Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Digitalisering in het mbo, hbo en wo (o.a. Kamerstuk 32034-57)
2025D17253 Inbreng Verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de volgenden brieven:
– brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 maart 2025
inzake Beantwoording van vragen van de commissie over digitalisering en leermiddelen
in het funderend onderwijs (Kamerstuk 32 034, nr. 57);
– brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 november
2024 inzake Digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs (Kamerstuk 32 034, nr. 54);
– brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 4 maart 2025 inzake
Digitalisering in het mbo, hbo en wo (Kamerstuk 32 034, nr. 55);
– brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 juli 2022 inzake
Verhogen digitale veiligheid onderwijs en onderzoek (Kamerstuk 35 925-VIII, nr. 190);
– brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 5 juli 2023 inzake
Resultaten DPIA op Google Workspace for Education en Chromebooks (ChromeOS) (Kamerstuk
32 034, nr. 53).
– brief van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 20 april 2023 inzake
Stand van zaken DPIA Google Workspace for Education (Kamerstuk 32 034, nr. 52);
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie
Easton
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de NSC-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de BBB-fractie
• Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
II Reactie van de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken. Deze
leden hebben vragen en opmerkingen over de Kamerbrief aangaande de digitalisering
in het mbo, hbo en wo.
Digitalisering in het mbo, hbo en wo
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat digitalisering het onderwijs fundamenteel
verandert. Digitalisering is geen doel op zich, het moet de maatschappij dienen. Dat
begint in het onderwijs, zowel funderend als hoger onderwijs.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het daarom lastig te volgen dat het
maken van afspraken en het stimuleren van digitaal onderwijs bijna uitsluitend is
belegd bij subsidieprogramma’s. Deze strategie hangt in grote mate af van trajecten
vanuit het Nationaal Groeifonds. Deze leden hebben zorgen over de toekomst van die
trajecten. Wat betekent het voor digitalisering in het onderwijs dat er geen nieuwe
tranches van het Groeifonds meer komen? Kan de Minister meer zeggen over het toekomstperspectief
van Npuls en Edu-V? Hoe blijven deze programma’s overeind? Welke andere programma’s
over digitalisering zijn nu afhankelijk van Groeifonds-geld?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie pleiten voor een nationaal beleid op digitalisering
in het voortgezet onderwijs. Deze leden analyseren dat beleid nu ontbreekt, waardoor
ontwikkelingen niet samenhangen, niet gecontroleerd kunnen worden door de Kamer en
te veel bestaat uit losse experimenten. Kan de Minister meer vertellen over zijn rol
om dit alles aan elkaar te knopen? Is de Minister van plan om de effectieve onderdelen
van het beleid structureel door te zetten, en hoe gaat de Minister dit aansluiten
op uw beleidsontwikkeling? Wat voor beleid is de Minister aan het ontwikkelen?
In de reactie op het Dialogic-rapport lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
dat technologie de kwaliteit van onderwijs voor docenten en studenten «kan» verhogen.1 Verder laat de Minister de invulling vooral over aan het onderwijs. Deze leden vragen
zich af of de Minister niet een te beperkte rol inneemt. Is waardevol digitaliseren
niet bij uitstek een publiek-private verantwoordelijkheid, waarin de politiek meebeslist
over de ethische kaders? Geldt dit ook binnen het onderwijs? Hoe bewaakt de Minister
dat ethische kaders ook echt worden nageleefd? Kan de Minister concreet uitleggen
hoe hij de samenwerking tussen onderwijsinstellingen gaat bestendigen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie missen ook de betrokkenheid van de Minister
bij het gebruiken van artificiële intelligentie (AI) in het onderwijs. Het gebruik
van taalmodellen en AI-oplossingen door docenten en leerlingen verandert het onderwijs.
Hoe is de Minister betrokken bij de visievorming door deze instellingen? Heeft de
Minister wat te zeggen over deze visie, als deze niet aansluit op zijn beleid? Stemt
de Minister dit af met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK)?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benadrukken hoe belangrijk het is dat digitale
middelen in het onderwijs met elkaar kunnen communiceren. Daarvoor is het nodig dat
open standaarden voor het ontwikkelen van ICT breed worden toegepast en waar nodig
worden afgedwongen. Welke instantie ziet toe op het naleven van deze open standaarden?
