Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 667 Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter bevordering van de kansengelijkheid middels verbetering van de begeleiding naar duurzame economische zelfstandigheid van jongeren met een risico op een afstand tot de arbeidsmarkt (Wet van school naar duurzaam werk)
Nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 3 april 2025
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel C, wordt «9.2.2 en 9.2.3» vervangen door «9.2.2, 9.2.3 en
9.2.6».
B
In artikel I, onderdeel E, wordt «9.2.2 en 9.2.3» vervangen door «9.2.2, 9.2.3 en
9.2.6».
C
In artikel II worden voor onderdeel A de volgende onderdelen ingevoegd:
aA
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel
a» vervangen door «een voorziening als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, onderdeel
a, of 7a, eerste lid».
2. In onderdeel e wordt «personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel
a» vervangen door «personen als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, onderdeel a,
en 7a, eerste lid, onderdeel a, en derde lid».
bA
In artikel 6b, tweede lid, onderdelen a en b, en vierde lid, wordt «een persoon als
bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1» vervangen door «een persoon
als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, of artikel 7a, eerste
lid, onderdeel a, die algemene bijstand ontvangt».
D
In artikel II, onderdeel B, wordt het voorgestelde artikel 7a als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt na «ondersteuning aanbieden bij of gericht
op arbeidsinschakeling» ingevoegd «en een voorziening, waaronder begrepen sociale
activering gericht op arbeidsinschaling, aanbieden indien het college dat noodzakelijk
acht».
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Artikel 7, tweede, vijfde, zevende, negende en tiende lid, zijn van overeenkomstige
toepassing op ondersteuning bij of gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in het
eerste lid.
6. Artikel 7, derde lid, onderdelen b en c, zijn van overeenkomstige toepassing op
ondersteuning bij of gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a.
E
In artikel II worden na onderdeel C de volgende onderdelen ingevoegd:
Ca
In artikel 9, eerste lid, onderdeel a, wordt «een voorziening als bedoeld in artikel
7, eerste lid, onderdeel a» vervangen door «een voorziening als bedoeld in de artikelen
7, eerste lid, onderdeel a, of 7a, eerste lid, onderdeel a».
Cb
In artikel 10b, eerste lid, wordt «Het college biedt ter uitvoering van artikel 7,
eerste lid, onderdeel a, een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel
a,» vervangen door «Het college biedt ter uitvoering van de artikelen 7, eerste lid,
onderdeel a, en 7a, eerste lid, onderdeel a, een persoon als bedoeld in die artikelen».
Cc
Artikel 10c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel
a» vervangen door «een persoon als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, onderdeel
a, of 7a, eerste lid, onderdeel a, of derde lid».
2. In onderdeel b wordt «een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, onder 1, 2, 3, 5 of 6, of artikel 10d, tweede lid» vervangen door «een persoon
als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, 2, 3, 5 of 6, 7a,
eerste lid, onderdeel a, of derde lid, of 10d, tweede lid».
Cd
Artikel 10d, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «in aanvulling op artikel 7» vervangen door «in aanvulling op
de artikelen 7 en 7a».
2. In onderdeel a, onder 3°, vervalt «dan wel».
3. Onderdeel b komt te luiden:
b. een persoon was als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, onderdeel a, of 7a,
eerste lid, onderdeel a; dan wel».
4. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgde zonder een startkwalificatie te hebben
behaald, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een persoon als bedoeld in artikel
7a, derde lid, die een leer-werktraject volgt.
Ce
In artikel 10e, tweede lid, onderdeel b, wordt na «de artikelen 7, eerste lid, onderdeel
a,» ingevoegd «7a, eerste lid,».
F
Aan artikel II worden de volgende onderdelen toegevoegd:
E
In de artikelen 10g, eerste lid, en 10h, eerste lid, wordt «personen als bedoeld in
artikel 7, eerste lid, onderdeel a» vervangen door «personen als bedoeld in de artikelen
7, eerste lid, onderdeel a, of 7a, eerste lid, onderdeel a».
F
In artikel 36b, eerste lid, wordt «In aanvulling op artikel 7» vervangen door «In
aanvulling op de artikelen 7 en 7a, eerste lid, onderdeel b of c».
G
In artikel 41, vierde lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «artikel 10f van de Wet op
het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.8 van de Wet voortgezet onderwijs
2020».
H
In artikel 47 wordt «de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid» vervangen door
«personen als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, of 7a, eerste lid».
I
In artikel 68 wordt «de voorzieningen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, en zevende lid» vervangen door «de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 7, eerste
lid, onderdeel a, en zevende lid, en 7a, eerste, lid, en artikel 7a tweede en derde
lid».
G
Na artikel II worden de volgende artikelen ingevoegd:
ARTIKEL IIA. WIJZIGING WERKLOOSHEIDSWET
In artikel 26, eerste lid, onderdeel f, van de Werkloosheidswet wordt «de voorzieningen,
bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet» vervangen door
«de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, onderdeel a, of 7a, eerste
lid, onderdeel a, van de Participatiewet».
ARTIKEL IIB. WIJZIGING WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN
In de artikelen 117b, derde lid, en 118a, eerste lid, van de Wet financiering sociale
verzekeringen wordt «op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet»
vervangen door «op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, of artikel 7a, eerste
lid, onderdeel a, of derde lid, van de Participatiewet».
ARTIKEL IIC. WIJZIGING WET KINDEROPVANG
Artikel 1.6, eerste lid, van de Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:
1. in onderdeel c wordt «een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld
in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet» vervangen door «een voorziening
gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, onder a,
of 7a, eerste lid, onder a, van de Participatiewet».
2. In onderdeel f wordt «een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld
in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet» vervangen door «een voorziening
gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, onder a,
of 7a, eerste lid, onder a, van de Participatiewet».
