Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over bezuinigingen op de jeugdzorg
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over bezuinigingen op de jeugdzorg (ingezonden 25 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
16 april 2025).
Vraag 1
Heeft u het artikel in Tubantia over de bezuinigingen van gemeenten op jeugdzorg gelezen?
Herkent u het beeld dat gemeenten bezuinigen op jeugdzorg?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
In hoeveel andere regio’s speelt dit probleem? Herkent u de worsteling van gemeenten
die nu bezig zijn met hun financiële plannen voor komende jaren en voor wie onduidelijk
is of er fors bezuinigd moet worden?
Antwoord 2
Ik herken de worsteling van gemeenten. De financiering van de Jeugdzorg is onderdeel
van het Gemeentefonds. De middelen uit de algemene uitkering van het gemeentefonds
zijn beleids- en bestedingsvrij voor gemeenten. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk
voor de financiële positie en adequate uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden
die op hen rusten. De gemeenteraad stelt jaarlijks een begroting vast en de gemeente
dient ervoor te zorgen dat deze structureel en reëel in evenwicht is. Binnen de kaders
van de wet- en regelgeving is het aan de individuele gemeenten hoe ze hun ontvangsten
uit het gemeentefonds inzetten.
De afgesproken bezuiniging op de jeugdzorg van structureel 511 mln. is door dit kabinet
geschrapt. Wel ligt er nog de besparingsopgave vanuit de Hervormingsagenda die opbouwt
tot 1 mrd structureel. In de Hervormingsagenda Jeugd zijn afspraken gemaakt om de
jeugdzorg kwalitatief te verbeteren en ook het stelsel (financieel) houdbaar te maken.
De commissie- Van Ark heeft zwaarwegend advies gegeven over de uitvoering van de agenda
in relatie tot de uitgavenontwikkeling. Uw Kamer is per brief (Kamerstukken II 2024–2025,
33 047, nr. 30) geïnformeerd over het overhedenoverleg van 17 maart jl waarin de afspraak uit het
overhedenoverleg van 21 november om recht te doen aan de uitkomsten van het advies
van de commissie- Van Ark opnieuw is bekrachtigd. Tegelijkertijd is geconstateerd
dat het kabinet nog middenin het proces van besluitvorming in het kader van de voorjaarsnota
zit en nog een aantal punten in het kader van de jeugdzorg echt uitwerking behoeft.
Ik ben op dit moment dan ook met partijen in gesprek over hoe we het advies van de
Deskundigencommissie gaan opvolgen. Over de uitkomsten informeer ik uw Kamer zo spoedig
mogelijk, uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Vraag 3
Wat vindt u van het concrete voorbeeld in het artikel waarbij een hulpverlener werkt
aan een onderzoek naar de mogelijke terugplaatsing bij de biologische ouders en dit
plotseling moet stopzetten? Deelt u de mening dat het beoordelen van het hulptraject
primair aan de professional is die de gezinnen kent?
Antwoord 3
Bij een kinderbeschermingsmaatregel voert de jeugdbeschermer de regie en zet in overleg
met het gezin, de gemeenten en eventueel betrokken hulpverleners de nodige hulp en
ondersteuning voor het gezin in. De gemeente is verantwoordelijk voor de beschikbaarheid
van een passend jeugdhulpaanbod.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het plotseling stopzetten van hulpverlening, beschadigend kan
zijn voor kinderen en hun familie, maar ook ingaat tegen het Kinderrechtenverdrag?
In hoeverre voelt u zich verantwoordelijk om te voorkomen dat hulp ineens wordt stopgezet
vanwege financiële problemen?
Antwoord 4
Als hulp nodig is, moet de overheid de toegang tot voorzieningen waarborgen. Het is
aan gemeenten of de verwijzer om hierin een zorgvuldige afweging te maken. Soms is
een andere vorm meer passend of is hulp niet meer nodig, dan is het belangrijk goede
afspraken te maken met het gezin over de wijze waarop de zorg wordt gewijzigd of afgebouwd.
Zodat er geen onverwachte veranderingen ontstaan.
Vraag 5
Deelt u de mening dat dit soort besluiten ook jeugdhulpverleners en jeugdbeschermers
in een lastige positie brengt en als gevolg kan hebben dat zij teleurgesteld de sector
verlaten, terwijl er juist personeelstekorten zijn?
Antwoord 5
Jeugdhulpverleners, jeugdbeschermers, aanbieders en gemeenten zetten in op passende
zorg aan jeugdigen. In de praktijk kan het voorkomen dat er sprake is van veranderingen
in de hulpverlening, indien er redenen zijn dat andere zorg beter aansluit. Dit kan
impact hebben op gezinnen en ook op professionals. Ik herken het beeld niet dat jeugdprofessionals
om die reden de sector verlaten.
