Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Postma over het artikel 'Consumenten betalen een toeslag voor groen gas, maar dat is er nog niet'
Vragen van het lid Postma (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over het artikel «Consumenten betalen groen gas maar dat is er nog helemaal niet» (ingezonden 28 maart 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 14 april 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de publicatie van RTL Nieuws van 25 maart «Consumenten betalen een
toeslag betalen voor groen gas, maar dat is er nog helemaal niet»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat is de status van het wetsvoorstel bijmengverplichting groen gas, en van de gesprekken
met de Europese Commissie over het wetsvoorstel? Wanneer wordt de reactie van de Europese
Commissie op het gewijzigde wetsvoorstel verwacht?
Antwoord 2
Een informele reactie van de Europese Commissie wordt in april verwacht. Na akkoord
van de Europese Commissie moet de advisering door de Raad van State worden gedaan.
Parallel aan dit proces vindt de voorjaarsbesluitvorming plaats over de reikwijdte
van de bijmengverplichting.
Vraag 3
Gaat u de tijdslijn nog halen van behandeling? Wanneer wordt de wet in de Tweede Kamer
verwacht en wanneer in de Eerste Kamer?
Antwoord 3
Het kabinet zet zich in voor een zo spoedig mogelijke verzending van het wetsvoorstel
aan de Tweede Kamer na ontvangst van het advies van de Raad van State. Vervolgens
kan behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer en Eerste Kamer plaatsvinden.
De planning daarvan is uiteraard aan de Kamer.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat de kans dat de wet op 1 jan 2026 in werking treedt zeer
klein is?
Antwoord 4
Het kabinet doet zijn uiterste best om 1 januari 2026 te halen. De tijdslijn is mede
afhankelijk van het tempo waarmee de Europese Commissie met een oordeel komt en de
tijd die de RvS nodig heeft voor zijn advisering. Het kabinet zal voor de zomer in
een Kamerbrief communiceren over het vervolgproces.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat het logisch is dat bedrijven zich op wetgeving voorbereiden
en er in de bedrijfsvoering vanuit mogen gaan dat als er een datum gecommuniceerd
wordt, deze datum ook gerespecteerd wordt?
Antwoord 5
Het kabinet vindt het logisch dat bedrijven zich voorbereiden op wetgeving als die
wordt aangekondigd door de overheid. Tegelijkertijd is een proces om tot nieuwe wetgeving
te komen altijd omgeven met onzekerheden, waarvan bij antwoord 4 een voorbeeld is
gegeven.
Vraag 6, 7 en 8
Bent u het ermee eens dat de huishoudens nu een onnodige hoge energierekening hebben
omdat ze betalen voor iets waarvan bijna zeker is, dat het dan nog niet speelt?
Bent u het ermee eens dat huishoudens dit bedrag terug moeten krijgen?
Bent u het ermee eens dat de meest charmante manier voor energiebedrijven om met deze
overheidonvolkomendheid om te gaan de optie is om prijzen tussentijds te kunnen wijzigen?
Heeft dat wat u betreft ook de voorkeur?
Antwoord 6, 7 en 8
Het kabinet vindt het onwenselijk dat energieleveranciers kosten in rekening brengen
die mogelijk niet gemaakt hoeven te worden. Tegelijkertijd bestaat er contractvrijheid
en mogen energieleveranciers zich voorbereiden op de inwerkingtreding van de bijmengverplichting.
Er zijn in ieder geval een aantal praktische mogelijkheden voor leveranciers bij het
vormgeven van hun contract om onnodige kosten te vermijden, die diverse partijen al
inzetten en waarvan in het artikel van RTL Nieuws een aantal voorbeelden zijn gegeven.
Het staat leveranciers bijvoorbeeld vrij om klanten de mogelijkheid te bieden het
contract tussentijds te herzien. Leveranciers kunnen ook ervoor kiezen om nu nog geen
kosten door te berekenen in de prijs, maar wel een helder wijzigingsbeding op te nemen
voor het geval specifieke nieuwe wetgeving leidt tot kosten tijdens de looptijd van
de overeenkomst. Aan kleinverbruiker moet wel de reële mogelijkheid worden geboden
om de overeenkomst te beëindigen wanneer de leverancier de leveringstarieven eenzijdig
aanpast.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat indien het klopt dat energiemaatschappijen de rekening vanwege
groen gas verhogen met 10% dat dan deze verhoging de energierekening die voor veel
huishoudens al te hoog is, nog onbetaalbaarder maakt?