H
In artikel III, onderdeel C, wordt in het voorgestelde artikel 44, tweede lid, «een
jaar» vervangen door «twee jaar».
I
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA. WIJZIGING WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 10a wordt «de taak, bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet» vervangen
door «de taak, bedoeld in de artikelen 7 en 7a, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet».
B
In artikel 32c, eerste lid, onderdeel a, wordt «op grond van artikel 7, eerste lid,
onderdeel a, van de Participatiewet» vervangen door «op grond van de artikelen 7,
eerste lid, onderdeel a, of 7a, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet».
C
In artikel 82a, eerste lid, onderdeel b, wordt «de artikelen 7, 8» vervangen door
«de artikelen 7, 7a, 8».
J
In artikel IV, onderdeel B, wordt in het voorgestelde artikel 2.31a, tweede lid, «een
jaar» vervangen door «twee jaar» en vervalt de tweede volzin.
K
Na artikel IV worden de volgende artikelen ingevoegd:
ARTIKEL IVA. WIJZIGING WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN
In de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel b, en 36,
derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt «op
grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet» vervangen door
«op grond van de artikelen 7, eerste lid, onderdeel a, of 7a, eerste lid, onderdeel
a, of derde lid, van de Participatiewet».
ARTIKEL IVB. WIJZIGING ZIEKTEWET
In artikel 29b, tweede lid, onderdeel e, van de Ziektewet wordt «op grond van artikel
7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet» vervangen door «op grond van artikel
7, eerste lid, onderdeel a, of artikel 7a, eerste lid, onderdeel a, of derde lid,
van de Participatiewet».
L
Na artikel VIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL VIIIA. SAMENLOOPBEPALING WETSVOORSTEL WET BANENAFSPRAAK
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 oktober 2023 ingediende voorstel van
wet tot vereenvoudiging van de banenafspraak en de quotumregeling voor mensen met
een arbeidsbeperking (Wet banenafspraak) (Kamerstukken 36 449) tot wet is of wordt verheven, wordt in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van die
wet «op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet» vervangen
door «op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, of artikel 7a, eerste lid,
onderdeel a, of derde lid, van de Participatiewet».
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 oktober 2023 ingediende voorstel van
wet tot vereenvoudiging van de banenafspraak en de quotumregeling voor mensen met
een arbeidsbeperking (Wet banenafspraak) (36 449) tot wet is of wordt verheven en artikel 7, onderdeel E, van die wet later in werking
treedt dan artikel II, onderdelen C en D, van deze wet, wordt in artikel 38b, eerste
lid, onderdelen a en e, van de Wet financiering sociale verzekeringen «op grond van
artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet» vervangen door «op grond
van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, of artikel 7a, eerste lid, onderdeel a, of
derde lid van de Participatiewet».
3. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 oktober 2023 ingediende voorstel van
wet tot vereenvoudiging van de banenafspraak en de quotumregeling voor mensen met
een arbeidsbeperking (Wet banenafspraak) (36 449) tot wet is of wordt verheven en artikel 8, onderdeel E, onder 1 of 2, van die wet
later in werking treedt dan artikel II, onderdelen C en D, van deze wet, wordt in
artikel 2.10, eerste lid, onderdeel a, onder 3, van de Wet tegemoetkomingen loondomein
«op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet» vervangen
door «op grond van de artikelen 7, eerste lid, onderdeel a en 7a, eerste lid, onderdeel
a, en derde lid, van de Participatiewet».
M
Na artikel IX wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IXA. SAMENLOOPBEPALING WETSVOORSTEL PARTICIPATIEWET IN BALANS
Indien het bij koninklijke boodschap van 27 juni 2024 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening en oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere
en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het op onderdelen
in balans brengen van deze wetten tussen bestaanszekerheid, re-integratie en handhaving
(Participatiewet in balans) (Kamerstukken 36 582) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel D, van die wet:
a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel II, onderdeel B, van deze wet,
wordt in de aanhef van het in artikel II, onderdeel B, van deze wet voorgestelde artikel
7a, eerste lid, «sociale activering» vervangen door «maatschappelijke participatie».
b. later in werking treedt dan artikel II, onderdeel B, van deze wet, wordt in de
aanhef van artikel 7a, eerste lid, van de Participatiewet «sociale activering» vervangen
door «maatschappelijke participatie».
N
Artikel X wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.
2. Voor het tweede lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 26 november 2024 ingediende voorstel van
wet tot Wijziging van de Leerplichtwet 1969 en enige andere onderwijswetten in verband
met het voorkomen en het terugdringen van verzuim in het funderend onderwijs en het
beroepsonderwijs (Wet terugdringen schoolverzuim) (Kamerstukken 36 663) tot wet is of wordt verheven en artikel III, onderdeel A, van die wet:
a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdelen C en E, van deze
wet, wordt in artikel I, onderdelen C en E van deze wet «artikel 8.1.1a» vervangen
door «de artikelen 8.1.1a en 8.1.6b».
b. later in werking treedt dan artikel I, onderdelen C en E, van deze wet komt artikel
III, onderdeel A, van die wet te luiden:
A
In artikel 1.4.1, tiende lid, onderdeel b, en artikel 1.4a.1, achtste lid, onderdeel
b, wordt «artikel 8.1.1a» vervangen door «de artikelen 8.1.1a en 8.1.6b».
Toelichting
Deze nota van wijziging wordt gegeven mede namens de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap.
