Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker, Van der Werf en Mutluer over de stand van zaken van de aanpak van femicide
Vragen van de leden Becker (VVD), Van der Werf (D66) en Mutluer (Groenlinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de stand van zaken van de aanpak van femicide (ingezonden 25 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Coenradie (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 2 april
2025).
Vraag 1
Herinnert u zich nog het laatste debat over femicide waarbij u een aantal toezeggingen
heeft gedaan?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het met ons eens dat, nu nog steeds iedere acht dagen een vrouw wordt vermoord,
meestal door haar (ex)partner, het cruciaal is dat het voorkomen van femicide niet
alleen een ambitie is op papier, maar snel leidt tot actie in de praktijk?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Hoe staat het momenteel met de implementatie van het plan van aanpak femicide? Kunt
u per punt schetsen welke concrete acties zijn ingevoerd?
Antwoord 3
Ik kan op dit moment niet per punt in detail aangeven hoe het staat met de implementatie
van het plan van aanpak «Stop femicide!». De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg, de Staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik zullen uw Kamer hierover
in juni informeren, zoals door de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijk Zorg
en mij toegezegd in de Verzamelbrief van 19 november 2024 naar aanleiding van het
commissiedebat over Zeden en (on)veiligheid van vrouwen.1
Vraag 4
Wanneer kan de Kamer wetgeving tegemoet zien waarmee psychisch geweld wordt strafbaar
gesteld, zoals toegezegd in het laatste debat? Bent u bereid voor het mei-reces wetgeving
in consultatie te doen? Kunt u met de Kamer het tijdspad delen dat u voor zich ziet
voor dit wetgevingsproces?
Antwoord 4
Zoals toegezegd zal ik, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid, een wetsvoorstel
indienen voor de aparte strafbaarstelling van psychisch geweld en uw Kamer voor de
zomer van 2025 informeren over de contouren van dit wetsvoorstel. Hiervoor voeren
wij momenteel gesprekken met diverse organisaties en experts. De contouren zullen
worden opgenomen in bovengenoemde brief over de voortgang van de prioriteiten uit
het plan van aanpak «Stop femicide!». In diezelfde brief zal ik uw Kamer informeren
over het beoogde tijdspad van het wetsvoorstel. Momenteel worden er ook twee onderzoeken
(een internationale rechtsvergelijking en een onderzoek naar de strafrechtelijke aanpak
van psychisch geweld in de praktijk) en een pilot (ter verbetering van de dossiervorming)
uitgevoerd, waarvan we de bevindingen meenemen in het wetgevingstraject. De resultaten
van deze onderzoeken en pilot worden al in de loop van dit jaar verwacht.
Vraag 5
Hoe staat het met het inrichten van het laagdrempelig meldpunt ter voorkoming van
femicide uit de motie Van der Werf-Becker (Kamerstuk 29 279, nr. 890)? Welke acties heeft u sinds het aannemen van de motie ondernomen om uitvoering te
geven aan de motie?
Antwoord 5
Ik verwijs u naar de brief van 1 april jl. van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg en mij over de verkenning van een 24/7 bereikbaar meldpunt femicide en het verbeteren
van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van Veilig Thuis, met tevens een reactie
op de initiatiefnota van het lid Mutluer.2
Vraag 6
Hoe worden de middelen uit het amendement Mutluer (Kamerstuk 36 600 VI, nr. 34), waarbij 10 miljoen euro is vrijgemaakt voor de aanpak van femicide, ingezet?
Antwoord 6
De middelen worden onder meer besteed aan een brede publiekscampagne die kennis en
bewustwording over femicide in de samenleving moet bevorderen. Deze publiekscampagne
zal dit jaar nog starten. Daarnaast zet ik in op de inzet van extra officieren van
justitie die gespecialiseerd zijn in huiselijk geweld. Ook zal de expertise binnen
de politie over dit onderwerp worden vergroot door het verbeteren van de bestaande
leermiddelen binnen de politieorganisatie. Verder laat ik een femicide-monitor ontwikkelen
en zal ik – in lijn met de aandacht die de initiatiefnota Mutluer hiervoor vraagt
– een onderzoek financieren dat forensisch-medisch onderzoek en samenwerking bij (vermoedens
van) niet-fatale verwurging moet verbeteren, onder meer door een concrete handreiking
te ontwikkelen voor alle betrokken organisaties.