Vraag 6
Hoe reflecteert u op de opmerkingen van de FNV dat ook de bezuinigingen op onderwijs
een reden kunnen zijn voor de toename van jeugdhulp? Wat vindt u van de opmerkingen
van de FNV dat gemeenten niet zouden moeten vooruitlopen? Bent u bereid om snel duidelijkheid
te geven?
Antwoord 6
Ik deel de achterliggende gedachte van de FNV dat onderwijs van groot belang is voor
een gezonde ontwikkeling van kinderen. Kinderen die thuis komen te zitten omdat ze
uitvallen op school doen vaker een beroep op jeugdhulp. De commissie van Van Ark heeft
in haar advies ook erkend dat jeugdzorgproblematiek zijn oorsprong vaak vindt in andere
domeinen. Mij zijn geen onderzoeken bekend waaruit volgt dat de toegenomen vraag naar
jeugdhulp deels te herleiden is tot de bezuinigingen op onderwijs.
Rijk en gemeenten delen de wens om de jeugdzorg voor de toekomst houdbaar en beheersbaar
te maken. De afgesproken bezuiniging op de jeugdzorg van structureel 511 mln. is door
dit kabinet geschrapt. Wel ligt er nog de besparingsopgave vanuit de Hervormingsagenda
die opbouwt tot 1 mrd structureel. In de Hervormingsagenda Jeugd zijn afspraken gemaakt
om de jeugdzorg kwalitatief te verbeteren en ook het stelsel (financieel) houdbaar
te maken. De commissie- Van Ark heeft zwaarwegend advies gegeven over de uitvoering
van de agenda in relatie tot de uitgavenontwikkeling. Uw Kamer is per brief (Kamerstukken
II 2024–2025, 33 047, nr. 30) geïnformeerd over het overhedenoverleg van 17 maart jl. waarin de afspraak uit het
overhedenoverleg van 21 november om recht te doen aan de uitkomsten van het advies
van de commissie- Van Ark opnieuw is bekrachtigd. Tegelijkertijd is geconstateerd
dat het kabinet middenin het proces van besluitvorming in het kader van de voorjaarsnota
zit en nog een aantal punten in het kader van de jeugdzorg echt uitwerking behoeft.
Ik ben op dit moment dan ook met partijen in gesprek over hoe we het advies van de
Deskundigencommissie gaan opvolgen. Over de uitkomsten informeer ik uw Kamer zo spoedig
mogelijk, uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de en adequate uitvoering van de taken en
verantwoordelijkheden die op hen rusten. De gemeenteraad stelt jaarlijks een begroting
vast en de gemeente dient ervoor te zorgen dat deze structureel en reëel in evenwicht
is. Binnen de kaders van de wet- en regelgeving is het aan de individuele gemeenten
hoe ze hun ontvangsten uit het gemeentefonds inzetten. De middelen uit de algemene
uitkering van het gemeentefonds zijn beleids- en bestedingsvrij voor gemeenten.
Vraag 7
Hoeveel aanbieders zijn afgelopen jaar gecontacteerd door de Jeugdautoriteit omdat
ze continuïteitsrisico’s voorzien? Kunt u ons een overzicht geven van de ontwikkeling
in de afgelopen jaren? In hoeverre wordt u actief op de hoogte gebracht wanneer de
financiële problemen van jeugdhulpaanbieders dusdanig groot zijn dat de Jeugdautoriteit
in actie komt?
Antwoord 7
De Jeugdautoriteit monitort in het kader van vroegsignalering continu jeugdhulpaanbieders
en gecertificeerde instellingen op financiële gezondheid door middel van haar Early
Warning System. Daarnaast acteert zij op signalen en voert zij toetsgesprekken om
mogelijke continuïteitsrisico’s te identificeren. Wanneer sprake is van ernstige continuïteitsrisico’s,
wordt, indien sprake is van cruciale jeugdhulp, samen met gemeenten/regio’s en de
aanbieder aan de hand van het Draaiboek Bevordering Continuïteit Jeugdzorg gewerkt
aan een duurzaam herstel. In 2024 ging dit om 17 jeugdhulpaanbieders. Dit aantal is
stabiel de afgelopen jaren. VWS en de Jeugdautoriteit hebben regulier overleg waarin
de Jeugdautoriteit VWS bijpraat over lopende casuïstiek en continuïteitsrisico’s.
Vraag 8
Is aan de hand daarvan ook een beeld te maken van het aantal hulpverleners met onzekerheid
over hun baan en het aantal kinderen en gezinnen van wie hulp dreigt te verdwijnen?
Antwoord 8
Gemeenten en aanbieders hebben als opdrachtgevende en contracterende partijen inzicht
per casus. Een totaalbeeld is niet beschikbaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.