Onderdelen A en B
(artikel 1.4.1, tiende lid, en 1.4a.1, achtste lid. Wet educatie en beroepsonderwijs)
Artikel 9.2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), met betrekking tot het
gebruik van het persoonsgebonden nummer door het college van burgemeester en wethouders,
vervangt de huidige artikelen 2.3.6d en 2.5.5e WEB. In artikel 1.4.1, tiende lid,
en 1.4a.1, achtste lid, WEB is wel de verwijzing naar repectievelijk artikel 2.5.5e
en artikel 2.3.6d geschrapt, maar is verzuimd om daarvoor in de plaats een verwijzing
naar artikel 9.2.6 op te nemen. Dat wordt hersteld met deze onderdelen van de nota
van wijziging.
Onderdelen C, D, E en F, subonderdelen E, F, H en I
(diverse artikelen van de Participatiewet)
De regels met betrekking tot het ondersteunen van jongeren bij of gericht op arbeidsinschakeling
worden met het wetsvoorstel van school naar duurzaam werk ondergebracht in het nieuwe
artikel 7a van de Participatiewet. Het wetsvoorstel beperkt tevens de reikwijdte van
artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van die wet. Dat onderdeel is nu nog van toepassing
op personen jonger dan 27 jaar die geen uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen
volgen (artikel 7, derde lid). Met het wetsvoorstel is artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, in het geheel niet meer van toepassing op personen jonger dan 27 jaar. Diverse
wetsartikelen verwijzen naar artikel 7 van de Participatiewet. Gebleken is dat een
behoorlijk deel daarvan ook betrekking kan hebben op personen jonger dan 27 jaar.
Deze nota van wijziging breidt het wetsvoorstel uit met de verwijzingen naar artikel
7a, eerste lid, onderdeel a, die nodig zijn om de oorspronkelijke doelgroep van artikel
7, eerste lid, onderdeel a, te kunnen blijven bedienen.
Onderdeel C
Artikel II, onderdeel aA (artikel 6 Participatiewet)
Met dit onderdeel wordt voorgesteld wordt artikel 6, onderdeel b, te wijzigen. In
de definitie van arbeidsinschakeling wordt een verwijzing naar het eerste lid van
het voorgestelde artikel 7a toegevoegd. Op grond van dit eerste lid kan het college
jongeren ondersteunen bij of gericht op arbeidsinschakeling en hen daartoe ook een
voorziening aanbieden. Het gaat zowel om jongeren die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs
volgen (onderdelen b en c) als om jongeren voor wie dit niet mogelijk of passend is
(onderdeel a). Omdat de doelgroep in artikel 7a met de onderdelen b en c wordt uitgebreid,
moeten deze onderdelen ook een plek krijgen in de definitie van arbeidsinschakeling.
Er is sprake van arbeidsinschakeling van deze jongeren als zij algemeen geaccepteerde
arbeid verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening van het college
als bedoeld in het voorgestelde artikel 7a, eerste lid.
Dit onderdeel stelt verder voor artikel 6, onderdeel e, te wijzigen. Een verwijzing
wordt toegevoegd naar het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid van het voorgestelde
artikel 7a. Met de toevoeging van de verwijzing naar het eerste lid, onderdeel a,
wordt geregeld dat jongeren voor wie uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs niet mogelijk
of passend is onder de doelgroep loonkostensubsidie blijven vallen. De mogelijkheid
tot het verstrekken van loonkostensubsidie voor deze jongeren bestond reeds op grond
van artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
Met de toevoeging van de verwijzing naar het derde lid van het voorgestelde artikel
7a wordt geregeld dat ook jongeren onder de doelgroep loonkostensubsidie blijven vallen
die geen startkwalificatie hebben en werken met leren combineren in de beroepsbegeleidende
leerweg in het middelbaar beroepsonderwijs, die uit ’s Rijks kas wordt bekostigd.
Het voor deze jongeren verstrekken van een loonkostensubsidie was niet mogelijk op
grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, omdat jongeren die uit ’s Rijks kas
bekostigd onderwijs volgen hiervan uitgesloten waren op grond van het derde lid, onderdeel
a. Op grond van artikel 10f werd dit wel mogelijk geacht. Colleges zijn op deze mogelijkheid
gewezen met de verzamelbrief van 29 december 2016. Met het wetsvoorstel komt artikel
10f te vervallen en wordt het bieden van een leerwerktraject voor jongeren zonder
startkwalificatie ondergebracht bij het derde lid van het voorgestelde artikel 7a.
Door een verwijzing naar het derde lid van artikel 7a toe te voegen aan artikel 6
wordt het bestaande beleid gecodificeerd dat eerder met de voornoemde verzamelbrief
is uitgedragen.
Artikel II, onderdeel bA (artikel 6b Participatiewet)
Voorgesteld wordt artikel 6b, tweede lid, onderdelen a en b, en vierde lid te wijzigen.
Een verwijzing naar het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, onderdeel a wordt toegevoegd,
voor zover het jongeren betreft die algemene bijstand ontvangen. Hiermee blijft vaststelling
van een medische urenbeperking mogelijk voor jongeren voor wie uit ’s Rijks kas bekostigd
onderwijs niet mogelijk of passend is en die algemene bijstand ontvangen.
Onderdeel D
Artikel II, onderdeel B (artikel 7a Participatiewet)
Het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, wordt met dit onderdeel gewijzigd om beter
aan te sluiten bij formulering van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, met name de
passage aan het slot van dat onderdeel. Daarmee kan het college ondersteuning bieden
bij of gericht op arbeidsinschakeling en een voorziening aanbieden, waaronder begrepen
sociale activering gericht op arbeidsinschakeling, indien het college dat noodzakelijk
acht.
Verder worden aan het voorgestelde artikel 7a met dit onderdeel twee leden toegevoegd.
