Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 705 Wijziging van de Opiumwet in verband met de verhoging van het wettelijk strafmaximum van het aanwezig hebben, de handel, de productie en de in- en uitvoer van verdovende middelen als bedoeld in lijst I bij de Opiumwet (verhoging strafmaxima grootschalige drugscriminaliteit)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 18 april 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
I.
Algemeen
2
1.
Inleiding
3
2.
Recente ontwikkelingen in de aanpak van ondermijnende criminaliteit
3
2.1
Veranderingen in Nederlandse harddrugsindustrie
3
2.2
Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van ondermijnende criminaliteit
4
2.3
Noodzaak tot aanpassing strafmaxima harddrugs Opiumwet
4
2.4.
Een gebalanceerde benadering, met aandacht voor zowel preventie als repressie
5
3
Systematiek van de Opiumwet en strafverhoging
5
3.1
Verhoging van strafmaxima
5
3.2
Strafmaximumverhoging opzettelijke in- en uitvoer harddrugs
8
3.3
Strafmaximumverhoging opzettelijke productie van en handel in harddrugs
8
3.4
Strafverzwaringsgrond aanwezig hebben grote hoeveelheidharddrugs
8
3.5
Strafmaximum voorbereiden of bevorderen van productie en in- en uitvoer van harddrugs
9
3.6
Strafmaximum deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een
misdrijf uit de Opiumwet
9
3.7
Internationale context
9
4
Gevolgen voor de uitvoering en financiën
10
5
Ontvangen adviezen
10
5.1
Reacties van de adviesorganen
10
5.2.
Reacties op internetconsultatie
12
II.
Artikelsgewijze toelichting
12
III.
Overig
12
I. Algemeen
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel verhoging strafmaxima
grootschalige drugscriminaliteit (hierna: het wetsvoorstel) en hebben hierover enkele
vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de aanpak van de georganiseerde misdaad.
Ook de komende jaren moeten we hiermee door blijven gaan. Veel onschuldige mensen
hebben dagelijks te maken met schietpartijen, explosies, brandgevaarlijke drugslabs
in woonwijken, uithalers en drugsafval in natuurgebieden. Ook worden hoeders van onze
democratische rechtsstaat dagelijks bewaakt en beveiligd. Deze leden danken de vasthoudendheid
en toegewijde inzet van alle publieke en private organisaties die hun verantwoordelijkheid
nemen om de georganiseerde misdaad in te dammen en de verdienmodellen van criminele
netwerken onderuit te halen. Deze leden vinden deze inzet onverminderd van belang,
want de ontwrichtende effecten van georganiseerde ondermijnende criminaliteit zijn
onverminderd groot. Naast preventie is ook repressie van belang. Deze leden vinden
het goed dat een aantal strafmaxima bij de tijd wordt gebracht. Het wetsvoorstel vloeide
voort uit het coalitieakkoord 2021 en het is goed dat de regering het belang ervan
onderkent bij de aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Zij stellen
nog een aantal vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
en de bijbehorende stukken. Deze leden vinden dat de verhoging van de strafmaxima
aansluit bij de veranderde maatschappelijke opvattingen over de gevolgen van georganiseerde
drugscriminaliteit en vinden dat dit daadkrachtig moet worden bestreden. Ook vinden
deze leden het positief dat met dit wetsvoorstel gehoor wordt gegeven aan dat zowel
de rechter als de officier van justitie bij het opleggen van een straf en het formuleren
van de strafeis tegen de grenzen van het bestaande strafmaxima aanlopen. Deze leden
hebben wel nog een aantal vragen aan de regering.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden erkennen de dreiging en ondermijning die uitgaat van de grootschalige drugscriminaliteit
en de gevolgen hiervan voor de openbare orde, veiligheid en democratische rechtsstaat.
Tegelijkertijd sluiten deze leden zich aan bij de kanttekeningen gemaakt door de Afdeling
advisering van de Raad van State over de effectiviteit van het verhogen van straffen
en de noodzakelijke balans tussen preventie en repressie. Deze leden hebben in het
kader daarvan nog een aantal vragen. Ook hebben zij nog een aantal vragen over de
uitvoeringsconsequenties van het verhogen van het wettelijk strafmaximum.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
zijn over het algemeen positief gestemd over het wetsvoorstel. Zij zijn van mening
dat het wetsvoorstel hard nodig is, omdat is gebleken dat de handel in harddrugs zich
de afgelopen jaren in aard, omvang en aantrekkingskracht heeft ontwikkeld en dat in
de criminele organisatiestructuren steeds meer personen en entiteiten (uit alle lagen
van de maatschappij) worden betrokken, waardoor boven- en onderwereld vermengd raken.
Deze leden hebben nog een aantal vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden hebben nog enkele vragen aan de regering over dit wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben het wetsvoorstel gelezen. Deze leden hebben hier
nog een aantal vragen over.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel. Deze leden zijn van mening dat de ondermijnende criminaliteit, veelal
in het kader van drugs, een belangwekkend probleem is dat om een zorgvuldige en stevige
aanpak vraagt. Naar aanleiding van hetgeen in het wetsvoorstel bepaald staat, hebben
deze leden nog een aantal vragen.