Antwoord 9
In de huidige opzet van het wetsvoorstel bedragen de geschatte meerkosten in het eerste
jaar van de verplichting 1–2 ct.jm3 gas. Een verhoging van 10% kan het kabinet niet
plaatsen. De hoogte van de energierekening hangt af van vele factoren, waarvan sommige
prijsverhogend en andere prijsverlagend werken; dit moet daarom integraal worden bekeken.
Het gebruik van groen gas is daarnaast voor veel huishoudens een optie met lagere
kosten dan andere duurzame alternatieven, onder andere omdat de bestaande gasinfrastructuur
gebruikt kan worden.
Vraag 10
Deelt u de mening dat 10% opslag niet draagbaar is voor veel huishoudens die amper
rondkomen, zie ook aangenomen motie Postma (Kamerstuk 31 239, nr. 410)?
Antwoord 10
Zoals in vraag 9 uitgelegd, herken ik een 10% opslag niet.
Het kabinet vindt het belangrijk dat alle consumenten hun energierekening kunnen blijven
betalen, ook wanneer de energieprijzen stijgen. Er is daarom extra aandacht voor huishoudens
die kwetsbaar zijn voor hoge energieprijzen, bijvoorbeeld vanwege een laag inkomen
en/of het ontbreken van mogelijkheden om te investeren in verduurzaming. De snelste
maatregel om deze groep te helpen is het openstellen van het Energiefonds in de week
van 21 april aanstaande. Vorig jaar zijn op die manier meer dan honderdduizend huishoudens
geholpen bij het betalen van hun energierekening. Daarnaast worden huurwoningen met
slechte energie (EFG)-labels uitgefaseerd waardoor het energieverbruik en de rekening
daalt, juist bij huishoudens met een lager inkomen. Tot slot wordt een definitie van
energiearmoede opgenomen in het Energiebesluit, conform het door de Kamer aangenomen
amendement op de Energiewet. Dit is de basis voor de monitoring van de ontwikkelingen
rond energiearmoede, om deze goed in beeld houden en het beleid er zo nodig nader
op toe te spitsen.
Vraag 11
Hoe houdt u groen gas betaalbaar voor huishoudens?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 10. Daarnaast is groen gas, zoals meermaals aangetoond (waaronder
in de Startanalyse 2025) voor veel huishoudens de goedkoopste optie voor het verduurzamen
van de warmtevoorziening. De effecten van de bijmengverplichting op de energierekening
worden, conform het gebruikelijke proces, tijdens de reguliere besluitvormingsmomenten
meegenomen in de integrale weging van de koopkracht voor huishoudens of de lastendruk
voor bedrijven en maatschappelijke organisaties. Indien, n.a.v. de integrale weging,
het wenselijk wordt geacht om de meerkosten van de bijmengverplichting (deels) te
compenseren via generiek beleid of specifieke maatregelen, dan vindt hierover besluitvorming
plaats, in samenhang met een ordentelijke budgettaire dekking.
Vraag 12
Hoe waarborgt u dat energiemaatschappijen die reeds een groen gas-toeslag in rekening
hebben gebracht, deze aan huishoudens terugbetalen?
Antwoord 12
Voor het antwoord op deze vraag verwijst het kabinet u naar het antwoord op vraag
7 en 8.
Vraag 13
Bent u het ermee eens dat, liefst nog voor 1 januari 2026, genormeerd moet worden
hoe energiemaatschappijen de energierekening voortaan op moeten stellen op zo’n manier
dat huishoudens kunnen zien hoeveel ze voor de bijmenging van groen gas betalen?
Antwoord 13
Het kabinet is het ermee eens dat het voor huishoudens belangrijk is om inzicht te
hebben in de opbouw van de energierekening. Tegelijkertijd is het kabinet terughoudend
in het opleggen van nieuwe extra eisen aan de opbouw van de energierekening voor energiemaatschappijen.