Met het vijfde lid worden het tweede, vierde, vijfde, zevende lid, negende en tiende
lid van artikel 7 van overeenkomstige toepassing op de ondersteuning bij of gericht
op arbeidsinschakeling van jongeren als bedoeld in artikel 7a, eerste lid. Het gaat
hier respectievelijk om de samenwerking tussen het college en het UWV (tweede lid),
uitvoering door derden (vierde lid), een grondslag voor nadere regels op het niveau
van algemene maatregel van bestuur (vijfde lid), het door het college ondersteunen
van jongeren die een uitkering krijgen van het UWV (zevende lid), het niet onverantwoord
beïnvloeden van de concurrentieverhoudingen als gevolg van de ondersteuning die het
college biedt (negende lid) en de explicitering dat voorzieningen als bedoeld in artikel
10h en 10g worden verstrekt door het UWV. Dit waarborgt een goede uitvoering door
het college worden niet alleen van overeenkomstige toepassing op artikel 7a, eerste
lid, onderdeel a, maar ook op de onderdelen b en c. Ook voor deze onderdelen werkt
het college samen met het UWV, is het van belang dat de concurrentieverhoudingen niet
onverantwoord worden beïnvloed en is het van belang dat duidelijk is dat voorzieningen
als bedoeld in artikel 10g en 10h van de Participatiewet worden verleend door het
UWV. Daarom worden de genoemde leden van artikel 7 ook van overeenkomstige toepassing
op het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, onderdeel b en c.
Met het nieuwe zesde lid blijven artikel 7, derde lid, onderdelen b en c, van overeenkomstige
toepassing op de ondersteuning bij arbeidsinschakeling van jongeren voor wie uit ’s
Rijks kas bekostigd onderwijs niet mogelijk of passend is. Met het van overeenkomstige
toepassing verklaren van onderdeel b kan het college deze jongeren meteen nadat zij
zich hebben gemeld om een bijstandsuitkering aan te vragen ondersteuning bieden als
het college dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden, noodzakelijk acht.
Met het van overeenkomstige toepassing verklaren van onderdeel c wordt geregeld dat
het college jongeren voor wie uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs niet mogelijk of
passend is geen ondersteuning kan aanbieden bij of gericht op arbeidsinschakeling
als deze jongeren een uitkering ontvangt van het UWV. Een uitzondering geldt als het
een jongere betreft ten behoeve van wie loonkostensubsidie als bedoeld in artikel
10d van de Participatiewet is verleend. In dat geval kan het college deze jongere
wél ondersteuning bieden bij of gericht op arbeidsinschakeling.
Onderdeel E
Onderdeel Ca (artikel 9 Participatiewet)
Met dit onderdeel wordt voorgesteld artikel 9, eerste lid, onderdeel a, te wijzigen.
Een verwijzing naar het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, onderdeel a, wordt toegevoegd.
Hiermee blijven jongeren die bijstand ontvangen verplicht om naar vermogen algemeen
geaccepteerde arbeid te verkrijgen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een door
het college aangeboden voorziening.
Onderdeel Cb (artikel 10b Participatiewet)
Dit onderdeel stelt voor artikel 10b, eerste lid te wijzigen. Een verwijzing naar
het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, onderdeel a, wordt toegevoegd. Hiermee blijft
het mogelijk voor het college om jongeren voor wie uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs
niet mogelijk of passend is een voorziening beschut werk aan te bieden als is vastgesteld
dat arbeidsparticipatie uitsluitend mogelijk is in een beschutte omgeving onder aangepaste
omstandigheden.
Onderdeel Cc (artikel 10c Participatiewet)
Voorgesteld wordt artikel 10c, eerste lid, onderdelen a en b, te wijzigen. Daarin
voorziet dit onderdeel. In de onderdelen a en b wordt een verwijzing naar het eerste
lid, onderdeel a, en het derde lid van het voorgestelde artikel 7a toegevoegd. Het
betreft eenzelfde toevoeging als voorgesteld voor artikel 6, onderdeel e, waar de
doelgroep loonkostensubsidie wordt gedefinieerd. Voor een toelichting hierop wordt
verwezen naar de toelichting op de wijziging van artikel 6. Zo kan het college op
grond van artikel 10c op schriftelijke aanvraag van een jongere (onderdeel a) of ambtshalve
(onderdeel b) vaststellen of een jongere tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
Onderdeel Cd (artikel 10d Participatiewet)
Met dit onderdeel wordt voorgesteld artikel 10d, tweede lid, te wijzigen. In de aanhef
wordt een verwijzing naar het voorgestelde artikel 7a toegevoegd, waardoor duidelijk
wordt dat artikel 10d, tweede lid, ook in aanvulling op artikel 7a werkt. Aan onderdeel
b wordt een verwijzing naar artikel 7a, eerste lid, onderdeel a toegevoegd, waardoor
jongeren voor wie uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs niet mogelijk of passend is
onder de werking van dit artikel blijven vallen.
Ook wordt een nieuw onderdeel c toegevoegd. Op grond van artikel 10d, tweede lid,
is het mogelijk loonkostensubsidie te verlenen voor mensen bij wie binnen zes maanden
na aanvang van de dienstbetrekking blijkt dat zij een verminderde productiviteit hebben.
Op grond van het tweede lid kan evenwel slechts loonkostensubsidie worden verleend
als de persoon in de periode van zes maanden voorafgaand aan de dienstbetrekking behoorde
tot de doelgroep zoals beschreven in de onderdelen a en b. In onderdeel b wordt verwezen
naar de doelgroep van artikel 7, eerste lid, onderdeel a. Hier wordt met dit onderdeel,
conform de voorgestelde wijziging van artikel 6, onderdeel e, een verwijzing naar
het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, onderdeel a, aan toegevoegd. Zo blijft het
voor deze jongeren mogelijk om binnen zes maanden na aanvang van de dienstbetrekking
loonkostensubsidie in te zetten. Met het voorgestelde onderdeel c blijft de inzet
van loonkostensubsidie ook mogelijk voor jongeren die geen startkwalificatie hebben
en werken met leren combineren in de beroepsbegeleidende leerweg in het middelbaar
beroepsonderwijs, die uit ’s Rijks kas wordt bekostigd. Deze jongeren konden eerst
op grond van artikel 10f loonkostensubsidie krijgen, zoals in de toelichting op de
wijziging van artikel 6 is beschreven. Met het voorgestelde onderdeel c wordt het
bestaande beleid voor deze jongeren gecodificeerd.