1. Inleiding
2. Recente ontwikkelingen in de aanpak van ondermijnende criminaliteit
2.1 Veranderingen in Nederlandse harddrugsindustrie
De leden van de VVD-fractie stellen dat de maximale gevangenisstraf voor het opzettelijk
aanwezig hebben van harddrugs sinds 2006 is gesteld op zes jaren en de maximale gevangenisstraffen
voor de opzettelijke handel in, de opzettelijke productie en de in- en uitvoer van
harddrugs sinds 1976 gesteld zijn op respectievelijk acht jaren (handel en productie)
en twaalf jaren (in- en uitvoer). Deze leden delen de constatering van de regering
dat de omvang, werkwijzen en verschijningsvormen van georganiseerde criminaliteit
in Nederland sindsdien zijn veranderd, terwijl de strafmaxima voor het aanwezig hebben,
de handel, de productie en de in- en uitvoer van harddrugs tot nu toe onveranderd
zijn gebleven. In verband met de in het wetsvoorstel beoogde aangepaste normstelling
wordt aangesloten bij de veranderde maatschappelijke opvattingen over de gevolgen
van de (georganiseerde) harddrugscriminaliteit, zo schrijft de regering. In het licht
hiervan vragen deze leden of de regering de stelling deelt dat in principe alle strafbare
feiten die samenhangen en onlosmakelijk verbonden zijn met de georganiseerde misdaad
volgens de redenering van de regering zelf ook zouden moeten worden verhoogd. Gedacht
kan bijvoorbeeld worden aan overtredingen van de wet wapens en munitie, strafbare
feiten die samenhangen met de vele explosies die plaatsvinden, illegaal wapenbezit,
alle witwasdelicten, deelname aan criminele organisatie, et cetera. Voor al deze delicten
geldt dat de maximale strafbedreiging niet is gewijzigd, terwijl ook daar geldt dat
de overheid zelf een norm dient te stellen en dat wordt aangesloten bij de veranderde
maatschappelijke opvattingen over de gevolgen van de georganiseerde drugscriminaliteit.
Graag ontvangen deze leden hierop een reactie van de regering.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de drugsindustrie de grootste illegale markt
in Nederland vormt en dat de laatste jaren sprake blijkt te zijn van een explosieve
groei van de harddrugsindustrie in Nederland. Deze leden vragen aan de regering welke
maatregelen zij gaat nemen om een omkeer te bewerkstelligen in deze illegale markt,
los van de verhoging van de strafmaxima, om Nederland zo onaantrekkelijk mogelijk
te maken voor de harddrugsindustrie. Hoe gaat de regering zorgen voor een cultuuromslag?
Daarnaast vragen deze leden of de regering het met hen eens is dat de-normalisering
van harddrugsgebruik hier een groot onderdeel van zou moeten zijn.
2.2 Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van ondermijnende criminaliteit
De leden van de VVD-fractie vragen naar de laatste stand van zaken met betrekking
tot de invoering van het landelijk messenverbod. Waarom is dat voorstel nog niet verder
in procedure gebracht?
2.3 Noodzaak tot aanpassing strafmaxima harddrugs Opiumwet
De leden van de VVD-fractie zien dat de regering een aantal keren verwijst naar de
meerdaadse samenloopregeling, die het mogelijk maakt om in sommige gevallen de zwaarste
straf te vermeerderen met een derde. Kan de regering aangeven of zij van mening is
dat de huidige meerdaadse samenloopregeling, die tot stand is gekomen in een hele
andere tijd, nog wel goed aansluit bij deze tijd, waarin meer geharde drugscriminelen
vaak meerdere ernstige strafbare feiten kort na elkaar plegen? Hoe staat de regering
tegenover het wetsvoorstel dat momenteel aanhangig is in de Eerste Kamer sinds maart
2018 dat erop ziet de regeling voor meerdaadse samenloop bij de tijd te brengen (Kamerstuk
34 126)? Is de regering bereid de Eerste Kamer te verzoeken de behandeling van dat wetsvoorstel
voort te zetten? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de maximale gevangenisstraffen die zijn gesteld
op het plegen van de strafbare feiten die het wetsvoorstel bestrijkt, in Caribisch
Nederland al fors hoger zijn dan in Europees Nederland. Is het dan ook zo dat de opgelegde
straffen in Caribisch Nederland hoger zijn dan in Europees Nederland? Is overwogen
om te bezien of er inderdaad wensen zijn vanuit Caribisch Nederland om strafmaxima
te verhogen?
De leden van de NSC-fractie vragen aan de regering hoe vaak de rechter een maximumstraf
heeft opgelegd voor de betreffende delicten en wat de verwachting is over hoe vaak
dit in de toekomst zal worden opgelegd. Ook vragen deze leden de regering of het huidige
strafmaximum ooit als enkelvoudig delict is opgelegd, en zo ja, hoe vaak.
