Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ceder en Piri over het vervolg ten aanzien van de zaak van Tent of Nations
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie) en Piri (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het vervolg ten aanzien van de zaak van Tent of Nations en effectieve bescherming van Palestijnen (ingezonden 18 maart 2025).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 14 april 2025)
Vraag 1
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger over de zaak van Tent of Nations?1 Klopt het dat de zaak van Tent of Nations, die al langer dan dertig jaar loopt, het
langstlopende landregistratieproces in Israël is?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met deze antwoorden. Het is niet te verifiëren of de zaak van Tent of Nations het langstlopende landregistratieproces bij het Israëlische Hooggerechtshof is.
Vraag 2
Heeft u, zoals toegezegd bij het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken in februari,
bij de Europese Unie (EU)-Israël Associatieraad Minister Sa’ar aangesproken op de
zaak Tent of Nations? Zo ja, wat was de reactie van Minister Sa’ar?
Antwoord 2
Tijdens de EU-Israël Associatieraad heb ik geen mogelijkheid gehad om de zaak van
Tent of Nations op te brengen. In recent contact met Minister Sa’ar heb ik Tent of Nations opgebracht en verzocht hij om nadere achtergrond. Die heb ik hem verschaft.
Vraag 3
Is er inmiddels duidelijkheid gegeven waarom de beoordeling van de stukken zo lang
duurt en waarom er opnieuw vertraging is? Zou u deze kwestie opnieuw en met spoed
kunnen aankaarten bij de Israëlische autoriteiten?
Antwoord 3
Het is niet duidelijk waarom de beoordeling van de stukken zo lang duurt. De rechtszaak
over het landregistratieproces loopt nog steeds, zo was er op 25 maart jl. opnieuw
een zitting van de militaire rechtbank. Nederland blijft de zaak van Tent of Nations met regelmaat onder de aandacht brengen van de Israëlische autoriteiten. Dit gebeurt
op politiek en ambtelijk niveau, zowel vanuit Den Haag als via de ambassade in Tel
Aviv en vertegenwoordiging in Ramallah.
Vraag 4, 5 en 6
In eerdere beantwoording gaf het kabinet aan dat uit gesprekken met de Coordination
of Government Activities in the Territories (COGAT) bleek dat het aanleggen van de
twee wegen in de buurt van de Tent of Nations niet is toegestaan en dat COGAT stelde
hierop zullen handhaven; is dit inmiddels gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat het Hooggerechtshof op 8 oktober 2024 de uitspraak heeft gedaan dat
de staat Israël de wegen moest verwijderen binnen zestig dagen en dat als de staat
in gebreke zou blijven, de familie Nassar naar de Civil Court in Jeruzalem zou kunnen
gaan?
Klopt het dat op 6 februari 2025 bij de Civil Court de uitspraak werd gedaan dat het
land waar de wegen zijn aangelegd inderdaad aan de familie Nassar toebehoren? Indien
dat zo is, kan het kabinet dan bij COGAT en Israëlische autoriteiten ook op directe
naleving aandringen? Welke pressiemiddelen heeft de familie indien aan de uitspraak
geen gehoor wordt gegeven?
Antwoord 4, 5 en 6
Het aanleggen van de twee wegen in de buurt van Tent of Nations is inderdaad niet toegestaan. Dit is bevestigd door het Israëlische Hooggerechtshof
op 8 oktober 2024 en op 6 februari 2025 door de districtsrechtbank in Jeruzalem. De
uitspraak van 6 februari 2025 van de districtsrechtbank stelt dat de wegen zijn aangelegd
op land in privéeigendom. Net als in de uitspraak van 8 oktober 2024 van het Hooggerechtshof,
stelt de districtsrechtbank dat de wegen binnen zestig dagen verwijderd moeten worden.
COGAT heeft tot op heden geen actie ondernomen naar aanleiding van deze uitspraken,
hetgeen ik afkeur.
De familie Nassar heeft geen andere pressiemiddelen dan de lopende juridische processen
en hun internationale contacten. Nederland wijst de Israëlische autoriteiten geregeld
op de verantwoordelijkheid gerechtelijke beslissingen te handhaven, waaronder inzake
Tent of Nations.
Vraag 7 en 8
Ziet u ook dat er meer constructies en wegen worden gebouwd en de incidenten toenemen?
Kan u opnieuw met spoed contact opnemen met COGAT om te handhaven en de illegale structuren
te verwijderen en te zorgen voor feitelijke bescherming aan de eigenaren van het gebied
en hun bezoekers?
Erkent u dat door te lang te wachten een feitelijk onomkeerbare situatie dreigt te
ontstaan en dat dit, in afwachting van een definitieve uitspraak, zeer onwenselijk
is? Kan u COGAT wijzen op hun eerdere toezegging om op te treden en verzoeken dit
alsnog te doen?
Antwoord 7 en 8
Sinds 7 oktober 2023 is een groei en toename van nederzettingen waarneembaar op de
Westelijke Jordaanoever, ook in het gebied rondom de Tent of Nations. Dergelijke nederzettingen zijn in strijd met internationaal recht. Bovendien bemoeilijken
zij een duurzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict, waarvoor een door
beide partijen gedragen tweestatenoplossing voor het kabinet de basis blijft. Het
kabinet keurt het Israëlisch nederzettingenbeleid ten stelligste af. Nederland blijft
de zaak van Tent of Nations met regelmaat onder de aandacht brengen van de Israëlische autoriteiten, en wijst
hen daarbij op hun verantwoordelijkheid om de familie Nassar, hun land en gasten te
beschermen.