Is dat Edu-V? Is er een dwingend instrumentarium om digitale (onderwijs)middelen zo
goed mogelijk op elkaar aan te sluiten? Speelt de Minister daar een rol in?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn bezorgd over de implementatie van de
AI Act in het onderwijs. Deze leden vragen de Minister om uiteen te zetten hoe hij
het gesprek met onderwijsinstellingen aangaat om op tijd te voldoen met de AI Act.
Welke rol heeft de Minister om erop toe te zien dat het volwassenenonderwijs zo snel
mogelijk voldoet aan de AI Act? Kan de Minister hierin dwingend optreden en proactief
ondersteunen bij de hulpvraag?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie missen aandacht voor het onderwerp digitale
autonomie. Net als de overheid is het onderwijs te afhankelijk van big tech-bedrijven. Doordat de digitale diensten van deze bedrijven in het hart van het onderwijs
zitten, worden studenten opgeleid in de taal van Word, Excel en PowerPoint. Kennis
van alternatieven, vooral van Nederlandse of Europese bodem, wordt niet opgedaan.
Dit draagt bij aan de groeiende afhankelijkheid van big tech. Deelt de Minister de analyse dat het onderwijs te afhankelijk is van big tech-bedrijven? Heeft de Minister een plan om deze afhankelijkheid terug te dringen en
welke organisaties zijn daarvoor verantwoordelijk?
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie aandacht voor het non-formele
volwassenenonderwijs. In bibliotheken, wijkcentra en andere ontmoetingsplekken is
er een rijk cursusaanbod, waardoor mensen leren hoe digitale middelen kunnen worden
gebruikt en hoe de digitale overheid werkt. Deze leden zien non-formeel onderwijs
als een cruciaal onderdeel van het digitale onderwijs. Is de Minister het met hen
eens? Welke organisaties zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen en aanbieden van
non-formeel digitaal onderwijs? Kan de Minister een overzicht geven van de betrokken
ketenpartners en duidelijk maken of en hoe zij structureel worden gefinancierd?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige
stukken over de digitalisering in het mbo, hbo en wo. Deze leden onderschrijven zeker
de mogelijkheden die digitalisering voor het vervolgonderwijs biedt, maar zij zien
ook dat de toenemende afhankelijkheid van digitale systemen gepaard gaat met risico’s
voor de veiligheid van ons onderwijs. Zij maken zich daar zorgen over. Incidenten
zoals de cyberaanvallen op de Universiteit Maastricht en recent ook op de TU Eindhoven
onderstrepen de kwetsbaarheid van toenemende afhankelijkheid van digitalisering. In
dit licht hebben deze leden de volgende vragen en opmerkingen:
SURF-normenkader
De Minister verwijst in de meest recente brieven over dit onderwerp naar het gebruik
van het SURF-normenkader binnen het hoger onderwijs. De leden van de VVD-fractie vragen
of de Minister bereid is dit normenkader verplicht te stellen voor álle instellingen,
inclusief niet-bekostigde aanbieders van hoger onderwijs. Kan de Minister aangeven
in hoeverre instellingen momenteel aantoonbaar voldoen aan dit kader? En op welke
wijze wordt er toegezien op naleving?
Meldplicht en toezicht
De leden van de VVD-fractie weten dat er in het primair en voortgezet onderwijs gewerkt
werd aan een meldplicht voor cyberincidenten. Is deze meldplicht er inmiddels, zo
vragen deze leden zich af. Wordt overwogen om ook in het vervolgonderwijs tot een
verplichte melding van ernstige cyberincidenten te komen? En wordt gewerkt aan een
landelijke registratie om trends en risico’s beter in kaart te brengen?
De leden van de VVD-fractie vragen voorts of de Minister een rol voor de Inspectie
van het Onderwijs (hierna: inspectie) ziet ten aanzien van toezicht op digitale weerbaarheid.
Wordt overwogen om de inspectie bevoegdheden te geven op dit terrein, bijvoorbeeld
bij ernstige incidenten of structurele tekortkomingen? Hoe wordt voorkomen dat instellingen
wegkomen met ondermaatse beveiliging?
Npuls
De leden van de VVD-fractie lezen dat in het kader van het Nationaal Groeifonds het
programma Npuls wordt ingezet op digitalisering en onderwijsvernieuwing. In hoeverre
worden deze middelen ook ingezet voor versterking van digitale veiligheid en cyberweerbaarheid?