Het tweede lid is een aanvulling op het eerste lid, waarbij loonkostensubsidie wordt
verleend voorafgaand aan de totstandkoming van de dienstbetrekking. Omdat in het eerste
lid staat genoemd dat het daarbij gaat om een persoon die behoort tot de doelgroep
loonkostensubsidie, zoals gedefinieerd in artikel 6, onderdeel e, hoeft dit lid niet
aangepast te worden om jongeren onder de reikwijdte van het eerste lid te brengen.
Met de voorgestelde wijziging van artikel 6, onderdeel e is dit reeds gebeurd.
Onderdeel Ce (artikel 10e Participatiewet)
Voorgesteld wordt artikel 10e, tweede lid, onderdeel b, te wijzigen. Dit onderdeel
voegt een verwijzing naar het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, toe. Hiermee wordt
het mogelijk om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen
voor de integrale ondersteuning en voortgezette persoonlijke ondersteuning van jongeren
bij de overgang van onderwijs naar werk, van werk naar onderwijs en van werk naar
werk. Deze bevoegdheid ziet op de hele doelgroep van artikel 7a, eerste lid.
Onderdeel F, subonderdelen E, F, H en I
Onderdeel E (artikel 10g en 10h Participatiewet)
Voorgesteld wordt de artikelen 10g, eerste lid en 10h, eerste lid, te wijzigen. Dit
onderdeel voegt in die artikelleden een verwijzing toe naar het voorgestelde artikel
7a, eerste lid, onderdeel a. Hiermee blijft het mogelijk dat het UWV (en niet het
college, zie de toelichting bij de wijziging van het voorgestelde artikel 7a) jongeren
met een auditieve of visuele beperking, voor wie uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs
niet mogelijk of passend is, ondersteunt bij de arbeidsinschakeling door het bekostigen
van respectievelijk tolkvoorzieningen of werkvoorzieningen.
Onderdeel F (artikel 36b Participatiewet)
Voorgesteld wordt artikel 36b, eerste lid, te wijzigen. Dit onderdeel voegt daarin
een verwijzing toe naar het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, onderdelen b en c.
In artikel 36b wordt geregeld dat het college studietoeslag verstrekt op aanvraag
van een persoon die uit ‘s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt alsmede studiefinanciering
ontvangt, en die als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet
in staat is naast de studie inkomsten te verwerven. In artikel 36b, eerste lid, wordt
een verwijzing naar het voorgestelde 7a toegevoegd om te benadrukken dat verstrekking
van de studietoeslag een opdracht aan het college is in aanvulling op de opdrachten
in artikelen 7 en 7a. Artikelen 7 en 7a specificeren opdrachten aan het college met
betrekking tot twee verschillende leeftijdsgroepen (personen in de leeftijd vanaf
en tot 27 jaar, respectievelijk). De doelgroep van de studietoeslag overlapt met beide
leeftijdsgroepen. Daarom wordt benadrukt dat artikel 36b in aanvulling werkt op zowel
artikel 7 als het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, onderdelen b en c. Het gaat
bij dit artikel alleen om de doelgroep van de onderdelen b en c, omdat de doelgroep
van onderdeel a per definitie geen uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt, waardoor
geen sprake kan zijn van een studietoeslag als bedoeld in artikel 36b.
Onderdeel H (artikel 47 Participatiewet)
Voorgesteld wordt artikel 47 te wijzigen. Dit onderdeel voegt een verwijzing toe naar
het voorgestelde artikel 7a, eerste lid. Hiermee wordt geregeld dat de gemeenteraad
bij verordening regels stelt over de wijze waarop jongeren als bedoeld in artikel
7a, eerste lid, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de
Participatiewetwet en de daarop berustende bepalingen. Voor jongeren als bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, onderdeel a, geldt dit al op grond van het huidige wettelijk
kader. Dat geldt niet voor jongeren die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgen,
als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c. Op grond van het voorgestelde artikel
7a krijgt het college de mogelijkheid ook hen te ondersteunen. Dit is niet mogelijk
op grond van het bestaande artikel 7, eerste lid, onderdeel a. De doelgroep van artikel
47 wordt derhalve uitgebreid, en in lijn gebracht met de doelgroep van artikel 7a,
eerste lid, waardoor de verordening van de gemeenteraad ook regels dient te stellen
voor de doelgroep van artikel 7a, eerste lid, onderdelen b en c. Dit zijn nieuwe doelgroepen
ten opzichte van de nu geldende regelgeving.
Onderdeel I (artikel 68 Participatiewet)
Voorgesteld wordt artikel 68 te wijzigen. Dit onderdeel voegt in dat artikel een verwijzing
toe naar het voorgestelde artikel 7a, eerste lid. Hiermee wordt geregeld dat derden,
zoals re-integratiebedrijven, die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf
de arbeidsinschakeling van jongeren als bedoeld in artikel 7a, eerste lid bevorderen,
het burgerservicenummer slechts gebruiken voor zover dat noodzakelijk is voor het
verrichten van werkzaamheden die ofwel in het kader van de aangeboden voorzieningen
als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, dan wel ter uitvoering van het tweede of derde
lid worden verricht.
