Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen inzake een kortere afwikkelingscyclus (Kamerstuk 22112-4011)
2025D17181 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 15 april 2025 een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Financiën over het door de Minister
van Buitenlandse Zaken op 24 maart 2025 toegezonden fiche op het beleidsterrein Financiën:
Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen inzake een kortere
afwikkelingscyclus (Kamerstuk 22 112, nr. 4011)
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Steur
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-, NSC- en BBB-fracties hebben met belangstelling kennisgenomen
van het fiche en hebben hierover enkele vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie voorstelt om te regelen
dat de settlementcyclus wordt verkort van «niet later dan op de tweede werkdag» (T+2)
naar «niet later dan de eerste werkdag» (T+1). Deze leden vinden dit een goed voorstel,
omdat dit zorgt voor een verbetering en versterking van de Europese kapitaalmarkten
en de concurrentiepositie van de Europese kapitaalmarkten. Dit is van belang voor
de financiering van onze bedrijven.
De leden van de VVD-fractie lezen ook dat het kabinet stelt «te bezien of het nodig
is» om een bepaalde coulance door de toezichthouders te laten verlenen teneinde de
regeling werkbaar te houden voor bedrijven. Gaat het kabinet zich nou wel of niet
hard maken voor deze coulance en zo ja, hoe gaat het kabinet dit vorm geven en voor
welke periode zou die coulance moeten gelden?
De overgang naar T+1 zal van effectenbewaarinstellingen de nodige capaciteit vereisen,
constateren deze leden. Voorziet het kabinet problemen als tijdens de migratie naar
T+1 door effectenbewaarinstellingen zich marktstress voordoet – zoals we bijvoorbeeld
gezien hebben na aankondiging van de importheffingen door de Verenigde Staten – en
er dus een veelvoud van het aantal aandelen moet worden gesettled dan normaal?
Het kabinet wil er tijdens de onderhandelingen op inzetten dat er in principe geen
andere wijzigingen van CSDR aan het voorstel worden toegevoegd, constateren deze leden.
Dit lijkt de leden van de VVD-fractie logisch, maar ze willen wel weten of er dus
blijkbaar druk is vanuit de Europese Commissie, het Europees Parlement of lidstaten
om nog wel zaken toe te voegen. Hoe is het krachtenveld op dat punt?
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast waarom de Europese Commissie geen officiële
effectenbeoordeling heeft vastgesteld.
Ook willen de leden van deze fractie een nadere duiding van het kabinet over of er
hogere kosten te verwachten zijn voor de consument door de kortere settlementcyclus,
aangezien de Europese Commissie aangeeft dat twee grote EU-bankengroepen inschatten
dat hun kosten met vier en tien miljoen euro stijgen als gevolg van de maatregel.
Het kabinet schrijft dat de ervaring in de Verenigde Staten geen aanleiding geven
tot zorgen over stijgende kosten voor consumenten, maar de situatie in de Europese
Unie kan anders zijn natuurlijk.
De leden van de VVD-fractie willen daarnaast weten wat de gevolgen zijn als de Nederlandse
overheid zich niet aan de kortere settlementcyclus houdt in zijn eigen uitgifte van
obligaties? Het kabinet schrijft dat er geen problemen met de uitvoerbaarheid zijn
voorzien, maar problemen kunnen zich uiteraard altijd onverwachts voordoen. Moet de
rijksoverheid dan een boete betalen aan de toezichthouder?
Tot slot willen de leden van de VVD-fractie weten welk overleg het kabinet heeft gehad
met de sector om de kabinetsinzet te kunnen bepalen. Zijn er gesprekken geweest en
zo ja, met welke partijen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie onderschrijven het belang van harmonisatie en standaardisatie
om zo de Europese kapitaalmarkt te versterken. De verkorting van de settlementcyclus
naar T+1 zou volgens het fiche leiden tot minder risico en verbeterde efficiëntie.
De verkorting zou ook betekenen dat de cyclus gelijk wordt getrokken met die van andere
jurisdicties (o.a. Verenigde Staten en China). Echter zoals de AFME concludeert, wordt
de Europese kapitaalmarkt gekarakteriseerd door een breed scala aan juridische, fiscale
en regelgevende kaders. Als voorbeeld, in de Europese setting is er sprake van 35
beursgenoteerde markten ten opzichte van 3 in de Verenigde Staten en 14 verschillende
valuta in Europa, terwijl in de Verenigde Staten enkel sprake is van de dollar. De
ECMI en AFME adviseren dan ook een grondige impact assessment. Deze leden constateren
dat de Europese Commissie geen officiële effectbeoordeling heeft laten uitvoeren.
Deze leden vragen dan ook aan het kabinet waarom de Europese Commissie dit achterwege
heeft gelaten. Is het kabinet nog voornemens om er bij de Europese Commissie op aan
te dringen deze alsnog uit te laten voeren?
De leden van de NSC-fractie lezen in het ESMA-rapport dat bij de overgang naar T+1
in de Verenigde Staten de stakeholders meer personeel hebben aangenomen om tegemoet
te komen aan de directe behoeften die de transitie naar T+1 vereiste. Voorziet het
kabinet problemen ten aanzien van de Nederlandse context, gezien de huidige arbeidsmarkt?
Is de go-live termijn van 11 oktober 2027 wel haalbaar en uitvoerbaar?
Hierop aansluitend lezen de leden van de NSC-fractie dat het kabinet wil bezien of
er een mogelijkheid tot coulance door de toezichthouders kan worden gecreëerd bij
mislukte settlements. Het ESMA-rapport geeft echter aan dat op basis van opgedane
ervaring bij andere jurisdicties die naar T+1 gegaan zijn, er geen aanleiding is om
aan te nemen dat het aantal mislukte settlements enorm zal toenemen. Op welk moment
van het traject dient hierover een beslissing plaats te vinden? Deze leden kunnen
zich voorstellen dat het beste beeld ontstaat tijdens de testfase. Is het in die fase
nog mogelijk om tot een coulanceregeling voor beperkte duur te komen? Zo ja, hoe zou
een dergelijke coulanceregeling er uit kunnen zien? Hoe gaat, afgezien van een eventuele
coulanceregeling, de handhaving eruit zien? Wie gaat toezichthouden en welke sancties
zijn er op het niet naleven van de verordening? Tot slot, zou het kabinet de Kamer
kunnen informeren over de stand van zaken ten tijde van de testfase?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen op pagina vier van het fiche over mogelijke problemen
die de kortere settlement cyclus kan geven. Deze leden vragen hoe het kabinet deze
knelpunten wil adresseren. Ook vragen deze leden welke nadelige effecten kunnen optreden
als gevolg van deze druk op transacties.
De leden van de BBB-fractie zien dat het kabinet aangeeft oog te willen houden voor
de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de overgang naar een settlement cyclus van
T+1 voor marktpartijen en hiervoor te bezien of het nodig is om bijvoorbeeld een bepaalde
coulance door de toezichthouders te laten verlenen op het boeteregime bij mislukte
settlement. Kan het kabinet duidelijkheid verschaffen hoe de coulance concreet vormgegeven
moet worden en voor welke specifieke partijen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
R.A. van der Steur, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.