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering beoogt met het wetsvoorstel een
duidelijke normering te stellen. Deze leden zijn echter nog niet overtuigd van de
noodzaak en effectiviteit van het verhogen van de strafmaxima ten opzichte van andere
preventieve en repressieve maatregelen. Kan de regering aangeven in welk opzicht het
verhogen van de strafmaxima meer bijdraagt aan het effectief terugdringen van drugscriminaliteit
ten opzichte van het enkel nemen van andere maatregelen zonder strafverzwaring?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel niet van toepassing is op de
Opiumwet 1960 BES, omdat de maximale gevangenisstraffen op soortgelijke delicten in
Caribisch Nederland fors hoger liggen dan in Europees Nederland. Deze leden vragen
wat de reden is dat de straffen fors hoger liggen in Caribisch Nederland ten opzichte
van Europees Nederland.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de onderhavige strafmaxima niet meer
zijn aangepast sinds de jaren zeventig, terwijl de drugscriminaliteit sindsdien behoorlijk
is veranderd en uitgebreid, en dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) inmiddels
ook tegen de strafmaxima aan vordert. Kan de regering aangeven in welk percentage
van de relevante zaken het strafmaximum geëist is?
2.4. Een gebalanceerde benadering, met aandacht voor zowel preventie als repressie
De leden van de CDA-fractie lezen dat op het gebied van preventie verschillende maatregelen
worden genomen, zoals binnen het programma-Preventie met Gezag. Ook werken het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid
nauw samen als het gaat om het terugdringen van de vraag naar en het aanbod van drugs.
Deze leden vragen hoe de regering dit doel plaatst in het licht van het huidige gedoogbeleid
van «gebruikershoeveelheden» harddrugs, waarbij met een maximum van vijf gram harddrugs
niet altijd (strafrechtelijke) sancties volgen los van inbeslagname. Acht de regering
dit wenselijk in het licht van het voornemen om drugsgebruik met name onder jongeren
te ontmoedigen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd te lezen dat de regering stelt
dat de binnenlandse en internationale vraag naar drugs een perfide stelsel van gewelddadige
criminaliteit in stand houdt, en dat de regering daarom ook inzet op drugspreventie.
Deze leden vragen de regering toe te lichten hoe deze preventie-inzet eruitziet, en
waar volgens de regering nog kansen liggen om deze inzet uit te breiden. Zijn er preventiemaatregelen
die niet zijn doorgezet omdat de financiële middelen daarvoor ontbraken? Zo ja, op
welke maatregelen is dit van toepassing?
3 Systematiek van de Opiumwet en strafverhoging
3.1 Verhoging van strafmaxima
De leden van de VVD-fractie merken op dat uit onderzoek, gepubliceerd in het Tijdschrift
voor Rechtspraak uit 2019, bleek dat de gemiddelde straffen voor drugsmisdrijven met
circa 20 procent gedaald in de periode 1998–2018. Kan de regering aangeven of zij
deze bevinding herkent en wat het betekent dat, terwijl de georganiseerde drugscriminaliteit
harder, meedogenlozer en meer zeer ernstige misdrijven werden gepleegd, de gemiddelde
straf voor een drugsmisdrijf gemiddeld genomen is gedaald in die periode? Ook vragen
deze leden of er recentere (vergelijkbare) cijfers beschikbaar zijn over de periode
2019 tot heden.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering of het onder het huidige strafmaxima
is toegestaan om een strafbeschikking uit te vaardigen voor «het plegen van strafbare
feiten met nieuwe psychoactieve stoffen (NPS)», «bezit van «een grote hoeveelheid»
harddrugs», en «plegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van harddrugsdelicten».
Als dit is toegestaan, vragen deze leden in hoeveel gevallen de afgelopen vijf jaar
een strafbeschikking is uitgevaardigd voor elk van deze feiten.
De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel beoogt een normerend
signaal af te geven en strafverhoging mogelijk te maken bij grootschalige drugscriminaliteit.
Tegelijkertijd constateren deze leden dat de effectiviteit van strafmaatverhoging
als instrument om crimineel gedrag te ontmoedigen, in de wetenschap doorgaans beperkt
wordt geacht ten opzichte van de pakkans. Kan de regering onderbouwen op welke wijze
een verhoging van het strafmaximum bijdraagt aan een verhoging van de pakkans en dus
een daadwerkelijke gedragsverandering bij plegers van georganiseerde drugscriminaliteit?
De leden van de D66-fractie onderschrijven de noodzaak voor een gebalanceerde benadering
met aandacht voor zowel preventie als repressie. Deze leden zijn dan ook verheugd
dat de regering het voornemen om de straffen voor grootschalige harddrugscriminaliteit
te verhogen wil bezien in een bredere gezamenlijke aanpak van preventieve maatregelen.