Onderdeel F, subonderdeel G
(artikel 41 Participatiewet)
In artikel 41 van de Participatiewet staat nog een verwijzing naar de Wet op het voortgezet
onderwijs. Die verwijzing is achterhaald aangezien die wet op 1 augustus 2022 is komen
te vervallen en daarbij is vervangen door de Wet voortgezet onderwijs 2020. Die verwijzing
wordt nu gecorrigeerd.
Onderdeel G
(artikelen IIA t/m IIC)
Artikel IIA (artikel 26 Werkloosheidswet)
Met dit artikel wordt voorgesteld artikel 26, eerste lid, onderdeel f, van de Werkloosheidswet
te wijzigen. Daarin wordt een verwijzing toegevoegd naar het voorgestelde artikel
7a, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Hiermee blijft voor jongeren
die een uitkering krijgen van het UWV en ondersteund worden door het college de verplichting
gelden om beschikbaar te zijn voor en mee te werken aan het verkrijgen van voorzieningen
gericht op arbeidsinschakeling die het college aanbiedt. Dit gaat zowel over de situatie
dat het college jongeren ondersteunt die een uitkering krijgen van het UWV als over
de situatie dat het college jongeren ondersteunt die werkloos zijn geworden en een
uitkering krijgen van het UWV na te hebben gewerkt op een dienstbetrekking die met
loonkostensubsidie is gestart door de gemeente (artikel 7a, vijfde lid, in samenhang
met artikel 7, derde lid, onderdeel c, en zevende lid, Participatiewet).
Artikel IIB (artikelen 117b en 118a Wet financiering sociale verzekeringen)
Voorgesteld wordt de artikelen 117b, derde lid, onderdeel j, en 118a, eerste lid,
van de Wet financiering sociale verzekeringen te wijzigen. Een verwijzing wordt toegevoegd
naar het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid van artikel 7a van de Participatiewet.
Het betreft eenzelfde toevoeging als voorgesteld voor artikel 6, onderdeel e, van
de Participatiewet, waar de doelgroep loonkostensubsidie wordt gedefinieerd. Voor
een toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting op de wijziging van artikel
6.
Met de wijziging van artikel 117b, derde lid, onderdeel j, wordt beoogd de in dat
onderdeel geregelde uitzondering op het eerste lid ongewijzigd in stand te houden.
Met de wijziging van artikel 118a, eerste lid, blijft het mogelijk dat bij algemene
maatregel van bestuur kan worden bepaald dat gemeenten uitkeringen aan werknemers,
die voorafgaande aan de dienstbetrekking als jongere door de gemeente zijn ondersteund
bij arbeidsinschakeling op grond van het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid
van artikel 7a van de Participatiewet, vergoeden aan het UWV, indien de dienstbetrekking
een bij die maatregel te bepalen tijd heeft geduurd.
Artikel IIC (artikel 1.6 Wet kinderopvang)
Met dit artikel wordt voorgesteld artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c en f, van
de Wet kinderopvang te wijzigen. Hierin wordt een verwijzing toegevoegd naar het voorgestelde
artikel 7a, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Hiermee blijft een persoon
die jonger is dan 27 jaar die gebruikmaakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakelingjonger
is dan 27 jaar voor een berekeningsjaar aanspraak heeft op een kinderopvangtoeslag,
indien de ouder in dat jaar een uitkering ontvangt zoals genoemd in onderdeel c of
als niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende is geregistreerd bij het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling
aangeboden door de gemeente.
Onderdelen H en J
(artikel 44 Wet op de expertisecentra en artikel 2.31a Wet voortgezet onderwijs 2020)
Zoals aangekondigd in de nota naar aanleiding van het verslag is ervoor gekozen om
de loopbaanbegeleiding voor het praktijkonderwijs (pro) en voortgezet speciaal onderwijs
(vso) ook in het tweede jaar na het verlaten van de school een actieve taak voor het
bevoegd gezag te maken. In het wetsvoorstel zoals dat was ingediend, was voor deze
groep jongeren in het eerste jaar na het verlaten van de school een actieve nazorg
vanuit de school geregeld en zou het bevoegd gezag in het tweede jaar slechts hoeven
te adviseren op verzoek van de oud-leerling (reactief). Met deze wijziging wordt in
zowel het pro als het vso de duur van de aanvullende loopbaanondersteuning (nazorg)
vanuit het bevoegd gezag twee jaar.
Om de scholen voor pro en vso te bekostigen voor hun taak om in het tweede jaar na
het verlaten van de school nazorg te verlenen, wordt een deel van het budget voor
het Doorstroompunt (€ 750.000) overgeheveld naar deze scholen. Het Doorstroompunt
krijgt immers een iets kleinere taak, doordat het bieden van een vangnet voor deze
jongeren in het tweede jaar na uitstroom nu primair komt te liggen bij de pro- en
vso-school.
Onderdeel I
Artikel IIIA (artikelen 10a, 32c en 82a Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk
en inkomen)
Voorgesteld wordt artikel 10a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen (hierna: Wet SUWI te wijzigen. Dit artikel ziet op de medebetrokkenheid van
werknemers- en werkgeversorganisaties bij de samenwerking tussen de colleges van burgemeester
en wethouders en het UWV, bedoeld in de artikelen 9 en 10, eerste lid, van die wet.
De medebetrokkenheid ziet op de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 7 van de
Participatiewet. Gezien de voorgestelde wijziging van artikel 7 in dit wetsvoorstel,
wordt voorgesteld om in artikel 10a van de Wet SUWI zowel naar artikel 7 als naar
het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet te verwijzen.