Deze leden vragen of de Minister inzicht kan geven in de verdeling van de middelen
en de mate waarin veiligheid expliciet als doelstelling is meegenomen.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat digitale veiligheid niet alleen een
technische kwestie, maar ook een kwestie van gedrag en mentaliteit is. Deze leden
vinden het belangrijk dat personeel en studenten zich weerbaar weten tegen digitale
risico’s en dreigingen. Zij vragen zich af in hoeverre digitale weerbaarheid een vast
onderdeel is van risicomanagement bij instellingen. En hoe stimuleert de Minister
– bijvoorbeeld via het Npuls-programma of in samenwerking met SURF – het vergroten
van bewustzijn bij bestuurders, docenten en studenten?
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die geagendeerd zijn
voor het schriftelijke overleg over digitalisering in het mbo, hbo en wo en hebben
daarover voor nu geen vragen of opmerkingen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige
stukken met betrekking tot digitalisering in het mbo, hbo en wo. Zij maken zich zorgen
over de afhankelijkheidsrelatie tussen het Nederlandse onderwijs en een aantal grote
Amerikaanse techbedrijven.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de groei van het Amerikaanse anti-wetenschapsklimaat,
waarbij onwelgevallige onderwerpen geen financiering meer krijgen. Onderwijs en onderzoek
dreigen de komende jaren speelbal te worden in een geopolitieke storm, die zich verspreidt
van defensie en energie naar digitalisering. In juli 2022, voor de herverkiezing van
president Trump, deelde de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)
al haar zorgen over de toenemende afhankelijkheid van big tech. Deze leden zien dat dit vraagstuk sinds die tijd alleen nog maar urgenter is geworden.
Zij zijn daarom van mening dat Nederlandse onderwijsinstellingen snel onafhankelijk
moeten worden van de grote Amerikaanse techbedrijven. Deelt de Minister dit? Ziet
de Minister ook de kansen voor een nieuwe impuls voor Europese technologie?
De leden van de D66-fractie verwijzen naar onderzoek van het Financieele Dagblad uit oktober 2022, waaruit blijkt dat driekwart van alle leergegevens bij Microsoft
of Amazon in de Amerikaanse cloud staat. Vindt de Minister dat wenselijk, vragen deze
leden. Zij merken op dat in het onderzoek ook vermeld staat dat onderzoeksgegevens
in de Amerikaanse cloud zijn opgeslagen. Klopt dat? Heeft de Minister bovendien een
actuele stand van zaken met betrekking tot leer- en onderzoeksgegevens in Amerikaanse
handen? Hoeveel studenten-, docenten- en onderzoeksgegevens worden er opgeslagen in
de Amerikaanse cloud en wat zijn de marktaandelen van Amerikaanse cloudbedrijven voor
het Nederlandse vervolgonderwijs? Als de Minister deze gegevens niet heeft, waarom
niet en is hij bereid dit te onderzoeken?
De leden van de D66-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het besluit van
de Vrije Universiteit (VU) om volledig te stoppen met de software van SURF. Zij zijn
van mening dat de diensten van SURF een goed alternatief vormen voor grote commerciële
spelers en daarom juist versterkt moeten worden. De VU heeft ervoor gekozen om volledig
afhankelijk te worden van Microsoft, met risico op vendor lock-in, privacyschendingen en druk vanuit de Amerikaanse overheid. Hoe ziet de Minister
dit en heeft hij hier gesprekken over gevoerd? Maakt hij zich ook zorgen over deze
afhankelijkheidsrelatie?
De leden van de D66-fractie vragen welke rol de Minister voor zichzelf weggelegd ziet
om de digitale soevereiniteit van Nederlandse onderwijsinstellingen te borgen. Acht
hij de digitale soevereiniteit van het Nederlandse onderwijs net zo cruciaal als die
van de rijksoverheid, en zoekt hij daarmee aansluiting bij de nieuwe Rijksbrede cloudstrategie
van de Staatssecretaris van BZK en de aangenomen moties-Van der Werf c.s., -Kathmann
c.s. en -Six Dijkstra c.s.?2 Graag op de afzonderlijke vragen en moties een reactie en een duidelijke motivatie
indien hiervan wordt afgeweken.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie welke concrete stappen de Minister gaat
zetten om Nederland minder afhankelijk te maken van Amerikaanse cloudtechnologie en
om Europese alternatieven de standaard te maken in het vervolgonderwijs. Gaat de Minister
een risicoanalyse doen en gaat hij samen met instellingen een exitstrategie formuleren,
zo vragen deze leden. Is hij bovendien bereid om samen met instellingen afspraken
te maken over collectieve inkoop bij Europese partijen?