Echter is het deze leden niet duidelijk welke andere maatregelen worden getroffen
om de opsporing en vervolging effectiever te maken. Kan de regering aangeven welke
concrete maatregelen zij naast het verhogen van de strafmaxima neemt om de opsporing
en vervolging effectiever te maken om de pakkans te vergroten?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat de regering beoogt een gebalanceerde
benadering met aandacht voor zowel preventie als repressie na te streven. Deze leden
zijn van mening dat een succesvolle aanpak van grootschalige drugscriminaliteit ook
vraagt om regulering van drugs om mensen beter te beschermen tegen schadelijke middelen
en om criminele geldstromen en ondermijning van de rechtsstaat structureel terug te
dringen. Kan de regering reflecteren op welke alternatieven beleidsinstrumenten, naast
strafverzwaring, kunnen bijdragen aan het structureel terugdringen van de illegale
markt en daarmee ook in te gaan op gereguleerde of gecontroleerde toegang tot bepaalde
middelen?
De leden van de BBB-fractie merken op dat in de huidige wetgeving de maximumstraf
voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, zes jaren is. Deze strafmaat wordt
met dit wetsvoorstel verhoogd tot acht jaren. Deze leden vragen hoe de regering gekomen
is tot deze strafmaat.
De leden van de BBB-fractie merken op dat in de huidige wetgeving de maximumstraf
voor opzettelijke handel in, en de opzettelijke productie van, acht jaren is. Deze
strafmaat wordt met dit wetsvoorstel verhoogd tot twaalf jaren. Deze leden vragen
hoe de regering gekomen is tot deze strafmaat.
De leden van de BBB-fractie merken op dat in de huidige wetgeving de maximumstraf
op de in- en uitvoer van harddrugs gesteld is op twaalf jaren. Deze strafmaat wordt
met dit wetsvoorstel verhoogd tot zestien jaren. Deze leden vragen ook hier hoe de
regering gekomen is tot deze strafmaat. Voor alle drie de strafverhogingen heeft de
regering ervoor gekozen om enkel de hoogte van de vrijheidsstraf te verhogen. De regering
heeft in dit wetsvoorstel geen strafverzwaring opgenomen voor boetecategorieën. Is
de regering bereid om de boetecategorieën ook te verhogen? Zo ja, naar welke boetecategorie?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat criminele geldstromen en de financiële
voordelen die op grote schaal worden behaald, bestraft moeten kunnen worden met boetecategorie
zes. Deze boetecategorie staat wat deze leden betreft het best in verhouding met de
winsten die door criminelen worden kunnen behaald. Deelt de regering deze mening?
In Nederland zien we ook steeds vaker productie van (hard)drugs in bewoonde gebieden.
Criminelen produceren midden in een woonwijk, op een zeer gevaarlijke manier, drugs.
Elke manier van harddrugsproductie neemt een hoog brand- en ontploffingsrisico met
zich mee. Echter, in een woonwijk of bewoond gebied, worden onwetende personen hiermee
ernstig in gevaar gebracht. Deze leden willen de regering vragen om een strafverzwaring
in de wet op te nemen, wanneer er bij de productie van (hard)drugs gevaar voor anderen
te duchten is.
De leden van de BBB-fractie merken op dat artikel 13d van de Opiumwet stelt dat op
vordering van het OM de rechter kan bepalen dat aan degene die is veroordeeld wegens
een feit strafbaar gesteld, de verplichting wordt opgelegd tot het vergoeden van de
kosten die ten laste van de staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen
die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid. Kan
de regering toelichten in hoeverre hier gebruik van gemaakt wordt door het OM en rechters?
En zou de regering eventueel bereid zijn om deze bevoegdheid om te zetten in een verplichting?
Het is voor deze leden namelijk onacceptabel dat de samenleving financieel moet opdraaien
voor kosten de gemaakt moeten worden door criminelen.
De leden van de BBB-fractie begrijpen dat het in verband met persoonlijke omstandigheden
niet altijd mogelijk is om het volledige bedrag te vorderen. Is de regering daarom
bereid te kijken naar mogelijkheden om in ieder geval altijd een X bedrag te vorderen
wanneer de staat kosten maakt? Is de regering bereid om met de Raad voor de Rechtspraak
en het OM is gesprek te gaan om de Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) of
de strafvorderingsrichtlijn van het OM te verhogen? Het verhogen van het strafmaximum
heeft in de praktijk geen enkel effect als de richtlijn voor de te eisen, danwel,
op te leggen straffen, niet veranderen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering heeft afgezien van een integrale
strafverhoging, omdat dit betekent dat voor het aanwezig hebben van harddrugs een
buitensporig hoge straf geëist kan worden. Dit heeft ook tot gevolg dat bepaalde afdoeningsmodaliteiten,
zoals de strafbeschikking, niet meer opgelegd zou kunnen worden. Een voorbeeld waarin
dit mogelijk is, is de aanhouding van festivalgangers die met één of enkele pillen
of grammen harddrugs worden aangehouden, waarna het OM een strafbeschikking kan opleggen.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeveel gevallen een stafbeschikking wordt opgelegd
na inbeslagname van enkele pillen harddrugs op festivals. Is het opleggen van een
strafbeschikking, naast de inbeslagname van de harddrugs, gewoonte of wordt hier vaak
vanaf gezien?
