Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Erkens en Buijsse over de kansen van generatieve AI voor de productiviteit in de publieke sector
Vragen van de leden Erkens en Buijsse (beiden VVD) aan de Minister en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de kansen van generatieve AI voor de productiviteit in de publieke sector (ingezonden 17 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Szabó (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 18 april
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «GenAI: naar een productievere en toekomstbestendige
publieke sector», waarin wordt geconcludeerd dat tot wel 20 miljard euro belastinggeld
bespaard kan worden door de inzet van generatieve AI?1
Antwoord 1
Ja, ik heb hier kennis van genomen.
Vraag 2
Bent u ermee bekend dat in de publieke sector sprake is van een productiviteitsdaling,
terwijl er tegelijkertijd 425.0000 vacatures openstaan? Deelt u de mening dat een
uitdijende overheid met steeds meer ambtenaren geen houdbare oplossing is voor het
verbeteren van dienstverlening?
Antwoord 2
De publieke sector kent vele sub-sectoren, met elk hun specifieke kenmerken. Voor
een deel van die sectoren heeft mijn ministerie vorig jaar gerapporteerd over productiviteitstrends,
die niet onverdeeld positief zijn, zo bleek bijvoorbeeld uit onderzoek bij veertien
uitvoeringsorganisaties.2 Uit die studie kwam naar voren dat tussen de organisaties grote verschillen in productiviteitsgroei
zijn. Wel blijkt dat de productiviteitsstijging bij de betrokken uitvoeringsorganisaties
tot 2021 nauwelijks onderdeed voor de marktsector.
Ik acht het desondanks zinvol om te inventariseren waar winst te behalen valt in efficiency
en effectiviteit door inzet van (generatieve) AI in de dienstverlenende werkprocessen.
Dit zal in het kader van de uitwerking van de Nederlandse Digitaliseringstrategie
(NDS) verder worden verkend.
Dat sprake zou zijn van een «uitdijende overheid» heeft onder andere te maken met
het feit dat voor steeds meer en steeds complexere vraagstukken een beroep wordt gedaan
op de overheid. Uiteraard wordt altijd gekeken welke taken daadwerkelijk opgepakt
dienen te worden en hoe die zo efficiënt mogelijk kunnen worden vervuld. Het digitaliseringsbeleid
dat momenteel wordt vormgegeven, is dan ook mede gericht op de vraag hoe de overheid
doeltreffend en zo efficiënt mogelijk een antwoord kan bieden op de complexe vraagstukken
die de komende jaren op ons afkomen. Hierbij is – onder meer in het kader van de NDS
– ook aandacht voor de rol die (generatieve) AI daarin kan spelen.
Dat momenteel sprake zou zijn van 425.0000 vacatures is niet geheel correct. Dit aantal
betreft een prognose van BGC voor het jaar 2033. Dat er sprake is van toenemende krapte
op de arbeidsmarkt wordt breed erkend. Dit is, los van de precieze aantallen, een
goede reden om serieus te kijken naar de mogelijkheden van generatieve AI in de optimalisatie
van onze bedrijfsprocessen.
Vraag 3
Ziet u dat het gebruik van generatieve AI kansen biedt voor betere dienstverlening,
meer werkplezier en een oplossing kan zijn van het personeelstekort? Hoe beoordeelt
u de conclusie van de onderzoekers dat inzet van Generatieve AI 255.000 tot 465.000
voltijdbanen kan opleveren? Hoeveel belastinggeld kan bespaard worden door de inzet
van AI?
Antwoord 3
Ja, ik zie dat hier kansen liggen.
Betere dienstverlening kent ten minste twee aspecten: snelheid van dienstverlening
c.q. efficiëntie, én inhoudelijke kwaliteit van de dienstverlening. Het rapport wijst
hier ook op. Het is van belang dat bij ontwikkeling van AI-systemen niet alleen gekeken
wordt naar snelheid en kostenreductie, maar ook naar inhoudelijke kwaliteit. De ontwikkelingen
binnen generatieve AI lijken op beide punten veelbelovend. Er is wel sprake van een
gemengd beeld. Lang niet elke vorm van AI leidt daadwerkelijk tot betere prestaties.
Dit is mede afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Recent onderzoek wijst erop
dat «human-AI collaboration», waarbij mensen en artificieel intelligente systemen
samenwerken, een wisselend beeld laat zien, met zelfs productiviteitsverlies bij taken
waarin «besluitvorming» de kern van de werkzaamheden vormt.3
Bij de vraag of AI bijdraagt aan hogere productiviteit is dus van belang dat gericht
wordt geïnvesteerd, en vanuit het besef dat innovaties rondom productiviteit zich
soms pas op de langere termijn terugbetalen.
