Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Kort over de Duitse “Ergebnisse der Sondierungen von CDU, CSU und SPD”
Vragen van het lid De Kort (VVD) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Duitse «Ergebnisse der Sondierungen von CDU, CSU und SPD» (ingezonden 20 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
14 april 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het Duitse akkoord op hoofdlijnen tussen CDU, CSU en SPD?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
De partijen hebben afgesproken mensen met een uitkering die kunnen werken met spoed
en voorrang naar werk te begeleiden; hoe spant de Nederlandse regering zich hiervoor
in?
Antwoord 2
Het akkoord op hoofdlijnen heeft betrekking op het Duitse bijstandssysteem (Bürgergeld).
In Nederland is de uitvoering van de bijstand en de begeleiding naar werk gedecentraliseerd
naar gemeenten (colleges van burgemeester en wethouders). Hierdoor hebben gemeenten
de wettelijke taak om mensen met een bijstandsuitkering te ondersteunen bij het vinden
van werk. Voor de uitvoering van deze wettelijke taken ontvangen gemeenten financiering
vanuit het Rijk. Daarnaast zet het kabinet een groot aantal stappen om ervoor te zorgen
dat zoveel mogelijk bijstandsgerechtigden naar werk worden begeleid, zoals via:
Het wetsvoorstel Participatiewet in balans2. Hiermee wordt onder andere deeltijdwerken vanuit de bijstand aantrekkelijker gemaakt.
Het wetsvoorstel «Vereenvoudiging van de banenafspraak en de quotumregeling voor mensen
met een arbeidsbeperking (Wet banenafspraak»)3. Dit wetsvoorstel moet het simpeler en aantrekkelijker maken voor werkgevers om mensen
met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.
Het programma Simpel Switchen in de Participatieketen, dat het makkelijker maakt om
overgangen te maken tussen uitkering, werk en verschillende vormen van werk.
De ontwikkeling van sectorale ontwikkelpaden, waarmee mensen met een afstand tot de
arbeidsmarkt gericht opleiden en begeleiden naar werk in sectoren met personeelstekorten.
Het wetsvoorstel Van school naar duurzaam werk4, waarmee de overgang van kwetsbare jongeren van school naar de arbeidsmarkt wordt
verbeterd.
De versterking van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven, zodat de baankanen
worden vergoot van mensen die tijdelijk of langdurig niet bij een reguliere werkgever
kunnen werken.
Het verder stimuleren van beschut werk door een structurele verhoging van het budget
voor beschut werk en het opstellen van een verbeteragenda om de toegankelijkheid van
beschut werk te versterken.
En de vorming van regionale werkcentra, waarmee de dienstverlening aan werkzoekenden
en werkgevers wordt vereenvoudigd en verbeterd.
Vraag 3
Is het in Nederland inzichtelijk welke bijstandsontvangers wel en niet kunnen werken?
Zo nee, bent u bereid dit inzichtelijker te maken om gericht mensen naar werk te kunnen
begeleiden? Zoals door te beginnen met alle nieuwe instroom hierop te toetsen en deze
groep met voorrang naar werk te begeleiden?
Antwoord 3
Zoals vermeld in antwoord op vraag 2, zijn op grond van de Participatiewet (artikel
7) het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor de uitvoering
van de Participatiewet. Onderdeel van de gemeentelijke uitvoering is het verbinden
van arbeidsverplichtingen aan de bijstandsuitkering. Dit betekent dat mensen die bijstand
ontvangen in principe verplicht zijn om werk te zoeken of mee te doen aan activiteiten
die hun kans op werk vergroten. Dit gebeurt in beginsel standaard, tenzij sprake is
van een (tijdelijke) ontheffing.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een aanzienlijk deel van de mensen in de
bijstand (voorlopig) niet of alleen met intensieve begeleiding en ondersteuning aan
werk kan komen5. Uit die onderzoeken blijkt ook dat gemeenten binnen hun beschikbare middelen keuzes
moet maken en hun ondersteuning bij arbeidsinschakeling in veel gevallen vooral richten
op bijstandsgerechtigden met een grotere kans op uitstroom naar werk.
Mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt – die vaak langdurig in de bijstand
zitten – worden gemiddeld minder frequent gesproken. Hierdoor hebben gemeenten minder
zicht op hun mogelijkheden en belemmeringen om aan het werk te gaan.
Vraag 4
Zijn er in Nederland uitkeringsgerechtigden die aantoonbaar kunnen werken, maar dit
alsnog niet doen? Zo ja, welke consequenties ervaart deze groep hier in de praktijk
van? Verschillen deze consequenties per gemeente?
Antwoord 4
Voor iedereen die valt onder de Participatiewet en die niet is vrijgesteld van de
arbeidsverplichtingen, geldt dat men zich moet inspannen om algemeen geaccepteerde
arbeid te vinden, te aanvaarden en te behouden.
Het weigeren van algemeen geaccepteerde arbeid is niet toegestaan en kan leiden tot
een verlaging van de uitkering. Dat is mogelijk zowel op basis van de huidige Participatiewet
als op basis van de wet- en regelgeving die in voorbereiding is, zoals het wetsvoorstel
Participatiewet in balans en het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid. Met dit
laatste wetsvoorstel (en het daarop gebaseerde Maatregelenbesluit) wordt één uniform
maatregelenbeleid binnen de sociale zekerheid, inclusief Participatiewet gecreëerd.
Hierdoor worden verschillen tussen gemeenten en tussen gemeenten en UWV en SVB weggenomen.
Gemeenten dienen bij het (eventueel) verlagen van de uitkering vanzelfsprekend zorgvuldig
rekening te houden met de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de bijstandsgerechtigde.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het voornemen van de christendemocraten en sociaaldemocraten om de
uitkering van mensen die kunnen werken, maar herhaaldelijk werk weigeren, volledig
te schrappen?
Antwoord 5
In Nederland geldt bij bijstandsverlening het uitgangspunt dat werk boven een uitkering
gaat. Mensen met een bijstandsuitkering zijn daarom verplicht om werk te verkrijgen,
te aanvaarden en te behouden, en om gebruik te maken van re-integratievoorzieningen
die hen daarbij ondersteunen. Als deze verplichtingen niet worden nagekomen – bijvoorbeeld
wanneer iemand weigert algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of te behouden –
is de gemeente wettelijk verplicht een maatregel op te leggen. In dat geval wordt
de uitkering ten minste één maand met 100% verlaagd.
Wanneer er sprake is van recidive, dan verlaagt de gemeente de uitkering met 100%
gedurende ten minste een maand en maximaal drie maanden. Hierbij moet de duur van
de maatregel langer zijn dan bij de eerste overtreding. Bij de derde en verdere overtredingen
geldt een maatregel van 100% verlaging van de uitkering, telkens voor een duur van
drie maanden. Jurisprudentie geeft hierbij wel aan dat de uitkering een vangnetregeling
is, die niet als gevolg van een eenmalig besluit blijvend geweigerd kan worden. Gemeenten
moeten dus altijd zorgvuldig handelen en oog houden voor individuele omstandigheden
van mensen.
Vraag 6
Wat zou deze maatregel in Nederland betekenen voor de arbeidsparticipatie en de uitkeringslasten?
Antwoord 6
Deze maatregel zal naar verwachting weinig effect hebben op de arbeidsparticipatie
en de uitkeringslasten in Nederland. Nederland kent al een maatregelenbeleid waarbij
sprake is van (tijdelijk) 100%-verlaging van de bijstandsuitkering bij (herhaaldelijke)
werkweigering.
Vraag 7
Bent u bereid om in de herziening van de Participatiewet consequenties te verbinden
aan structurele werkweigering, zoals het inkorten of het intrekken van een uitkering?
Antwoord 7
Zoals in antwoorden op vragen 4 en 5 aangegeven worden in de Nederlandse situatie
al consequenties verbonden aan (structurele) werkweigering. Ook bij de herziening
van de Participatiewet blijft het uitgangspunt gelden dat werkweigering een (tijdelijke)
korting van de uitkering oplevert. Dit uitgangspunt is in lijn met het door de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontwikkelde uniforme handhavingsregime binnen
de sociale zekerheid, dat momenteel voor advies bij de Raad van State ligt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.