Per 1 januari 2026 zal de Energiewet in werking treden. Na inwerkingtreding worden
energieleveranciers reeds verplicht om op de factuur onderscheid te maken tussen de
verbruiksafhankelijke en verbruiksonafhankelijke kosten. Verder stelt de energieleverancier
de factuur op in begrijpelijke en duidelijke taal. Daarnaast wordt op dit moment gewerkt
aan de implementatie van de herziene Gasrichtlijn. Daarbij zal geregeld worden dat
leveranciers het aandeel groen gas in het geleverde gas specificeren. Op grond van
de herziene Gasrichtlijn hoeft echter niet gespecificeerd te worden wat de meerkosten
zijn van specifiek het bijmengen van groen gas.
Vraag 14
Hoeveel m3 groen gas is er nodig per jaar vanaf 1 januari 2026 als de wet wel in gaat, wil er
aan de bijmengverplichting kunnen worden voldaan? Is dat beschikbaar in Nederland?
Voor hoeveel procent zijn we afhankelijk van de buitenlandse markt?
Antwoord 14
Het opbouwpad van de bijmengverplichting wordt vastgelegd in een algemene maatregel
van bestuur. In de Kamerbrief «Aanpassingen bijmengverplichting groen gas» is gecommuniceerd
over het opbouwpad tot 2030. In de memorie van toelichting behorende bij het concept
wetsvoorstel is een opbouwpad genoemd uitgedrukt in de hoeveelheid CO2 reductie. Dit betekent dat het doel uitgedrukt in volume een schatting is op basis
van de verwachte grondstoffen, oplopend van ca. 210 mln. m3 tot 1,1 mld. m3 in 2030. In de Kamerbrief «Nadere uitwerking bijmengverplichting groen gas» is beschreven
dat de productiepotentie van groen gas in Nederland hoger is dan het doel van de bijmengverplichting.
Het doel wordt voor het eerste jaar lager vastgesteld dan de reeds bestaande groen
gas productie.
Vraag 15
Hoeveel m3 van het totaal aan benodigd groen gas komt er per 1 januari 2026 uit rioolslib uit
Nederland, hoeveel uit groente-, fruit- en tuinafval (gft) uit Nederland, hoeveel
uit etensresten uit Nederland, hoeveel uit (koe)mest uit Nederland en hoeveel uit
welke andere bron(nen)?
Antwoord 15
Het is niet te voorspellen uit welke grondstof groen gas in 2026 geproduceerd wordt.
In het jaar 2023 werd er volgens het CBS in totaal 276 mln. m3 biogas geproduceerd. Daarvan was 6% afkomstig uit rioolslib, 56% uit mest- en co
vergisting van mest en 35% uit overige biogrondstoffen (zoals GFT en allesvergisting).
Vraag 16
Hoe zijn Nederlandse waterzuiveringsinstallaties (rioolslib), Nederlandse gft inzamelaars
(gft), Nederlandse horeca (etensresten) en Nederlandse boeren (mest)betrokken bij
de plannen voor groen gas per 1 januari 2026.
Antwoord 16
De plannen voor de bijmengverplichting zijn besproken met stakeholders, waaronder
de Unie van Waterschappen en het Platform Groen Gas. Daarnaast is het wetsvoorstel
in consultatie gegeven.
Vraag 17
Hoe heeft en houdt u regie op de groengasproductie in Nederland?
Antwoord 17
Binnen het Programma Groen Gas wordt er gewerkt aan de opschaling en inzet van groen
gas in Nederland. Binnen dit programma houdt het kabinet zicht op de productie van
groen gas, of het groen gas voldoet aan de gestelde duurzaamheidseisen, welke knelpunten
er zijn voor verdere opschaling van groen gas. Dit doet het kabinet in samenwerking
met verschillende organisaties zoals de Unie van Waterschappen, NEa, VertiCer, RvO
en Netbeheer Nederland.
Vraag 18
Zal er ook groen gas worden geïmporteerd, en zo ja: waar vandaan en hoeveel m3?
Antwoord 18
Het Programma Groen Gas zet in op het stimuleren van de groen gas productie in Nederland.
Het wetsvoorstel bijmengverplichting is gericht op groen gas dat in Nederland in het
gasnet wordt ingevoed. Import via het gasnet wordt niet gestimuleerd, omdat dit niet
meetelt voor de Nederlandse klimaatdoelstellingen, conform de IPCC-emissie statistiekregels.
Het staat energieleveranciers of consumenten vrij om groen gas te importeren voor
andere doelen dan de bijmengverplichting groen gas, momenteel gebeurt dit niet op
grote schaal.