De leden van de SP-fractie vinden allereerst dat bij het verhogen van de strafmaxima
vragen gesteld moeten worden over de proportionaliteit en de effectiviteit. Hogere
straffen leiden niet altijd en vanzelfsprekend tot verbeterd gedrag en verminderde
recidive. Ook is het altijd de vraag of het een preventieve werking zou hebben. Hoe
beantwoordt de regering die vragen? En waar is de (al dan niet wetenschappelijke)
onderbouwing daarvoor? Ook de doelen van vergelding en normering zijn voor deze leden
van belang. Hoe heeft de regering deze belangen tegen elkaar afgewogen?
De leden van de SP-fractie constateren dat er in het wetsvoorstel weinig wordt gereflecteerd
op het voorkomen van recidive wanneer iemand zich schuldig heeft gemaakt aan illegale
drugshandel of het illegaal bezit van drugs. Wat zijn de huidige programma’s waar
de regering mee werkt om specifieke recidive te voorkomen ten aanzien van de strafbare
handelingen in deze wet?
De leden van de SP-fractie lezen dat het advies van de Nationale Politie is om bij
deze gedragingen te differentiëren in geldboetecategorie en bij de ernstigste gedragingen
de wettelijke maximale geldboete te verhogen naar de zesde categorie (€ 1.030.000).
Kan de regering een reflectie geven op de overweging om dit advies niet over te nemen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om een nadere onderbouwing
van de specifieke getallen (acht in plaats van zes, twaalf in plaats van acht, en
zestien in plaats van twaalf jaar). Is om een specifieke reden voor deze getallen
gekozen? Tevens merken deze leden op dat gesproken wordt over een afzonderlijke strafverzwaringsgrond
voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs. Kan de regering
de begrippen «opzettelijk» en «grote hoeveelheid» in deze context nader toelichten?
3.2 Strafmaximumverhoging opzettelijke in- en uitvoer harddrugs
De leden van de CDA-fractie lezen dat de impact van de invoer en doorvoer van harddrugs
op de samenleving groot is en dat Nederland als distributieland een belangrijke rol
speelt in de internationale handel in verdovende middelen. Zijn de maximumstraffen
zoals voorgesteld in onderhavige wet in lijn met de straffen die in andere Europese
lidstaten worden gesteld op soortelijke strafbare feiten?
3.3 Strafmaximumverhoging opzettelijke productie van en handel in harddrugs
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de regering gekomen is tot het oordeel dat
een verhoging van het strafmaximum van acht naar twaalf jaar voor de opzettelijke
handelen in en productie van harddrugs afdoende zou zijn. Deze leden zou graag weten
of er mogelijkheden zijn dit maximum verder te verhogen.
3.4 Strafverzwaringsgrond aanwezig hebben grote hoeveelheidharddrugs
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat proportionaliteit in het strafrecht
van groot belang is. Deze leden willen dan ook voorkomen dat lichte overtredingen
onevenredig zwaar worden gestraft. Het wetsvoorstel richt zich op grootschalige drugscriminaliteit,
maar de formulering van de strafverzwaringsgrond biedt ruimte voor een bredere toepassing,
ook voor lichtere delicten die niet onder de grootschalige drugscriminaliteit vallen.
Kan de regering verduidelijken hoe de proportionaliteit binnen dit wetsvoorstel wordt
gewaarborgd zodat lichtere vergrijpen niet onevenredig hard worden gestraft?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in het Opiumwetbesluit zal worden geconcretiseerd
wanneer sprake is van een grote hoeveelheid harddrugs, maar dat de regering voornemens
is deze grens te leggen bij 500 gram harddrugs. Wanneer verwacht de regering de wijziging
van het Opiumwetbesluit afgerond te hebben? Is de regering het met deze leden eens
dat dit besluit niet veel later in werking zou moeten treden dan onderhavig wetsvoorstel?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering van mening is dat wetssystematisch
gezien het vaststellen van 500 gram harddrugs als grote hoeveelheid harddrugs goed
verdedigd kan worden. Een van de redenen daarvoor is dat de grote hoeveelheid softdrugs
is vastgesteld op hoeveelheden van ten minste 500 gram, 200 hennepplanten of 500 eenheden
van een ander middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet. Deze leden vragen aan
de regering waarom verdedigbaar wordt geacht dat 500 gram harddrugs in hoeveelheid
gelijk kan staan aan 500 gram softdrugs, nu softdrugs en harddrugs wel degelijk veel
van elkaar verschillen. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een lagere grens
dan 500 gram harddrugs als «grote hoeveelheid»?
