 40–45, in aanvulling op de generieke Coronasteunmaatregelen.
Daarnaast heeft het Ministerie van VWS via het Mondriaan Fonds middelen beschikbaar
gesteld voor verbouwing van de musea 40–45. De musea 40–45 komen daarnaast in aanmerking
voor subsidie via verschillende regelingen van het Mondriaan Fonds en maken hier ook
gebruik van.
Het Ministerie van VWS ondersteunt verder stichting WO2NET die de digitale verbinding
tussen gedigitaliseerde oorlogsarchieven verzorgt. Musea kunnen deze informatie gebruiken
voor hun tentoonstellingen en educatieactiviteiten.
Tot slot, is er een subsidieregeling in voorbereiding die bedoeld is om de kennis
over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust te vergroten. Ook de musea 40–45 kunnen
een beroep doen op deze regeling. De subsidieregeling treedt naar verwachting in juli
2025 in werking.
Daarnaast zijn er musea gewijd aan de krijgsmacht, waar het verhaal van de Tweede
Wereldoorlog een onderdeel vormt van de presentatie. Het Ministerie van Defensie subsidieert
de Stichting Koninklijke Defensiemusea (SKD) met € 19,8 miljoen (prijspeil 2025) per
jaar. SKD is belast met de zorg voor het beheer van de museale collectie in het Nationaal
Militair Museum, Mariniersmuseum en het Marinemuseum. Zij stelt zich daarnaast ten
doel de bezoekers aan de hand van een uiteenlopend activiteitenaanbod, met vaste en
tijdelijke exposities, inzicht te laten verwerven in de betekenis van de krijgsmacht
voor onze samenleving in heden, verleden en toekomst.
Van subsidies en bijdragen aan museale instellingen in het algemeen komt ongeveer
36 procent van gemeenten en provincies en 18 procent van private fondsen (Bron: CBS,
peil 2023). Er is geen nadere uitsplitsing beschikbaar met betrekking tot oorlogsmusea.
Vraag 3
Klopt het dat oorlogsmusea op dit moment niet worden meegenomen in de culturele basisinfrastructuur
(BIS)? Waarom niet?
Antwoord 3
Het Ministerie van OCW ondersteunt dertig museale instellingen op grond van de Erfgoedwet
en de Regeling beheer Rijkscollectie en subsidiering museale instellingen. Deze instellingen
zijn belast met de zorg voor de Rijkscollectie. Andere musea worden niet structureel
door OCW gefinancierd. De musea 40–45 beheren geen Rijkscollectie.
Het Ministerie van OCW subsidieert daarnaast twaalf musea als onderdeel van de culturele
basisinfrastructuur voor aanvullende publieksactiviteiten. Deze musea zijn hiervoor
door de provincies voorgedragen. Het staat provincies natuurlijk vrij hiervoor oorlogsmusea
aan te dragen. In deze periode van de culturele basisinfrastructuur (2025–2028) is
daar geen sprake van geweest.
Vraag 4
Klopt het dat de Rijkscultuurfondsen binnen alle culturele disciplines, dus ook erfgoed,
actief zijn? In hoeverre zijn zij ook actief in het ondersteunen van musea?
Antwoord 4
De zes Rijkscultuurfondsen zijn inderdaad actief binnen verschillende culturele disciplines.
Het Mondriaan Fonds is actief binnen de beeldende kunst- en erfgoedsector in Nederland
en het Caribisch deel van het Koninkrijk en heeft verschillende regelingen ter ondersteuning
van museale instellingen, dus ook oorlogsmusea. Het Fonds voor Cultuurparticipatie
heeft als opdracht cultuur toegankelijk te maken voor iedereen en ondersteunt daarom
instellingen bij projecten rond educatie en participatie.
Vraag 5
Is bij u bekend of het Mondriaan Fonds bijdraagt aan projecten van oorlogsmusea? Zo
nee, zouden oorlogsmusea zich wel kwalificeren voor een bijdrage uit de andere Rijkscultuurfondsen?
Antwoord 5
Zoals bij het antwoord op vraag 2 vermeld, komt het inderdaad voor dat oorlogsmusea
een bijdrage ontvangen van het Mondriaan Fonds. Op verzoek en met middelen van het
Ministerie van VWS heeft het Mondriaan Fonds in 2020 en 2021 zes oproepen in het kader
van «75 jaar vrijheid» opengesteld voor in totaal € 15 miljoen. Deze open oproepen
waren bedoeld voor activiteiten op het gebied van verbouwingen en herinrichtingen
voor de musea 40–45, digitalisering, vernieuwende presentatievormen, onderzoek en
ondersteuning voor grassroots organisaties. Meerdere oorlogsmusea hebben bijdragen
ontvangen via deze open oproepen.
Recent hebben ook verschillende oorlogsmusea bijdragen ontvangen van het Mondriaan
Fonds via de regeling Kunst Erfgoed Presentatie en de open oproep Digitalisering Erfgoed.
Vraag 6
In hoeverre heeft u inzicht in de financiële situatie van de verschillende Nederlandse
oorlogsmusea? Zijn er u signalen bekend van musea die er financieel niet gezond voorstaan?
Wat doet u om dergelijke musea te helpen?
Antwoord 6
Ik heb geen inzicht in de financiële situatie van specifiek de oorlogsmusea. De Museumvereniging
publiceert jaarlijks de Museumcijfers. Op basis hiervan concludeerde de Museumvereniging
dat de sector grotendeels is hersteld van de gevolgen van de covid-pandemie, maar
dat het herstel met name bij kleine en middelgrote musea broos is.
Het Verzetsmuseum Amsterdam heeft per brief van 21 oktober 2024 aan de Vaste Kamercommissie
VWS voor het behoud van een projectensubsidieregeling gepleit vanwege de financiële
positie van de musea 40–45. Dit signaal heeft het Ministerie van VWS ook van andere
organisaties ontvangen. Deze subsidieregeling is in voorbereiding, zoals benoemd in
het antwoord op vraag 2. De Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport heeft reeds
de toezegging gedaan om in samenspraak met de herinneringscentra een toekomstplan
voor de herinneringscentra uit te werken.
Vraag 7
Hoe beziet u het betrekken van andere museale instellingen naast de herinneringsinstellingen
in het licht van de wens om méér aan Holocaust-educatie te doen in Nederland?
Antwoord 7
Bezoek aan museale instellingen en herinneringscentra die het verhaal van de Holocaust
vertellen zijn van grote waarde voor kennis over en inzicht in de gruwelen van de
Holocaust. In het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie (NPVHE), dat uw Kamer
op 24 juni 2024 heeft ontvangen, heeft het kabinet de ambitie geformuleerd dat iedere
leerling in het primair (1,2 miljoen in 2022) en voortgezet (970.000 in 2022) onderwijs
in hun schoolcarrière tenminste eenmaal een bezoek brengt aan een authentieke of betekenisvolle
locatie gerelateerd aan de Holocaust.1 Op dit moment wordt door het Ministerie van VWS in samenwerking met het Ministerie
van OCW en het Ministerie van JenV een verkenning uitgevoerd naar de kosten die gepaard
gaan met het bezoek van scholieren aan de herinneringscentra. Juist vanuit het idee
dat ook musea gewijd aan de Tweede Wereldoorlog kunnen bijdragen aan Holocausteducatie
zijn de musea 40–45 ook meegenomen in deze verkenning. Toegezegd is uw Kamer over
de voortgang van het NPVHE in het derde kwartaal van 2025 te informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.