Hiermee blijven jongeren voor wie uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs niet mogelijk
of passend is en die ondersteuning kunnen krijgen van het college bij arbeidsinschakeling
tot de doelgroep behoren ten behoeve van wie bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur regels worden gesteld voor de samenwerking tussen de colleges van burgemeester
en wethouders en het UWV met de mede- betrokkenheid van werknemers- en werkgeversorganisaties.
Voorgesteld wordt artikel 32c, eerste lid, onderdeel a, te wijzigen. Dit artikel biedt
een grondslag om bij ministeriele regeling regels te stellen met betrekking tot door
het UWV te verstrekken subsidie aan een rechtspersoon die in het kader van de uitoefening
van beroep of bedrijf door scholing de inschakeling in de arbeid bevordert van onder
meer personen die onder artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet
vallen. Gezien de voorgestelde wijziging van artikel 7 wordt voorgesteld om in artikel
32 c, eerste lid, onderdeel a, van de Wet SUWI, zowel naar artikel 7, eerste lid,
onderdeel a, als naar het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, onderdeel a, van de
Participatiewet te verwijzen. Hiermee blijft het mogelijk om bij ministeriële regeling
regels te stellen voor jongeren voor wie uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs niet
mogelijk of passend is en die het college bij arbeidsinschakeling ondersteunt, met
betrekking tot door het UWV te verstrekken subsidie aan een rechtspersoon die in het
kader van de uitoefening van beroep of bedrijf door scholing de inschakeling in de
arbeid bevordert.
Voorgesteld wordt artikel 82a, eerste lid, onderdeel b te wijzigen. Artikel 82a biedt
een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur bij wijze van experiment, met
het oog op het onderzoeken van mogelijkheden, om bepaalde onderdelen van diverse wetten,
waaronder de Participatiewet, doeltreffender uit te voeren, af te wijken onder de
in artikel 82a gestelde voorwaarden. Het voorgaande geldt onder meer voor artikel
7 van de Participatiewet. Gezien de voorgestelde wijziging van artikel 7 wordt voorgesteld
om in artikel 82a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet SUWI naast artikel 7 eveneens
naar het gehele voorgestelde artikel 7a van de Participatiewet te verwijzen. Een onderzoek
naar een doeltreffender uitvoering ziet dan niet alleen op het voorgestelde artikel
7a, eerste lid, onderdeel a (welk onderdeel onder het huidige artikel 7 van de Participatiewet
valt). Daarmee kan ook bij algemene maatregel van bestuur, bij wijze van experiment,
worden onderzocht of een doeltreffender uitvoering mogelijk is van de ondersteuning
gericht op arbeidsinschakeling van jongeren die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs
volgen (artikel 7a, eerste lid, onderdelen b en c).
Onderdeel K
(artikelen IVA en IVB)
Artikel IVA (artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)
Voorgesteld wordt de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel
b, en 36, derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
te wijzigen. Een verwijzing wordt toegevoegd naar het eerste lid, onderdeel a, en
het derde lid van het voorgestelde artikel 7a van de Participatiewet. Het betreft
eenzelfde toevoeging als voorgesteld voor artikel 6, onderdeel e van de Participatiewet,
waar de doelgroep loonkostensubsidie wordt gedefinieerd. Voor een toelichting hierop
wordt verwezen naar de toelichting op de wijziging van artikel 6. Hiermee blijft het
college verantwoordelijk voor de arbeidsinschakeling van een jongere die is uitgevallen
vanwege arbeidsongeschiktheid op een dienstbetrekking die met loonkostensubsidie is
gestart door de gemeente.
Artikel IVB (artikel 29b Ziektewet)
Voorgesteld wordt artikel 29b, tweede lid, onderdeel e, van de Ziektewet te wijzigen.
Een verwijzing wordt toegevoegd naar het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid
van artikel 7a van de Participatiewet. Het betreft eenzelfde toevoeging als voorgesteld
voor artikel 6, onderdeel e van de Participatiewet, waar de doelgroep loonkostensubsidie
wordt gedefinieerd. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting
op de wijziging van artikel 6. Hiermee wordt geregeld dat jongeren die vallen onder
de doelgroep loonkostensubsidie voor de no risk-polis in aanmerking blijven komen.
Onderdeel L
(Artikel VIII. Samenloopbepaling wetsvoorstel Wet banenafspraak)
Eerste lid (Samenloopbepaling wetsvoorstel Wet banenafspraak)
Voorgesteld wordt een samenloopbepaling op te nemen voor artikel 2, eerste lid, onderdeel
a, van het wetsvoorstel banenafspraak (36 449). Dit artikel voegt daarin een verwijzing toe naar het eerste lid, onderdeel a, en
het derde lid van artikel 7a van de Participatiewet. Het betreft eenzelfde toevoeging
als voorgesteld voor artikel 6, onderdeel e, van de Participatiewet, waar de doelgroep
loonkostensubsidie wordt gedefinieerd. Voor een toelichting hierop wordt verwezen
naar de toelichting op de wijziging van artikel 6. Hiermee wordt geregeld dat jongeren
die vallen onder de doelgroep loonkostensubsidie, kunnen blijven behoren tot de doelgroep
van de banenafspraak als op de werkplek door de gemeente is vastgesteld dat zij een
loonwaarde hebben onder het wettelijk minimumloon of door het UWV is vastgesteld dat
zij niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen.
Deze wijziging heeft alleen effect indien het wetsvoorstel banenafspraak tot wet wordt
of is verheven.