3.5 Strafmaximum voorbereiden of bevorderen van productie en in- en uitvoer van harddrugs
3.6 Strafmaximum deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
een misdrijf uit de Opiumwet
De leden van de VVD-fractie constateren dat er anno 2025 in een aantal ondermijningszaken
door de rechter het beschikbare strafmaximum wordt opgelegd; zij verwijzen hierbij
naar bijvoorbeeld het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden in de Hedelse afpersingszaak.1 Aan de hoofdverdachte werd door het Hof in die zaak de maximale straf van 26,5 jaar
gevangenisstraf opgelegd. Als gekeken wordt naar de feiten die daar ten laste werden
gelegd en de motivering door het Hof, waar onder andere werd geoordeeld «dat meerdere
uitlokkingen tot pogingen tot moord, het uiterst dreigende en meedogenloze optreden
van de verdachte over een lange periode en het ontwrichtende effect dat van dit alles
is uitgegaan de oplegging van een maximale straf zelfstandig dragen». Welk strafmaximum
had kunnen worden opgelegd als dezelfde feiten en omstandigheden zich hadden voorgedaan
na inwerkingtreding van het wetsvoorstel? Is dat nog steeds 26,5 jaar of is dat meer?
Graag ontvangen deze leden een reactie.
De leden van de VVD-fractie vragen ook in het verlengde van hun vragen bij paragraaf 2.1
van het wetsvoorstel waarom uitlokkingen voor poging tot moord niet zijn meegenomen
in het wetsvoorstel. Deze leden menen dat ook dit delict – zeker ten opzichte van
de tijd waarin het strafmaximum voor uitlokking voor poging tot moord werd vastgesteld
– steeds vaker wordt gepleegd door criminele kopstukken in het criminele milieu. Is
de regering het hiermee eens?
3.7 Internationale context
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom er gekozen wordt
de grens voor een grote hoeveelheid op 500 gram te leggen. Kan de regering ook de
vergelijking maken met alle andere Europese landen?
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering inzicht kan geven in welke strafbepalingen
andere Europese landen kennen, welke maximumstraffen hierop staan en welke kwalificatie
zij geven aan hoeveelheden en soorten drugs. Deze leden verzoeken hierbij ook de meest
uiteenlopende gevallen te noemen en aan te geven welke Europese landen voor welk delict
de strengste eisen en hoogste straffen kennen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat België, Frankrijk en Duitsland geen onderscheid
maken tussen softdrugs en harddrugs voor de strafmaxima. Heeft de regering overwogen
om dit ook in Nederland door te voeren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering een vergelijking heeft gemaakt met
de strafmaxima in buurlanden. Hierin zien zij dat Frankrijk een strafmaximum heeft
van tien jaar en België en Duitsland allebei een strafmaximum hebben van vijf jaar.
De regering geeft aan dat Nederland hiermee nog goed aansluit op deze landen. Kunnen
deze leden concluderen dat Nederland met deze strafverhoging nu juist een groter verschil
creëert met de door ons omringende landen? Sluit het huidige strafmaximum niet beter
aan bij de maxima in andere landen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering met dit wetsvoorstel beoogd
heeft aan te sluiten bij de strafmaxima van de ons omringende landen. Deze leden begrijpen
en onderschrijven deze overweging. Wel merken deze leden op dat onze buurlanden in
tegenstelling tot Nederland géén onderscheid maken voor wat betreft strafmaxima voor
«soft-» en harddrugs. Daarom vragen deze leden of het met betrekking tot het zogeheten
waterbedeffect uitmaakt dat strafmaxima met betrekking tot softdrugs lager liggen
zijn. Kan dit een reden zijn om het Nederlandse onderscheid tussen de strafmaxima
bij soft- en harddrugs te laten vervallen? Tevens vragen deze leden, met oog op een
beter begrip op de internationale context om een schematisch overzicht van de strafmaat
in de ons omliggende landen en andere aan de Noordzee grenzende landen.
4 Gevolgen voor de uitvoering en financiën
De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting dat uitgaande van
de huidige cijfers over de detentieduur van de voorgestelde verhoging van desbetreffende
Opiumdelicten, kan worden geconcludeerd dat er een gering effect wordt verwacht op
de totale detentiecapaciteit. Deze leden vragen de regering of hierbij ook rekening
is gehouden met de overvolle gevangenissen waar Nederland momenteel mee te maken heeft.
Deze leden vragen de regering of deze verhoging van strafmaxima ertoe leidt dat gedetineerden
die zitten voor andere delicten dan Opiumdelicten eerder worden vrijgelaten. En heeft
de regering zicht op hoeveel gedetineerden hierdoor eerder worden vrijgelaten?
De leden van de D66-fractie merken op dat een verhoging van de strafmaxima naar verwachting
zal leiden tot een verzwaring van de strafeis door het OM en de gemiddelde strafoplegging
van de rechter. Ook de gemiddelde duur van een gevangenisstraf neemt hierdoor toe
met vergaande consequenties voor het, al onder druk staande, gevangeniswezen. Kan
de regering concreet aangeven hoeveel extra bezetting zij verwachten als gevolg van
het verhogen van de strafmaxima en hoe deze extra bezetting zich verhoudt tot de bestaande
druk op het gevangeniswezen?
