Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Podt over de verdeelbesluiten Spreidingswet
Vragen van het lid Podt (D66) aan de Minister van Asiel en Migratie over de verdeelbesluiten Spreidingswet (ingezonden 13 februari 2025).
Antwoord van Minister Faber – Van de Klashorst (Asiel en Migratie) (ontvangen 18 april
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1600.
Vraag 1
Hoeveel gemeenten hebben een taakstelling gekregen die afwijkt van de door de provincie
aan u aangeleverde verdeling (hierbij hoeft u de restopgave niet mee te rekenen)?
Antwoord 1
Bij het maken van de verdeelbesluiten is de verdeling zoals deze uit de aangeleverde
verslagen gevolgd. Hierbij zijn de in de verslagen aangeboden kansrijke initiatieven
meegenomen. Initiatieven worden als kansrijk beschouwd wanneer deze in ieder geval
één van de volgende elementen bevatten:
• Lokale besluitvorming is afgerond;
• Een beoogde locatie is niet binnen zes maanden na bekendmaking van het verdeelbesluit
beschikbaar;
• Een bestaande locatie is niet beschikbaar tot de datum van de volgende capaciteitsraming,
maar er is aantoonbaar zicht op verlenging van de locatie;
• Er is een duidelijke toezegging van een gemeente om de opvangplaatsen tijdig (binnen
6 maanden na bekendmaking van het verdeelbesluit) te realiseren.
Ik ben uitgegaan van de aantallen die zijn aangeleverd op basis van bovengenoemde
criteria. Het totaal aantal opvangplekken in de verdeelbesluiten is meegenomen op
basis van uitvoerbaarheid en haalbaarheid.
Vraag 2
Hoeveel gemeenten hebben inmiddels bezwaar aangetekend tegen het verdeelbesluit? In
hoeveel gevallen ging dit bezwaar over méér opvangplekken en in hoeveel gevallen om
mínder opvangplekken dan de gemeente oorspronkelijk had aangedragen via de provinciale
tafel?
Antwoord 2
Er hebben in totaal 33 gemeenten bezwaar aangetekend, en 1 provincie. 30 Gemeenten
hebben bezwaar aangetekend inzake meer toegewezen opvangplekken, en er heeft 1 gemeenten
bezwaar aangetekend inzake minder toegewezen opvangplekken. De 2 overige gemeenten
hebben op basis van andere gronden bezwaar aangetekend.
Vraag 3
Klopt het dat gemeenten met een afwijkende taakstelling geen uitleg hebben gekregen
over het verschil? Klopt het dat ze deze uitleg ook niet hebben gekregen toen ze hierover
contact hebben opgenomen met het ministerie? Waarom is dit?
Antwoord 3
Nee, dit is niet juist. Bij de verdeelbesluiten is een toelichting gevoegd met nadere
informatie over het genomen besluit. Daarnaast zijn ambtenaren van mijn ministerie
wekelijks in gesprek met de provinciale regietafels. Aanvullend hebben gemeenten de
mogelijkheid rechtstreeks hun vragen te stellen aan het ministerie. Gemeenten die
hier gebruik van hebben gemaakt en maken zijn en worden kort daarna voorzien van toelichting.
Vraag 4
Klopt het dat er verschillende gemeenten zijn die reeds uitgewerkte plannen hadden
die nu in gevaar komen omdat ze een lágere taakstelling hebben gekregen en de opgestelde
business case niet passend is voor minder asielzoekers?
Antwoord 4
Hierover verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1. De plannen die aan de voorwaarden
voldeden zijn meegenomen in de verdeelbesluiten.
Vraag 5
Kunt u specifiek ingaan op de volgende casussen van de gemeenten:
• Nijkerk, die doordat ze (in elk geval in eerste instantie) minder asielzoekers (153)
krijgt toebedeeld dan de 278 waarvoor de gemeente plannen heeft gemaakt waarschijnlijk
financiering en draagvlak voor het gehele plan verliezen?
• Brummen, die reeds een getekende overeenkomst had met de Minister voor 350 plekken
en nu 31 plekken heeft toebedeeld gekregen, waardoor de toezegging voor reguliere
plekken voor 30 jaar wellicht op de tocht komt?
Antwoord 5
Gezien de lopende gesprekken en procedures kan ik zoals u weet op dit moment niet
ingaan op individuele casussen.
Vraag 6
Bent u bereid met gemeenten in gesprek te gaan die vrijwillig meer willen doen dan
de taakstelling, zodat ze hun plannen wel kunnen uitvoeren?
Antwoord 6
Ja
Vraag 7
Bent u bereid om in die gesprekken ook expliciet te kijken naar de financiering van
langdurige reguliere plekken, in de wetenschap dat het uiteindelijk vele malen duurder
is om kwalitatief slechte plekken in noodopvang te financieren?
Antwoord 7
De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie
Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze
prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker
zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen
toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen
het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk
gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de
ramingen voor de asielketen. Ondertussen werkt het COA aan het realiseren van zoveel
mogelijk reguliere (duurzame) opvangplekken in plaats van duurdere noodopvang. Het
vastleggen van afspraken met gemeenten over duurzame opvang is onderhanden. Op basis
van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen.
Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.