Vraag 7
Hoe staat het met het implementeren van meer kennis over de rode vlaggen voor femicide
in de opleiding van de politie en hulpverleners? Welke concrete stappen worden gezet?
Antwoord 7
In opdracht van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg zal in samenspraak
met het veld een strategie worden ontwikkeld voor deskundigheidsbevordering over de
rode vlaggen van femicide bij diverse beroepsgroepen. De totstandkoming van deze strategie
wordt vanuit het Rijk gefaciliteerd en gefinancierd. Omdat gemeenten en de betrokken
organisaties primair verantwoordelijk zijn voor de scholing en de deskundigheid van
hun professionals, zullen organisaties zoals Veilig Thuis, wijkteams, vrouwenopvang,
jeugdhulp, gecertificeerde instellingen, politie en justitieorganisaties en gemeenten
hier zelf verdere invulling aan geven. Dit gaat om een groot en complex traject waarbij
goed moet worden gekeken welke partij dit goed kan vormgeven met alle betrokken organisaties.
Het duidelijk formuleren van de opdracht, in samenspraak met alle betrokken organisaties,
is nu in de afrondende fase. De opdracht zal naar verwachting in april 2025 worden
uitgezet en we verwachten eind 2025 meer te kunnen zeggen over de wijze waarop gemeenten
en de organisaties vorm zullen geven aan de deskundigheidsbevordering met betrekking
tot femicide en de bijbehorende rode vlaggen.
Vraag 8
Hoe staat het met de implementatie van de Richtlijn die landen verplicht een zogenaamd
«rape center» ingericht te hebben? Welke rol speelt het Centrum Seksueel Geweld hierbij?
Antwoord 8
De Centra Seksueel Geweld bieden in Nederland gespecialiseerde ondersteuning aan slachtoffers
van seksueel geweld. Daarmee voldoet Nederland op dit punt aan de verplichting uit
de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Aan
de voorbereiding van de implementatie van deze EU-richtlijn, inclusief de waarborging
van deze rol van de Centra Seksueel Geweld en de eventuele aanvullende maatregelen
die nodig zijn, wordt momenteel gewerkt. Tijdens het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid
van vrouwen op 16 oktober 2024 heb ik aangegeven het wetsvoorstel voor implementatie
in september 2025 met uw Kamer te kunnen delen. Gezien de omvang en impact van de
EU-Richtlijn is echter meer tijd nodig voor de voorbereiding. Op dit moment is de
verwachting dat uw Kamer het wetsvoorstel begin 2026 wordt aangeboden. Ik begrijp
de belangstelling van uw Kamer en de behoefte aan duidelijkheid over de voortgang.
Voor de zomer zal ik in de brief over de voortgang van het plan van aanpak «Stop Femicide!»
ook een nadere toelichting geven op de stand van zaken rondom de implementatie van
de EU-richtlijn.
Vraag 9
Hoe staat het met de inzet om daders en potentiële daders sneller in de hulpverlening
te trekken, door het inzetten van snelrecht en het sneller verplichten van een zogenaamd
BORG-traject?
Antwoord 9
De BORG-gedragstraining van de reclassering wordt momenteel doorontwikkeld voor inzet
in het strafrechtelijk kader. De theoretische onderbouwing is recent afgerond, momenteel
wordt de training hierop aangepast. Deze nieuwe opzet is naar verwachting voor deze
zomer gereed, waarna deze zal worden getest. Daarnaast zal naar verwachting na de
zomer dit jaar een WODC-verkenning starten naar de mogelijkheden voor de inzet van
deze doorontwikkelde BORG-training ook buitenhet strafrechtelijk kader, bijvoorbeeld bij een bestuursrechtelijk tijdelijk huisverbod.