De leden van de D66-fractie merken op de verhoging van de strafmaxima logischerwijs
zal leiden tot een toename van de gemiddelde duur van de gevangenisstraffen. Dit vraagt
ook om extra capaciteit binnen het gevangeniswezen. Kan de regering aangeven hoe zij
deze extra capaciteit zullen realiseren, ook in het licht van de voorjaarsbesluitvorming
2025 waarin geen extra financiële middelen zijn vrijgemaakt om de capaciteitsproblemen
binnen het gevangeniswezen op te lossen?
5 Ontvangen adviezen
5.1 Reacties van de adviesorganen
De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven waarom er niet gekozen
wordt de maximaal oplegbare boete bij een veroordeling voor de opzettelijke in- of
uitvoer, handel, productie of aanwezig hebben van harddrugs te verhogen. Deze leden
vinden de genoemde beredenering erg summier en vinden dat dit niet zozeer ingaat op
het bedrag zelf. Waarom acht de regering de vijfde categorie afdoende, mede gelet
op de bedragen die er in deze circuits omgaan en verdiend worden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering na het advies van het OM heeft afgezien
van de voorgestelde integrale verhoging van het strafmaximum voor het aanwezig hebben
van harddrugs. De verhoging van zes naar acht jaren gevangenisstraf ontneemt het OM
de mogelijkheid om strafzaken waarin het gaat om een relatief geringe hoeveelheid
harddrugs te vervolgen door oplegging van een strafbeschikking; en dat acht de regering
onwenselijk, gelet op het advies van het OM. Deze leden vragen of de regering kan
ingaan op het alternatief dat het OM in het consultatieadvies heeft geschetst; te
weten een onderscheid maken tussen het aanwezig hebben van kleine en grote hoeveelheden
harddrugs; waarbij het strafmaximum voor het aanwezig hebben van kleine hoeveelheden
dan zes jaren zou kunnen blijven, terwijl het strafmaximum voor grote hoeveelheden
kan worden verhoogd. Is er contact geweest na het advies met het OM over de uitvoeringsconsequenties
van dit alternatief? Welke gevolgen heeft deze differentiatie exact voor de IT-systemen
van het OM?
De leden van de VVD-fractie lezen in het consultatieadvies dat het OM naar schatting
jaarlijks duizend zaken over bezit van harddrugs niet meer met een strafbeschikking
kunnen worden afgedaan als het strafmaximum zoals aanvankelijk voorgesteld zou worden
verhoogd van zes naar acht jaren. Wat zijn straks de gevolgen van de voorgestelde
differentiatie tussen kleine en grote hoeveelheden voor de strafbeschikkingspraktijk?
Graag ontvangen deze leden een reactie hierop van de regering.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat drugsrunners die kleine hoeveelheden
harddrugs bezitten en verhandelen altijd moeten worden bestraft. In het licht van
de lange doorlooptijden in de strafrechtketen en de beperkte zittingscapaciteit is
het van belang dat kleine drugsrunners een strafbeschikking krijgen opgelegd. Kan
de regering aangeven of het OM bereid is te kijken hoe meer drugsrunners die niet
voor de rechter kunnen worden gebracht wegens gebrek aan zittingscapaciteit, vaker
een strafbeschikking kunnen krijgen? Deze leden vragen bevestiging dat uithalers in
elk geval niet in aanmerking kunnen komen voor een strafbeschikking, nu daar het beleid
nog altijd is dat uithalers worden bestraft met een gevangenisstraf. Is de regering
het daarmee eens en wil de regering ingaan op de ontwikkelingen in de jurisprudentie
ten aanzien van de straffen voor uithalers?
De leden van de VVD-fractie krijgen nog steeds enige signalen dat het OM pas tot vervolging
(dagvaarding of strafbeschikking) over gaat bij drugsrunners als de politie zeven
verschillende afnemers kan vaststellen. Als de politie dat niet kon, werd aangenomen
dat de hoeveelheid aangetroffen drugs bedoeld was voor «eigen gebruik». Kan de regering
nagaan waar die signalen vandaan komen; of hier sprake is van beleid door de politie
of het OM of dat er sprake is van fantoom-regelgeving? Is de regering het eens met
de stelling dat het OM eerder en sneller zou moeten kunnen overgaan tot vervolging
van drugsrunners? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie hebben met teleurstelling gezien dat het voorstel van
de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (hierna: NVvR) en van de politie om het
strafmaximum voor deelname aan een criminele organisatie gericht op harddrugsdelicten
te verhogen van tien naar twaalf jaar, is niet overgenomen door de regering, onder
verwijzing naar een strafverhoging die in 2019 heeft plaatsgevonden en de verouderde
regeling voor meerdaadse samenloop. Kan de regering nader toelichten waarom de argumenten
die zij beschrijft in de memorie van toelichting niet opgaan voor dit delict? Hoe
beoordeelt de regering het feit dat er sinds 2019 het aantal verdachten dat in beeld
is gekomen die onderdeel waren van criminele netwerken is gestegen? Ligt het niet
voor de hand, gelet op alles wat er de afgelopen jaren is gebeurd, dat ook de maximale
straf voor dit delict wordt verhoogd, zodat de rechter meer ruimte krijgt om een straf
op te leggen die past bij de ernst en aard van de criminele organisatie?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het advies van de politie om te differentiëren
in geldboetecategorieën en bij ernstige gevallen de maximale geldboete te verhogen
naar de zesde categorie niet is overgenomen, omdat een boete van die omvang bij bezit
van harddrugs «niet passend» wordt geacht volgens de regering. Daar denkt de politie
anders over, gelet op het consultatieadvies. Kan de regering dit standpunt heroverwegen
en nogmaals bezien of het advies van de politie op dit punt kan worden overgenomen?