Het is zinvol te verkennen waar nog winst te halen valt in termen van efficiëntie
en effectiviteit door inzet van (generatieve) AI in de dienstverlenende werkprocessen
én bij beleidsontwikkeling. Die mogelijkheden verken ik ook al in het kader van de
NDS. Deze vormt het fundament onder het digitaliseringsbeleid van de overheid.
Meer werkplezier is een belangrijke factor in het aantrekken en binden van goede medewerkers.
Ik stond hier al bij stil in mijn verkenning van de motie Van Der Werf (mei 2024).4 Deze motie roept het kabinet op om tot een handreiking te komen voor gemeenten en
andere overheden om werkplezier met behulp van AI te bevorderen en werkdruk te verminderen.
De uitwerking van deze motie is opgenomen in de verzamelbrief digitalisering van het
eerste kwartaal van dit jaar.5
Daarbij is het vooruitzicht van een steeds krapper aanbod aan (talentvolle) werkenden
in de toekomst, waarbij ook de overheid wedijvert om het schaarser wordend arbeidspotentieel,
één van de belangrijke reden om na te denken over de inzet van nieuwe technologieën.
Dit thema is ook onderwerp van de adviesaanvraag aan de Sociaal-Economische Raad (SER),
die het vorige kabinet heeft ingediend.6 Daarin is expliciet de vraag gesteld welke mogelijkheden de SER ziet om productiviteitsgroei
door toepassing van AI te bevorderen. Dit SER-advies wordt later dit voorjaar verwacht.
De vraag hoeveel belastinggeld bespaard kan worden door de inzet van Generatieve AI
is een kwestie die, in het licht van mijn opmerkingen over de werkgelegenheidseffecten,
niet eenduidig te beantwoorden is – al is evident dat toegenomen efficiency in processen
inderdaad bij kan dragen aan doelmatiger inzet van belastinggeld en eventueel kan
leiden tot aanzienlijke besparingen.
Vraag 4
Op welke manieren experimenteert de overheid met het gebruik van generatieve AI? Op
welke manier wordt al op schaal productiviteitsgroei gerealiseerd door generatieve
AI?
Antwoord 4
Binnen (decentrale) overheden wordt al enige tijd geëxperimenteerd met de inzet van
generatieve AI. Voorbeelden zijn (interne) AI-chatbots die interne overheidsinformatie
gemakkelijker vindbaar maken, AI-toepassingen die worden ingezet voor metadata-extractie,
of AI-toepassingen die als ondersteuning worden ingezet bij bezwaarschrift- of WOO-procedures.7 Zie in dat kader ook de verzamelbrief van 18 december 2024 waarin wordt ingegaan
op al lopende generatieve AI pilots.8
Het streven is deze verspreide initiatieven te bundelen. Daarbij is van belang dat
innovatie gezamenlijk door overheidsorganisaties en meerdere bestuurslagen wordt opgepakt.
Hierbij zie ik nog veel kansen om op te treden als één digitale overheid. Door zo,
waar kansrijk, op te schalen zorgen wij voor minder versnippering en serieuze efficiencywinst.
Voor dit opschalingsvraagstuk zal ik in de NDS aandacht hebben.
In hoeverre nu al productiviteitsgroei wordt bereikt, is momenteel nog lastig te kwantificeren.
De meeste, veelal recente experimenten zijn nog niet geëvalueerd op hun effect. De
Algemene Rekenkamer geeft in het eerder genoemde rapport Productiviteit in perspectief
overigens aan dat productiviteitsgroei soms op gespannen voet kan staan met de kwaliteit
van de dienstverlening. Sneller is niet altijd beter, en soms in tegendeel.9 Dit zal onderdeel moeten zijn van de evaluatie van de diverse experimenten.
Vraag 5
Welke lessen trekt u uit het gebruik van generatieve AI door overheden in andere landen?
Kunt u aangeven welke lessen Nederland trekt uit de in het rapport genoemde voorbeelden
zoals «Albert», het Franse AI-systeem waarmee taken geautomatiseerd worden en ambtenaren
minder tijd kwijt met het vinden van informatie?