Met betrekking tot de inzet van het snelrecht verwijs ik u naar de Verzamelbrief Zeden
en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024: het Openbaar Ministerie bepaalt
(in samenspraak met politie en Rechtspraak) welke zaken via het snelrecht worden afgedaan.
Dat kan in principe ook bij huiselijk geweld. In zijn algemeenheid geldt daarvoor
dat het moet gaan om zaken die eenvoudig van aard zijn, waar het bewijsrechtelijk
gemakkelijk is en/of waar de verdachte bekent. Juist bij ernstige vormen van huiselijk
geweld is vaak meer nodig. Een advies van de reclassering bijvoorbeeld over welke
bijzondere voorwaarden er nodig zijn voor de dader. Een ander belangrijk aspect om
in acht te nemen is dat de snelrechter (politierechter) geen gevangenisstraf hoger
dan één jaar kan opleggen. Zeker bij huiselijk geweld is het van belang dat de verdachte
een passende straf krijgt. Snelrecht systematisch inzetten bij ernstige vormen van
huiselijk geweld is dus niet per se wenselijk.
Vraag 10
Hoe staat het met de implementatie van de adviezen die zijn gegeven na de moord op
Humeyra voor de aanpak van stalking?
Antwoord 10
In het vervolgonderzoek Gestalkt. Gezien. Gehoord? De aanpak van (ex-)partnerstalking uit 2024 beschrijft de Inspectie Justitie en Veiligheid op welke wijze en in welke
mate de adviezen die zijn gegeven na de moord op Hümeyra zijn opgevolgd door de betrokken
organisaties en welke verdere verbeteringen nog nodig zijn. De Tweede Kamer is op
25 april 2024 door de toenmalige Minster van Justitie en Veiligheid en de toenmalige
Minister voor Rechtsbescherming geïnformeerd over de beleidsreactie op dit vervolgonderzoek.
Voor wat betreft de voortgang sinds april 2024 verwijs ik u naar de Verzamelbrief
Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024.3
Vraag 11
Wie implementeert momenteel het protocol dat Regioplan heeft opgesteld voor een meer
uniforme aanpak van stalking en wanneer is de implementatie gereed?
Antwoord 11
Regioplan heeft in opdracht van het Ministerie van VWS samen met alle betrokken partners
de Handreiking aanpak stalking opgesteld. Deze handreiking is in april 2024 gelanceerd
met een webinar voor professionals en gemeenten. De handreiking is nu te gebruiken
voor alle gemeenten in hun lokale inrichting van de aanpak van stalking.4 De inzet op stalking wordt daarnaast ook meegenomen in meerdere lopende trajecten
ter verbetering van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals de
inzet op deskundigheidsbevordering, de verbetering van de veiligheids- en risicobeoordeling
en de verbetering van het inzetten van het tijdelijk huisverbod.
Vraag 12
Is er al een interne casusregisseur binnen de politie beschikbaar voor de aanpak van
stalking en zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Zoals in de Verzamelbrief Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024
is aangegeven verkent de politie momenteel hoe regievoering er binnen een eenheid
uit kan zien.5 Alle eenheden hebben de opdracht om na te gaan wat passend is om regie te borgen
en hier ook een plan op te maken. Uw Kamer wordt in juni 2025 over de stand van zaken
geïnformeerd in de brief over de voortgang van het plan van aanpak «Stop femicide!».
Vraag 13
Hoe staat het binnen de politie met het verbeteren van de kwaliteit van het invullen
van het specifieke screeningsinstrument SASH en het waarborgen dat deze ook wordt
ingevuld door een medewerker die daarin is getraind?
Antwoord 13
De politie ziet er op toe dat de SASH-formulieren door goed opgeleide medewerkers
worden ingevuld. Deze formulieren worden ingevuld door politiemedewerkers die een
e-learning gevolgd moeten hebben om de gestelde vragen goed te kunnen interpreteren.