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de agendastukken en hebben hier
de volgende vragen en opmerkingen bij.
In het vakblad Maatschappij en Politiek waarschuwde hoogleraar Digitalisering Reijer
Passchier onlangs opnieuw voor de dominantie van technologiebedrijven.3 Terecht stelde hij dat onderwijs een belangrijke rol speelt in de omgang met big tech. Scholen dienen slimmere keuzes te maken ten aanzien van technologie in plaats van
blindelings afhankelijk te zijn van big tech oplossingen. De leden van de BBB-fractie hebben vragen over het beleid ten aanzien
van AI, vragen over het stimuleren van de ontwikkeling van Europese en Nederlandse
alternatieven om onze afhankelijkheid te verminderen en vragen over de veiligheid
van onze data.
Er is in het mbo, hbo en wo veel onduidelijkheid over het AI-beleid. Op 1 augustus
2024 is de Europese AI-act in werking getreden. Echter, onderwijsinstellingen in het
middelbaar, hoger en wetenschappelijke onderwijs lopen achter. Zo is er onduidelijkheid
over hoe AI kan worden toegepast bij toetsing. Dit vraagt om meer centrale regie op
AI in het onderwijs. De leden van de BBB-fractie vragen de Minister welke stappen
er gezet gaan worden naar een landelijk AI-beleid en hoe de koepelorganisaties in
het onderwijs hierin betrokken gaan worden.
Ook de leden van de BBB-fractie zien een toenemende groeiende afhankelijkheid van
Amerikaanse big tech-bedrijven, zoals Microsoft, Amazon en Google. Dit brengt risico’s met zich mee, zoals
een verlies aan academische vrijheid en digitale soevereiniteit, privacy-problemen
en oplopende kosten. Het overstappen naar een andere leverancier wordt steeds ingewikkelder.
Met een dure term: er zijn vendor-lock-ins. Dat brengt deze leden tot de vraag aan
de Minister hoe we deze knellende afhankelijkheden kunnen voorkomen. Tevens vragen
zij de Minister hoe hij de ontwikkeling van Europese en Nederlandse alternatieven
gaat stimuleren om de afhankelijkheid te verminderen.
Ook is het vaak onduidelijk hoe deze grote spelers met de data over onze leerlingen
omgaan. Dit raakt de digitale soevereiniteit van ons onderwijs. Medewerkers van de
Universiteit Utrecht waarschuwden recent nog dat we de controle over onze data verliezen.
IT-bedrijven kunnen wettelijk worden verplicht om communicatie, documenten en gevoelige
of persoonlijke gegevens te delen met Amerikaanse instellingen. Bovendien bieden Europese
servers bieden daarbij geen bescherming. Graag een reflectie hierop van de Minister.
De omvang en impact van cyberaanvallen benadrukken de noodzaak voor een gezamenlijke
aanpak van digitale veiligheid binnen het onderwijs. We hebben onder andere incidenten
gezien bij de Universiteit Maastricht, de HAN University of Applied Sciences en de
Technische Universiteit Eindhoven. In 2021 bracht de inspectie een onderzoek uit met
de aanbeveling dat alle stelselpartijen, waaronder de overheid, verder stappen moeten
nemen nu en in de toekomst om cybersecurity te versterken op Nederlandse universiteiten
(en hogescholen).4 Hierbij de vraag aan de Minister of de aanbevelingen van de inspectie zijn uitgevoerd.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
onderhavige stukken.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden digitale toegankelijkheid in het onderwijs
van groot belang. Deze leden vragen de Minister op welke manier hij samen met de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de digitale toegankelijkheid in het onderwijs
gaat borgen in de Nationale Strategie voor implementatie van het VN-verdrag Handicap.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in dat kader opnieuw naar de uitvoering
van de motie van het lid Ceder over het verwerken van de Europese toegankelijkheidsakte
in relevante wet- en regelgeving voor zorg en onderwijs.5 Deze leden lazen eerder dat er hierover nadere afstemming plaatsvond met de bewindspersonen
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), BZK en OCW. Kan de Minister hierover
inmiddels al een update geven?
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten zeer aan spoedige uitvoering van de bovenstaande
motie-Ceder. Kan de Minister concreet maken hoe hij de motie, in samenspraak met betrokken
departementen, ervaringsdeskundigen en vertegenwoordigende organisaties, gaat uitvoeren?
Deze leden vragen of de Minister hiervoor een concreet tijdspad met de Kamer kan delen.
II Reactie van de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.E.W. Easton, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.