Antwoord 5
Uiteraard volgen wij de ontwikkelingen, ook in het buitenland. Albert is een mooi
voorbeeld van AI-innovatie binnen de Franse overheid. Ook in de Nederlandse context
wordt gewerkt aan AI-assistenten, die ambtenaren in hun werk kunnen inzetten. Een
recent bijvoorbeeld komt van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG), die aankondigde
– mede via een financiering van BZK – een AI-assistent te ontwikkelen.10
Vraag 6
Welke lessen trekt u uit het gebruik van generatieve AI in de private sector? Deelt
u de mening dat het reëel is dat de productiviteitsgroei in de private sector in komende
jaren veel hoger ligt door adaptatie van generatieve AI? Hoe zorgt u ervoor dat de
publieke sector niet achterblijft?
Antwoord 6
In mijn beantwoording van vraag 2 stond ik al stil bij de wisselende snelheden in
de ontwikkeling van de productiviteit. De private en publieke sector zijn daarbij
niet altijd gemakkelijk met elkaar te vergelijken.11 Wat ik meeneem uit het onderzoek, is dat de markt laat zien dat adaptatie van generatieve
AI grote kansen biedt. Die kansen ben ik ook al volop aan het verkennen (zie ook beantwoording
vraag 4), om waar mogelijk ook in de sector overheid productiviteitswinst te boeken.
Daarin nemen we ook relevante inzichten uit de private sector mee, bijvoorbeeld via
betrokkenheid bij de publiek-private samenwerking van de Nederlandse AI Coalitie,
AI4NL.
Vraag 7
Deelt u de conclusie dat de risico’s van het gebruik van generatieve AI beperkt kunnen
worden door te zorgen dat er altijd mensen meekijken?
Antwoord 7
Ja, menselijk toezicht is inderdaad één van de mogelijkheden om de risico’s van generatieve
AI te mitigeren. De Europese AI-verordening – die in augustus 2024 in werking is getreden
– vereist dan ook dat er een vorm van menselijk toezicht wordt gehouden op hoog risico
AI-systemen. Het is aannemelijk dat meerdere toepassingen vanuit de overheid kwalificeren
als hoog risico als bedoeld in bijlage III bij de Verordening. Bij de ontwikkeling
van nieuwe technologieën zal uiteraard rekening worden gehouden met de eisen die vanuit
de Verordening en andere relevante regelgeving worden gesteld. Via de binnenkort te
verschijnen overheidsbrede handreiking generatieve AI en het daarbij behorende standpunt
krijgen organisaties ondersteuning bij het op verantwoorde wijze inrichten van de
inzet van generatieve AI binnen hun organisaties. Menselijk toezicht is hierbij een
belangrijk aspect. Deze overheidsbrede handreiking komt later in april uit.
Vraag 8
Bent u bereid aan de slag te gaan met vijf mogelijke pioniergebieden die als kansrijk
worden aangewezen voor de inzet van AI? Kunt u per pionier aangeven waarom wel of
niet?
Antwoord 8
In het algemeen is het verstandig om verschillende activiteiten te bundelen om synergie
en zo mogelijk schaalvoordelen te bereiken. Prioriteren naar sectoren of processen
is daarom zinvol, waarbij gekeken zal worden welke het meeste potentieel hebben. Of
dit noodzakelijkerwijs de in het rapport genoemde pioniersgebieden moeten zijn, valt
te bezien. In sommige van die pioniersgebieden ligt de verantwoordelijkheid primair
bij de sectoren zelf. Wel wil ik als coördinerend bewindspersoon regie voeren op de
keuze van de prioritaire sectoren.
Vraag 9
Op welke manier werkt zowel Europese als Nederlandse regelgeving nu de inzet van generatieve
AI tegen? Bent u bereid onnodige drempels weg te halen?
Antwoord 9
Om de kansen te verzilveren die generatieve AI biedt, is het nodig om aandacht te
hebben voor zowel normregulering als het aanjagen van innovatiekracht. Via onder meer
de Europese AI-verordening – die geldt in alle EU-lidstaten – is er een eenduidig
juridisch kader dat de ontwikkeling en het gebruik van betrouwbare en veilige (generatieve)
AI-systemen bevordert. Specifiek voor de inzet van generatieve AI kom ik nog in april
met een herijkt, overheidsbreed standpunt, waarin ik meer ruimte bied voor de mogelijkheden
die deze technologie overheden biedt. Via de NDS zet ik daarnaast in op het versterken
van de innovatiekracht bij de overheid met behulp van (generatieve) AI – zeker ook
om drempels rondom bijvoorbeeld opschaling weg te nemen.