Vraag 9
Hoe verhouden de antwoorden van uw ambtsvoorganger dat volgens het bezettingsrecht
de Israëlische militaire commandant verantwoordelijk is voor de veiligheid van de
Palestijnse burgerbevolking zich tot de afspraken die tussen de Israëlische autoriteiten
en de Palestijnse Autoriteit (PA) zijn gemaakt en de verschillende rollen ten aanzien
van Area A, B, C? Kan het kloppen dat de praktische afspraken niet te verklaren zijn
vanuit het bezettingsrecht, maar juist uit de lex specialis, voortvloeiend uit afspraken
die rond de Oslo-akkoorden zijn gemaakt?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vragen 9, 11 en 12.
Vraag 10
Herinnert u zich het antwoord van uw ambtsvoorganger dat Israëlische politiebureaus
zich geregeld in gesloten nederzettingen bevinden, die Palestijnen alleen mogen betreden
na goedkeuring en onder begeleiding? Bent u bereid om de Israëlische regering aan
te spreken op het feitelijk mogelijk te maken van het doen van aangifte op bereikbare
locaties?
Antwoord 10
Ja, ik ben bekend met dit antwoord. Het is belangrijk dat Palestijnen aangifte kunnen
doen. In de praktijk is dit niet eenvoudig, vanwege de vele beperkingen die Palestijnen
ondervinden om naar politiebureaus in nederzettingen te kunnen reizen. Het kabinet
blijft de Israëlische autoriteiten aanspreken op de situatie op de bezette Westelijke
Jordaanoever en wijst op Israëls internationaalrechtelijke verplichtingen.
Vraag 11 en 12
Kunt u uiteenzetten welke afspraken er zijn gemaakt tussen de PA en de Israëlische
autoriteiten ten aanzien van de veiligheid en bescherming van Palestijnse burgers
in Area C? Zou u hierbij ook specifiek in kunnen gaan op afspraken ten aanzien van
de mogelijkheid voor Palestijnen om ongehinderd aangifte te kunnen doen?
Kunt u aangeven welke afspraken er specifiek zijn gemaakt ten aanzien van de rollen
van de Palestijnse politie en de Israëlische autoriteiten en de afbakening van de
verschillende bevoegdheden? Zou u, indien deze er zijn, kunnen verwijzen naar documenten
waarin deze afspraken zijn vastgelegd?
Antwoord 9, 11 en 12
De afbakening van de bevoegdheden tussen de Palestijnse veiligheidssector en de Israëlische
autoriteiten is vastgelegd in de zogenaamde Israëlisch-Palestijnse interim-overeenkomst
over de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (Oslo II, 1995), met name in Bijlage
I (het protocol over veiligheidszaken). De verdeling is als volgt:
Area A – Palestijnse politie heeft volledige bevoegdheid voor wetshandhaving, ordehandhaving
en strafzaken. Israëlische autoriteiten mogen geen operaties uitvoeren, behalve als
Israël dit in uitzonderlijke gevallen noodzakelijk acht, bijvoorbeeld bij terrorisme.
Area B – Palestijnse politie is verantwoordelijk voor civiele orde en het behandelen van
strafzaken onder Palestijnen. Israëlische autoriteiten behouden de verantwoordelijkheid
voor algemene veiligheid en hebben het recht om in te grijpen bij veiligheidsdreigingen.
In geval van incidenten moet er coördinatie plaatsvinden tussen de Palestijnse en
Israëlische veiligheidstroepen.
Area C – Israëlische autoriteiten zijn volledig verantwoordelijk voor veiligheid, rechtshandhaving
en civiele zaken. Palestijnse politie mag hier niet opereren zonder expliciete Israëlische
toestemming. Dit betekent dat zij geen arrestaties kan uitvoeren of juridische procedures
kan starten tegen overtreders, inclusief kolonisten of Israëlische soldaten. Er zijn
geen formele afspraken tussen de PA en Israël betreffende de mogelijkheid voor Palestijnen
in Area C om ongehinderd aangifte te doen of andere afspraken ten behoeve van hun
bescherming. In dit gebied is de Israëlische militaire wetgeving van toepassing op
de Palestijnen.
Daarnaast bestaat nog het Hebronprotocol (1997). Dit regelt de gedeeltelijke overdracht
van Hebron aan de PA, maar bevestigt opnieuw dat de Palestijnse politie niet in Area
C mag opereren.
Ten slotte is er een aantal informele afspraken over de coördinatie tussen de Palestijnse
en Israëlische veiligheidstroepen, die onder andere worden gefaciliteerd door the Office of the Security Coordinator, een Amerikaans-geleid samenwerkingsverband waaraan Nederland bijdraagt.
Bovengenoemde bilaterale afspraken dienen bezien te worden in de context van het humanitair
oorlogsrecht, waaronder het Vierde Verdrag van Genève. Op grond van artikel 47 van
dit verdrag kan de burgerbevolking in bezet gebied niet de beschermingen van het verdrag
worden ontnomen door enige verandering die voortvloeit uit afspraken tussen de bezettende
macht (Israël) en de autoriteiten van het bezette gebied (Palestijnse Autoriteit).
Volgens het bezettingsrecht is de bezettende macht verantwoordelijk voor de openbare
orde en veiligheid in het bezette gebied. De Oslo-akkoorden doen hieraan niet af,
zoals ook blijkt uit het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024.2
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.