Daarnaast stuurt de politie op het zorgvuldig invullen van de SASH op basis van nieuwe
informatie die de politie binnenkrijgt.
Eén van de tien prioriteiten in het plan van aanpak «Stop femicide!» is het verbeteren
van de veiligheids- en risicotaxatie. Het is belangrijk dat we hierbij niet alleen
kijken naar het SASH-instrument van de politie. In samenwerking met een aantal van
de voornaamste organisaties die een veiligheids- en/of risicobeoordeling uitvoeren
wordt onderzocht hoe instrumenten voor veiligheids- en risicobeoordeling (waaronder
de SASH) beter in samenhang kunnen worden ingezet en wat ervoor nodig is om deze te
verbeteren, zodat rode vlaggen sneller worden herkend. Ook over dit onderwerp zal
u verder worden geïnformeerd in de brief over de voortgang van de prioriteiten van
het plan van aanpak «Stop femicide!».
Vraag 14
Hoe staat het met het verbeteren van de communicatie met slachtoffers en eventueel
nabestaanden door het Openbaart Ministerie en de politie? Is de verkenning al afgerond
naar de vraag of er één aanspreekpunt bij de politie kan komen?
Antwoord 14
Zoals in de Verzamelbrief Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024
is aangegeven, hebben de betrokken organisaties – politie, Openbaar Ministerie, reclassering,
Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis, samen met de slachtofferadvocatuur en
Slachtofferhulp Nederland – gezamenlijk geconcludeerd dat al deze organisaties een
verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat het contact met een slachtoffer
van stalking tijdens het volledige traject goed verloopt.6 De manier waarop en hoe de organisaties dat in samenhang met elkaar doen, werk ik
op dit moment samen met hen verder uit. Over de stand van zaken wordt uw Kamer in
juni 2025 geïnformeerd in de brief over de voortgang van de prioriteiten uit het plan
van aanpak «Stop femicide!».
Vraag 15
Bent u bereid een specifieke verkenning te doen naar de rol van kinderen rond femicide-zaken
en het feit dat minderjarige kinderen na de moord dikwijls verplicht omgang moeten
hebben met de dader, terwijl lang niet altijd het kind zelf gehoord is door de rechter
of de Raad voor de Kinderbescherming? Bent u bereid te voorkomen dat te snel wordt
geconcludeerd dat contact met de dader in het belang van het kind is?
Antwoord 15
Het recht op contact of omgang van de ouder met zijn of haar kind is een fundamenteel
recht dat wordt beschermd door verschillende mensenrechtenverdragen. Dit betekent
dat bij partnerdoding contact en omgang van de ouder met het kind op dit moment niet
automatisch kan worden ontnomen. Daarvoor zal altijd door de kinderrechter een zorgvuldige
afweging worden gemaakt over of contact of omgang in het belang van het kind is. Uit
de recente evaluatie van de Wet clausulering recht op contact of omgang na partnerdoding
blijkt dat die zorgvuldige afweging ook plaatsvindt.7 Ook blijkt uit deze evaluatie dat in verreweg de meeste gevallen door de Raad voor
de Kinderbescherming op basis van haar onderzoek wordt verzocht om een beëindiging
van het gezag van de (gedetineerde) ouder, en dat de kinderrechter dan vrijwel altijd
ook hiermee instemt.
Het belang van het kind is leidend. Tegelijkertijd begrijp ik heel goed dat het voor
nabestaanden vaak zeer moeilijk en pijnlijk is om een omgangsregeling met de pleger
na partnerdoding te moeten bespreken of accepteren. Ik zal hierover in gesprek gaan
met de Staatssecretaris van Rechtsbescherming, ook het perspectief en de ervaringen
van nabestaanden expliciet daarin betrekken en op dit onderwerp in juni 2025 terugkomen
in de toegezegde brief over de voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak
«Stop femicide!».
Vraag 16
Bent u bereid deze vragen een voor een te beantwoorden voor het commissiedebat over
zeden en (on)veiligheid van vrouwen op 3 april 2025?
Antwoord 16
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.