Deze leden ontvangen graag alle voor- en nadelen die de regering ziet om dit advies
al dan niet over te nemen en of de politie nog steeds van mening is dat bij ernstige
gevallen de maximale geldboete zou moeten worden verhoogd naar de zesde categorie.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering om het punt van de politie te verduidelijken
dat bij het aantreffen van een drugslaboratorium niet per definitie voldoende aanwijzingen
bestaan voor opzettelijke export waardoor de hoogste strafbedreiging niet in beeld
komt. Deze leden vinden het immers voor de hand liggend dat vanuit een drugslaboratorium
de daar geproduceerde drugs worden uitgevoerd. Deze leden merken op dat het wellicht
wenselijk is dat in dit soort situaties de hoogste strafbedreiging kan worden opgelegd.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies op het wetsvoorstel
van de NVvR. De NVvR stelt in haar advies voor een strafverzwaringsgrond te introduceren
voor grote hoeveelheden harddrugs om meer te differentiëren tussen duidelijk verschillende
zaken. Zij stellen voor hierbij de «grote hoeveelheid» vast te stellen op 25 of 50 kilo
aan harddrugs. De regering heeft ervoor gekozen de grote hoeveelheid veel lager te
stellen dan gesuggereerd door de NVvR, namelijk op 500 gram. Kan de regering aangeven
waarom is gekozen voor een drastisch lagere hoeveelheid (500 gram) en niet voor een
hoeveelheid dichter bij het advies van de NVvR? Worden hiermee niet onevenredig veel
gevallen onder de strafverzwaringsgrond geschaard die logischerwijs niet onder de
grootschalige drugscriminaliteit vallen?
De leden van de SP-fractie lezen dat de NVvR de verwachtingen die met dit wetsvoorstel
worden gewekt enigszins relativeert. De NVvR wijst erop dat een bredere discussie
over nut en noodzaak van de huidige aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit wenselijk
is. Deze leden vinden dit een nuttige opmerking en zouden deze regering om reflectie
willen vragen hierop. Op welke manier kan hieraan tegemoet worden gekomen?
5.2. Reacties op internetconsultatie
II. Artikelsgewijze toelichting
III. Overig
De leden van de PVV-fractie willen graag weten welke strafmaxima eventueel binnen
redelijke kaders nog verder verhoogd kunnen worden, mede gelet op de mogelijke verjaring.
Daarbij strekt de vraag echt tot de mogelijkheden, niet zozeer de (politieke) wil
om dat te doen.
De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel een forse verzwaring
van de strafmaxima voorstelt, zonder dat in de memorie van toelichting helder wordt
welke concrete doelstellingen hiermee worden beoogd en hoe deze zouden worden geëvalueerd.
Kan de regering aangeven hoe de wet wordt geëvalueerd, welke indicatoren hierbij worden
gehanteerd en door wie deze evaluatie wordt uitgevoerd? Wanneer is volgens de regering
sprake van een succes?
De leden van de D66-fractie constateren dat de het wetsvoorstel beoogt een harde normering
te stellen door de strafmaxima te verhogen. Deze leden constateren echter dat lange
gevangenisstraffen ook negatieve neveneffecten kunnen hebben, bijvoorbeeld in het
kader van recidive of detentieschade. In het wetsvoorstel is tot dusver geen rekening
gehouden met deze negatieve effecten. Kan de regering aangeven hoe eventuele neveneffecten
van het verhogen van het strafmaxima, zoals het effect op recidive, detentieschade
of zelfs de detentiecapaciteit worden geëvalueerd en meegewogen bij de evaluatie van
de wet?
De leden van de D66-fractie onderschrijven de boodschap dat grootschalige drugscriminaliteit
hard moet worden aangepakt. Het is echter moeilijk om het verhogen van de strafmaxima
los te zien van andere maatregelen die worden getroffen om grootschalige drugscriminaliteit
terug te dringen. Kan de regering aangeven hoe het drugsbeleid in brede zin wordt
geëvalueerd? Welke indicatoren worden hierbij gehanteerd en door wie wordt deze bredere
evaluatie van het Nederlandse drugsbeleid uitgevoerd?
De voorzitter van de commissie, Pool
Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.