Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Inge van Dijk en Vedder over de combinatie box 3 en Wet betaalbare huur belangrijkste reden om uit te ponden
Vragen van de leden Inge van Dijk en Vedder (beiden CDA) aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Combinatie box 3 en Wet betaalbare huur belangrijkste reden om uit te ponden» (ingezonden 12 maart 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens
de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 10 april 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2024–2025, nr. 1857.
Vraag 1
Passen de resultaten van de peiling van Vastgoedinsider.nl onder 368 respondenten
bij uw beeld van de belangrijkste redenen voor uitponding van verhuurd vastgoed met
een zwaartepunt bij Box 3, de combinatie Box 3 en de Wet Betaalbare Huur?1
Antwoord 1
De cijfers van het Kadaster laten een uitpondbeweging zien in 2024. Deze vindt met
name plaats onder kleinere particuliere verhuurders en niet-institutionele bedrijfsmatige
verhuurders. Hoewel deze uitpondbeweging op dit moment nog goeddeels gecompenseerd
wordt door nieuwe toevoegingen als gevolg van nieuwbouw, transformatie en splitsen,
is het mogelijk dat het bezit van institutionele investeerders deze terugloop op termijn
onvoldoende kan compenseren. In mijn brief over mijn weging van deze ontwikkelingen
op de huurmarkt heb ik aangegeven dat mijn beeld is dat de ontwikkelingen op de huurmarkt
worden gedreven door een samenspel van aangescherpte huurregulering, aanpassingen
in de fiscaliteit en macro-economische ontwikkelingen. De huurregulering verlaagt
de huurinkomsten voor de verhuurder en beperkt dus de kasstroom en verlaagt daarmee
de kapitaalwaarde van huurwoningen. Daarnaast spelen de fiscale regels een rol. Onder
andere de toegenomen belastingdruk in box 3 en de onduidelijkheid rondom het nieuwe
box 3 stelsel worden door verhuurders aangedragen als factoren die ervoor zorgen dat
verhuren financieel minder aantrekkelijk is geworden. Ten slotte speelt nadrukkelijk
mee dat de koopwoningmarkt door de combinatie van stijgende lonen, een dalende hypotheekrente
en een lagere overdrachtsbelasting een interessant alternatief is om de huurwoningen
te verkopen aan een eigenaar-bewoner, zoals koopstarters. Voor verhuurders kan dit
alternatief aantrekkelijker lijken dan de onzekerheid en lagere opbrengsten bij voortzetting
van de verhuur. Hierbij speelt ook het rendement dat in andere beleggingsobjecten
behaald kan worden een rol.
Vraag 2
Deelt u de mening dat, ondanks dat dit geen formele steekproef betreft, deze peiling
onder vastgoedbeleggers wel een signaal geeft over de belangrijkste redenen waarom
vastgoedbeleggers overgaan tot uitponding?
Antwoord 2
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Bent u het met ons eens dat de redenen voor de verkoopgolf zo snel mogelijk ook door
de Ministeries van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening én Financiën moeten worden
onderzocht, zowel door gesprekken met de sector, als ook door actualisering van het
onderzoek naar de effecten van stapeling van fiscale en niet-fiscale maatregelen,
zodat we zo snel mogelijk gerichte maatregelen kunnen nemen?
Antwoord 3
In mijn brief over de ontwikkelingen op de huurmarkt heb ik een integrale weging uitgevoerd
waarbij de samenloop van maatregelen, zoals verdere huurwet- en regelgeving en de
fiscaliteit, is meegenomen. In de weging betrek ik verder de aanvullende inzichten
op basis van een onderzoek van Dr. Korevaar van de Erasmus Universiteit Rotterdam
(EUR) en het Instituut voor Publieke Economie (IPE) en contacten met marktpartijen.
Dit geheel biedt een eerste inzicht in de ontwikkelingen op de huurmarkt. In de brief
heb ik ook aanpassingen aan beleid geschetst die op een gerichte en relatief snel
te realiseren manier verlichting kunnen bieden aan (in het bijzonder particuliere)
verhuurders die specifieke knelpunten ervaren ten gevolge van de doorgevoerde huurregelgeving.
Tevens is op de Woontop afgesproken om samen met marktpartijen mogelijkheden om nu
in de middenhuur te investeren te onderzoeken. Dit heb ik ook samen met de Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane (Staatssecretaris FBD) opgepakt.
Wij zullen uw Kamer later dit jaar informeren over de uitkomsten van dit onderzoek.
Vraag 4
Indien ja, op welke termijn kan de Kamer uitkomsten van een dergelijk stapelingsonderzoek
verwachten?
Antwoord 4
Gelijktijdig met deze beantwoording ontvangt uw Kamer mijn brief over de ontwikkelingen
op de huurmarkt waarin ik een integrale weging uitgevoerd heb waarbij de samenloop
van maatregelen, zoals verdere huurwet- en regelgeving en de fiscaliteit, is meegenomen.
Daarnaast is op de Woontop is afgesproken om samen met marktpartijen mogelijkheden
om nu in de middenhuur te investeren te onderzoeken. Wij zullen uw Kamer later dit
jaar informeren over de uitkomsten van dit onderzoek.
Vraag 5
Hoe kijkt u naar aanpassingen in de voorgenomen tegenbewijsregeling onder het overbruggingsstelsel
op korte termijn, waar ook een meerderheid van de Kamer om heeft gevraagd, om verdere
uitponding te voorkomen?
Antwoord 5
Voor wat betreft de fiscaliteit verwijs ik u naar de brief2 die de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane (Staatssecretaris
FBD) op 2 april 2025 naar uw Kamer heeft gestuurd waarin eventuele verzachtende opties
binnen de tegenbewijsregeling box 3 worden beschreven.
Vraag 6
Indien u niet bereid bent hier stappen op te zetten, wat is hiervan de reden?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede namens
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.