Het kabinet streeft daarbij naar een evenwichtige benadering: enerzijds willen we
onnodige belemmeringen wegnemen om innovatie te stimuleren, en anderzijds zorgen dat
er een solide en flexibel (Europees) regelgevend kader bestaat dat de veiligheid en
betrouwbaarheid van AI waarborgt. De regelgeving is mede bedoeld om nieuwe technologieën
op een verantwoorde wijze te introduceren en een aantal belangrijke maatschappelijke
waarden te beschermen. Evenwichtige regelgeving is essentieel, en biedt duidelijkheid
aan ontwikkelaars binnen welke kaders zij nieuwe technologieën kunnen ontwikkelen.
Vraag 10
Vindt u dat de geschetste randvoorwaarden voor de inzet van AI in Nederland nu in
orde zijn? Zo nee, welke stappen zet u om hiervoor te zorgen?
Antwoord 10
Ik vind dat de randvoorwaarden voor effectief, efficiënt en verantwoord gebruik van
(generatieve) AI vooralsnog goed zijn ingevuld. Het BGC-rapport noemt een aantal randvoorwaarden
voor succes: duidelijkheid op het gebied van wetgeving, technologie, training en beeldvorming
om generatieve AI veilig en effectief in te zetten. De overheid investeert op al deze
punten.
Zo wordt actief meegedacht over (de implementatie van) evenwichtige en consistente
wetgeving, die ontwikkelaars duidelijkheid biedt in de juridische en ethische kaders
waarbinnen zij artificieel intelligente systemen kunnen ontwikkelen. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan de implementatie van de AI-verordening, waarin BZK een actieve rol
speelt en via onder meer kennisproducten (mede)overheden ondersteunt bij de implementatie.12 Die kaders gelden uiteraard ook voor de overheid als (mede-)ontwikkelaar van nieuwe
technologieën. Overheden kunnen voor een overzicht van de bestaande wet- en regelgeving
rondom de verantwoorde inzet van AI terecht bij het algoritmekader.13
Voor wat betreft de investeringen in nieuwe technologieën verwijs ik naar mijn antwoord
op vraag 4. Daarnaast wordt er fors geïnvesteerd in een moderne digitale werkomgeving
waarbij de ambtenaar is toegerust met de juiste middelen om haar werk effectief uit
te voeren.
Effectief gebruik van (generatieve) AI vergt digitale vaardigheden van ambtenaren.
We zullen de komende jaren fors investeren in digitaal vakmanschap. Dit niet alleen
met het oog op de vereisten in artikel 4 van de AI Verordening met betrekking tot
«AI geletterdheid», maar ook met het oog op het vakmanschap van de ambtenaar. Hiertoe
wordt een personeelsstrategie voor digitalisering ontwikkeld, waarmee we bepalen welke
kennis we in huis moeten hebben en uit de markt halen. Hiermee kunnen we gerichter
werven, omscholen en onderwijs ontwikkelen op basis van technologische innovaties.
Voorts nemen we meer regie op de ontwikkeling van digitaliseringskennis van ambtenaren
en zorgen we voor opschaling en samenhang van de centrale pools voor digitaliseringsprofessionals.
ICT-kennis wordt actief gedeeld en efficiënter ingezet. Meer specifiek kan worden
gewezen op de Rijksacademie voor Digitalisering en Informatisering Overheid.14
Vraag 11
Welke langetermijndoelen stelt de overheid voor het gebruik van AI?
Antwoord 11
Laat ik vooropstellen dat ik het van groot belang vind dat de overheid – evenals burgers
en bedrijven – de vruchten kan plukken van deze veelbelovende technologie. Ik wil
er de komende jaren voor zorgen dat we als één overheid stappen zetten bij de adoptie
van AI, zonder daarbij naïef te zijn. We moeten deze technologie omarmen, omdat zij
veel kansen biedt voor allerlei (grote) maatschappelijke opgaven waarvoor we als overheid
staan.
Op de precieze uitwerking van de lange-termijndoelen met betrekking tot de inzet van
AI bij de overheid kom ik later dit voorjaar terug in de NDS.
Vraag 12
Op welke manier worden ambtenaren nu gestimuleerd om effectiever te werken door inzet
van AI? Hoe wordt dit gestimuleerd op de dagelijkse werkvloer? Vindt u dat extra stappen
hier nodig zijn?
Antwoord 12
Ik verwijs u voor de beantwoording van deze vraag graag naar vraag 10. Hierin sta
ik al stil op de manieren waarop ambtenaren worden ondersteund bij het gebruik van
AI.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.Z. Szabó, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.