Vraag 19
Wat is de winst van Nederlands groen gas, respectievelijk geimporteerd groen gas,
ten opzichte van aardgas?
Antwoord 19
Groen gas geproduceerd uit mest zorgt voor een extra verdienvermogen voor de boeren.
Daarnaast, telt groen gas dat wordt ingevoed in het Nederlands gasnet mee voor de
Nederlandse klimaatdoelstellingen. Geïmporteerd groen gas kan gebruikt worden om te
voldoen aan internationale RED-doelstellingen voor duurzame energie en t.b.v. de verplichtingen
van grootschalige uitstoters van CO2 als gevolg van het handelssysteem voor CO2, het zogeheten EU ETS. Voor de nationale Nederlandse klimaatdoelen, zoals vastgelegd
in de Klimaatwet, telt geïmporteerd groen gas niet mee. Ook voor de COrreductie doelen
in het kader van de Effort Sharing Regulation en het Parijsakkoord telt alleen groen
gas mee dat in Nederland in het gasnet is ingevoed, conform IPCC-emissie statistiekregels.
Vraag 20
Met welk bijmengpad moeten energiebedrijven rekening houden in de meerjarige contracten
die ze willen aanbieden?
Antwoord 20
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 14, wordt het opbouwpad van de verplichting
vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur bij het wetsvoorstel. De specifieke
verplichting per energieleverancier wordt berekend naar rato van de marktaandelen,
dit zorgt voor een beperkte onzekerheid over de exacte verplichting per leverancier
aangezien deze marktaandelen niet vaststaan. Leveranciers kunnen omgaan met deze onzekerheid,
omdat het wordt toegestaan een klein gedeelte van de benodigde handelseenheden mee
te nemen naar het volgende boekjaar. Daarnaast kunnen leveranciers onderling handelen
na vaststelling van de marktaandelen.
Vraag 21
Voor welke soort(en) woningbouw is groen gas de oplossing binnen de gemeentelijke
warmtetransitie?
Antwoord 21
Groen gas, in combinatie met een hybride warmtepomp, is een oplossing voor huizen
die niet kunnen overstappen op een all-electric warmtepomp of een warmtenet. Dit geldt
met name voor woningbouw in het landelijk gebied.
Vraag 22
Welke afspraken zijn er gemaakt met Nederlandse gemeenten over het laten liggen van
het aardgasleidingenstelsel voor het transport van groen gas?
Antwoord 22
Hier zijn geen afspraken over gemaakt. Gemeenten en netbeheerders spreken met elkaar
over de warmtetransitie om per wijk tot een warmteplan te komen. Indien gekozen wordt
voor volledig collectieve warmte of volledig elektrisch, dan geeft de Wet gemeentelijke
instrumenten warmtetransitie gemeenten de netbeheerders, indien dat technisch gezien
kan, het gasnet verwijderen omdat in die wijken ook in de toekomst geen gasnet nodig
is.
Vraag 23
Welke afspraken heeft u gemaakt met gemeenten over de rol van groen gas binnen de
warmtetransitie, vanaf 1 januari 2026?
Antwoord 23
De gemeente voert regie in de warmtetransitie. Gemeenten hebben daarvoor een transitievisie
warmte opgesteld. Deze visie moet in 2026 worden geactualiseerd als verplicht warmteprogramma
onder de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Gemeenten kunnen daarbij
onder andere gebruik maken van de Actualisatie startanalyse 2025 van het PBL en de
daarbij genoemde strategieën, zoals de inzet van klimaatneutrale gassen, waaronder
groen gas. Tegelijkertijd is de beschikbaarheid van duurzame gassen onzeker en naar
alle waarschijnlijkheid schaars. Het is daarom van belang dat gemeenten daar rekening
mee houden in de warmteprogramma's. Als voor gebieden onzeker is welke warmtestrategie
op lange termijn robuust is, is het van belang dat in die gebieden in ieder geval
al wordt begonnen met energiebesparing.
Vraag 24
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voor het commissiedebat Betaalbare energierekening
voor huishoudens beantwoorden?
Antwoord 24
Het kabinet heeft de vragen zoveel mogelijk afzonderlijk beantwoord. Het antwoord
op vraag 6, 7 en 8 is gecombineerd. Voor het antwoord op vraag 12 verwijst het kabinet
u naar het antwoord op vraag 6, 7 en 8.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.