Tweede lid (Samenloop t.a.v. de Wet financiering sociale verzekeringen)
Voorgesteld wordt een samenloopbepaling op te nemen voor de situatie dat artikel 7,
onderdeel E, van het wetsvoorstel banenafspraak, eenmaal wet, later in werking treedt
dat artikel II, onderdelen A en B, van dit wetsvoorstel. In dat geval is het nodig
artikel 38b, eerste lid, onderdelen a en e, van de Wet financiering sociale verzekeringen
te wijzigen. In die onderdelen wordt een verwijzing toegevoegd naar het eerste lid,
onderdeel a, en het derde lid van artikel 7a van de Participatiewet. Het betreft eenzelfde
toevoeging als voorgesteld voor artikel 6, onderdeel e, van de Participatiewet, waar
de doelgroep loonkostensubsidie wordt gedefinieerd. Voor een toelichting hierop wordt
verwezen naar de toelichting op de wijziging van artikel 6. Met deze wijziging wordt
geregeld dat jongeren die vallen onder de doelgroep loonkostensubsidie kunnen blijven
behoren tot de doelgroep van de banenafspraak als op de werkplek door de gemeente
is vastgesteld dat zij een loonwaarde hebben onder het wettelijk minimumloon of door
het UWV is vastgesteld dat zij niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen.
Derde lid (Samenloop t.a.v. de Wet tegemoetkomingen loondomein
Voorgesteld wordt een samenloopbepaling op te nemen voor de situatie dat artikel 8,
onderdeel E, onderdelen 1 en 2, van het wetsvoorstel banenafspraak, eenmaal wet, later
in werking treedt dat artikel II, onderdelen C en D, van dit wetsvoorstel. Die onderdelen
van het wetsvoorstel banenafspraak wijzigen de Wet tegemoetkomingen loondomein. Dit
artikel voorziet erin dat in dat geval artikel 2.10, eerste lid, onderdeel a, onder
3, van de Wet tegemoetkoming loondomein wordt gewijzigd. Een verwijzing wordt toegevoegd
naar het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid van artikel 7a van de Participatiewet.
Het betreft eenzelfde toevoeging als voorgesteld voor artikel 6, onderdeel e van de
Participatiewet, waar de doelgroep loonkostensubsidie wordt gedefinieerd. Voor een
toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting op de wijziging van artikel
6. Hiermee wordt geregeld dat werkgevers van jongeren van wie op de werkplek door
de gemeente is vastgesteld dat zij een loonwaarde hebben onder het wettelijk minimumloon
of van wie door het UWV is vastgesteld dat zij niet in staat zijn het wettelijk minimumloon
te verdienen ook het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
blijven ontvangen.
Onderdeel M
(Artikel IXA. Samenloop wetsvoorstel
Participatiewet in balans)
Voorgesteld wordt een samenloopbepaling op te nemen voor de verhouding tussen dit
wetsvoorstel en het wetsvoorstel Participatiewet in balans (36 582). Deze samenloopbepaling zorgt ervoor dat de terminologie in de aanhef van het voorgestelde
artikel 7a, eerste lid, aansluit bij de terminologie van het slot van artikel 7, eerste
lid, op het moment dat dit wetsvoorstel, eenmaal wet, in werking treedt. Met het wetsvoorstel
Participatiewet in balans wordt de term «sociale activering» in artikel 7 van de Participatiewet
vervangen door de term «maatschappelijke participatie». Als het wetsvoorstel Participatiewet
in balans eerder in werking treedt, zorgt deze samenloopbepaling ervoor dat in het
eerste onderdeel van artikel II, onderdeel B, van deze wet «sociale activering» wordt
vervangen door «maatschappelijke participatie», zodat na inwerkingtreding van beide
wetsvoorstellen de artikelen 7 en 7a dezelfde terminologie hanteren. Als het wetsvoorstel
Participatiewet in balans later in werking treedt dan dit wetsvoorstel, dan zorgt
de samenloopbepaling ervoor dat in de aanhef van artikel 7a, eerste lid de term «sociale
activering» komt te staan. Als vervolgens het wetsvoorstel Participatiewet in balans
in werking treedt, wordt de term «sociale activering» in artikel 7a, eerste lid, op
het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel Participatiewet in balans, vervangen
door «maatschappelijke participatie». Daarmee wordt bewerkstelligd dat de terminologie
in artikel 7, eerste lid, en artikel 7a, eerste lid, te allen tijde overeenkomen,
onafhankelijk van wanneer beide wetsvoorstellen, eenmaal wet, in werking treden.
Onderdeel N
(Artikel X. Samenloop met wetsvoorstel terugdringen schoolverzuim)
Zowel het wetsvoorstel terugdringen schoolverzuim (Kamerstukken 36 663) als het wetsvoorstel van school naar duurzaam werk (Kamerstukken 36 667) wijzigen de artikelen 1.4.1, tiende lid, en 1.4a.1, achtste lid, WEB. Het eerstgenoemde
wetsvoorstel voegt in beide bepalingen een verwijzing naar artikel 8.1.6b (nieuw)
WEB toe, het andere vervangt verwijzingen naar de artikelen 8.1.8 en 8.1.8a WEB voor
verwijzingen naar de artikelen 9.2.2 en 9.2.3 (nieuw) WEB. Daarmee was bij indiening
van het onderhavige wetsvoorstel nog onvoldoende rekening gehouden.
Met artikel X, eerste lid (nieuw), wordt geregeld dat beide wijzigingen correct op
elkaar aansluiten of nu de ene of de andere wijziging eerder in werking treedt. Omdat
het wetsvoorstel verbetering aansluiting beroepsonderwijs – arbeidsmarkt (Kamerstukken
36 670) uiteindelijk de inhoud van artikel 1.4.1, tiende lid, WEB overhevelt naar een nieuw
artikel 11.1.13 WEB, is in dat wetsvoorstel in de artikelen XIV en XV zowel een samenloopbepaling
met het wetsvoorstel terugdringen schoolverzuim (Kamerstukken 36 663) als met het wetsvoorstel van school naar duurzaam werk (Kamerstukken 36 667) opgenomen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap