Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 26 maart 2025, over financiën decentrale overheden
36 600 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2025
Nr. 44
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 6 mei 2025
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 26 maart 2025 overleg gevoerd
                  met mevrouw Uitermark, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
               
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 3 maart
                           2025 inzake overzicht inzet surplus algemene reserve als structureel dekkingsmiddel
                           (Kamerstuk 36 600-B, nr. 26);
– de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 24 februari 2025
                           inzake berekeningswijze van normeringssystematiek op basis van bruto binnenlands product
                           (bbp) (Kamerstuk 36 600-B, nr. 25);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 12 december
                           2024 inzake decembercirculaires Gemeentefonds en Provinciefonds 2024 (Kamerstuk 36 600-B, nr. 23);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 29 november
                           2024 inzake proces richting Voorjaarsnota (Kamerstuk 36 600-B, nr. 22);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 21 november
                           2024 inzake omzetting van specifieke uitkeringen (SPUK's) naar fondsuitkeringen (Kamerstuk
                           36 600-B, nr. 21);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 4 oktober
                           2024 inzake toezeggingen gedaan tijdens het commissiedebat over de financiën van decentrale
                           overheden van 1 oktober 2024 (Kamerstuk 36 600-B, nr. 9).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, De Vree
De griffier van de commissie, Honsbeek
Voorzitter: De Vree
Griffier: Van der Haas
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Bikker, Chakor, Deen, Flach, Koekkoek,
                  Krul, Van Nispen, Sneller, Vermeer, De Vree, Aukje de Vries en Wingelaar,
               
en mevrouw Uitermark, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 14.33 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik merk dat het onmiddellijk stil wordt en dat stel ik zeer op prijs;
                     daar zeg ik zo meteen nog even wat over. Welkom bij deze vergadering van de vaste
                     commissie voor Binnenlandse Zaken. Het gaat om een commissievergadering en het gaat
                     over financiën van decentrale overheden. Ik noem een aantal zaken naar de commissie
                     toe. U heeft per ronde vier minuten spreektijd. Ik stel voor om met vier interrupties
                     te werken en om die te timen op 30 seconden. Maar ik stel voor om naar de Minister
                     toe met vijf interrupties te werken. Dan kunt u dus één interruptie extra inzetten.
                     Dat houden wij heel nauwkeurig administratief bij.
                  
Naar de publieke tribune zeg ik: geen foto's, video's of geluidsopnamen, tenzij u
                     journalist bent. Dat kunnen wij best wel heel aardig onderscheiden, want we weten
                     natuurlijk precies wie er wethouder is en wie journalist. Wat dat betreft bent u dus
                     kansloos! Graag ook stilte, en dat geldt ook voor de andere zaal waar publiek in zit.
                     Dan merk ik nog op dat de heren Krul en Vermeer geen lid zijn van deze commissie.
                     Heeft de commissie er bezwaar tegen dat deze beide mensen in ieder geval bij dit commissiedebat
                     zijn? Nee? Kijk, dat is mooi en dan kunnen we met een gerust hart starten. Ik kijk
                     even naar de griffier; volgens mij ben ik niets vergeten.
                  
Dan ga ik voor de eerste termijn naar de commissie en geef ik het woord aan mevrouw
                     Chakor.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Het is code rood in de gemeenten. De basis van onze samenleving
                     staat op rood. Dat is niet omdat gemeenten hun werk niet goed uitvoeren; het is code
                     rood omdat gemeenten simpelweg te weinig geld krijgen uit Den Haag om hun taken uit
                     te voeren. De gevolgen hiervan zullen groot zijn. Gemeenten kunnen, als deze forse
                     bezuiniging van ruim 2,3 miljard doorgaat, heel veel belangrijke taken niet goed meer
                     uitvoeren, met veel gevolgen voor hun inwoners. De zorgen bij velen zijn dus groot.
                     Die worden versterkt doordat het kabinet de urgentie niet goed lijkt te snappen.
                  
Voorzitter. De vraag die vandaag centraal staat, is: wat is het je waard? Wat is het
                     dit kabinet waard om het lokale verenigingsleven in stand te houden zodat kinderen
                     uit alle gezinnen kunnen blijven sporten? Wat is het het kabinet waard om het culturele
                     erfgoed staande te houden zodat lokale musea, zoals bijvoorbeeld het Hamel Museum
                     in Gorinchem, kunnen worden behouden? Wat is het het kabinet waard, wil het voldoende
                     investeren in preventie, jeugdzorg en huishoudelijke hulp? Wat is het dit kabinet
                     waard om gemeenten in staat te blijven stellen om voldoende betaalbare woningen te
                     blijven bouwen, schoolgebouwen bij de tijd te houden, de lokale infrastructuur te
                     blijven onderhouden en andere investeringen te doen?
                  
Voorzitter. Als we – ik hoop echt van harte dat het gebeurt – als Kamer en kabinet
                     zeggen dat het van groot belang is dat gemeenten samen met de inwoners kunnen zorgen
                     dat dorpen, steden, wijken en buurten leefbaar blijven, dan moeten we naast de gemeenten
                     gaan staan en zorgen dat zij hun werk goed kunnen blijven uitvoeren. Als het kabinet
                     bij de Voorjaarsnota niet over de brug komt, dan zullen gemeenten vanaf volgend jaar
                     fors moeten bezuinigen en de lokale lasten voor burgers veel meer moeten verhogen.
                     Want, zoals de Minister zelf eerder ook al toegaf, ook met de financiële reserves
                     zijn de structurele tekorten niet te dekken.
                  
Voorzitter. GroenLinks-PvdA is erg bezorgd, niet alleen over de dreigende bezuiniging
                     zelf, maar ook over hoe het kabinet met de gemeenten omgaat. Bij het afgelopen overhedenoverleg
                     bleek er geen enkel voorstel op tafel te liggen. Gemeenten hebben het kabinet nu een
                     ultimatum gesteld. Als er op 14 april bij het volgende overleg geen acceptabel voorstel
                     ligt, dan zullen ze naar de rechter stappen met het oog op de financiering van de
                     jeugdzorg en ook andere opgaven die dreigen te sneuvelen.
                  
Voorzitter. Waarom heeft het kabinet het zover laten komen? Is de Minister het met
                     ons eens dat het cruciaal is dat gemeenten in staat zijn om hun werk goed te doen?
                     Vrijwel alle gemeenten geven aan dat zij vanaf het ravijnjaar echt onvoldoende middelen
                     hebben. Waarom blijft het kabinet dan ijzerenheinig volhouden dat het het gewoon anders
                     ziet? Zegt de Minister niet eigenlijk gewoon tegen de gemeenten «uw zorgen zijn niet
                     terecht»? Graag een reactie. Graag ook een reactie op de zorgen van de randgemeenten,
                     zoals Zwijndrecht die ook heeft aangegeven.
                  
Voorzitter. Er moet dus echt heel snel een structurele oplossing komen zodat gemeenten
                     hun wettelijke taken kunnen uitvoeren en kunnen bijdragen aan de grote opgaven die
                     er zijn op het gebied van woningbouw, bestaanszekerheid en goede zorg. En om, niet
                     te vergeten, een bijdrage te kunnen leveren aan de weerbare samenleving.
                  
Voorzitter. Dan nog een ander punt. Dat betreft de onenigheid tussen gemeenten en
                     het kabinet over de taakmutaties. Samen met collega Van Nispen heb ik een motie ingediend
                     om inzicht te geven in de berekening rondom de taakmutaties en daarover overleg te
                     hebben met de VNG. De kabinetsbrief gaat hier nauwelijks op in. Met de input van de
                     VNG is ook helemaal niks gedaan. Er lijken rekenfouten gemaakt te zijn. Het ministerie
                     heeft gerekend alsof de opschalingskorting en de korting voor jeugd nog in het fonds
                     zitten, waardoor het accres lager uitvalt. Het gaat om een bedrag van ruim 200 miljoen.
                     Erkent de Minister dat er fouten zijn gemaakt in de berekening? Gaat de Minister deze
                     ook zo snel mogelijk oplossen?
                  
Voorzitter. Ik heb nog een vraag over de herijking. Wanneer krijgen gemeenten nu eindelijk
                     duidelijkheid hierover, zodat ze hierover meerjarige zekerheid hebben? Waarom duurt
                     dit proces zo ontzettend lang, vraag ik de Minister.
                  
Voorzitter. Ik rond af. Ik hoop echt van harte – vandaag is het mijn verjaardag –
                     dat er duidelijkheid komt: duidelijkheid voor onze inwoners, duidelijkheid voor verenigingen
                     die staan te wachten, duidelijkheid voor gemeenten die in onzekerheid zitten. Ik wil
                     u ook vragen om ervoor te zorgen dat er inderdaad 14 april, liefst voor 14 april,
                     een acceptabele oplossing op tafel ligt.
                  
De enige vraag die ik nog heb, is: wat is het dit kabinet waard om een harde clash
                     met de gemeenten te voorkomen? We willen immers naast ze staan in plaats van tegenover
                     ze.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat we naar de inbreng van meneer Flach gaan, misschien een applausje
                     voor de jarige mevrouw Chakor.
                  
(Applaus)
De voorzitter:
Dan gaan we alsnog naar meneer Flach.
De heer Flach (SGP):
Dank u, voorzitter. Vorig jaar viel in Amerika een tiener 120 meter naar beneden in
                     een ravijn. Wonderlijk genoeg overleefde de jongen de val. Hij had slechts enkele
                     schaafwonden. Volgens de brandweer had de jongen ongelofelijk veel geluk. Het lijkt
                     erop dat dit geluksverhaal de bril is waarmee het kabinet tot nu toe naar het financiële
                     ravijn van de gemeenten keek: mochten gemeenten erin vallen, dan overleven ze dat
                     wel met hooguit wat financiële schrammen. De SGP vindt die opstelling bijzonder zorgelijk.
                     Natuurlijk storten veel gemeenten niet in een enkel jaar volledig in, maar de financiële
                     problemen kunnen wel in korte tijd grote en langdurige maatschappelijke gevolgen hebben.
                     Met dat risico mogen we niet spelen. Het ravijn is namelijk geen technisch probleem
                     van overheden. Uiteindelijk is de burger de dupe: de starter die geen woning vindt,
                     de kinderen in een schimmelend schoollokaal of met een onbetaalbare zwemles, of de
                     jongen die moet wachten op de noodzakelijke jeugdhulp.
                  
Voorzitter. Het kabinet slaagt er heel goed in om gemeenten te verenigen. Soms benaderen
                     groepen gemeenten de Kamer over specifieke belangen. Dan krijg je bijvoorbeeld een
                     brief van de G4, de P10, de M50, de G40 of de K80. In dit geval is er een unaniem
                     signaal van de G342. Ik heb een heel handje borden meegekregen van allerlei gemeenten
                     die hier zijn en die hun nood hier vanmiddag willen uiten. Daar sta ik ook voor. Alle
                     gemeenten, van het noorden tot het zuiden, zijn verenigd in hun kritiek, van platteland
                     tot middelgrote gemeenten en grote steden. Hoe is het mogelijk dat dit signaal zo
                     beperkt bij de coalitie binnenkomt?
                  
Voorzitter. Ik heb het al eerder gezegd: mijn gemeentehart bloedt als ik zie hoe het
                     Rijk met gemeenten omgaat. In 2021 was daardoor al sprake van arbitrage, maar nu dreigt
                     zelfs een rechtszaak. Het is meestal geen goed teken als de rechter zich met een relatie
                     moet bemoeien. Een echte structurele oplossing moet van de overheden zelf komen. Ziet
                     de Minister het als haar hoofdtaak om de negatieve dynamiek in de relatie te doorbreken?
                     Is het de inzet van de Minister om gemeenten bij de Voorjaarsnota niet met een incidentele
                     financiële kluit het riet in te sturen, maar om serieus perspectief te bieden?
                  
Voorzitter. De rijksoverheid lijkt onvoldoende te beseffen dat de wettelijke taken
                     van gemeenten ook een verantwoordelijkheid van het Rijk blijven. Gemeenten willen
                     straks het Rijk gaan opvoeden met de methode «wie niet horen wil, moet voelen». Als
                     het Rijk gemeenten onvoldoende steunt, steunen gemeenten het Rijk niet meer als het
                     gaat om zorg en woningbouw. Vindt de Minister het ook beter om in plaats van deze
                     neerwaartse spiraal aan te sluiten bij de oproep van de Raad voor het Openbaar Bestuur
                     om te werken aan een duidelijk kader voor taken en middelen? De handelwijze rond het
                     bundelen van de specifieke uitkering laat heel duidelijk zien dat een meer doordachte
                     en stabiele lijn echt nodig is.
                  
Voorzitter. Zolang er geen extra middelen komen, zouden in ieder geval alle geplande
                     uitbreidingen van taken in 2025 en 2026 heroverwogen moeten worden. Alle beetjes helpen
                     namelijk. De Minister schrijft dat er uitvoerbaarheidstoetsen zijn gedaan, maar de
                     Raad voor het Openbaar Bestuur merkte gisteren op dat deze toetsen zich nog niet hebben
                     bewezen. Wil de Minister rijksbreed overwegen op welke terreinen gemeenten een pas
                     op de plaats mogen maken?
                  
Voorzitter. Onderzoek naar het verdeelmodel levert nog onvoldoende op. Intussen is
                     de nood hoog bij randgemeenten en instellingsgemeenten. We kunnen deze gemeenten toch
                     niet zomaar twee jaar laten wachten? Dat is een jaar langer dan gepland. Wil de Minister
                     een korte verkenning doen van de vraag of het ingroeipad in 2026 meer recht kan doen
                     aan deze gemeenten?
                  
Voorzitter. Ondanks mijn grote zorg, eindig ik hoopvol. Vorige week zei de Minister:
                     wees gerust, het hele kabinet heeft uw grote zorgen gehoord en het hele kabinet is
                     er voldoende van doordrongen. Met Thorbecke, de naamgever van het huis waarin we mogen
                     werken, zeg ik nu: we wachten op uw daden.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
De SP is fel tegen de bezuinigingen op de gemeentes. Mensen worden hiervan keihard
                     de dupe. Dit gaat leiden tot sociale kaalslag in buurten en wijken. Het is een politieke
                     keuze om gemeenten en hun mensen het ravijn in te donderen. Er zitten rekenfouten
                     in de berekeningswijze van taakwijzigingen. De indexatie van taken wordt gebaseerd
                     op een oud prijspeil en dat zorgt voor verkeerde begrotingen en onderfinanciering
                     van essentiële taken. Waarom doet de Minister dat? Graag een reactie.
                  
Ook bij de berekening van het prijsaccres gaat het fout. Voor de berekening wordt
                     gebruikgemaakt van het inflatiecijfer van het CPB, maar dat is structureel 1% te laag.
                     Hierdoor lopen gemeenten ook enorm veel geld mis. In 2026 is dat opgeteld alweer zo'n
                     1,2 miljard. Wat gaat de Minister hieraan doen? Waarom is dit niet rechtgetrokken?
                  
De overheveling van de specifieke uitkeringen, de SPUK's, naar het Gemeentefonds gaat
                     gepaard met een korting van 10%. Dat zou namelijk zorgen voor efficiencywinst en minder
                     verantwoordingslasten, maar dat kan de Minister helemaal niet aantonen. Bovendien
                     blijkt dat als zo'n specifieke uitkering niet wordt overgeheveld, die korting gewoon
                     blijft staan op de begrotingen, zoals we zagen bij de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding,
                     de brandweer dus. Kortom, dat is een ordinaire bezuiniging, waarbij er smoesjes zijn
                     gebruikt om die goed te praten. Graag ook hierop een reactie.
                  
Voorzitter. Het inzetten van reserves is natuurlijk helemaal geen oplossing. Sommige
                     gemeentes hebben helemaal geen reserves, en als je die al hebt en die gaat inzetten,
                     is dat geld natuurlijk binnen de kortste keren op, terwijl die reserves bedoeld zijn
                     voor investeringen op langere termijn. Ook de discussie over meer beleidsvrijheid
                     is geen oplossing voor de korte termijn. Beschouwt de Minister de gemeentes eigenlijk
                     wel als medeoverheden die je keihard nodig hebt voor maatschappelijke opgaves als
                     woningbouw, bestaanszekerheid en toegankelijke zorg? Want de gemeentes zijn toch niet
                     zomaar een sector waarop je kunt bezuinigen als het zo uitkomt? Het zijn toch geen
                     uitvoeringsorganisaties van het Rijk, Minister? U heeft ze keihard nodig, maar u gaat
                     rollebollend met ze over straat.
                  
Wat doet dit met de koopkracht van mensen? Bestaanszekerheid was toch zo'n punt in
                     de campagne? Die mooie woorden kunnen allemaal de prullenbak in, want de lokale lasten
                     zullen noodgedwongen stijgen. Jullie worden gewoon kampioen lastenverhoging. We weten
                     dat de bezuinigingen op de gemeentes een ramp worden. De bieb dicht of het zwembad
                     gesloten, minder sport en cultuur, minder openbaar vervoer, minder geld voor sociale
                     werkbedrijven, schrappen in inkomensondersteuning en zorg, minder onderhoud: het betekent
                     sociale kaalslag. Als je de voorzieningen schrapt die voor mensen belangrijk zijn,
                     dan sloop je de sociale cohesie en weerbaarheid uit de samenleving.
                  
De coalitie is ook verantwoordelijk voor meer onveiligheid, minder boa's, minder brandweer,
                     en voor hogere kosten op de langere termijn. Minder sporten en bewegen, uitstel van
                     noodzakelijk onderhoud: het is oerstom. Het is de rekening doorschuiven. Waarom drammen
                     deze Minister en de coalitie deze bezuinigingen dan door? Die bezuinigingen op de
                     gemeentes vergroten de ongelijkheid in de samenleving en schaden daarmee het vertrouwen
                     in de instituties, aldus het SCP. Want het zijn juist die mensen die de overheid heel
                     hard nodig hebben voor inkomensondersteuning of zorg, mensen met taalachterstanden
                     of schulden, die hierdoor geraakt worden. Doet u dat nou doelbewust, de tweedeling
                     in de samenleving verder vergroten? Is dat ongeschreven kabinetsbeleid?
                  
Om allerlei redenen vind ik die bezuinigingen dom en kortzichtig, maar ik vind ze
                     ook nogal laf. Als gemeenten straks gedwongen worden om de kinderboerderij of het
                     buurthuis te sluiten, of allebei, dan worden heel veel mensen namelijk niet boos op
                     u, coalitiepartijen of Minister, maar natuurlijk toch op de gemeenten. De burgemeester
                     en de wethouder vangen de klappen. Het is voor jullie hier lekker makkelijk, lekker
                     veilig. Ik vind het laf, echt laf.
                  
Het ravijnjaar is geen natuurverschijnsel, maar een politieke keuze. Geen taken zonder
                     knaken. Het staat gewoon in de wet. Met de huidige taken moet er dus gewoon meer geld
                     bij voor de gemeenten. Dat kan ook. Er is een enorme onderuitputting. Er is 20 miljard
                     aan niet uitgegeven geld. Laten we een deel daarvan nu, op de korte termijn, aanwenden
                     om het ravijn te dempen en deze ellende voor mensen te voorkomen. Ik roep de gemeentes
                     op: laat je niet verdelen of tegen elkaar uitspelen en houd je rug recht, sloop de
                     samenleving niet; doe het, in het belang van jullie mensen, gewoon niet.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Als deze coalitie niet miljarden gaat investeren in gemeenten,
                     dragen dit kabinet en deze coalitie de verantwoordelijkheid voor het uitkleden van
                     gemeenten en het uithollen van de basis van onze samenleving. Ja, de partij van de
                     gewone man, die elke dag baantjes trekt in het lokale zwembad, het zwembad dat binnenkort
                     niet meer open is. Ja, de partij van de hardwerkende Nederlander met een eigen huis,
                     de huiseigenaar die steil achteroverslaat van de stijging van de lokale woonlasten.
                     Ja, de partij van goed bestuur, de verhoudingen in het huis van Thorbecke wankelen
                     nu een historische rechtszaak tussen gemeenten en het Rijk aanstaande is. Ja, de partij
                     voor de regio en noaberschap, het lokale dorpshuis waar elke week een bingo wordt
                     georganiseerd, moet sluiten.
                  
Voorzitter. Dit kabinet pronkte met belastingverlagingen, maar wentelt de rekening
                     af op de gemeenten. Zij kunnen vervolgens niets anders dan hun lasten verhogen, waar
                     ze vervolgens weer door deze coalitie voor op hun vingers worden getikt. Gemeenten
                     worden nu behandeld als uitvoeringsloketten van het Rijk, terwijl het omgekeerde waar
                     is. Zonder gemeenten krijgt dit kabinet niks voor elkaar. De kernkwaliteit van dit
                     kabinet lijkt: geen keuzes maken, doorschuiven maar. In dit dossier heeft dat desastreuze
                     gevolgen.
                  
Woningbouw. Zonder nieuwbouw hebben veel kleinere dorpen geen toekomst. Ik sprak een
                     wethouder over het dorp Asperen. Jongeren trekken daar weg bij gebrek aan woonaanbod.
                     Het is een prachtig dorp, maar iedereen weet: als de jongeren vertrekken, is na een
                     poosje de basisschool weg, dan het dorpshuis en daarna is de ziel uit het dorp. Dat
                     moeten we voorkomen. Nieuwbouwprojecten zijn kostbaar en als er bezuinigd moet worden,
                     wordt er niet meer in elk dorp gebouwd, maar alleen in de grotere kernen. Het levendige
                     dorpsleven staat in kleine dorpen zoals Asperen op het spel. Hoezo «Elke regio telt!»?
                  
Armoedebeleid. Door dit kabinet gaat de zaag in het lokale armoedebeleid. De inkomensgrens
                     voor lokale armoederegelingen zal worden verlaagd. De gemeentelijke zorgverzekeringspolis
                     voor minima wordt versoberd. Gemeenten zullen moeten stoppen met projecten om mensen
                     met een bijstandsuitkering een basisbaan te bieden. Dat zijn stuk voor stuk vermijdbare
                     keuzes als dit kabinet zijn verantwoordelijkheid neemt.
                  
Dienstverlening. De gemeente Zwijndrecht is nu al op vrijdag gesloten. Ik sprak een
                     wethouder van een gemeente waar het gemeentehuis alleen op afspraak opengaat. Dat
                     is geen vrijwillige keuze, maar noodzakelijk om de begroting sluitend te kunnen krijgen.
                  
Voorzitter. Ik zou zo door kunnen gaan over het sociaal domein, over de commissie-Van
                     Ark die heel erg duidelijk is: zonder goede lokale steunstructuur om jongeren heen,
                     zoals wijkwerk, scholen en sportverenigingen, is het dweilen met de kraan open en
                     zal de vraag naar zwaardere vormen van jeugdhulp alleen maar toenemen.
                  
Veiligheid is cruciaal in deze geopolitiek onstabiele tijden. De voorzitter van de
                     VNG, Sharon Dijksma, sprak hierover wijze woorden: we weten niet wat er op ons afkomt,
                     maar we weten wel dat onze samenleving en onze overheid veel weerbaarder moeten zijn.
                     Defensie kan straks al haar manschappen en materieel op orde hebben, maar zonder weerbare
                     gemeenten, fysiek en sociaal, slaan we de plank alsnog mis.
                  
Voorzitter. Daarom eindig ik met een paar vragen. Erkent de Minister dat dit kabinet
                     de medeoverheden kei- en keihard nodig heeft voor het realiseren van al die kabinetsambities
                     en vooral voor het oplossen van de grote problemen in dit land? Welke claim heeft
                     de Minister ingediend voor de Voorjaarsnota? Komt zij bij de Voorjaarsnota inderdaad
                     met een oplossing? Hoe kijkt de Minister naar de dreiging van juridische procedures
                     en wat betekent het voor het vertrouwen van burgers in de overheid als overheden elkaar
                     voor de rechtbank dagen?
                  
Tot slot kort over het verdeelmodel. Gemeenten zoals Zwijndrecht worden echt onterecht
                     benadeeld. Hoe gaat de Minister die gemeenten helpen en is 2027 een realistisch tijdpad
                     voor een beter verdeelmodel?
                  
Voorzitter. Het is helder. Kabinet, maak keuzes. Kom over dat ravijn heen. Ga aan
                     de slag. Geen incidenteel geneuzel, geen getreuzel. Het is tijd om te komen met daden.
                     Ik reken op het kabinet.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik las onlangs een opinie over de weerbare overheid. Die ging niet alleen
                     over de geopolitieke spanningen, maar vooral ook over hoe het in de praktijk werkt
                     als het inderdaad een keer mis zou gaan. Wie regelt dan het noodpakket voor inwoners,
                     zodat ze de eerste 72 uur vooruit kunnen? Wie richt crisisplekken in? Wie organiseert
                     de lokale crisiscommunicatie? Wie regelt alles wat dan nodig is om inwoners direct
                     te helpen? Het antwoord kennen we hier allemaal. Dat zijn onze lokale overheden. Het
                     is gespreide verantwoordelijkheid, verantwoordelijkheid zo laag en zo dicht mogelijk
                     bij de samenleving, het fundament van Thorbecke. Maar dit kabinet vertaalt het anders.
                     Het ziet gemeentes als verkapte uitvoeringsorganisatie, waar je naar lieve lust op
                     kan bezuinigen. Het huis van Thorbecke wordt nagel voor nagel afgebroken.
                  
We maken ons in Den Haag terecht zorgen over allerlei ontwikkelingen in de wereld,
                     maar we zijn weer zo met onszelf bezig, hier op deze vierkante kilometer, dat niemand
                     lijkt te snappen dat als het elders in de wereld spannend is, we moeten zorgen voor
                     een stevig wij als overheid. Dat is niet alleen Den Haag, zeker niet. Het zijn onze
                     gemeentes, de provincies en Den Haag samen. Het is zij aan zij in plaats van het huidige
                     zij tegen zij. Tegenover elkaar staan, is niet van de laatste maanden. Het sluimert
                     al een tijdje en we zijn nu op het punt gekomen dat de gemeentes er genoeg van hebben.
                     Het overgrote deel geeft aan grote financiële zorgen te hebben, maar we proberen het
                     weer lekker Haags weg te redeneren. Er zijn immers genoeg incidentele middelen, wordt
                     er dan gezegd. Maar langjarige financieringen dek je met langjarige middelen en lap
                     je niet met incidenteel geld, tenminste niet als je prudent wil begroten.
                  
Hier laat zich het verschil zien tussen het kasstelsel en het baten-lastenstelsel.
                     Als je maar één jaar naar voren hoeft te kijken, is het makkelijker verdedigbaar om
                     onderuitputting in het volgende jaar in te boeken als besparing. Maar gemeentes moeten
                     de onderuitputting grotendeels op de taken en dus meerjarig begroten. We willen van
                     de Minister weten waarom ze het niet investeren in de basis van de democratie gewoon
                     niet serieus neemt. Je kiest namelijk niet voor iets een beetje minder doen; je kiest
                     ervoor om op alle fronten de lucht uit de samenleving te halen. Het is pijnlijk dat
                     gemeentes nu dreigen met een rechtszaak, maar we snappen het wel.
                  
Voorzitter. De Grondwet beschermt de autonomie van lokale overheden. Deze wordt zelfs
                     bevestigd door de Raad van Europa. Maar bestaat deze lokale autonomie eigenlijk nog
                     wel door het ravijnjaar? De grondrechtelijke bescherming is duidelijk. Ongeveer 85%
                     van het gemeentelijke taakveld betreft de zogenaamde medebewindstaken. Die moet je
                     als gemeente dus verplicht uitvoeren in opdracht van het Rijk. Door de bezuinigingen
                     op het Gemeentefonds is er van de overige 15%, die vrij te besteden is, eigenlijk
                     nog maar weinig over. Daarmee bestaat dat deze belangrijke 15% niks meer waard is.
                     Dat is gewoon onrechtmatig.
                  
Van onze decentrale overheden verwachten we dat ze een betrouwbare overheid zijn richting
                     onze inwoners, maar zijn we dat zelf eigenlijk nog wel? Gemeentes weten gewoon niet
                     meer wat ze van het Rijk kunnen verwachten. Denk bijvoorbeeld aan de situatie rondom
                     de jeugdzorg. Weten de gemeentes inmiddels al wat ze kunnen verwachten van het Rijk
                     als het gaat om commissie-Van Ark?
                  
Voorzitter. De inkt is nog niet droog of er worden vanuit Den Haag weer nieuwe regels
                     of taken voor gemeentes toegevoegd. Kijk naar beleidsonderwerpen als asiel en wonen.
                     Soms gebeurt het zelfs als lokale overheden zeggen «doe het niet; zo lossen we problemen
                     niet op» of als de coalitie weer voorstellen doet die eigenlijk helemaal niet rechtmatig
                     zijn, bijvoorbeeld een verbod op het verhogen van de ozb.
                  
Voorzitter. Het is simpel. Hoe kun je enerzijds sier maken met teksten als «wij zijn
                     tegen lastenverzwaringen» en anderzijds willens en wetens gemeentes indirect dwingen
                     om lasten te verzwaren voor hun burger? Het is, zoals de heer Van Nispen terecht zegt,
                     lekker makkelijk. Want wie vangt de klappen op? Dat zijn de wethouders en de raadsleden.
                     We stoken het vuurtje alleen maar verder op.
                  
Tot slot. Over een jaar zijn de gemeenteraadsverkiezingen. Dat wil zeggen dat lokale
                     partijen daarmee nu al druk zijn. Maar met welke boodschap gaan zij straks op pad?
                     «Wilt u de huishoudelijke hulp weg of wilt u toch het zwembad dicht?»
                  
Voorzitter. We zijn onze democratie langzaam aan het slopen. Wij pleiten voor een
                     fatsoenlijke discussie over taken en knaken voor onze gemeentes. «Geen taken zonder
                     voldoende knaken» moet de basis worden. Soms is een citaat zo goed dat je er niks
                     meer aan hoeft te doen en je het gewoon kan overnemen in je inbreng. Ik wil afsluiten
                     met de volgende: «De maat is vol. Geen eindeloos overleg, geen commissies, maar boter
                     bij de vis.» Dit citaat komt uit een brandbrief van 50 wethouders van de VVD. Ik kan
                     het niet méér met ze eens zijn. Het is nú tijd voor daden.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Als CDA en SGP Thorbecke instemmend citeren, dan weet je hoe eensgezind
                     de oppositie is.
                  
Naar aanleiding van het vorige, onbevredigende debat over de gemeentelijke financiën
                     wil ik het ook een keer over een andere boeg gooien. Het lijkt soms namelijk alsof
                     die gemeente een soort reus is die ergens in de heuvels leeft maar niet hier, alsof
                     het niet over ons gaat en we daar bezuinigingen op kunnen afwentelen. Ik dus denk
                     dat het inderdaad goed is om het tastbaar te maken, zoals de collega's ook hebben
                     gedaan.
                  
Het kabinet koerst gewoon af op een grote bezuiniging op woningbouw, op veiligheid
                     en op de portemonnee van mensen, prioriteiten van de coalitie zelf. Iedereen zal de
                     gevolgen hiervan gaan merken. Veel Nederlanders staan te springen om een woning. Nu
                     al staan die woningbouwambities onder druk door het zwabberende stikstofbeleid. Met
                     de bezuiniging op gemeenten dreigen veel geplande woningen natuurlijk later of helemaal
                     niet gebouwd te worden. Want wie moet die vergunningen in orde maken? Wie moet er
                     cofinanciering leveren? Wie moet de grond bouwklaar maken? De bezuiniging heeft ook
                     gevolgen voor de veiligheid op straat. Het aantal verwarde personen op straat stijgt,
                     maar het budget voor boa's zal dalen. Straatverlichting, brandweerkazernes: allemaal
                     wordt dat minder. Zo maken de bezuinigingen onze gemeenten en hun inwoners onveiliger.
                  
Het werd al gezegd: deze bezuiniging raakt mensen natuurlijk ook in hun portemonnee.
                     Terwijl dit kabinet zegt geen hogere lasten te willen, creëert het die met deze bezuiniging
                     via de achterdeur alsnog. Een op de vijf gemeenten verhoogt de ozb dit jaar met meer
                     dan 10%, omdat gemeenten de tekorten op de begroting moeten opvangen. Ik hoor dat
                     hier al het label «Heinenheffing» voor rondgaat. Die verhoogde ozb treft ook lokale
                     ondernemers die al moeite hebben om het hoofd boven water te houden. Het vertrouwen
                     van mensen in de overheid – dat werd ook terecht gezegd – lijdt natuurlijk gewoon
                     onder deze bezuinigingen. Dat is niet alleen door het geruzie tussen bestuurders,
                     of zelfs rechtszaken tussen bestuurslagen, maar ook door alle aandacht die hierdoor
                     niet gaat naar het verbeteren van de levens van inwoners. Dat is ook zo omdat zo meteen
                     diezelfde gemeenten de dienstverlening die mensen van hen verwachten, niet meer kunnen
                     bieden. Dat gaat om hele basale dingen: de vuilophaal, het groenonderhoud, maar ook
                     de gemeentebalies en het persoonlijk contact. Ik denk ook aan de parlementaire enquête
                     en de debatten die we daarover gehad hebben. Die hebben duidelijk gemaakt hoe belangrijk
                     dat is. Wat verwacht de Minister nou dat deze bezuinigingen gaan betekenen voor mensen
                     en ook voor de weerbaarheid van onze samenleving? Hoe denkt het kabinet zelf na deze
                     bezuinigingen de eigen beloften nog waar te kunnen maken: over betaalbare woningen,
                     veiligheid en geld in de portemonnee?
                  
Voorzitter. Gaat de Minister nou naar dat volgende overleg wel met voldoende mandaat
                     om een rechtszaak te voorkomen, of om tot een serieuze oplossing te komen? Of moeten
                     we toch zorgen dat Minister Heinen daarvoor in de kabinetsafvaardiging meegaat? Anders
                     dreigt namelijk gewoon teleurstelling.
                  
Voorzitter. Ten slotte nog twee punten. Het eerste is dat dit debat over de balans
                     tussen taken en middelen natuurlijk al jaren speelt. Vooral de buitenproportionele
                     afhankelijkheid van het Rijk is mij een doorn in het oog. Volgens mij is de enige
                     manier om te voorkomen dat onze opvolgers hier over tien jaar weer met een opvolger
                     van deze Minister zitten te discussiëren, dat we ook een keer naar die structurele
                     mankementen kijken. Wat mij betreft betekent dat meer beleidsvrijheid voor gemeenten,
                     maar ook meer mogelijkheden om zelf belasting te innen en daar gewoon zelf verantwoording
                     over af te leggen aan hun inwoners. Ook deze Minister is daar om onduidelijke reden
                     geen voorstander van. Ik vraag aan haar nog één keer waarom zij deze stappen niet
                     wil zetten.
                  
Mijn laatste punt is van een heel andere orde. We lazen deze week weer over het oplopende
                     tekort aan accountants. Accountants vormen bovendien een behoorlijke kostenpost. Wat
                     doet de Minister om de accountantscontrole van gemeenten toekomstbestendig te maken?
                     Kijkt zij bijvoorbeeld ook naar het faciliteren en uitbreiden van het gebruik van
                     gemeentelijke accountantsdiensten, of zelfs naar een landelijke voorziening daarvoor?
                  
Voorzitter. Ik rond af. Het kabinet heeft nog een aantal weken om met een oplossing
                     te komen. Doet het dat niet, dan lopen de bestuurlijke verhoudingen forse schade op
                     en zijn de inwoners straks de dupe. Want al die mooie beloftes zullen verwateren en
                     verzanden.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Gemeenten vormen de bestuurslaag die het dichtst bij de burger
                     staat. De gemeente kent de lokale uitdagingen en kansen beter dan wie dan ook. Voor
                     NSC is dit reden om keer op keer te pleiten voor de autonomie van gemeenten, in het
                     besef dat autonomie gepaard moet gaat met soepele begrotingsregels, meer beleidsvrijheid
                     en stabiele financiering vanuit het Rijk. Daarom is het goed dat we hier vandaag over
                     spreken. Er zijn namelijk grote zorgen en deze zorgen moeten wat NSC betreft serieus
                     genomen worden.
                  
Voorzitter. We kunnen namelijk niet negeren dat gemeenten in 2026 worden geconfronteerd
                     met een daling in middelen. Ieder dag verschijnen er schrijnende berichten in de krant.
                     Mijn mailbox ontploft inmiddels en vandaag zien we heel betrokken en bezorgde wethouders
                     hier op de publieke tribune. De feiten laten echter wel zien dat er verschillende
                     perspectieven op het ravijnjaar zijn. Dat maakt onze controlerende taak complex. Aan
                     de ene kant stelt de VNG dat 75% van de gemeenten in 2026 de begroting niet sluitend
                     krijgt. Aan de andere kant blijkt uit cijfers van ESB dat de reserves van gemeenten
                     in vijf jaar tijd met ruim 11 miljard euro zijn gestegen, en dat gemeenten zo hun
                     begrotingstekort kunnen opvangen.
                  
Voorzitter. Daarnaast – mevrouw Chakor zei het al – verzocht de motie-Chakor/Van Nispen
                     de regering om samen met medeoverheden de financiële effecten en de voor- en nadelen
                     van de nieuwe systematiek inzichtelijk te maken. Nu blijkt dat dat niet gelukt is.
                     In de beslisnota bij de Kamerbrief staat – ik citeer – letterlijk: «afstemming van
                     de VNG zal niet mogelijk zijn» en «de VNG zal niet blij zijn met de brief.» Ik vraag
                     de Minister: wat wordt er nu precies bedoeld met deze opmerking? Ik realiseer me dat
                     deze brief is geschreven door de Staatssecretaris. Maar waarom is dat niet samen met
                     deze Minister gebeurd? Als er dus een flink verschil zit tussen de zienswijze van
                     het kabinet en die van de VNG over zo'n wenselijk onderdeel, kan de Minister dan inzichtelijk
                     maken waar het verschil in positie en zienswijze tussen de VNG en het kabinet zit?
                     Hoe kijkt de Minister zelf naar deze tegenstrijdige inzichten? Wat is haar visie op
                     het ravijnjaar en verdere jaren?
                  
De voorzitter:
Ik onderbreek u voor een interruptie van meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik dacht heel even «ik laat het even gaan», maar die opmerkingen over het eigen vermogen
                     zitten mij toch behoorlijk dwars. NSC begon met een mooi betoog over «autonomie van
                     gemeentes», «stabiele financiering vanuit het Rijk» en «zorgen serieus nemen». Vervolgens
                     kreeg je toch die mythes, die allang doorgeprikt zijn. Ik hoop namelijk dat ook NSC
                     alle stukken heeft gelezen van de wethouders, van de VNG en van wie ons er ook maar
                     mee bestookt heeft. Die zeggen allemaal dat gemeentes dit niet kunnen opvangen met
                     het eigen vermogen. Ik hoop echt niet dat het hier vandaag alsnog ... Het is gewoon
                     misleidend om dat hier nu te stellen. Mag ik daarop een reactie?
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik zeg alleen dat ESB dat stelde, dat ESB het onderzoekt. Ik weet heel goed dat incidentele
                     baten niet dienen om structurele lasten te dekken. Dat hoeft u mij dus niet te vertellen.
                     Het inzicht is dat de cijfers wel met 11 miljard gestegen zijn. Ik weet dat gemeentes
                     daarmee worstelen. Je mag 10% van je reserves inzetten en ik weet ook dat gemeentes
                     dat niet doen. Ik vraag me af: waarom niet? Ik hoor u lachen ...
                  
(Gelach op de tribune)
De voorzitter:
Gewaardeerde publieke tribune, ik had u verzocht om stilte! Ik begrijp uw emotie,
                     maar probeer die toch enigszins te onderdrukken. Zo meteen hebben we een schorsing
                     en dan kunt u zich helemaal laten gaan.
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik begrijp waarom men lacht: omdat er ook gemeentes zijn die die reserves niet hebben.
                     Ik bedoel dus dat die realiteit aan mijn kant wel aanwezig is.
                  
Voorzitter. Een belangrijk punt in de discussie ...
De voorzitter:
Ik begrijp dat u nu verdergaat met uw verhaal, maar zover is het nog niet, vrees ik.
                     Ik heb een interruptie van mevrouw Chakor en ik zie nog meer vingers.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik ga me niet laten verleiden tot feitelijkheden over de reserves. Er zijn genoeg
                     onderzoeken, waaronder een onderzoek door BDO, geweest die aangeven dat 75% van de
                     gemeenten het gewoon niet redt. Ik wil even terug naar de motie-Chakor/Van Nispen,
                     waarin wij hebben gevraagd om een uiteenzetting van de voor- en nadelen. We hebben
                     een brief gekregen van Financiën; Binnenlandse Zaken staat daar niet onder. Ik vind
                     de brief niet helder en de VNG vindt hem niet helder. Maar ik wil toch van u, iemand
                     van een partij voor goed bestuur, het volgende weten. Als er rekenfouten zijn gemaakt
                     ...
                  
De voorzitter:
U bent door uw tijd heen.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Moeten die gecorrigeerd worden, ja of nee?
De voorzitter:
Ik wil u voor de zekerheid nog wijzen op de 30 seconden. Mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Natuurlijk, als er rekenfouten zijn gemaakt, dan moeten die zeker gecorrigeerd worden.
                     Ik vind het veel belangrijker – volgens mij vond u dat ook belangrijk – dat dat samen
                     met de VNG zou zijn en dat ook op die manier duidelijk zou worden waar nou het discussiepunt
                     zit. Dat wordt in ieder geval niet door deze brief verduidelijkt. Mag ik verdergaan,
                     voorzitter?
                  
De voorzitter:
Nee, nee, nee. Mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Toch nog even voor de zekerheid: vindt NSC nu wel of niet dat er als tijdelijke oplossing
                     gekeken moet worden naar de reserves van gemeenten? Of was de mededeling dat ESB dat
                     heeft gezegd meer een wetenschappelijke opmerking? Ik hoop het laatste.
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik zei dat er gewoon verschillende perspectieven op het ravijnjaar waren, en dit is
                     er een van. Het is dus meer een constatering van zaken. Ik zeg niet dat daar dé oplossing
                     zit. Er is een oplossing.
                  
De heer Krul (CDA):
Als m'n oma twee wielen had, dan was ze een fiets. Ik kan hier echt helemaal niks
                     mee. Wat zegt NSC dan wel? Wat kan ik met zo'n opmerking?
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Aan de ene kant is NSC blij dat er in ieder geval wel een mogelijkheid is om die reserves
                     in te zetten, maar NSC ziet ook dat dat niet voor alle gemeenten de oplossing is omdat
                     die reserves er gewoon niet zijn.
                  
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Daar sla ik dan wel op aan: de mogelijkheid om de reserves in te zetten. Als je de
                     reserves inzet betekent dat toch dat je aan het worstelen bent en dat het al niet
                     gaat? Dat is de definitie van «reserve». Waarom wil NSC dan overwegen om daarop te
                     gaan leunen? Daar gaat deze constatering natuurlijk uiteindelijk naartoe.
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Wat NSC betreft zijn reserves er om eenmalige tegenslagen op te vangen, en dus niet
                     om er structurele tegenslagen mee op te vangen. Misschien zeg ik het zo in duidelijkere
                     zin.
                  
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dat roept dan bij mij de vraag op: moeten we de geplande bezuinigingen dan zien als
                     een eenmalige tegenvaller waarvoor onder andere uit de reserves geput kan worden,
                     of niet?
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
U noemt het «bezuinigingen». Dit zijn natuurlijk geen bezuinigingen, want dit ravijnjaar
                     is natuurlijk al een aantal jaren geleden ontstaan. Dit is een rekening die er nog
                     ligt en die we met z'n allen proberen op te lossen. Mocht het eenmalig zijn, dan is
                     het een ander verhaal dan wanneer het structureel is. Ik ben nog niet zo negatief
                     dat ik denk dat er geen oplossing komt. Als ik kijk naar hoe de gesprekken zijn verlopen,
                     ben ik nog wel positief gestemd. Maar het is geen meerjarige oplossing, want dan zou
                     je interen op je reserves. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn om dat langjarig
                     door te laten gaan.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met uw verhaal.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Voorzitter. Een ander belangrijk punt is de discussie over de jeugdzorg. Na het medeoverhedenoverleg
                     van 17 maart trad de VNG ermee naar buiten dat de gesprekken geïntensiveerd worden.
                     We lezen dat er gesprekken plaatsvinden waarbij de focus sterk ligt op de kosten binnen
                     de jeugdzorg. NSC wil van de Minister weten of volgens haar inderdaad in de jeugdzorg
                     een oplossing ligt voor de financiële positie van gemeenten. Wat betekent dit voor
                     de middelen in het Gemeentefonds en hoe verhoudt zich dat tot de uitvoering van de
                     aanbevelingen van de commissie-Van Ark?
                  
Daarnaast willen we aandacht voor het gebruik van de gemeentelijke reserve. We hadden
                     het er net al over. Ik gaf al aan dat in sommige gemeentes de reserves flink zijn
                     gestegen. Tegelijkertijd zeg ik dat ik weet dat dat niet voor iedere gemeente het
                     geval is, want anders word ik weer weggehoond. Voor de gevallen waar dit wel voor
                     geldt: we weten dat gemeentes sinds 2024 10% van hun algemene reserves mogen inzetten
                     voor structurele lasten. Het lijken stappen in de goede richting, maar toch maken
                     maar weinig gemeentes er gebruik van. Weet de Minister waarom?
                  
Daarnaast zou de mogelijkheid van het opnemen van een stelpost voor onderuitputting
                     in een gemeentelijke begroting wellicht ook een extra oplossing zijn. Graag een reactie
                     van de Minister op deze suggestie.
                  
Tot slot vraagt Nieuw Sociaal Contract aandacht voor de overheveling van specifieke
                     uitkeringen naar fondsuitkeringen. Ook dit is een belangrijke stap om gemeenten meer
                     bestedingsvrijheid te geven. Het afwegingskader roept wel vragen op, want het blijft
                     mogelijk om op basis van een politieke afweging specifieke uitkeringen toe te kennen.
                     Scheppen we hiermee niet alsnog een prikkel om in specifieke uitkeringen te blijven
                     hangen? En ligt het initiatief hiertoe enkel bij het kabinet, of ook bij de Kamer?
                     Als NSC willen we pleiten voor het laatste.
                  
Voorzitter. NSC staat voor een stabiele en voorspelbare financiering van decentrale
                     overheden. Opheldering over de verschillende inzichten rondom het ravijnjaar is echt
                     nodig. Een visie op de rol van jeugdzorg in de financiële problematiek mag in ieder
                     geval niet te lang meer op zich laten wachten.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog een interruptie van meneer Sneller en van meneer Flach.
De heer Sneller (D66):
Ik dacht: er komt nog een uitleg waarom NSC positief gestemd is over de uitkomst.
                     Ik heb noch gemeenten noch een van de andere collega's ook maar in de buurt horen
                     komen van «positief gestemd». Ik hoor dus graag wat mevrouw Wingelaar weet en wat
                     wij niet weten.
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik weet niet wat u niet weet. Ik baseer me gewoon op de reactie van de VNG naar aanleiding
                     van de gesprekken, namelijk dat ze in ieder geval geïntensiveerd worden en dat er
                     een vervolg komt. Men is nog niet meteen gillend weggerend, om het zo maar te zeggen.
                  
De heer Sneller (D66):
Ah, dat is positief?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ja!
De heer Flach (SGP):
Ik sla aan op een van de laatste zinnen van mevrouw Wingelaar. Daarin zegt ze «een
                     opheldering rond de verschillende financiële perspectieven rond het ravijnjaar». Volgens
                     mij kan het niet zo moeilijk zijn. Ik heb een mooie factsheet van de VNG gekregen
                     met de hashtag #1voor12. Daarin staat keurig uitgelegd: 2,4 miljard structureel en
                     het tekort voor de jeugdzorg loopt op. Ik zie niet in hoe dat tot verschillende perspectieven
                     kan leiden. 75% van de gemeenten krijgt de begroting niet rond. Je kunt dus niet zeggen
                     dat er misschien een paar gemeenten zijn die in het verleden verkeerde keuzes hebben
                     gemaakt. Dat hoor ik vanuit VVD-kringen nog weleens. Wat voor perspectieven ziet u
                     dan?
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dan wijs ik toch weer naar de brief van de Staatssecretaris en naar het gegeven dat
                     het dus niet lukt om samen met de VNG het verschil van inzicht te laten zien. Dat
                     vind ik jammer, want ik vind net als u dat dat in dezen wel zou moeten kunnen. Op
                     deze manier ga je namelijk rollebollend over straat over de vraag of cijfers wel of
                     niet kloppen. Ik vind dat geen fijne discussie, dus we moeten wel echt weten wat er
                     nu precies aan de hand is.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We zien hier dat er heel erg tegenover elkaar gestaan wordt.
                     Ik zou eigenlijk hopen dat we het met elkaar kunnen oplossen. We zien inderdaad dat
                     er in 2026 grote uitdagingen voor de gemeenten aan komen omdat ze fors minder geld
                     krijgen. We zien ook heel erg stijgende kosten voor de jeugdzorg en de Wmo, en ik
                     denk dat dat een heel groot knelpunt is voor heel veel gemeenten. We zien ook dat
                     de verschillen per gemeente best groot zijn. Ik denk dat we daar wel eerlijk tegenover
                     moeten zetten dat we ook zien dat de reserves in de afgelopen jaren redelijk fors
                     zijn toegenomen. Er is ook best wel veel onderuitputting geweest. We zien ook dat
                     een aantal gemeenten heel veel meevallers heeft gehad, in ieder geval geld dat in
                     de afgelopen jaren niet besteed kon worden en dus bij de jaarrekening vrijvalt. Ik
                     vind dat een ingewikkelde discussie om bij elkaar te krijgen, moet ik eerlijk zeggen.
                     Het geeft eigenlijk een beetje een verschillend beeld. Ik ben ook wel benieuwd hoe
                     de Minister daarnaar kijkt. We zien dat er nu eigenlijk over en weer een soort steekspel
                     is ontstaan tussen de VNG, de gemeenten, en het Rijk. Ik zou wel graag willen zien
                     dat we tot een oplossing kunnen komen om daar voortgang in te boeken. Dat is enerzijds
                     een discussie over geld, maar ik denk dat het ook een discussie is over de taken en
                     middelen die daarbij horen en de instrumenten die gemeenten daarvoor nodig hebben.
                     14 april is er volgens mij weer een nieuw overleg. Ik ben ook wel benieuwd hoe de
                     Minister kijkt naar het traject daarnaartoe. Want heel eerlijk: volgens mij loopt
                     daar een hele discussie over de Voorjaarsnota tussendoor. Ik weet niet helemaal hoe
                     dat met elkaar spoort en hoe daarnaar gekeken wordt door deze Minister.
                  
Ik zei het zonet al: taken en middelen. In de brief staat dat er met urgentie gekeken
                     wordt naar hoe we de gemeenten meer instrumenten in handen kunnen geven om te sturen
                     op bijvoorbeeld de jeugdzorg. Ik denk dat er nog veel meer terreinen zijn waarvoor
                     dat nodig is, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning, maar bijvoorbeeld ook de
                     onderwijshuisvesting. Het voelt een beetje alsof we dat al jaren tegen elkaar zeggen.
                     Ik ben benieuwd hoe we daar in deze korte tijd duidelijkheid over kunnen krijgen,
                     want ik denk dat gemeenten ernaar uitkijken dat ze meer handelingsperspectief en handelingsmogelijkheden
                     hebben. Ik ben ook benieuwd wat de Minister daar in de afgelopen periode aan heeft
                     gedaan. Ik weet dat het natuurlijk bij andere bewindspersonen ligt, maar ik zie deze
                     Minister toch als een soort hoofd gemeentelijke taken, dan wel een soort coördinerende
                     rol hebben binnen het kabinet om dat verder te brengen. Ik hoop niet dat iedereen
                     daar afzonderlijk mee bezig is. Welke stappen gaan er gezet worden, niet alleen op
                     de jeugdzorg, maar ook voor de andere taken waarvoor de kosten stijgen en er weinig
                     mogelijkheden zijn voor gemeenten om dat te beheersen?
                  
De voorzitter:
Ik onderbreek u voor een interruptie van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Tenzij de VVD nog gaat vertellen hoe dat dan zou moeten en aan welk bedrag de VVD
                     denkt. Want volgens mij is dat de cruciale vraag. Het Ministerie van Binnenlandse
                     Zaken heeft niet een dermate grote winterjas dat ze zelf kunnen zeggen: we halen alles
                     uit de eigen jas en brengen dat naar de gemeenten en het probleem is opgelost. Het
                     vraagt dus om de inzet van dit kabinet voor extra geld. Of je moet met andere oplossingen
                     komen, maar daarover heeft de VVD – ik denk terecht – uitgesproken: de lokale lasten
                     moeten niet omhoog, want dan gaan we de burger op een andere manier aan een lastenverzwaring
                     helpen. Dus hoe denkt de VVD dit op te lossen, en met welk bedrag?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens mij heeft het kabinet zelf aangegeven met betrekking tot het rapport-Van Ark
                     dat het niet zozeer de vraag is óf maar hóé daar invulling aan gegeven wordt. Ik vind
                     het wel jammer dat het alleen maar tot een discussie over geld beperkt wordt. Ik snap
                     best dat dat voor heel veel gemeenten een heel groot probleem is, maar ik zou het
                     ook graag willen hebben over de vraag: hoe zorgen we nou dat jeugdzorg niet alleen
                     maar... We hebben de lichte jeugdzorg. De vraag is: hoort dat bij de jeugdzorg thuis?
                     Kunnen gemeenten erop sturen dat dat niet meer ingezet wordt? Ik denk dat er een hele
                     belangrijke vraag bij de gemeenten ligt, namelijk: hoe gaan we om met de complexe
                     jeugdzorg? We zien dat dat vooral in kleine gemeenten een probleem is. Als er één
                     probleemgezin komt wonen met een aantal kinderen die jeugdzorg nodig hebben, zie je
                     dat dat een hele grote impact heeft op die begroting. Ik zou daarover graag de discussie
                     met elkaar willen hebben. Ik vind dat dat veel te langzaam gaat. Ik vind dat dat in
                     de afgelopen periode al sneller had gemoeten, want het is niet iets wat er nu net
                     ligt. Ik hoop ook, omdat het kabinet nu zelf aangeeft dat er met urgentie aan gewerkt
                     moet worden, dat daar ook echt stappen op gezet gaan worden in de komende tijd.
                  
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar collega De Vries weet net zo goed als ik dat in het rapport-Van Ark heel duidelijk
                     staat dat er ook geld nodig is om aan die oplossing toe te komen, dat dat niet alleen
                     pratend lukt, of met wetgeving. Ze is een van de meest ervaren Kamerleden hier, dus
                     ze weet ook heel goed hoelang wetgevingstrajecten duren en dat de gemeenten ondertussen
                     klem lopen. In de tussentijd hebben we dus een opgave, waarbij je altijd naar structurele
                     oplossingen moet kijken. Dat delen wij van harte, denk ik. Dat is toch helder? En
                     dan mis ik nog steeds: wat betekent dat voor 2026? Wordt er voor het ravijnjaar een
                     stap gezet? Krijgt deze Minister daar de ruimte voor van de VVD?
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, vanzelf. De VVD zegt: wij willen het oplossen. Wat betekent dat voor 2026?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik ga nu geen voorschot nemen op de Voorjaarsnota. Dat zal voor iedereen vast een
                     teleurstelling zijn, maar dat doen we met een heleboel andere punten ook niet. Er
                     zijn ook partijen die hier allemaal uitspreken waarvoor we wel allemaal geld beschikbaar
                     moeten stellen bij de Voorjaarsnota, of dat nu om gevangenissen of om allerlei andere
                     dingen gaat. Ik denk dat nu eerst het kabinet aan zet is. Ik denk ook dat wij voor
                     een groot aantal uitdagingen op landelijk niveau staan. Ik denk dat we echt forse
                     dingen moeten regelen voor defensie, de veiligheid, de lastenverlichting voor de middeninkomens...
                     We hebben vorige week nog een discussie gehad over allerlei bedrijven die problemen
                     hebben en uit het land vertrekken. Ik denk dus dat het een heel complex verhaal is.
                     Ik ga nu niet zeggen: we gaan dit bedrag nu even regelen. Ik heb de meesten hier overigens
                     ook geen bedrag horen noemen, en al helemaal geen dekking. Ik ga daar dus geen voorschot
                     op nemen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Bikker, uw laatste interruptie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik heb maar gewoon de verkiezingsprogramma's erbij gepakt. Mijn eigen partij heeft
                     op dat moment al 1,7 miljard neergezet, en toen zaten we dus nog veel eerder in de
                     rij. Inmiddels is het 2025. We wisten in het vorige kabinet al voor een gedeelte dat
                     het ravijn eraan kwam. Ik zie dat het CDA en D66 1,3 miljard hebben neergezet. De
                     VVD heeft gezegd: nul, en 300 miljoen bezuinigen op het provinciefonds. Dat is de
                     inzet van de VVD tot nu toe. Wordt dat een andere inzet of blijft het deze min?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik denk dat het een hele herhalende discussie wordt. Ik ga geen voorschot nemen op
                     de Voorjaarsnota. We kunnen allemaal de verkiezingsprogramma's gaan voorlezen, maar
                     we zitten nu in deze setting. We hebben een aantal coalitiepartijen waarmee we dit
                     kabinet vormen. We hebben een aantal grote uitdagingen. Ik hoop dat iedereen die uitdagingen
                     ziet. Ik begrijp ook dat het voor heel veel gemeenten ingewikkeld is. Gemeenten hebben
                     moeite om het verhaal rond te breien. Maar ik ga nu niet zeggen: jongens, we gaan
                     daar zo veel geld voor uittrekken. Ik wil het echt in het totale palet zien van welke
                     zaken we allemaal moeten regelen bij de Voorjaarsnota. Daar is in eerste instantie
                     het kabinet voor aan zet. En ja, wij hebben in principe afgesproken dat als er nieuwe
                     dingen zijn en mensen extra dingen willen doen bij een bepaald ministerie, bijvoorbeeld
                     VWS, er dan ook gekeken wordt: is daar misschien structurele onderuitputting? Zijn
                     daar meevallers? Moet je daarnaar kijken? Ik vind dus dat we, bijvoorbeeld op het
                     gebied van jeugdzorg, eerst even moeten kijken bij het Ministerie van VWS. Daarna
                     komt pas een discussie over de Voorjaarsnota en generieke middelen.
                  
De heer Flach (SGP):
Het hele land kijkt naar mevrouw De Vries en de VVD. Waarom? Omdat de drie andere
                     coalitiepartijen geen of nauwelijks vertegenwoordigers hebben in de colleges. De VVD
                     heeft die wel. Er zijn er heel veel hier aanwezig. Zij verwachten veel van hun volksvertegenwoordigers
                     en kabinetsleden. De VVD was ook betrokken bij de uitname uit het Gemeentefonds en
                     levert nu de Minister van Financiën. Wat is de boodschap aan al die VVD-wethouders,
                     die ook richting de verkiezingen gaan? Blijft de Minister van Financiën de ijzeren
                     Heinen?
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Flach (SGP):
Of komt er echt een substantiële extra storting in het Gemeentefonds? Daar ben ik
                     echt benieuwd naar.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Nogmaals, ik ga niet vooruitlopen op de Voorjaarsnota. We kunnen allerlei jij-bakken
                     en leuke naamgrapjes maken. Ik heb niet zo veel zin om die tegenstelling hier nu te
                     vergroten. Volgens mij hebben we met z'n allen het beste voor met de gemeenten. Ik
                     denk dat je misschien op verschillende manieren kan kijken naar hoe je dat zou kunnen
                     oplossen. Maar ik vind het ook een beetje vervelend dat we hier continu helemaal tegenover
                     elkaar staan. Ik ga iedereen hier ook niet verwijten dat ze allemaal gratis bier weggeven.
                     Ik zou het dus wel prettig vinden als we gewoon kijken en luisteren naar wat wij hier
                     inbrengen. Ik heb aan de Minister gevraagd: welk traject ziet ze voor zich naar 14 april
                     aanstaande? Ik heb ook gevraagd: welke andere mogelijkheden zijn er buiten het geld,
                     welke taken zijn er, en hoe kan je ervoor zorgen dat gemeenten meer grip krijgen op
                     de financiën, of het nou om de Wmo, de jeugdzorg of om andere zaken gaat? Ik denk
                     dat we daar ook nadrukkelijk naar moeten kijken. We hebben echt hele grote uitdagingen
                     in dit land. Dit is een belangrijk element, maar er zijn ook nog heel veel andere
                     onderdelen en die moeten we echt integraal met elkaar wegen bij de Voorjaarsnota.
                  
De heer Flach (SGP):
Ik wil heel graag niet tegenover elkaar staan, maar dan verwacht ik dat ook van de
                     VVD. Ik zag vanmorgen nog op X een bericht dat suggereert dat heel veel gemeenten
                     er zelf voor gezorgd hebben dat ze nu tekorten hebben. Dat hoor ik eigenlijk ook in
                     de eerste termijn van mevrouw De Vries. Het is ook de VVD die gemeenten de maat neemt
                     als ze niets anders kunnen dan aan de ozb-knop draaien. Ik vind het best brutaal,
                     eerlijk gezegd, als je zelf de uitname doet, het ravijn niet repareert en gemeenten
                     wel aan de leiband wil leggen als het gaat om ozb-uitgaven. Ik wil dus graag naast
                     elkaar staan, maar kom dan in deze rij staan, zou ik zeggen tegen mevrouw De Vries.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ja, maar ik geloof niet dat de eerste inbrengen nou direct waren van: wij staan aan
                     elkaars zijde om een aantal dingen met elkaar te regelen. Ik vind dat wij ook best
                     wel op een aantal punten kritisch mogen kijken naar hoe gemeenten het geld besteden.
                     Dat horen gemeenteraden op lokaal niveau te doen. Ik denk dat u verwijst naar een
                     tweet van een lokale VVD'er. En als ik dan dat voorbeeld mag doortrekken: als er 38%
                     extra ambtenaren zijn gekomen in de afgelopen vijf jaar, vind ik wel dat wij daar
                     kritisch naar mogen kijken als daar vanuit de gemeenteraad naar gekeken wordt. Ik
                     zie ook gemeentes die bijvoorbeeld heel veel extra betaalbare woningen willen bouwen.
                     Dat mag een doel zijn, maar dat is bijvoorbeeld niet wat wij vragen van de gemeenten.
                     Wij vragen twee derde en als je dan zegt «ik ga 75% doen», wordt de betaalbaarheid
                     toch ingewikkelder. Dat zijn wel keuzes die je kan maken. En als het gaat over de
                     lokale lasten: u zult ons niet horen als de lokale lasten iets stijgen, maar ik kan
                     echt niet goed uitleggen waarom de ozb met iets van 19% of 32% moet worden verhoogd
                     in dezelfde gemeenten waarvan ik net een paar voorbeelden noemde van uitgaven waarvan
                     ik denk «ja, zou je daar niet kritisch naar moeten kijken?» Wij kijken hier als overheid
                     zelf ook kritisch naar de hoeveelheid ambtenaren die we hebben. Daar hebben we ook
                     afspraken over gemaakt in het hoofdlijnenakkoord. Dus ik vind dat we dat ook wel mogen
                     vragen van gemeenten.
                  
De heer Flach (SGP):
Ik vind dit geen pas geven, want dit staat helemaal los van de 2,4 miljard uitname.
                     De keuzes die gemeenten maken, dat is gewoon democratie. Zo heet dat, lokale democratie.
                     En wat de VVD hier doet, is dat gewoon beboeten en zeggen: ja, in feite is dat dus
                     uw eigen schuld. Maar er is gewoon een uitname van 2,4 miljard. Dan vind ik het best
                     wel ver gaan dat u dat eigenlijk probeert weg te masseren door te zeggen: ik krijg
                     het moeilijk bij elkaar dat er ook wel overschotten zijn. Ik ben dertien jaar wethouder
                     Financiën geweest. Ik weet hoe dat komt. Dat is omdat je in december dan nog een douceurtje
                     krijgt in het Gemeentefonds waar je vervolgens niks meer mee kunt. Zo lopen de reserves
                     op, maar die kan je niet inzetten omdat die niet voor structurele uitgaven zijn.
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Flach (SGP):
Ik wil mevrouw De Vries toch nog een keer oproepen om zich echt grondig te verdiepen
                     in de problematiek van gemeenten – 75% krijgt de begroting niet rond – en het niet
                     te bagatelliseren.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens ben ik mijn bijdrage begonnen met het verhaal dat er inderdaad problemen zijn.
                     Ik bagatelliseer dat helemaal niet. Ik begrijp dat u ervaring heeft bij gemeenten.
                     Ik heb dat zelf ook. Ik ben negen jaar gemeenteraadslid geweest en ik heb echt heel,
                     heel lang in gemeenten gewerkt. Ik heb ook bij een artikel 12-gemeente gewerkt. En
                     zoals wij hier landelijk keuzes moeten maken, moet je dat op een bepaald moment ook
                     op lokaal niveau doen. Dat zijn moeilijke keuzes. Laat dat helder zijn. Maar dat zijn
                     wel keuzes die wij hier ook met z'n allen moeten maken. We moeten elke keer afwegen
                     waar we het geld aan uitgeven en waar we het geld niet aan uitgeven.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik heb het idee dat mevrouw De Vries de situatie wel bagatelliseert en niet luistert,
                     ook niet naar de VVD-wethouders, de dappere VVD-wethouders, die ook alarm roepen.
                     Bijvoorbeeld die van Zaanstad, die ook zegt slapeloze nachten te hebben. Ik zie ook
                     dat mevrouw De Vries weet en ook vertelt aan gemeenten wat ze wel moeten doen. Op
                     het moment dat ze bijvoorbeeld aan de knop van de ozb gaan draaien, roept ze zelf:
                     help, want dat kan niet! Dat heeft u gewoon gedaan. Dat konden we allemaal zien. Wat
                     is uw boodschap eigenlijk aan al die VVD-wethouders die proberen ...
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
... om oplossingen te vinden, omdat dit kabinet niet bereid is, omdat u niet bereid
                     bent, om geld bij te leggen dat gewoon keihard nodig is voor de basis van onze samenleving?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
We hebben natuurlijk heel veel overleg en gesprekken met VVD-wethouders en ook met
                     VVD-fractievoorzitters, die in de coalitie zitten en die in de oppositie zitten. Dat
                     perspectief kan nog weleens verschillen. Dat wil ik u ook direct wel aangeven. Ik
                     bagatelliseer het probleem helemaal niet. Ik vind het prima hoor, als er verwezen
                     wordt naar een tweet of een X-bericht van mij. Dat is allemaal prima, maar dat ging
                     wel over de excessen. Dat ging over Amsterdam, dat de ozb met 32% heeft verhoogd.
                     Dat gaat ook over Utrecht, dat de ozb met 19% heeft verhoogd. Ik vind dat we daar
                     wel wat van mogen vinden. Dat vindt de lokale VVD daar in heel veel gevallen ook.
                     Ik kan dat niet goed uitleggen. Als u dat wel goed kunt uitleggen, kan dat. Maar ik
                     kan dat niet goed uitleggen, ook niet aan de inwoners van die gemeenten.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
De wethouders van de VVD en alle 150 wethouders die hier zijn, kunnen het heel goed
                     uitleggen. Ze kunnen uitleggen waarom ze moeten draaien aan de knop van de ozb of
                     het sluiten van voorzieningen. Dan vraag ik toch of u dit kunt uitleggen. Vindt u
                     dat de financiële adviezen van de commissie-Van Ark worden opgevolgd? Volgens mij
                     zijn die heel helder. De gemeenten, de VNG, iedereen zegt: voer dat nou uit van kaft
                     tot kaft. Wat vindt u daar dan van?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik heb al aangegeven wat het kabinet daarvan vindt. Ik heb aangegeven dat ik op dit
                     moment niet ga vooruitlopen op de Voorjaarsnota en de besluiten die daarbij genomen
                     moeten worden over allerlei financiële aspecten. Ik denk dat iedereen hier z'n wensen
                     heeft op andere fronten als het gaat om het beschikbaar stellen van extra geld. Het
                     moet uiteindelijk wel uit de lengte of de breedte komen. Er zijn op dit moment heel
                     veel uitdagingen in het land. We kunnen in elk debat zeggen «ja, maar híer moet nu
                     het geld naartoe», maar ik vind dat we naar het totaal moeten kijken en niet alleen
                     moeten zeggen: nu zitten we in een debat met gemeenten en nu gaan we zeggen dat er
                     wel extra geld komt. Er zitten hier misschien verderop straks collega's die het over
                     Defensie hebben. Er zijn debatten waar mensen het hebben over de industrie die vertrekt
                     uit Nederland. Het zijn allemaal legitieme doelen, met heel goede, belangrijke elementen,
                     maar in het totaal moeten we het wel gaan wegen met elkaar. We kunnen niet alles allemaal
                     doen.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
En het naleven van de wetgeving in artikel 108, lid 3 van de Gemeentewet, wat zegt
                     u daarover? Het gaat om de basis. Het is niet zo dat gemeenten vragen om geld om allerlei
                     luxe dingen te doen. Het gaat om de basistaken. Het gaat om kinderen die naar voorzieningen
                     gaan als sport, waarop bezuinigd dreigt te worden. Het gaat in Gorinchem, bij een
                     museum waar ik naartoe ben gegaan, om € 37.000. Het is klein bier, maar voor die gemeente
                     is dat gigantisch, waardoor een museum gewoon moet sluiten. Zo kan ik doorgaan. We
                     hebben een enquête gehouden. Er zijn allerlei schrijnende situaties ...
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
... omdat dit kabinet en deze coalitie gewoon de Gemeentewet uit het raam willen gooien.
                     Ik vind dat echt schandalig en ik reken het u allen aan, met name NSC, die staat voor
                     goed bestuur.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik vind het niet helemaal fair naar mijn collega die nu niet het woord kan voeren,
                     terwijl die partij wel aangevallen wordt. Ik vind het prima als er selectief geluisterd
                     wordt. Ik heb ook gezegd dat ik echt de uitdagingen zie van gemeenten, dat ik de problemen
                     zie. Ik heb ook gezegd dat ik niet vind dat je alleen naar geld moet kijken. Je moet
                     ook bekijken of wij het normaal vinden dat een op de zeven kinderen – dat is het volgens
                     mij inmiddels – te maken krijgt met jeugdzorg. Is dat allemaal jeugdzorg? Moeten we
                     daar niet naar kijken en de gemeenten de instrumenten in handen geven en de wet aanpassen
                     zodat ze daar beter op kunnen sturen? Ik hoor van heel veel wethouders: ik zie geen
                     kans om daarop te sturen. Laten we het dan ook daarover hebben met elkaar en niet
                     zeggen dat u dat helemaal niet hoort. Ik vind dat heel belangrijk, want ik kan ook
                     niet uitleggen dat we zo veel kinderen in de jeugdzorg hebben.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Ik word op dit moment door veel VVD-wethouders gebeld en gemaild. Ze willen op bezoek
                     komen. Ik heb nog nooit zo veel aandacht gehad. Ik vind het allemaal prachtig en ik
                     vind ze allemaal even lief, maar ze doen dat niet voor niets. Ze zijn pislink op hun
                     eigen partij en hun vertegenwoordiging hier in de Tweede Kamer, die er eigenlijk gewoon
                     een potje van maakt. Als mevrouw De Vries hier durft te zeggen «ik vind dat we hier
                     niet tegenover elkaar moeten staan», zeg ik: mevrouw De Vries staat lijnrecht tegenover
                     de VVD-wethouders van de eigen partij. Ik vind niet dat zij duidelijk is. Zij legt
                     de bal bij het kabinet en wijst naar allerlei andere uitdagingen. Maar zeg hier dan
                     gewoon eerlijk: van mij hoeven de gemeenten er niks bij te krijgen.
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Van Nispen (SP):
Dan moet u ook zo stoer zijn om hier die duidelijkheid te bieden, want volgens mij
                     hebben de gemeenten en de mensen in de gemeenten gewoon niets te verwachten van de
                     VVD. Graag duidelijkheid.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
U noemt heel veel elementen. Mooi dat ook VVD-wethouders de SP weten te vinden. Dat
                     is altijd goed voor samenwerking in de toekomst, wellicht op sommige punten. Wij hebben
                     heel veel gesprekken met de wethouders. We hebben heel veel financiënwethouders. We
                     hebben goede gesprekken met hen, en ook met inhoudelijke woordvoerders van de VVD
                     op punten als jeugdzorg, Wmo, maar ook onderwijshuisvesting, die we daaraan gaan toevoegen.
                     Daarbij bekijken we welke instrumenten gemeenten nu nodig hebben om beter te sturen
                     en te zorgen dat hun inwoners de jeugdzorg krijgen die ze verdienen, maar ze niet
                     onnodige jeugdzorg gaan geven waar het eigenlijk niet tot de jeugdzorg behoort. Daar
                     hebben we heel goede gesprekken over. Zijn we het dan altijd eens? Nee, we zijn het
                     misschien niet altijd met elkaar eens. Maar ik ga hier nu niet zeggen: jongens, ik
                     ga nu in dit debat vooruitlopen op de Voorjaarsnota en per onderwerp maar zeggen dat
                     de bomen tot in de hemel groeien. Dat is niet het geval als we op dit moment naar
                     de rijksfinanciën kijken. Ik vind dat we daar eerlijk over moeten zijn en keuzes moeten
                     maken.
                  
De heer Krul (CDA):
Dat is een opmerking die me echt even in het verkeerde keelgat schiet. Mevrouw De
                     Vries beklaagt zich over het feit dat gemeenten meer ambtenaren hebben aangenomen,
                     terwijl wij elke dag meer taken over schutting kieperen en die gemeenten bezig zijn
                     met het uitvoeren van al die taken. De lokale autonomie is in sommige gevallen minder
                     dan 10%. Ze zijn alleen maar bezig met het opruimen van onze rotzooi. Dus over welke
                     keuzes op lokaal niveau heeft mevrouw De Vries het dan eigenlijk?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het is altijd mooi hoe vaak bij iemand iets in het verkeerde keelgat kan schieten.
                     Ik vind dat wij kritisch mogen zijn over hoeveel mensen de overheid aan het werk heeft.
                     Ik vind dat we dat op rijksniveau moeten doen. Dat hebben we ook gedaan met de vier
                     partijen die deze coalitie hebben gevormd. We hebben gezegd: we willen het met minder
                     ambtenaren doen. Ik vind dan ook wel dat er kritisch door gemeenten bekeken mag worden:
                     hebben we zo veel mensen nodig om die taken uit te voeren? Natuurlijk zijn er extra
                     taken bij gekomen. Daar moet je ook rekening mee houden. Maar ik heb het voorbeeld
                     van Utrecht genoemd. Als Utrecht zegt 38% meer ambtenaren te hebben gekregen de afgelopen
                     vijf jaar en ook nog eens de ozb verhoogt met 19%, dan vind ik dat moeilijk met elkaar
                     te rijmen. Ik heb aangegeven waar wij mogelijkheden zien en waar wij met gemeenten
                     over na willen denken. Ik heb de Minister gevraagd om urgentie om die problemen op
                     te lossen. Ik vind dat we daar met elkaar al veel te lang over praten. Er komt een
                     reikwijdtewet aan voor de jeugdzorg. Ik denk dat het belangrijk is dat we handvatten
                     voor de gemeenten neerzetten om te kunnen sturen. Als u vindt, als het CDA vindt dat
                     het logisch is dat er zo veel geld aan jeugdzorg wordt uitgegeven, dat we daar geen
                     keuzes in moeten maken en dat we geen handvatten moeten geven aan de gemeenten, dan
                     vind ik dat wel bijzonder.
                  
De heer Krul (CDA):
Het CDA vindt wel dat we keuzes moeten maken in de jeugdzorg, maar we kunnen het de
                     gemeenten niet kwalijk nemen dat zij mensen nodig hebben voor het uitvoeren van wettelijke
                     taken. Als ze die mensen niet kunnen vinden of niet hebben, dan gaat het mis. Dan
                     staan wij hier weer op de voorste rij te roepen dat er een plan moet komen om bijvoorbeeld
                     die gemeenten op zo'n vlak aan te pakken. Ik vind het echt onbegrijpelijk en schizofreen.
                     Ik heb een korte vraag, want ik ben oprecht benieuwd. De VVD heeft zich hardop beklaagd
                     over het stijgen van de gemeentelijke belastingen. Het mag niet de hardwerkende Nederlander
                     raken, zei mevrouw De Vries ...
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Krul (CDA):
... terwijl dat het enige is wat er kan gaan gebeuren. Waar trekt ze voor zichzelf
                     en voor de VVD de grens en wat moet er dus gebeuren richting de Voorjaarsnota om te
                     voorkomen dat de gemeentelijke lasten zo kunnen gaan stijgen?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik blijf er ook bij dat ik vind dat we iets zouden moeten doen met de excessen die
                     we af en toe zien en de stijging van de lokale lasten. Dat is ook een afspraak in
                     het hoofdlijnenakkoord, dus ik kan nu direct ook de vraag aan de Minister stellen
                     hoe zij die afspraak wil gaan uitwerken. Ik vind het wel jammer dat het de hele tijd
                     wordt verkleind tot: geef nou maar aan om hoeveel geld het gaat, want anders is de
                     enige optie die gemeenten hebben de ozb. Natuurlijk snap ik die uitdagingen, maar
                     er zijn ook andere keuzes mogelijk. Ik heb een aantal voorbeelden daarbij genoemd.
                     Ik heb gezegd dat we graag in gesprek willen met de gemeenten om te bekijken hoe we
                     die handvatten kunnen bieden. Dat is misschien niet binnen twee, drie maanden opgelost.
                     Ik vind het spijtig dat het in het afgelopen jaar ook niet gebeurd is. Maar ik vind
                     wel – dat geeft het kabinet ook zelf aan in de brief – dat er met urgentie naar de
                     jeugdzorg gekeken moet worden. Ik hoop dat diezelfde urgentie er is om ook te kijken
                     naar een aantal andere onderwerpen zoals de Wmo. Ik vind het een beetje flauw om te
                     zeggen dat de enige keuze die een gemeente heeft, het verhogen van de lasten is. Ik
                     ben van een partij die ook op landelijk niveau niet automatisch zegt «dan gaan we
                     de lasten maar verhogen». Je moet soms ook andere keuzes maken. Ik vind dat we daar
                     wel de mogelijkheden voor moeten bieden aan de gemeenten.
                  
De voorzitter:
Meneer Krul, uw laatste interruptie.
De heer Krul (CDA):
Ja, het is m'n laatste en die ga ik graag gebruiken. Oké, het betoog van mevrouw De
                     Vries is helder, ook al ben ik het er roerend mee oneens. Kan ze dan aangeven bij
                     wat voor keuzes of wat voor onderwerpen we de gemeenten dan qua taken tegemoet kunnen
                     komen voordat het ravijnjaar geëffectueerd wordt? Dat moet namelijk wel hand in hand
                     gaan. Ik bedoel geen vergezichten over dat we in de toekomst over de jeugdzorg of
                     over de Wmo gaan praten, want iedereen begrijpt dat we dat niet voor elkaar gaan boksen
                     voordat deze ramp op ons afkomt. Dus kan mevrouw De Vries concreet aangeven welke
                     keuzes zij dan wil maken voordat het ravijnjaar geëffectueerd wordt?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het liefst op alle onderwerpen die ik zonet genoemd heb, maar ik besef ook wel dat
                     wet- en regelgeving daar soms complex is en tijd vraagt. Ik denk dat het belangrijk
                     is dat het kabinet nog met een reactie op het rapport van Van Ark komt. Ik vind ook
                     dat er uiteindelijk een afweging moet worden gemaakt bij een voorjaarsnota. Maar daar
                     geef ik eerlijk bij aan dat we gewoon ook een heleboel andere uitdagingen hebben.
                     Ik kan daar mijn ogen niet voor sluiten. Dat wil ik ook niet doen. Ik kan hier allemaal
                     heel mooie vergezichten beloven, maar ik vind dat ik daarin ook eerlijk moet zijn.
                  
De voorzitter:
Ik heb een punt van orde van meneer Flach.
De heer Flach (SGP):
Ja, voorzitter. We hebben een belangrijk debat. Het gaat over miljarden. We hebben
                     een paar honderd gasten. Dit is ook een debat tussen partijen. Eigenlijk zijn we al
                     verder dan we gedacht hadden, denk ik, op dit moment. We hebben nog drie sprekers
                     te gaan. Ook zij verdienen een eerlijke, kritische bejegening. Dus ik zou u willen
                     vragen of u ruimte ziet om het aantal interrupties ietsje op te hogen naar bijvoorbeeld
                     zes.
                  
De voorzitter:
Ik denk dat we wel redelijk krap in de tijd zitten zo meteen. Er komt ook nog een
                     beantwoording van de kant van de Minister. Ik kijk naar de commissie en probeer toch
                     een beetje op het gemoed van de commissie te werken en het aantal nog niet te verhogen,
                     of eigenlijk: niet te verhogen. Dan kunnen we altijd in de tweede termijn bekijken
                     of dat alsnog kan en of we dan meer tijd overhouden. Ik hoop dat u zich daar als commissie
                     in kunt vinden. Ik zie geen bezwaar.
                  
Ik ga naar meneer Sneller, die een interruptie heeft.
De heer Sneller (D66):
Dank, na deze onderbreking. Ik vind het goed dat mevrouw De Vries hiernaartoe is gekomen
                     met andere teksten dan de VVD-woordvoerder in het vorige debat, die het had over «besturen
                     is niet voor bange mensen» en «boos zijn is een emotie» en dat soort dingen. Tegelijkertijd
                     zegt mevrouw De Vries dat we eerlijk moeten zijn. Dan noem ik wat mevrouw Bikker naar
                     voren haalt: de VVD ging deze kabinetsperiode in met een belofte, namelijk «wij doen
                     nul euro extra voor gemeenten». Nu zegt ze «er moet geld bij». Wat is er dan veranderd
                     en hoe moeten wij erop vertrouwen dat de VVD zich echt inzet voor extra geld voor
                     gemeenten?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik vind het altijd mooi als mij allemaal woorden in de mond worden gelegd. Ik heb
                     gezegd: ik ga niet vooruitlopen op de Voorjaarsnota. Het kabinet heeft een aantal
                     zaken aangegeven over het rapport van Van Ark. Ik heb aangegeven dat ik het belangrijk
                     vind dat we het niet alleen maar over geld hebben, maar ook kijken naar welke instrumenten
                     de gemeenten nodig hebben om grip te krijgen. Ik ga niet vooruitlopen op de Voorjaarsnota.
                     U kunt dat in tien verschillende variaties vragen, maar u zult in die tien antwoorden
                     dan toch ongeveer dezelfde teneur horen. Ik wil best proberen heel creatief te zijn
                     en steeds proberen iets anders te zeggen met dezelfde strekking, maar dat lijkt me
                     niet heel behulpzaam voor het debat.
                  
De heer Sneller (D66):
Ik zoek ook niet naar bedragen. Ik zie geen wethouder uit Utrecht of Amsterdam hier,
                     dus laten we het ook gewoon over alle andere gemeenten hebben waar zorgen zijn. Ik
                     ben het er helemaal mee eens dat er meer grip en meer sturing moet zijn; laten we
                     dat vooral gaan regelen. Ik vraag alleen het volgende. Mevrouw De Vries suggereert:
                     gemeenten hebben grote uitdagingen, waar we serieus naar willen kijken; we moeten
                     dat afwegen tegen andere dingen en bekijken of er extra geld nodig is. Dat is een
                     hele andere inzet dan die aan het begin van deze kabinetsperiode, namelijk: nul euro
                     extra voor gemeenten. Mijn vraag is: is er iets veranderd en waar moeten we dat vertrouwen
                     aan ontlenen?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens mij verandert de wereld continu. Volgens mij hoef ik dat D66 niet uit te leggen;
                     D66 begrijpt dat, denk ik, heel goed. We hebben natuurlijk ook het rapport-Van Ark
                     gehad. Laat dat ook helder zijn. Ik vind dat ik daar niet op vooruit mag lopen. Ik
                     ga nu ook niet zeggen dat er dan wel geld komt bij de Voorjaarsnota. Ik weet ook dat
                     de partij van de heer Sneller best wel veel ideeën heeft om te investeren in bepaalde
                     zaken, waaronder het energienetwerk en het oplossen van de netcongestie. Prima. Dat
                     zijn ook zaken waar het kabinet naar moet gaan kijken. Dat zal een complexe puzzel
                     worden bij de Voorjaarsnota. Ik ga daar gewoon niet op vooruitlopen.
                  
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik dacht: ik gooi het over een andere boeg. Ik hoorde mevrouw De Vries in haar pleidooi
                     ook over autonomie van gemeentes. Dat vindt ze belangrijk. Dat deel ik. Ik zie dan
                     wel een soort sandwich. Gemeenten hebben een zorgplicht, moeten bepaalde dingen doen,
                     krijgen te weinig geld, of in elk geval niet het financiële vooruitzicht – en dat
                     wil mevrouw De Vries nu ook niet becommentariëren. Maar als ze zelf de handschoen
                     oppakken met bijvoorbeeld een maatschappelijk initiatief als het Bouwdepot, dat zorgt
                     voor dak- en thuislozen, of het overnemen van problematische schulden, zoals de gemeente
                     Arnhem doet, dan mag dat niet van de wet en komen gemeenten daarmee in de problemen.
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dus ik vroeg me af wat mevrouw De Vries van de VVD daar dan in ziet. Moeten we de
                     wet op dat punt veranderen en gemeentes meer ruimte geven?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens mij zijn dat weer allemaal andere taken. Deze specifieke voorbeelden ken ik
                     niet heel goed. Ik heb het met name gehad over situaties waarin de stijgende kosten
                     voor de gemeenten echt tot problemen leiden, waarin ze eigenlijk geen grip hebben
                     op de keuzes die ze maken, waarin ze eigenlijk geen keuzes kunnen maken omdat ze de
                     instrumenten daarvoor niet in handen hebben. Ik denk dat de jeugdzorg daar een heel
                     belangrijk onderdeel van is, maar ook de Wet maatschappelijke ondersteuning. Ik vind
                     dat wel de twee hoofdpijndossiers van heel veel gemeenten, gemeentebesturen en gemeenteraden.
                     Dus ik zou daar als eerste aan willen denken. Ik vind ook niet dat inkomenspolitiek
                     als eerste op het bordje van de gemeenten moet liggen.
                  
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik zie ook de grote klappers. Tegelijkertijd zijn er ook heel veel andere zaken waarin
                     gemeenten niet de autonomie krijgen die ze nu wel nodig hebben, zeker als wij vanuit
                     het Rijk gaan becommentariëren en recenseren. Daar vraag ik op door. Er zijn zaken
                     waarbij gemeenten zelf de handschoen hebben opgepakt, waarbij ze hebben gezegd: hier
                     gaan we creatief zijn en helpen. Dat is tegelijkertijd goed voor de financiën van
                     de gemeenten zelf. Dan zegt het Rijk echter: ho, dat mag niet! En we gaan ook handhaven.
                     Staatssecretaris Nobel heeft dat bijvoorbeeld aangegeven.
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Hoe komen we uit deze sandwich? Daar zoek ik wel echt naar. Als we het dan niet over
                     de Voorjaarsnota mogen hebben, dan moeten we het hierover hebben.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik ben niet de expert op dit onderwerp. Ik weet dus niet welke belemmeringen er daar
                     zitten. Ik vind het belangrijk dat we eerst kijken naar de jeugdzorg en dat we ook
                     kijken naar Wmo, omdat daar ook de grote tekorten bij de gemeenten qua uitgaven en
                     stijgende kosten ontstaan, zeg maar, waardoor ze moeite hebben om het te doen. Ook
                     dan blijft het ook op lokaal niveau keuzes maken, net zo goed als we dat op landelijk
                     niveau moeten doen. Natuurlijk zijn dat soms pijnlijke keuzes. Die maken we ook op
                     landelijk niveau. Dat is ook op gemeentelijk niveau af en toe aan de orde.
                  
De voorzitter:
Meneer Deen.
De heer Deen (PVV):
Voorzitter, dank. Vorig jaar, op 1 oktober 2024 hebben we hier uitgebreid ...
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik was nog niet klaar met mijn bijdrage.
De voorzitter:
Oei, oei, oei, ik schaam me natuurlijk uitermate diep. Mevrouw De Vries, u heeft inderdaad
                     nog één minuut en drie seconden. Meneer Deen, u mag het dadelijk nog een keer herhalen.
                     Dat is dan natuurlijk weer een voordeel. Mevrouw De Vries, excuses, en gaat u rustig
                     verder.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik heb het in de interrupties al over een heleboel dingen gehad, onder andere over
                     de lokale lasten. Mijn collega van NSC heeft het al gehad over de reserves die ingezet
                     kunnen worden. Dat is natuurlijk nooit een structurele oplossing voor de langere termijn.
                     De vraag is of er vanuit de Minister naar het volgende gekeken is. Er is een provinciale
                     toezichthouder die naar de gemeentefinanciën kijkt. Gaat die daar wel op een vergelijkbare
                     manier mee om? Wij krijgen wel signalen dat er verschillend naar gekeken wordt. Hetzelfde
                     geldt eigenlijk voor het voorstel rondom een eventuele stelpost onderuitputting. Bij
                     het Rijk gebruiken wij die ook veel omdat we soms moeite hebben om geld uitgegeven
                     te krijgen. Ik ben ook wel benieuwd hoe daar door de Minister naar gekeken wordt en
                     ook door de verschillende toezichthouders op de gemeentefinanciën.
                  
Dan nog de specifieke uitkeringen. Ik denk dat heel veel gemeentes smachten naar duidelijkheid.
De voorzitter:
Wilt u gaan afronden?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Excuus?
De voorzitter:
Wilt u gaan afronden?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ja. Ze smachten naar duidelijkheid. Dus wanneer gaat die duidelijkheid er komen? Hetzelfde
                     geldt eigenlijk voor het verdeelmodel. Daarvoor wordt nu ook weer een jaar de pauzeknop
                     ingedrukt. Dus graag ook daar zo snel mogelijk duidelijkheid over.
                  
Daar ga ik het bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Deen, alsnog.
De heer Deen (PVV):
Ja, alsnog. Dank u wel, voorzitter. Vorig jaar oktober hebben we hier uitgebreid het
                     vorige debat gevoerd over de financiën van decentrale overheden, met daaraan voorafgaand
                     onder andere een rondetafelgesprek. Wat mijn fractie betreft is er in dat halfjaar
                     voor onze positie in de basis eigenlijk weinig veranderd. Dat betekent dus ook dat
                     de problemen er nog steeds zijn.
                  
Voorzitter. We hebben het in oktober al aangehaald en we doen het nu weer: we hebben
                     met vier coalitiepartijen afspraken gemaakt. Daar staat onze handtekening onder en
                     daar staan we nog steeds voor. Ik herhaal het nogmaals: we staan voor enorm grote
                     uitdagingen, op het gebied van defensie, zorg, onderwijs, het stroomnet, infra et
                     cetera. Het gaat om miljarden en er moeten bij begrotingen nu eenmaal keuzes gemaakt
                     worden. Die keuzes zijn niet altijd makkelijk, maar moeten wel gemaakt worden. Als
                     er buiten het openbreken van die afspraken die we hebben gemaakt, mogelijkheden voorliggen
                     om de bezuinigingen te verzachten, dan zullen die uiteraard welwillend bekijken.
                  
Voorzitter. Mochten er dus voorstellen worden gedaan met een deugdelijke dekking waar
                     alle vier de coalitiepartijen zich in kunnen vinden, dan kunnen die wat mij betreft
                     realiseerbaar zijn. Dat zal dan in het kader van de Voorjaarsnota besproken moeten
                     worden, wat mij betreft niet hier tijdens dit commissiedebat. Hier tover ik helaas
                     geen honderden miljoenen uit mijn binnenzak; dat is echt iets om te bespreken bij
                     de Voorjaarsnota.
                  
De voorzitter:
Ik onderbreek u voor een interruptie van meneer Sneller.
De heer Sneller (D66):
De heer Deen zegt: als er een dekking is en als alle vier de coalitiepartijen het
                     erover eens zijn, dan wil ik het eventueel wel steunen. Maar dat is natuurlijk een
                     inzet van helemaal niks. Is dat nou echt het maximale wat de heer Deen kon opschrijven
                     als inbreng, als tegemoetkoming en als positieve grondhouding van de PVV ten opzichte
                     van de onderliggende problematiek?
                  
De heer Deen (PVV):
Nee hoor, dat is het helemaal niet, maar het is wel een onderdeel. We kunnen kijken
                     naar reserves, we kunnen met een kritische blik kijken naar de besteding. Waar wordt
                     het begrotingsgeld aan uitgegeven? We kunnen kijken naar de keuzes die gemaakt worden
                     op het gebied van bestedingen, begrotingen en financiën. We kunnen kijken naar de
                     invulling van de jeugdzorg en de Wmo. Ik heb in het vorige debat ook nog een heel
                     aantal punten aangegeven. Dat was volgens mij ook naar aanleiding van een vraag van
                     de heer Sneller. Ik heb aangegeven dat we als overheid op andere gebieden dan alleen
                     op financiën steun en hulp kunnen bieden aan de decentrale overheden. Dat weet de
                     heer Sneller vast nog. Dus nee, het is absoluut niet het enige, maar het is wel een
                     van de dingen.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Het klopt inderdaad dat er ten opzichte van het vorige debat helemaal niks veranderd
                     is. De problemen zijn namelijk hetzelfde of misschien nog erger en urgenter. Maar
                     er is ook niks veranderd aan de inzet van de coalitiepartijen. Ook op de PVV hoeft
                     namelijk gewoon helemaal niemand, in welke gemeente dan ook, te rekenen. Laat ik dan
                     een concreet voorstel doen, want ik hoor inmiddels dat er de hele tijd vragen worden
                     gesteld over eigen reserves en de onderuitputting bij de gemeentes, een redenering
                     waarvan allang gehakt is gemaakt. Er is onderuitputting bij het Rijk. De afgelopen
                     jaren waren er miljarden over. Nou ben ik benieuwd of de PVV dan vindt dat we een
                     deel van die miljarden kunnen aanwenden om de acute nood in de gemeentes te lenigen,
                     om te voorkomen dat die voorzieningen die zo belangrijk zijn voor heel veel mensen,
                     niet gesloten hoeven te worden. Dan hoeft er niet bezuinigd te worden op sport en
                     cultuur, zorg, inkomen, betaalbaar wonen en op al die zaken die uitdagingen geven.
                     Volgens mij is de PVV daar hier en daar ook wel een voorstander van.
                  
De heer Deen (PVV):
Mochten er zo veel miljarden over zijn, dan is de Voorjaarsnota natuurlijk hét moment
                     om dit aan de orde te stellen. Daar kunnen we dingen ter sprake brengen. Daar kunnen
                     verzoeken worden ingediend aangaande de financiën wat betreft zorg, onderwijs, klimaat
                     en noem alle beleidsterreinen maar op. Dat kunnen dus ook verzoeken zijn aangaande
                     Binnenlandse Zaken, zoals in dit geval de financiën van decentrale overheden. Als
                     u daar opties of voorstellen voor heeft, is de Voorjaarsnota hét moment om die te
                     realiseren indien mogelijk.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Een punt van orde.
De voorzitter:
Dat mag.
De heer Van Nispen (SP):
Een punt van orde. Ik vraag hier iets aan de heer Deen, en de heer Deen legt het bij
                     mij terug alsof ik onderhandel over de Voorjaarsnota. Ik zou dat heel graag willen,
                     maar ik zit daar niet aan tafel. Mijn vraag gaat over het standpunt van de heer Deen.
                     Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Vindt hij dat de miljarden aan onderuitputting
                     nu ingezet zouden moeten worden, voor mijn part bij de onderhandelingen over de Voorjaarsnota?
                     Ik vraag hem naar zijn standpunt.
                  
De voorzitter:
Ik snap uw punt van orde, maar tegelijkertijd heeft meneer Deen de vrijheid om al
                     dan niet antwoord te geven, en ook nog te bepalen op welke manier. Ik kan daar dus
                     verder niet op ingaan.
                  
De heer Deen (PVV):
Inderdaad, voorzitter. Ik heb daar gewoon antwoord op gegeven. Iedere partij is vrij
                     om aan te geven wat zij in de Voorjaarsnota veranderd zou willen zien en om eventuele
                     herbestemmingen van gelden aan te geven. Ook daar is de heer Van Nispen vrij in. Maar
                     als de heer Van Nispen de bedoeling heeft om mij voor het SP-karretje te spannen,
                     zeg ik: nee, daar pas ik voor. Ik ga over mijn eigen inbreng en over mijn eigen verzoeken
                     et cetera.
                  
De voorzitter:
Meneer Deen, gaat u verder met uw verhaal.
De heer Deen (PVV):
Dank u, voorzitter. De Minister heeft met veel organisaties en overheden gesproken.
                     Zij heeft daar ongetwijfeld over nagedacht. Ik hoor dus graag van deze Minister wat
                     er uit al deze gesprekken is voortgekomen en of zij wellicht mogelijkheden ziet richting
                     de Voorjaarsnota. Nogmaals, de bal ligt niet in dit commissiedebat. Laten we ook niet
                     vooruitlopen op andere zaken in dit debat. De Voorjaarsnota is hét moment en ook dé
                     plek om dit aan de orde te stellen. Samengevat vragen ook wij deze Minister welke
                     mogelijkheden en dekkingsvoorstellen zij eventueel zou kunnen aandragen richting deze
                     Voorjaarsnota.
                  
Ook hebben wij in het vorige debat voorgesteld om de mogelijkheden te bekijken om
                     de financiële reserves incidenteel te kunnen gebruiken. Daar is al wat over gezegd
                     door de vorige sprekers. Ik ben dus ook benieuwd naar de antwoorden van de Minister
                     daarop. We zien in ieder geval dat deze oplossingsrichting serieus wordt onderzocht.
                     Dat lijkt mij een goede zaak.
                  
Voorzitter. Voorts wil ik nog opmerken dat ik het kwalijk vind dat de VNG vooruitlopend
                     op de Voorjaarsnota nu al dreigt met allerlei juridische stappen als er via de Voorjaarsnota
                     geen extra geld beschikbaar komt en er niet aan alle wensen van de VNG voldaan gaat
                     worden. Dat draagt mijns inziens niet bij aan een oplossing. De VNG zegt zelfs bereid
                     te zijn het woonakkoord en de zorgakkoorden in brand te steken als ze niet volledig
                     haar zin krijgt. Volgens mij werkt dat averechts en doet het wat mij betreft ook geen
                     recht aan de wijze waarop deze Minister in deze wedstrijd zit.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga naar meneer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen breken er weer glorieuze tijden
                     aan voor de lokale partijen en nieuwkomers. Dat voorspel ik vandaag alvast.
                  
Voorzitter. Minder knaken betekent minder taken. Ik wilde mijn inbreng beginnen door
                     te zeggen dat dit kabinet het eerste kabinet is dat erkent dat er door keuzes in vorige
                     kabinetten inderdaad minder knaken naar decentrale overheden gaan. Dat zeg ik ook
                     tegen de Kamerleden die aan de overkant van deze tafel zitten. Maar ik heb mij de
                     afgelopen week wel ernstig verbaasd over de houding van deze Minister, bijvoorbeeld
                     tegenover de noodkreet van de VNG. In een nota die bij de Kamerbrief van 24 februari
                     over de normeringssystematiek zat, is te lezen dat de ambtenaren de Minister het volgende
                     meegeven: «De brief schetst onzes inziens een feitelijk en evenwichtig beeld. Naar
                     verwachting zal de brief echter tot discussie leiden met koepels en in de Tweede Kamer,
                     aangezien dit een nadrukkelijk ander perspectief is dan het beeld dat de koepels zelf
                     schetsen over het ravijn.» Ja, duh, zou ik bijna willen zeggen. Kan de Minister hier
                     nader op ingaan? Er lijkt namelijk gesuggereerd te worden dat de zorgen van gemeenten
                     en de Tweede Kamer niet kloppen, en dat gemeenten zich misschien wel aanstellen. Want
                     hoe verschilt het in de brief geschetste perspectief van de zorgen van gemeenten?
                     Graag een reactie daarop.
                  
Ook vind ik de brief die afgelopen maandag naar de Kamer is gestuurd over de uitkomsten
                     van het medeoverhedenoverleg van 17 maart totaal niet stroken met wat de VNG in het
                     openbaar communiceert. De Minister is zelf namelijk heel positief over de overleggen
                     die zij voert. Ik kan dat niet rijmen met wat de VNG naar buiten toe communiceert.
                     Op 21 maart gaf de VNG het kabinet het volgende ultimatum. Uiterlijk 14 april is er
                     een extra ingelast medeoverhedenoverleg en er zijn dan twee opties: of het Rijk komt
                     met een fatsoenlijk voorstel of we zijn genoodzaakt tot vervolgstappen. Dat zouden
                     dan juridische procedures moeten zijn en het niet ondertekenen van het woonakkoord
                     en het zorgakkoord. Hier wordt in de brief van de Minister niet op ingegaan. Dat is
                     raar, want het heeft grote gevolgen. Graag wil ik dat de Minister hier alsnog op ingaat.
                     Hoe gaat de Minister voorkomen dat deze juridische procedures gestart worden? Hoe
                     gaat de Minister ervoor zorgen dat de VNG aangehaakt blijft bij het woonakkoord en
                     het zorgakkoord?
                  
Voorzitter. Ik wil ook nog iets zeggen over de verschillende normen die provincies
                     hanteren bij het toezicht op gemeentefinanciën, zoals rond het weerstandsvermogen.
                     Nee, dat gaat geen structurele problemen oplossen; dat gaat om incidenteel geld dat
                     gebruikt kan worden om te investeren in gemeenten, zoals in projecten of woningbouw.
                     Juist het extra beschikbaar stellen van betaalbare woningen, waaronder koopwoningen,
                     zou ik ernstig toejuichen en niet als een probleem zien. Ik zou juist een compliment
                     aan gemeenten willen geven als ze dat doen.
                  
Tot slot wil ik het hebben over de verdeling van het Gemeentefonds. Bij de verdeling
                     van het Gemeentefonds krijgen steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht een vast
                     bedrag. Ik heb mij laten vertellen dat dat komt omdat zij te kampen hebben met grotestedenproblematiek,
                     maar plattelandsgemeenten hebben ook problematieken, plattelandsproblematieken. Is
                     dat niet oneerlijk tegenover kleine gemeenten die kampen met dezelfde of zelfs grotere
                     uitdagingen op het gebied van leefbaarheid en voorzieningen, vraag ik de Minister.
                     Wat gaan wij hieraan doen?
                  
Voorzitter, tot zover mijn bijdrage.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie voor u van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Vermeer heeft misschien nog wel de meest kritische of constructieve bijdrage
                     van de vier coalitiepartijen. Ik hoop dat de heer Vermeer zich realiseert dat hij
                     hiermee mogelijk de sleutel in handen heeft om deze Minister ertoe aan te zetten om
                     dat onwenselijke conflict op te lossen dat er nu is, met medeoverheden die tegenover
                     elkaar staan. Ik ben benieuwd wat er volgens de heer Vermeer moet gebeuren bij de
                     Voorjaarsnota. Is hij bereid mee te gaan met een voorstel om een deel van de miljarden
                     onderuitputting uit de afgelopen jaren, die het Rijk gewoon heeft – dat weet de heer
                     Vermeer als geen ander – te gebruiken om de acute nood voor in ieder geval de komende
                     twee jaar voor gemeenten weg te nemen?
                  
De heer Vermeer (BBB):
Dit gaat niet alleen over incidenteel geld voor de komende jaren. Het woord «ravijn»
                     suggereert bijna dat het iets is waar je gewoon weer uit kunt klauteren aan de andere
                     kant, maar eigenlijk is die naam «ravijn» helemaal niet goed. Het is gewoon een afgrond,
                     daarachter zit een grote vlakte en er gaat niks meer omhoog. Wij moeten dit dus structureel
                     op gaan lossen. Dat is ook de reden dat wij ons al sinds vorig jaar ernstig druk maken.
                     Ik heb samen met de heer Van Oostenbruggen destijds nog vragen ingediend over die
                     ramingen. Gisteren hebben we een gesprek gehad met de Expertgroep ramingen. Die geeft
                     aan dat er ongeveer 0,4% ruimte zit en dat vinden ze heel weinig, maar dat is wel
                     4 miljard. Het is maar net hoe je rekent, want de afgelopen jaren was het zelfs 2,5%.
                     Dit punt is niet anders op te lossen dan door structureel meer geld aan gemeenten
                     beschikbaar te stellen.
                  
Natuurlijk kunnen wij niet vooruitlopen op specifieke bedragen daarin. Sommige partijen
                     hebben ook gezegd dat er 15 miljard extra voor Defensie moet komen, maar ik ga op
                     dit moment geen bedragen noemen. Maar ik snap echt wel dat je met een paar honderd
                     miljoen de gemeenten niet kunt helpen. Dit vraagt dus om serieus geld. Waar we het
                     in de komende weken over moeten hebben, heb ik allemaal in een boekje staan. Dat aantal
                     bladzijden neemt wel met de week toe. Ik kom net uit het debat over fiscaliteit. Daar
                     worden de wensen ook al rondgestrooid. Het is ook niet iets wat wij alleen als coalitie
                     op kunnen lossen, want we hebben ook te maken met de Eerste Kamer, waar we een meerderheid
                     moeten hebben. We hebben dus minimaal drie extra partijen nodig, want van bepaalde
                     partijen verwacht ik helaas sowieso niet dat we ermee uitkomen. Dan hebben we er dus
                     wel drie of zo nodig. Dit is dus iets wat we de komende weken breed zullen moeten
                     oppakken, met het bijna Kamerbrede idee van hoe we dit moeten gaan doen. Daarnaast
                     moeten we natuurlijk ook aan de slag met de commissie-Van Ark. Dan gaat het enerzijds
                     om regelgeving om kosten te beperken. In mijn gemeente Harderwijk, waar ik jarenlang
                     in de gemeenteraad heb gezeten, zijn ook de kosten van die zogenaamde lichte jeugdzorg
                     en zo geëxplodeerd, terwijl de businessmodellen van een aantal bedrijven die daarin
                     voorzien ook geëxplodeerd zijn, de andere kant op. Dus daar moeten wij ook iets mee.
                     Het gaat dus niet alleen om geld, maar ook om regelgeving. We moeten ook kijken waar
                     we regels kunnen uniformeren.
                  
Mag ik nog even, voorzitter? Ik vind het wel belachelijk dat ook een gemeente als
                     Harderwijk, waar ik zelf vandaan kom, minder geld uit het Gemeentefonds krijgt. Dat
                     is omdat zij, en ikzelf als fractievoorzitter van een lokale partij, de laatste jaren
                     ervoor gewaakt hebben de ozb-kosten en zo op te laten lopen. Degenen die het laten
                     oplopen, hebben weinig belastingcapaciteit, dus krijgen meer geld. Degenen die heel
                     zuinig geleefd hebben en hebben gezorgd dat het laag bleef, krijgen nu minder geld.
                     Dat is een totaal verkeerde prikkel. Die snap ik ook niet. Ik kan wel zeggen «ik ben
                     er niet verantwoordelijk voor», maar ik ben nu wel medeverantwoordelijk voor de oplossing.
                     Daar moeten we dus mee aan de slag.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vermeer. Mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Voorzitter, dank. Dit debat gaat niet over euro's. Het gaat over onze samenleving.
                     Juist nu, in een tijd van dalend vertrouwen in de overheid, is er behoefte aan verbinding,
                     het buurthuis, de sportvelden, de lokale scholen. Daar zit de kern van onze gemeenschap.
                     Maar vanaf 2026 duwt het kabinet 75% van de gemeenten de rode cijfers in. Dat betekent
                     geen nieuwe sportvelden, geen geld voor renovaties van scholen en minder ruimte voor
                     de zorg. En wie mag dat uitleggen aan de inwoners? Dat is de gemeente. Die moet het
                     slechte nieuws verkopen, terwijl het Rijk toekijkt en zijn medeoverheden schaamteloos
                     laat vallen.
                  
Voorzitter. Sinds de decentralisatie in 2015 schuift het Rijk taken en verantwoordelijkheden
                     af. Nu is het tijd om daarvoor te betalen, maar geeft het Rijk niet thuis. Dit kabinet
                     duikt weg, terwijl gemeenten samen met het maatschappelijk middenveld wel verantwoordelijkheid
                     nemen. Maar wie met creatieve oplossingen komt, zoals het Bouwdepot, wordt op het
                     matje geroepen. Dat is geen goed bestuur, maar bestuurlijk onvermogen. Kan de Minister
                     uitleggen hoe zij verwacht dat gemeenten nog voldoen aan hun wettelijke taken, zonder
                     de daarvoor benodigde middelen vanuit het Rijk? Hoe verwacht het kabinet zijn doelstellingen
                     uit het hoofdlijnenakkoord te behalen zonder dat er geïnvesteerd kan worden in zorg,
                     veiligheid en lokale voorzieningen door gemeenten? Is de Minister bereid om meer juridische
                     of anderszins speelruimte te geven aan gemeenten om met oplossingen te komen voor
                     succesvolle maatschappelijke interventies?
                  
Voorzitter. Het is al gezegd, «geen taken zonder knaken», zoals mijn oud-collega Simons
                     van de VVD zei. Maar nu moeten deze knaken komen uit gemeentelijke belastingen. De
                     bezuinigingen van het kabinet dwingen gemeenten tot lastenverhoging. Wie denkt dat
                     dit een keuze is, zoals werd gesuggereerd op X over Amsterdam, snapt weinig van de
                     realiteit op lokaal niveau. Dit leidt tot een sluipend koopkrachtverlies en zet de
                     portemonnee van de hardwerkende Nederlander onder zware druk. Wij roepen de Minister
                     op: neem verantwoordelijkheid. Doe landelijk wat landelijk kan, en verminder de druk
                     op de Nederlander. Het rapport van IPE, Eerlijker en eenvoudiger armoedebeleid, laat
                     duidelijk zien dat gemeentelijke voorzieningen versnipperd zijn.
                  
Mijn vraag aan de Minister is: wat gaat zij doen om de bestaanszekerheid van inwoners
                     te beschermen tegen het sluipende koopkrachtverlies door stijgende lasten? Is de Minister
                     bereid om meer regelingen landelijk op te pakken, in navolging van de adviezen van
                     de Commissie sociaal minimum, bijvoorbeeld de laptopregeling en de studietoeslag?
                     Vindt de Minister niet dat mbo-studenten op dezelfde onderwijsinstelling met dezelfde
                     beperking in een andere gemeente dezelfde studietoeslag moeten krijgen? Vindt de Minister
                     ook niet dat de tegemoetkoming voor een laptop voor kinderen uit een arm gezin in
                     Den Helder, waar er geen bijdrage is, hetzelfde moet zijn als in Wijk bij Duurstede,
                     waar je een bijdrage van € 900 krijgt?
                  
Voorzitter. Het is een fulltimebaan om arm te zijn in Nederland. Gemeenten werken
                     hard om aan de regels te voldoen, terwijl het sociaal minimum onder druk staat. Strikte
                     wetten beperken de ruimte voor vertrouwen tussen gemeenten en inwoners. Maatwerk wordt
                     klemgezet. Een voorbeeld daarvan is Arnhem. Zij nemen schulden over. Er wordt geïnvesteerd
                     in vertrouwen en het bespaart op kosten van de gemeenten. Waarom geven we dan gemeenten
                     niet meer ruimte om dat soort oplossingen toe te passen, als het goedkoper en menselijker
                     is? Moet er niet gekeken worden naar alternatieve oplossingen, zoals dat gemeenten
                     meer ruimte krijgen om problematische schulden over te nemen wanneer dit goedkoper
                     is dan langdurige bewindvoering? Wat gaat de Minister doen om mensen rond het sociaal
                     minimum te beschermen, nu gemeenten verwachten dat meer dan de helft van hun bezuinigingen
                     terechtkomen in het sociale domein en het zorgdomein?
                  
Tot slot, voorzitter. Dit kabinet kijkt weg, gemeenten raken uitgeput en inwoners
                     betalen de prijs. Zo verlies je het vertrouwen van burgers. Het kabinet zegt grootse
                     ambities te hebben: voor de zorg, voor huisvesting, voor bestaanszekerheid. Maar laat
                     dat dan ook zien. Laat de gemeenten niet vallen.
                  
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee komen we aan het einde van de eerste termijn van de kant van de
                     commissie en zoals gebruikelijk kijk ik naar de Minister voor de schorsing.
                  
Minister Uitermark:
Voorzitter, wij hebben 64 vragen gekregen, maar een aantal kan ik samennemen, dus
                     ik denk dat het in drie kwartier zou moeten lukken.
                  
De voorzitter:
Dan schors ik tot 16.50 uur.
De vergadering wordt van 16.06 uur tot 16.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering. Het woord is aan de Minister voor de beantwoording in
                     eerste termijn.
                  
Minister Uitermark:
Dank, voorzitter. Dank ook aan de Kamer voor de opening van het debat en de gestelde
                     vragen, waaruit betrokkenheid naar voren komt. Dank ook voor de belangstelling van
                     alle leden van het openbaar bestuur die vandaag in deze zaal zitten en ik geloof ook
                     nog in twee zalen hiernaast. Dat laat zien hoezeer dit leeft en hoe goed het is dat
                     we vandaag met elkaar spreken. We spreken over de financiën van decentrale overheden,
                     maar het heeft altijd mijn voorkeur om «medeoverheden» te zeggen, want het zijn onze
                     medeoverheden. Zo zie ik het. We staan samen aan de lat om ervoor te zorgen dat mensen
                     gezond en veilig kunnen leven in Nederland. Het is dan fijn om te zien dat er vandaag
                     zo veel belangstelling voor dit debat is, juist ook omdat jullie, zeg ik tegen de
                     aanwezigen op de publieke tribune, elke dag in contact staan met mensen, jullie inwoners,
                     en jullie ook van dichtbij de zorgen van mensen zien, voelen, ervaren en helpen oplossen.
                  
Ik begin dit debat dan ook met de zorgen van gemeenten en provincies die niet alleen
                     bij mij – ik heb mij daarover meermaals uitgesproken – maar bij het hele kabinet goed
                     zijn overgekomen. Ik heb vandaag gehoord dat deze zorgen ook breed worden gedeeld
                     in de commissie. Daarna zal ik ingaan op mijn rol als fondsbeheerder en ook wat nader
                     ingaan op het proces dat we met elkaar doorlopen. Ik begin dus met de zorgen.
                  
De zorgen zijn luid en duidelijk bij het kabinet overgekomen. Het ravijn. «Buigen
                     of barsten.» «Eerst knaken dan de taken.» Een mogelijke rechtszaak. De gesprekken
                     die wij als kabinet de afgelopen tijd hebben gevoerd met medeoverheden, zijn pittig
                     en scherp geweest. We leven ook in een scherpe tijd, want we staan allemaal, Rijk
                     en medeoverheden, voor grote opgaven: in ons eigen land, maar ook internationaal.
                     Veel mensen in ons land hebben zorgen over het vinden van een woning, over betaalbare
                     en bereikbare zorg, over de energierekening, maar ook over oorlogen, pre-oorlog en
                     andere dreigingen in de wereld. Mevrouw Bikker van de ChristenUnie en de heer Van
                     Nispen van de SP hebben gevraagd of ik vind dat Rijk, gemeenten en provincies elkaar
                     hard nodig hebben om de zorgen bij mensen zo veel mogelijk weg te nemen. Mijn antwoord
                     is: ja, wij kunnen als kabinet onze ambities niet waarmaken zonder de medeoverheden.
                     We hebben elkaar nodig. Cruciaal daarbij is ook de wil om samen tot oplossingen voor
                     dit land te komen, binnen de bestaande mogelijkheden. Juist nu de zorgen zo groot
                     zijn, is het van belang dat we goed met elkaar samenwerken, wij als Rijk met de medeoverheden.
                     Dat getuigt namelijk van goed bestuur.
                  
Het kabinet, ik in het bijzonder, weet dat gemeenten zorgen hebben over het rondkrijgen
                     van hun begroting en dat gemeenten soms voor pijnlijke keuzes staan. Ik heb heel veel
                     gesprekken gehad met de koepels, met de VNG, maar ook met de P10-, de M50- en de K80-netwerken
                     van gemeenten en met wethouders afzonderlijk, wethouders die ik her en der spreek
                     en die mij deelgenoot hebben gemaakt van de uitdagingen en de keuzes waarvoor ze staan
                     en die velen van u vandaag hebben genoemd. Het gaat dan om keuzes zoals het sluiten
                     van zwembaden en bibliotheken, het verhogen van belastingen zoals de onroerendzaakbelasting,
                     dienstverlening aan burgers, bouwvergunningen en het vergroten van de weerbaarheid
                     van de burger.
                  
U vraagt wat het kabinet hieraan gaat doen. Ik wil eerst aangeven wat ik kan doen
                     in mijn rol als fondsbeheerder. Om misverstanden te voorkomen: dat ben ik samen met
                     de Staatssecretaris van Financiën. Die is vandaag niet hier, omdat hij zelf een ander
                     debat in deze Kamer heeft. Wij hebben beiden geen eigen begroting waarbinnen we zaken
                     anders kunnen prioriteren. De begroting van het Gemeentefonds, en ook de begroting
                     van het Provinciefonds, is volledig verplicht. De middelen vallen volledig ten deel
                     aan gemeenten en provincies. Mocht het kabinet besluiten tot extra middelen voor gemeenten
                     en/of provincies, dan moeten deze middelen dus ergens anders uit de rijksbegroting
                     vandaan komen, bijvoorbeeld door herprioritering. Echter, vanuit het oogpunt van goed
                     bestuur kan ik, zoals ik net heb aangegeven, niet vooruitlopen op de besluitvorming
                     van het kabinet dit voorjaar.
                  
De voorzitter:
U heeft een interruptie van meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Na deze inleiding met ook best veel mooie woorden, bijvoorbeeld dat de Minister ze
                     als medeoverheden ziet, dus niet als uitvoeringsorganisaties waar je zomaar op kunt
                     bezuinigen, zegt de Minister dat ze er niet op vooruit kan lopen. Dat is eigenlijk
                     al meteen de conclusie van dit debat: de Minister gaat vandaag niet zeggen dat er
                     geld bij moet. Ik had het antwoord dat de Minister niet vooruit zou lopen op de Voorjaarsnota
                     al verwacht, want dat hebben we in andere debatten ook gehoord. Maar ik ga de Minister
                     wel vragen wat zij vindt. Gemeentes zeggen: «Zo kan het niet langer. We moeten te
                     pijnlijke keuzes maken die inwoners keihard gaan raken.» Vindt de Minister dat er
                     geld bij moet?
                  
Minister Uitermark:
Dat is een goeie vraag. Het lijkt een makkelijke vraag, maar de vraag is niet makkelijk
                     te beantwoorden. De zorgen die de medeoverheden hebben, hebben verschillende oorzaken.
                     Het heeft te maken met de jeugdzorg, het heeft te maken met opschalingsproblematiek,
                     het heeft te maken met indexeringsproblematiek. Het heeft met vele factoren te maken.
                     Mij gaat het erom dat we de zorgen serieus nemen. Met de jeugdzorg bijvoorbeeld zijn
                     we al bezig. Althans, de Staatssecretaris van VWS is hiermee intensief bezig. Ik vind
                     het belangrijk om aan te geven dat dit niet alleen van mij als fondsbeheerder een
                     zorg is, maar dat dit een zorg is van het hele kabinet. Daarom hebben we inmiddels
                     ook meerdere keren een medeoverhedenoverleg gehad. De VNG is er heel goed in om de
                     zorgen heel duidelijk bij ons op tafel te leggen. De zorgen zijn echt overgekomen.
                     Tot 14 april – dat brengt ons in het hart van de Voorjaarsnota – gaan we intensief
                     dat gesprek met elkaar aan. Ja, dat gaat over jeugdzorg, maar dat gaat over meer dan
                     dat. Het gaat ook over de andere oorzaken van het financiële tekort. Het gaat ook
                     over een interbestuurlijke samenwerking op wonen, op zorg. Er zijn vier sporen waarvoor
                     het hele kabinet aan de lat staat.
                  
Dat betekent dat we, zoals gezegd, als kabinet keuzes moeten maken en deze moeten
                     afwegen tegen andere keuzes. Dat maakt ook – ik denk dat niemand dat vandaag kan verwachten
                     – dat ik vandaag geen antwoord kan geven waarin ik een concreet bedrag noem. In het
                     medeoverhedenoverleg hebben we afgesproken dat we de conclusie van de deskundigencommissie
                     serieus nemen. Dat is een zwaarwegend advies. Dat het niet langer de vraag is óf,
                     maar hóé, hadden we al eerder aangegeven. Maar toen was het rapport van de deskundigencommissie
                     er nog niet. Dat is er nu wel. We hebben dat herbevestigd en bekrachtigd. Daar wordt
                     nu over gesproken en aan gewerkt.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Nog even los van die discussie over de jeugdzorg. We hebben ook andere plekken voor
                     het voeren van een debat over jeugdzorg. Het gaat ook over de bezuiniging op het Gemeentefonds
                     van 2,4 miljard en over de fouten die zijn gemaakt in de berekeningen. Dat zijn los
                     van de jeugdzorg nog twee andere takken. Dat staat ook los van de veelheid aan oorzaken
                     die hiertoe hebben geleid, want daar kunnen we ook een boom over opzetten. Het gaat
                     echt over het hier en nu. Ik vraag de Minister niet om uit de school te klappen over
                     wat er in de Voorjaarsnota staat, want dat weten we gewoon nog niet. Ik vraag de Minister
                     of zij vindt dat er extra geld naar de gemeentes moet om de dreigende sociale kaalslag
                     af te wenden en of zij zich daarvoor ook gaat inzetten.
                  
Minister Uitermark:
Ik geef aan dat het feit dat er een tekort is bij de gemeenten, door het hele kabinet
                     als probleem wordt ervaren. Hier wordt continu gesproken over «bezuinigingen», maar
                     het is niet zozeer een bezuiniging maar een terugval in inkomsten vanaf 2026, door
                     de VNG begroot op 2,4 miljard. De oorzaken daarvan liggen in het verleden. Die zijn
                     door vorige kabinetten gecreëerd. Mij gaat het erom dat we nu kijken – daarover voeren
                     we het gesprek met de VNG – wat er nodig is om het gat te dichten. Een gat is wel
                     iets anders dan terugval in inkomsten. Terugval in inkomsten is niet per se een tekort.
                     Dat is een gesprek dat we nu met elkaar voeren. We kijken naar wat er nodig is om
                     de gemeenten tegemoet te komen. Daar horen middelen bij, maar daar horen ook keuzes
                     bij over de taken die we neerleggen.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Natuurlijk, we kunnen een takendiscussie gaan voeren of praten over wel of niet meer
                     beleidsvrijheid et cetera. Maar dat duurt eindeloos. Daarvoor zijn wetswijzigingen
                     nodig en die tijd is er niet. Zaken als het sluiten van bibliotheken en kinderboerderijen,
                     het bezuinigen op sport en cultuur en ga zo maar door spelen heel snel. De gemeentes
                     hebben snel duidelijkheid nodig, en dat weet deze Minister. Er moet dus iets in de
                     Voorjaarsnota zitten. Andere bewindspersonen hebben gezegd «ik heb extra geld nodig
                     voor het gevangeniswezen» of «ik ga me kneiterhard hiervoor inzetten». Wat ik toe
                     nu toe mis – we zijn pas aan het begin – is een Minister die zegt: ik ga mij er kneiterhard
                     voor inzetten dat die sociale kaalslag in de gemeentes wordt voorkomen en dat er een
                     substantieel bedrag bij komt. Die houding zou ik vandaag minimaal willen zien bij
                     de Minister.
                  
Minister Uitermark:
Ik denk dat u hier een Minister ziet die zich er enorm voor inzet om in een goed en
                     verantwoord samenspel met de medeoverheden tot goede oplossingen te komen. Ik wijs
                     niet voor niets naar achteren. De oorzaken die hebben geleid tot de problemen waarmee
                     de medeoverheden nu zitten, moeten we niet alleen onder ogen zien, maar ook echt een
                     keer helemaal oplossen, zodat we in de toekomst niet opnieuw met problemen worden
                     geconfronteerd. U ziet hier dus een Minister die binnen het kabinet de zorgen van
                     de gemeenten zodanig op tafel probeert te krijgen dat we met elkaar verstandige oplossingen
                     bedenken en doordenken die uiteindelijk tot goede maatregelen leiden. Dat is wat we
                     doen. Dat kunt u ook gewoon zien. We hebben niet één, niet twee, maar drie keer een
                     medeoverhedenoverleg gehad en het vierde hebben we binnenkort. Die staat gepland voor
                     14 april. Dat brengt ons in het hart van de besluitvorming van de Voorjaarsnota. Ik
                     denk dus dat u ervan uit kunt gaan dat deze zorgen heel serieus worden genomen.
                  
De heer Van Nispen (SP):
Ja, ik vind het prima om terug te kijken en de schuld te geven aan partijen in het
                     verleden. Dat heb ik niet gedaan, maar misschien is het terecht om dat wel te doen;
                     helemaal goed. Als je die problemen structureel wilt oplossen, vergt dat veel tijd
                     en die tijd is er nu niet. Ik vraag nadrukkelijk niet wat de Minister heeft gerealiseerd
                     met wets-, stelsel- of structuurwijzigingen in 2028, 2029 et cetera. Het probleem
                     speelt nu, echt nú. Er moet dus iets gebeuren bij de Voorjaarsnota om die sociale
                     ramp – we hebben allemaal voorbeelden op tafel gelegd – te voorkomen. Daar wil ik
                     het vandaag met de Minister over hebben. Dan kunnen we het in mei, juni of oktober
                     hebben over al die mooie zaken voor de verdere toekomst, maar nu moeten we het beperken
                     tot de actuele nood, want die is echt heel groot. Dus graag een reactie: waar gaat
                     de Minister zich binnen het kabinet voor inzetten bij de Voorjaarsnota?
                  
Minister Uitermark:
Ik ben het met u eens. Maar het is toch de beleidsverantwoordelijkheid van de Staatssecretaris
                     van VWS, van Jeugd, om de beleidsinhoudelijke oplossingen voor de toekomst te organiseren.
                     Die hebben inderdaad wetswijzigingen nodig en dat kost tijd, dus dat brengt ons in
                     het hier en nu nog niet tot een oplossing voor de noden van dit moment. Eens. Daar
                     gaat natuurlijk ook een deel van het gesprek over. We zouden de gesprekken niet intensiveren
                     naar 14 april toe als we niet ook zouden vinden dat er de komende weken iets moet
                     gebeuren. Dat is ook de afspraak die we heel duidelijk hebben gemaakt. We hebben,
                     nadat we het deskundigenadvies hadden ontvangen, herbevestigd dat het niet langer
                     de vraag is óf, maar hóé. Over dat hoe zijn we nu in gesprek. De Staatssecretaris
                     Jeugd is op dit moment intensief in gesprek om zowel het een als het ander te doen.
                  
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Dat moet dan maar. Ik vroeg de Minister om het niet te beperken tot de jeugdzorg,
                     want er speelt zo veel meer. Het gaat ook over de rekenfouten, het gaat ook over of
                     je het nou een terugval in inkomsten noemt of een bezuiniging of welke naam je er
                     ook op plakt. Het gaat gewoon om fors minder geld, met hele grote problemen tot gevolg.
                     Als de Minister zegt «ik erken dat» en het hele kabinet dit erkent en herkent ...
                     Ik blijf echt hangen op dit punt: gaat deze Minister ervoor zorgen ... Vindt zij überhaupt
                     dat er voor volgend jaar al geld bij moet en dat dit zichtbaar moet worden in de Voorjaarsnota
                     ten behoeve van al die wethouders die hun begrotingen voor volgend jaar moeten maken,
                     zodat de ramp die op gemeentes en inwoners afkomt, niet de realiteit wordt? Vindt
                     de Minister dat?
                  
Minister Uitermark:
Ik vind, en met mij het hele kabinet, dat we de zorgen van de medeoverheden serieus
                     nemen. Die zitten niet alleen op de jeugdzorg. Vandaar dat het gesprek met de medeoverheden
                     langs drie lijnen gaat. Eén: wat doen we aan de jeugdzorg? Twee is de overige financiële
                     problematiek waar u op doelt. Daarop zijn meerdere perspectieven. Daarover zijn ook
                     gesprekken gaande. Dat is ook onderdeel van de gesprekken die we nu hebben met de
                     VNG naar 14 april toe. Het derde punt is de interbestuurlijke samenwerking langs vier
                     sporen, waar we nog een vijfde spoor aan hebben toegevoegd, namelijk dat van de weerbaarheid.
                     We zijn dus langs drie lijnen serieus in gesprek met de medeoverheden. Nogmaals, u
                     kunt echt aannemen dat we de zorgen hebben gehoord en dat eraan wordt gewerkt. Dat
                     werk is nog niet klaar. Dat is het wel binnenkort. Op 14 april weten we wat de vruchten
                     daarvan zijn.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik begrijp heel goed dat de Minister nog niks kan zeggen over de Voorjaarsnota. Ik
                     denk niet dat het zo veel zin heeft om naar achteren te kijken. Ik denk dat gemeentes
                     daar nu geen oplossing voor hebben. Ik vraag me wel af hoe de Minister haar rol ziet.
                     Het lijkt een beetje alsof ze een soort toeschouwer is en de bal doorpasst naar het
                     Ministerie van VWS voor Wmo of jeugdzorg en waarschijnlijk naar OCW voor onderwijshuisvesting.
                     Wat ziet zij als haar rol? Ik zie haar toch een beetje als de coördinerend Minister
                     waar het gaat om de gemeentes.
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Punt.
Minister Uitermark:
Dank voor de vraag. Ik ben de Minister die het meest verbonden is met de gemeenten.
                     Alle burgemeesters die benoemd worden, komen bij mij langs. Ik heb intensieve contacten
                     met de wethouders, met de raadsleden. Het lokaal bestuur heeft niet alleen mijn zorg
                     en mijn verantwoordelijkheid, maar ik sta er ook dichtbij. Ik voel hun zorgen en ik
                     zie de problemen waar ze mee worstelen. Tegelijkertijd kan ik het niet in mijn eentje.
                     De begroting van Binnenlandse Zaken is 5 miljard, waarvan de helft naar Groningen
                     gaat. Ik houd dan 2,5 miljard over voor al mijn werk op BZK. Dan heb ik het Gemeentefonds
                     en het Provinciefonds, maar zoals ik net al zei, ben ik daarbij een soort kassier.
                     Het fonds wordt gevuld en alles wat in het fonds komt, gaat door naar de gemeenten
                     of de provincies. Op de omvang van het fonds heb ik dus geen invloed. Ik heb invloed
                     op de verdeelsystematiek van het fonds, bijvoorbeeld. Maar wat dat betreft heb ik
                     de andere collega's in het kabinet nodig en ben ik steeds degene die de signalen overbrengt,
                     die de urgentie claimt, die het belang ervan benadrukt en die aanjaagt dat we op alle
                     beleidsterreinen, op alle departementen voldoende oog en oor hebben voor onze gemeenten.
                     Dat zie ik als mijn rol.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
«Ik voel hun zorgen en ik zie hun problemen» is natuurlijk mooi, maar de vraag is
                     wel wat je daar mee doet richting de andere bewindspersonen. Ik zou het wel goed vinden
                     als de Minister van Binnenlandse Zaken, die over de gemeenten gaat – ik begrijp dat
                     u op uw eigen begroting niet de middelen heeft – als een soort duvelstoejager optreedt
                     richting de andere bewindspersonen, die wel een belangrijke rol hebben in het aanpassen
                     van wetgeving en in het geven van instrumenten aan gemeenten om te kunnen sturen.
                     Ik zou het goed vinden als de Minister daar een rol voor zichzelf weggelegd ziet.
                     Klopt dat, ziet zij haar rol ook zo?
                  
Minister Uitermark:
Ja, dat is eigenlijk vanzelfsprekend, moet ik zeggen. Dat is elke keer mijn rol. Dat
                     doe ik ook. In het geval van de jeugdzorg heb ik heel intensief opgetrokken met de
                     Staatssecretaris Jeugd, steeds om verbinding te leggen, om het perspectief van de
                     gemeenten goed voor het voetlicht te brengen. Dus ja, natuurlijk is dat mijn rol.
                     Maar dat brengt mij zoals gezegd wel op het pad dat we het samen moeten doen.
                  
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik hoor de Minister. Zij zegt: ik zie de zorgen, ik ga me er sterk voor maken. Maar
                     ik hoor ook deze coalitie. Ondertussen zijn er onderhandelingen bezig over de Voorjaarsnota.
                     Ik hoor de collega van NSC zeggen: «Er zijn verschillende inzichten in het ravijnjaar.
                     Wilt u duidelijkheid geven?» Ik hoor de collega van de VVD zeggen «wij willen het
                     oplossen» om vervolgens met nul komma nul, nul, nul, nul oplossingen te komen. Bij
                     het verkiezingsprogramma is daar ook nooit op ingezet. Ik heb alleen bij de heer Vermeer
                     nog iets van ruimte gehoord en iets van besef dat wil je dingen door de Eerste Kamer
                     krijgen, je na moet denken over hoe je omgaat met de samenleving. Mijn vraag aan de
                     Minister is daarom: heeft zij er vertrouwen in dat zij op deze manier, met de steun
                     van deze coalitie inderdaad zo'n bedrag bij de Voorjaarsnota geclaimd krijgt?
                  
Minister Uitermark:
Ik heb er absoluut vertrouwen in dat bij dit kabinet voldoende de urgentie is binnengekomen
                     dat er hier een zorg is die we moeten adresseren. Dat zeg ik echt met... Ik kan het
                     niet goed genoeg onderstrepen. Niet voor niks doorlopen we nu, zoals ik net al zei,
                     een intensief traject met de medeoverheden. En ja, daar gaat het scherp aan toe. En
                     ja, de VNG is echt goed in staat geweest om alle belangen heel scherp op tafel te
                     leggen. Ik ben blij dat we dit gesprek nu met elkaar hebben, en dat we het intensief
                     doorlopen. Dit zit ook niet alleen op de jeugdzorg en de overige vragen omtrent de
                     financiën, maar loopt ook langs de vier sporen die we hebben uitgezet, met het vijfde
                     spoor erbij. Daarmee ga ik er echt van uit dat we een substantiële stap gaan zetten.
                     Wat de uitkomst is, in termen van wat het onder de streep oplevert, moeten we echt
                     gaan zien. Maar onze inzet richting medeoverheden komt dus langs meerdere lijnen.
                  
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Heeft de Minister dan bij het Ministerie van Financiën een bedrag geclaimd voor de
                     Voorjaarsnota?
                  
Minister Uitermark:
Ik kan u natuurlijk niet zeggen welke claim ik heb neergelegd, maar ik kan u wel zeggen
                     dat ik als Minister van Binnenlandse Zaken natuurlijk het belang goed op tafel leg.
                  
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat is goed om te horen, want ik denk werkelijk waar dat als we daar bij deze Voorjaarsnota
                     geen oplossing voor vinden, al die wethouders Financiën – die niet kunnen lenen zoals
                     wij bij grote defensie-uitgaven eventueel misschien, mocht er een meerderheid voor
                     zijn, wel kunnen doen – met de handen in het haar zitten; ze kunnen dan niet verder
                     en moeten gaan afschalen. Ik mag van harte hopen dat dat bij deze Voorjaarnota duidelijk
                     wordt. Alleen, dan zit ik nog steeds met de tijdsklem: 14 april is de deadline van
                     de VNG. Hoe ziet de Minister dat, ook met het oog op de onderhandelingen voor de Voorjaarsnota,
                     die verder de tijd in kunnen gaan?
                  
Minister Uitermark:
Ik kan zeggen dat we als kabinet met elkaar – het medeoverhedenoverleg wordt niet
                     voor niets voorgezeten door de Minister-President – echt een proces doorlopen, waar
                     mijn ministerie enorm intensief bij betrokken is en veel tijd aan besteedt, om te
                     zorgen dat dat gesprek over alle sporen gaat die daarvoor nodig zijn. Dat zal leiden
                     tot besluitvorming rond 11 april.
                  
De heer Krul (CDA):
De Minister zegt dat ze er voldoende vertrouwen in heeft dat de urgentie van het probleem
                     dermate bekend is dat het geadresseerd moet worden. Dat is vaagtaal wat mij betreft.
                     Ik wil gewoon van de Minister horen: ik heb daar een claim neergelegd en daar ga ik
                     voor knokken. Ik begrijp best dat ze hier niet de hoogte van het bedrag kan noemen,
                     maar dat is wel het minste wat de Minister van Binnenlandse Zaken hier kan neerleggen.
                  
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Krul (CDA):
Heeft ze een claim neergelegd, ja of nee?
Minister Uitermark:
Ik ga nu niet aan de Kamer zeggen wat mijn claim daar is. We hebben de beleidsbrieven
                     besproken met de Minister van Financiën. U kunt er echt van op aan dat ik goed heb
                     aangegeven wat de zorgen zijn; die moeten door het hele kabinet, kabinetsbreed, worden
                     gehoord en geadresseerd.
                  
De heer Krul (CDA):
Kan de Minister ons dan meenemen in haar afweging waarom ze dat niet wil zeggen? Haar
                     collega, Staatssecretaris Coenradie, zegt: ik kom op voor het gevangenispersoneel,
                     en dit is wat ik nodig heb. Haar collega-minister Agema zegt: ik wil die bezuiniging
                     van 165 miljoen op de wijkverpleging of de opleiding voor wijkverplegers op een manier
                     invullen dat het geen pijn doet; daar ga ik voor strijden. Wat is dan de afweging
                     van deze Minister waarom ze hier zo voorzichtig formuleert? Waar voelt ze zich dan
                     geklemd?
                  
Minister Uitermark:
Ik voel mij niet geklemd, maar zoals ikzelf al aangaf zijn hier op verschillende beleidsniveaus
                     andere verantwoordelijke bewindspersonen bij betrokken. In dat samenspel moet de claim
                     zich gaan vullen. Ik geef aan wat er volgens mij daarbij op z'n minst nodig is. Dat
                     is nu het proces dat we met elkaar doorlopen. En dat wordt elke week weer een stukje
                     duidelijker. Dus ik zou zeggen: mijn oma is geen fiets, maar wij moeten nog wel even
                     doorfietsen.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
De Minister zegt dat zij zich zorgen maakt. Er lijken rekenfouten gemaakt te zijn.
                     Het ministerie heeft gerekend alsof die opschalingskorting en de korting voor de jeugdzorg
                     nog in het fonds zaten, waardoor het accres lager uitvalt. Het gaat dan om een bedrag
                     van 200 miljoen. Is de Minister bereid om te kijken hoe deze rekenfout hersteld kan
                     worden? Ik ken de Minister immers als rechtsstatelijk. Of heeft ze deze claim misschien
                     al neergelegd?
                  
Minister Uitermark:
Over deze kwestie is gesproken in het BOFv-overleg van 6 of 7 maart door mij en de
                     Staatssecretaris van Financiën met de VNG. Het gesprek daarover is nog niet klaar,
                     want de meningen daarover zijn verschillend. Of het nou een rekenfout is of niet,
                     mij gaat het erom – dat is volgens mij ook de kern van de vraag – dat de VNG 200 miljoen
                     extra wil. Zoals ik net al aangaf, kan ik niet op de voorjaarsbesluitvorming vooruitlopen,
                     maar het punt is helder. Ook dit is nog onderwerp van gesprek.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
De VNG wil niet 200 miljoen extra. Er is toen gewoon anders gerekend. Ik zeg het even
                     in andere woorden. Er zat toen een bedrag, laten we zeggen € 1.000, in een pot. Uiteindelijk
                     werd er gezegd: we gaan bezuinigen op de jeugdzorg en halen de opschalingskorting
                     ervan af, en dan houden we € 800 over. Daarna is dat teruggedraaid, maar het bedrag
                     is nooit teruggegaan naar € 1.000 maar is € 800 gebleven. Dat betekent dus dat gemeenten
                     keer op keer te weinig geld krijgen. Mijn vraag is heel concreet en vrij simpel. Hiermee
                     kan de Minister naar Financiën gaan en zeggen: als er een fout gemaakt is, ja, herstel
                     hem dan. Punt.
                  
Minister Uitermark:
Zoals ik net zei, is dat gesprek gaande. Wij beheren het fonds met twee bewindspersonen.
                     Dit is nog echt onderwerp van gesprek. De stelling van de VNG is duidelijk: het is
                     een rekenfout. Maar zo wordt daar niet door iedereen naar gekeken. Voor mij is het
                     gewoon belangrijk dat we zo meteen de problemen integraal met elkaar oplossen en we
                     niet steeds weer terug moeten naar dingen die in het verleden zijn gebeurd en waar
                     dan geen overeenstemming over is, waardoor vragen weer terug omhoogkomen. Want deze
                     kwestie stamt natuurlijk ook uit de tijd van het vorige kabinet. Dat zeg ik niet om
                     het weg te schuiven, maar het is wel een ingewikkelde materie waar we nu mee te maken
                     hebben en die we met elkaar moeten oplossen binnen de mogelijkheden die we nu hebben.
                  
De heer Vermeer (BBB):
Als ik een rekenfout maak bij de Belastingdienst, moet ik alsnog betalen, dus ik ga
                     ervan uit dat als het een fout is, het wordt rechtgetrokken. Ik snap niet helemaal
                     waarom zoiets niet gezegd zou kunnen worden, maar dan zeg ik het maar. Het is natuurlijk
                     wel heel belangrijk. Ik hoor de Minister termen gebruiken als «verschillende perspectieven»
                     en «adresseren». Ik hoor de Minister ook zeggen dat een terugval in inkomsten niet
                     hetzelfde is als een gat. Maar dat is het wel als je dezelfde taken hebt. Dan zijn
                     er twee opties. Of men heeft daarvoor te veel gehad en nu precies genoeg, of men heeft
                     daarvoor precies genoeg gehad en nu te weinig. Maar het gaat er natuurlijk wel om
                     met welke boodschap de Minister naar de opperfondsbeheerder gaat. Het is natuurlijk
                     belangrijk dat gemeentes en ook de Kamer...
                  
De voorzitter:
Meneer Vermeer, wilt u afronden?
De heer Vermeer (BBB):
Maak er maar twee interrupties van, alstublieft. De Kamer en gemeentes moeten wel
                     weten met welke boodschap u dan bij de opperfondsbeheerder komt, om er een gevoel
                     bij te krijgen of zij er zelf nou harder op moeten drukken of dat er iets anders moet
                     gebeuren. Dus het is voor ons wel belangrijk of u het ziet als een gat of een correctie
                     op een te hoge bijdrage in voorgaande jaren. Dat is namelijk wel essentieel.
                  
Minister Uitermark:
Ik krijg hier een technisch antwoord van mijn ambtenaren, maar ik zie uw zorg. Ik
                     zei net dat een terugval in inkomsten niet hetzelfde is als het hebben van een tekort.
                     U had het net over een gat, maar ik had het over het verschil tussen een terugval
                     in inkomsten en een tekort. Dat zijn niet dezelfde termen, maar er zit wel een gat
                     – dat ben ik met u eens. Ja, dat heeft mijn aandacht en, ja, daar zijn we nu over
                     in gesprek. Ik begon mijn tekst net met dat ik blij ben met de signalen uit uw Kamer,
                     die ik heel breed heb gehoord, dat de zorgen waar de overheden mee te maken hebben
                     worden herkend en dat er dus iets opgelost moet worden. Als wij dat niet zouden vinden,
                     zouden wij als kabinet nu natuurlijk niet nog in gesprek zijn en de gesprekken intensiveren
                     tot 11 april. Zoals ik net aangaf, moeten we echt nog even doorfietsen.
                  
De heer Vermeer (BBB):
Er zijn twee soorten zorgen: de zorg dat de gemeentes een tekort hebben, of de zorg
                     dat er geen woon- en zorgakkoorden komen en dat we er niet uitkomen...
                  
(Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de uitgesproken tekst niet
                  beschikbaar.)
               
Kan de Minister daar nog iets meer over zeggen?
Minister Uitermark:
Wat u aangeeft, is niet alleen de zorg maar ook het grote belang van alle bewindspersonen
                     om in de samenwerkstand met de medeoverheden te blijven, om te zorgen dat zij samen
                     met ons, schouder aan schouder, onze ambities willen helpen realiseren en de problemen
                     willen helpen op te lossen waar mensen in het land mee te maken hebben. Dat is wat
                     ik net ook zei. We werken nu toe naar het vervolgoverleg. Elke week zetten we daarin
                     stappen. De Staatssecretaris Jeugd zet daarin stappen, maar ook andere bewindspersonen
                     zetten daarin stappen. Vanuit mijn departement krijgen we er nu steeds beter zicht
                     op, zodat we het gesprek straks voldoende kunnen afronden. Uiteindelijk zullen we
                     iets moeten kunnen afspreken met elkaar waar ook dit kabinet een keuze in kan maken
                     en waar ook de VNG voldoende vertrouwen in heeft. Het is best een delicate balans
                     waar we naar zoeken. Wij zijn daar met enorme inspanningen en met energie goed op
                     weg.
                  
De heer Flach (SGP):
De Minister heeft al een aantal keren gezegd dat het hele kabinet is doordrongen van
                     de urgentie. Zou de Minister ons eens kunnen meenemen in hoe dat er dan uitziet? Een
                     Staatssecretaris die extra geld wil voor gevangeniszorg moet het helemaal in haar
                     eentje rooien tegen al die collega's met andere ambities. Maar deze Minister zit in
                     een bijzondere omstandigheid. Minister Keijzer snapt dat er geen woningen worden gebouwd
                     zonder extra geld. Minister Hermans snapt dat er geen warmtetransitie komt zonder
                     extra geld. Staatssecretaris Karremans begrijpt dat er in de jeugdhulp van alles misgaat
                     als er geen extra geld komt.
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Flach (SGP):
Met andere woorden: het is een bijzonder luxe positie waarin de Minister zit. Je zou
                     toch zeggen dat het appeltje-eitje wordt bij de Voorjaarsnota.
                  
Minister Uitermark:
Ik zou u graag in mijn schoenen uitnodigen, want appeltje-eitje is het niet. Het is
                     wel een gedeelde verantwoordelijkheid van het kabinet. Iedereen weet heel goed dat
                     als we ambities willen waarmaken, we de medeoverheden heel hard nodig hebben. We kijken
                     met elkaar dus zorgvuldig naar wat er nodig is, waar er wat bij moet en waar we elkaar
                     met takenreductie kunnen vinden. We kijken ook naar het tempo waarin dat kan. Voor
                     sommige dingen zijn wetswijzigingen nodig. Bij andere dingen kunnen afspraken sneller.
                     Ons belang is echt om met elkaar goed samen te kunnen optrekken. Nogmaals, dat gesprek
                     is nu gaande. Meer kan ik uw Kamer er nu ook niet over zeggen. Maar ik ervaar het
                     wel als steun vanuit de Kamer dat u ... Volgens mij heb ik nog nooit een commissiedebat
                     gehad waarbij zo veel mensen, maar ook zo veel Kamerleden zaten. Dat laat zien dat
                     het ons allemaal aan het hart gaat. U kunt ervan op aan dat ik mijn stinkende best
                     doe voor de gemeenten.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met uw verhaal.
Minister Uitermark:
Ik loop dan even de tekst langs, want ik denk dat ik eigenlijk al heel veel heb gezegd.
                     Ik ga over naar de beantwoording van de vragen, die zijn ingedeeld in zeven kopjes.
                     Ik begin met het inzetten van de reserves. Daar zijn vragen over gesteld.
                  
De voorzitter:
Ik denk dat mevrouw De Vries en misschien ook anderen willen weten welke kopjes dat
                     zijn.
                  
Minister Uitermark:
Ik begin met de reserves. Het tweede kopje gaat over het verdeelmodel. Het derde kopje
                     betreft de indexatie en het ravijnjaar. Als vierde komen de SPUK's. Het vijfde kopje
                     gaat over realistisch begroten. Het zesde kopje betreft het belastinggebied. Het zevende
                     kopje is «overig».
                  
Ik begin met het inzetten van de reserves. Het is goed om te beseffen dat de financiële
                     positie van veel gemeenten de afgelopen jaren is verbeterd. Door overschot is het
                     eigen vermogen van gemeenten gezamenlijk sinds 2020 toegenomen met 7,2 miljard. Daarmee
                     kwam vanuit gemeenten ook steeds vaker de roep om hun reserves te mogen inzetten voor
                     structurele lasten. Om de financiële wendbaarheid van gemeenten te vergroten, zijn
                     de mogelijkheden voor gemeenten om reserves in te zetten met ingang van het begrotingsjaar
                     2025 verruimd. In mijn brief van 3 maart heb ik uw Kamer erover geïnformeerd dat voor
                     2025 in totaal 46 gemeenten van die mogelijkheid hebben gebruikgemaakt. Zoals de heer
                     Van Nispen van de SP aangaf, realiseer ik mij heel goed dat dit geen structurele oplossing
                     is en zeker ook niet voor alle gemeenten een oplossing is. In dit debat is al eerder
                     aangegeven dat het kabinet in gesprek is over structurele oplossingen.
                  
Mevrouw Wingelaar van NSC vroeg of ik bereid ben om deze ruimte uit te breiden naar
                     bestemmingsreserves, maar dat is al mogelijk. Bestemmingsreserves kunnen, als er geen
                     juridische verplichtingen aan hangen, door de gemeenten worden omgezet naar de algemene
                     reserve.
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Er is niks zo lastig als uitleggen dat je miljoenen overhoudt bij een jaarrekening,
                     terwijl je ongeveer tegelijkertijd een kadernota behandelt waarin je een aantal miljoenen
                     moet bezuinigen. Dat is heel lastig. Daar kunnen wij als Rijk iets aan doen, want
                     de overschotten op de jaarrekening worden vaker veroorzaakt door heel late betalingen
                     in de decembercirculaire of nabetalingen ten opzichte van verkeerde ramingen. Als
                     we nu eens aan de voorkant beter en scherpen gaan ramen en misschien stoppen met die
                     nabetalingen tot en met december die toch niet meer kunnen worden weggezet, kunnen
                     we structureel meer ruimte bieden voor gemeenten die in de begroting kan worden ingezet.
                  
Minister Uitermark:
Over realistisch begroten kom ik zo meteen verder te spreken bij het zesde kopje.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Uitermark:
Ik was gebleven bij mevrouw Wingelaar. Zij vroeg waarom weinig gemeenten nu gebruikmaken
                     van de inzet van het surplus van de algemene reserve. Ik vind 46 gemeenten niet veel
                     en ook niet weinig. De reden dat niet meer gemeenten hiervan gebruikmaken, is dat
                     de inzet van de algemene reserve nu betrekking heeft op het begrotingsjaar 2025. Over
                     de inzet in 2026 valt nu nog niets te zeggen. Die zal duidelijk worden bij de beoordeling
                     van de begroting 2026 door de toezichthouders.
                  
Mevrouw Wingelaar vroeg ook naar de mogelijkheid van het opnemen van een stelpost
                     voor onderuitputting in gemeentelijke begrotingen en of dat een oplossing kan zijn.
                     Ik ben er wel voor dat gemeenten kritisch kijken naar realisme in hun begroting, maar
                     ik ben geen voorstander van het opnemen van stelposten voor onderuitputting. Als budgetten
                     al een tijd niet geheel worden besteed, vraagt dat eerder om aanpassing van die budgetten
                     in de begroting dan om het opnemen van een aparte stelpost voor onderuitputting. Ik
                     zou dus eerder pleiten voor realistisch begroten.
                  
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw De Vries. Mag ik stilte op de tribune?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik snap op zich wel dat dit misschien een ingewikkelde methode is, alleen doet het
                     Rijk dit natuurlijk zelf wel. Ik geloof dat wij iets van 10 miljard aan onderuitputting
                     hebben ingeboekt. De vraag is dan waarom er verschillende aanpakken zijn. Waarom het
                     Rijk wel en de gemeenten niet?
                  
Minister Uitermark:
Als u het goedvindt, kom ik daar in tweede termijn wat uitgebreider op terug.
De voorzitter:
Er is geen tweede termijn, dus als u nu antwoord kunt geven? Uiteraard kan dat ook
                     schriftelijk. Dat is ook een optie.
                  
Minister Uitermark:
Het antwoord is dat toezichthouders het nu niet toestaan.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Uitermark:
De heer Vermeer heeft aangegeven dat de provincies verschillende normen hanteren in
                     het toezicht. Mevrouw De Vries vroeg ook of de provinciale toezichthouders wel uniform
                     kijken. Ja, zij kijken wel degelijk uniform. Zij hanteren dezelfde normen, die zijn
                     vastgelegd door twaalf provincies in hun Gemeenschappelijk Toezichtkader, het GTK.
                     Wel is er ruimte voor maatwerk als de specifieke omstandigheden van een gemeenten
                     daarom vragen.
                  
De heer Sneller (D66):
Ik dacht dat mevrouw De Vries misschien nog een vervolgvraag had, maar nee. Dat de
                     toezichthouders het nu zo doen, is geen antwoord op de vraag die mevrouw De Vries
                     stelde. Zij vroeg wat de Minister ervan vindt, wat de reden is voor het verschil en
                     of de Minister bereid is om te kijken of er iets anders van te maken is.
                  
Minister Uitermark:
Ik begrijp de vraag. Ik gaf net ook aan dat ik erop wilde terugkomen in de tweede
                     termijn. Omdat die er niet is, stel ik voor dat ik er schriftelijk op terugkom, ook
                     gelet op de tijd.
                  
De voorzitter:
Dat geeft de Minister straks ongetwijfeld aan. Minister, gaat u verder.
Minister Uitermark:
Dan kom ik nu op het verdeelmodel. Mevrouw Chakor en mevrouw De Vries hebben gevraagd
                     wanneer er duidelijkheid is over de volgende stap in het verdeelmodel en waarom het
                     zo lang duurt. Mevrouw Bikker vroeg of 2027 een realistisch tijdpad is. Ik heb in
                     mijn brief al geschreven dat ik er echt naar streef dat alle analyses tijdig zijn
                     afgerond. Ik zal de gemeenten uiterlijk bij de meicirculaire van mei 2026 informeren.
                     Het duurt zo lang omdat de uitgevoerde onderzoeken niet voldoende houvast boden voor
                     een concrete aanpassing van het verdeelmodel. Daarom is er nog een nadere analyse
                     nodig. Dat vraagt tijd, maar ik streef er echt naar dat we er tempo op zetten.
                  
Dan ...
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik heb het idee dat er altijd onderzoeken zijn naar het verdeelmodel om het verder
                     te verfijnen. De vraag is wel of er straks niet weer een keer een goede reden is om
                     toch weer wat nader onderzoek te doen. Ik denk dat gemeenten behoefte hebben aan duidelijkheid.
                     Garandeert de Minister dan dat het op 1 januari 2027 gewoon verdergaat?
                  
Minister Uitermark:
Ja, tjonge, «garantie». Ik ben nooit van overbeloven, maar ik hoor wat u zegt. Ik
                     vind dat zelf ook. We moeten gemeenten duidelijkheid geven. Daar zullen we ook naar
                     streven. Die duidelijkheid zal er zijn in mei 2026.
                  
De voorzitter:
Gaat u nog niet verder. Mevrouw Chakor.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
We komen er niet helemaal uit, ook gezien de tijd en ook gezien de beantwoording.
                     Ik vraag bij dezen dus een tweeminutendebat aan. Daar is gisteren al een vooraankondiging
                     van gedaan.
                  
Ik wil even terug naar het verdeelmodel. De Minister geeft aan bezig te zijn met allerlei
                     onderzoeken en zegt dat dit ontzettend veel tijd vergt, maar die tijd hebben gemeenten
                     gewoon niet. Ik hoorde ook in de bijdrage van de Minister dat zij zich ontzettend
                     zorgen maakt over allerlei voorzieningen, van de bibliotheek tot aan het zwembad,
                     die gaan sluiten. Als zij die zorgen heeft en het kabinet die zorgen deelt, is de
                     Minister dan bereid om de gemeenten in ieder geval het geld te geven waar ze recht
                     op hebben om de wettelijke taken overeind te houden totdat het kabinet uitonderzocht
                     is? Zij kunnen gewoon niet wachten.
                  
Minister Uitermark:
Het aanpassen van het verdeelmodel vergt echt nog ... Dat doe je niet zomaar. Daar
                     hebben we onderzoek naar gedaan. Het onderzoek laat duidelijk zien dat we het nog
                     niet voldoende kunnen vertalen naar een concrete aanpassing. Daarom is die verdere
                     analyse noodzakelijk. Het is dus niet dat we het leuk vinden om nog nader onderzoek
                     te doen. Het kan niet zonder nader onderzoek. Dat is gewoon noodzakelijk.
                  
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Alle begrip. Zolang ik in de Kamer zit, ook in de Eerste Kamer, dus sinds 2015, is
                     er gedoe over het verdeelmodel. Sinds 2022 is er een nieuw verdeelmodel en opnieuw
                     zijn er nadeelgemeenten. Het is ook heel helder dat een aantal gemeenten echt stevig
                     in de knel begint te komen hierdoor. Voor die gevallen kunnen we niet wachten tot
                     er weer een heel onderzoek is geweest en het verdeelmodel is aangepast. Aan de Minister
                     stel ik dus de vraag of zij kort kan schetsen wat zij kan doen in de periode tot 2027,
                     wat daarin haar bevoegdheden zijn en hoe zij ondertussen omgaat met de gemeenten die
                     echt helemaal klem lopen, dus met de grootste knelpunten.
                  
Minister Uitermark:
Mevrouw Bikker had dit net al aangegeven. Zij noemde ook randgemeenten zoals Zwijndrecht
                     en zei dat 1 januari dan nog ver weg is. Zij vroeg of er in de tussentijd dan niets
                     kan worden gedaan. Het verdeelmodel brengt geen extra geld in het fonds. Als ik een
                     tussentijdse aanpassing zou doen, betekent dit dat de een minder krijgt als de ander
                     meer krijgt. Dat zou het gevolg daarvan zijn. Zwijndrecht zal deelnemen aan de begeleidingscommissie,
                     mede namens de andere randgemeenten. Daar kunnen zij hun problematiek naar voren brengen.
                  
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Volgens mij is dat het thema van dit debat. Alle problematiek is al veel naar voren
                     gebracht, maar we zoeken binnen de bestaande mogelijkheden naar maatregelen die je
                     op korte termijn kunt nemen. Met «korte termijn» doel ik niet alleen op de Voorjaarsnota;
                     ik bedoel dat iets breder. Van de Minister en allen die haar ondersteunen zou ik dan
                     ook iets aan creativiteit verwachten, juist inzake de knelpunten. Een begeleidingscommissie
                     is dan prachtig, maar niet de oplossing. Dat ongemak zie ik ook aan de overkant van
                     de tafel. Wat kan de Minister daar concreter over toezeggen?
                  
Minister Uitermark:
Ik blijf natuurlijk zitten met het probleem dat er niet meer geld in het fonds zit
                     en dat een andere verdeling betekent dat de een meer krijgt als de ander minder krijgt.
                     Maar ik kan nog eens goed kijken naar de mogelijkheden. Ik kan daarnaar laten kijken.
                  
De heer Flach (SGP):
Ik ga daar even op door. De gemeente Zwijndrecht heeft inmiddels 5 miljoen aan bezuinigingen
                     ingevuld en heeft een enquête uitstaan onder de inwoners om nog 10 miljoen te bezuinigen.
                     Dat gaat een kaalslag van jewelste betekenen. We zoeken allemaal naar structurele
                     oplossingen die alle gemeenten verder helpen, maar een aantal gemeenten springen er
                     echt uit qua problematiek. Ziet de Minister kans om naast de structurele oplossing
                     iets met incidenteel geld te doen op de korte termijn, laten we zeggen voor de eerstkomende
                     twee jaar, om ervoor te zorgen dat dit soort gemeenten niet helemaal kaalgeslagen
                     zijn voordat er überhaupt een structurele oplossing is? Dat betekent dus extra geld
                     en niet geld weghalen bij andere gemeenten.
                  
Minister Uitermark:
Ik begrijp de zorg die u overbrengt. Ik ben daar ook wel gevoelig voor. Wij praten
                     met de gemeenten. Ik zal dit daarbij meenemen en kijken wat er kan.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Uitermark:
De heer Vermeer van de BBB vroeg waarom Amsterdam, Rotterdam en Utrecht een vast bedrag
                     krijgen. U vroeg zich af of dat te maken heeft met de grotestedenproblematiek. U wijst
                     erop dat de plattelandsgemeenten ook hun problematieken en hun uitdagingen hebben
                     en u vraagt zich af of dat niet oneerlijk is. Laat ik eerst zeggen dat het niet meer
                     zo is. Het extra vaste bedrag voor Utrecht en Den Haag is komen te vervallen met de
                     invoering van het nieuwe model en het vaste bedrag voor Amsterdam en Rotterdam is
                     toen sterk naar beneden bijgesteld. Het vaste bedrag voor de laatste twee gemeenten,
                     dus Rotterdam en Amsterdam, is wel blijven bestaan, aangezien die gemeenten algemene
                     structuurkenmerken hebben die niet goed door het model worden ondervangen. Ik moet
                     ook zeggen dat met de invoering van ...
                  
De voorzitter:
Stilte op de tribune alstublieft.
Minister Uitermark:
Ik kan er ook bij zeggen dat met de invoering van het nieuwe verdeelmodel het vaste
                     bedrag voor alle gemeenten sterk omhoog is gegaan, waar vooral kleine gemeenten, dus
                     plattelandsgemeenten, baat bij hebben. De vaste voet was in het oude model circa € 300.000
                     en is in het model per 1 januari 2023 circa 1 miljoen.
                  
De heer Vermeer (BBB):
Dat is precies het punt van mijn vraag. Amsterdam en Rotterdam passen niet in het
                     model, maar heel veel andere gemeentes vinden ook dat ze niet in het model passen
                     omdat de ene gemeente een heel grote oppervlakte heeft met weinig inwoners en de andere
                     een heel kleine oppervlakte met weinig inwoners. Er zijn zoveel verschillende kenmerken,
                     waarbij je ook nog mee moet nemen dat bepaalde gemeentes een mooie vestigingsplaats
                     zijn voor mensen die hele grote huizen hebben, maar daar niet wonen of werken en daar
                     alleen recreëren. Er zijn zo veel aspecten. Ik vind het antwoord eerlijk gezegd heel
                     onbevredigend, omdat het lijkt alsof er alleen maar gecorrigeerd wordt voor hele grote
                     gemeentes met Randstedelijke problematiek en andere problematiek minder als problematiek
                     gezien wordt. Wanneer gaan wij als Kamer over dat model praten, samen met u?
                  
Minister Uitermark:
Ja, wanneer? We hebben aandacht voor alle typen gemeenten, maar uit de analyse blijkt
                     juist niet dat een specifiek type gemeente meer voor- of nadelen heeft. Zoals ik net
                     aangaf, wordt het onderzoek nu vervolgd. Daarna kunnen we er met uw Kamer verder over
                     praten, maar op dit moment moet het onderzoek nog worden uitgebreid.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder. O, een interruptie mag uiteraard.
De heer Vermeer (BBB):
In Binnenlands Bestuur van week 3 2025 staat: de stad is vaak een spekkoper met inkomsten
                     uit subsidies bijvoorbeeld. Kunnen wij schriftelijk een overzicht van de verschillende
                     criteria in dat model ontvangen? Dan kunnen we daar eens even rustig naar kijken.
                     Zou de Minister dat kunnen toezeggen?
                  
Minister Uitermark:
Ja, dat is openbaar, dus dat kan. Ik kan dat voor uw Kamer nog even in een brief verwoorden
                     en die zal ik u toesturen. In onze planning zouden we begin volgend jaar over de aanpassingen
                     kunnen debatteren, maar ik zal u die brief op korte termijn doen toekomen.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Uitermark:
Dan ben ik door dit blokje heen.
Ik kom bij het blokje indexatie en ravijnjaar. Mevrouw Wingelaar vroeg: hoe zat het
                     nou met het ravijnjaar en wat zijn nou de feiten? Ik zal ook ingaan op het verschil
                     in perspectieven, waar meerdere sprekers naar hebben gevraagd. Allereerst wil ik een
                     misverstand uit de weg ruimen. De ontwikkeling van de omvang van het Gemeentefonds
                     en het Provinciefonds volgde tot en met 2023 de ontwikkeling van de rijksuitgaven.
                     Per 2024 is dat de ontwikkeling van het bbp. Deze omzetting is, met uitzondering van
                     dit jaar, budgettair neutraal verlopen. Oftewel, die had geen financiële gevolgen
                     voor gemeenten en provincies. Waarom spreken gemeenten en provincies dan over het
                     ravijn? Bij het coalitieakkoord-Rutte IV zijn de accressen van 2022 en 2023 deels
                     incidenteel in plaats van structureel toegekend. Dat heeft geleid tot een terugval
                     van inkomsten die gemeenten en provincies «het ravijn» noemen.
                  
Dan de vraag: waar zit nu het verschil van zienswijze en wat wil de VNG graag anders
                     zien; hoe nu verder? Er is ook gevraagd waar het verschil in zienswijze zit tussen
                     de VNG en het kabinet waardoor afstemming van de brief over de indexeringssystematiek
                     niet mogelijk zou zijn geweest met de VNG, en de VNG niet blij zou zijn met de brief.
                     Mevrouw Wingelaar heeft ook gezegd dat de brief alleen van de Minister van Financiën
                     zou zijn en vraagt naar mijn visie op het ravijnjaar. Allereerst was de brief niet
                     van de Minister van Financiën, maar van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens
                     mij. Dat staat ook in de brief vermeld. Het verschil in zienswijze betreft ten eerste
                     het perspectief op de financiële situatie in 2026. De VNG heeft het in dit kader over
                     2,4 miljard. Dat is het verschil tussen wat ze gekregen hadden op basis van het trap-op-trap-afsystematiek
                     als die systematiek nog steeds zou gelden en op basis van de ontwikkeling van het
                     bbp. U kijkt een beetje ingewikkeld.
                  
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Excuus. U zegt «trap-op-trap-af en bbp zijn twee verschillende systematieken», dus
                     ik begreep even niet wat u zei. Sorry.
                  
Minister Uitermark:
De terugval wordt veroorzaakt ... De VNG zegt: als de oude systematiek nog zou gelden,
                     dan is de 2,4 miljard het bedrag dat we mislopen.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Uitermark:
Ik wil daar het volgende aan toevoegen. Ik heb al meerdere keren gezegd dat dat verschil
                     echt een punt van aandacht is, maar dat een verschil niet hetzelfde is als een tekort.
                     Een verschil leidt niet automatisch tot een tekort bij gemeenten en provincies. Ik
                     moet er ook bij zeggen dat de accressen in de jaren 2022 en 2023 historisch hoog waren.
                     Ik heb het al in dit debat gezegd, maar ik wil het heel expliciet zeggen en het kabinet
                     heeft het ook al eerder gezegd: de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht
                     staat onder druk. Er is een disbalans en daar moeten we wat aan doen. Dat is ook echt
                     onderdeel van het gesprek wat wij als kabinet voeren met de medeoverheden.
                  
De voorzitter:
U heeft een interruptie van meneer Krul.
De heer Krul (CDA):
Als een verschil niet leidt tot een tekort, hoe kan het dan dat meer dan twee derde
                     van de gemeentes in financiële problemen komt?
                  
Minister Uitermark:
Als ik terugkijk, is er altijd een verschil tussen de begroting en wat er uiteindelijk
                     gerealiseerd wordt. Die cijfers zaten in het verleden, zeg ik uit mijn hoofd, boven
                     de 30%. In de cijfers die ik heb, is het nu 68%. De 75% die door de VNG wordt genoemd,
                     wijkt daar iets van af, maar dat wordt nu aangegeven. Terugkijkend: ook in de situaties
                     dat het boven de 30% werd begroot, was er aan het eind van het jaar juist sprake van
                     een overschot en niet een tekort. Er zit dus een verschil tussen wat je begroot en
                     wat je uiteindelijk realiseert. Maar als ik nu ook kijk naar de afgelopen jaren en
                     naar de komende jaren, dan ben ik het er onmiddellijk mee eens dat gemeenten nu meer
                     dan in vorige jaren aangeven dat ze echt in de problemen komen. Die zorg erken ik
                     ook echt.
                  
De heer Flach (SGP):
De uitleg over de verschillende systemen is helder. Het was ook niet vrijwillig in
                     die zin dat gemeenten daarvoor konden kiezen. Wat natuurlijk meespeelt, is dat er
                     nog allerlei foutjes en rafelrandjes omheen zitten. Er zijn in het verleden een aantal
                     valse treden geweest in die trap-op-trap-af. Bepaalde zaken werden uitgesloten en
                     het tekort op de jeugdzorg is een apart verhaal. We hebben de SPUK's en de efficiencykorting
                     daarop gehad. Er zitten een aantal technische fouten in bij overhevelingen en indexaties.
                     Dat zorgt ervoor dat dat tot problemen leidt. Het lijkt een simpele systematiekwisseling,
                     maar dit leidt door al die rafelrandjes tot de optelsom van de grote problemen. Is
                     de Minister daar gevoelig voor in die zin dat de overgang naar dit systeem wel erg
                     hobbelig is gegaan en dat we genereuzer zouden moeten zijn in het oplossen daarvan?
                  
Minister Uitermark:
Ik denk wel dat het hobbelig is gegaan. Dat is ook mijn indruk uit de gesprekken met
                     de VNG. Maar er zijn wel verschillende perspectieven op wat er destijds is afgesproken,
                     wiens verantwoordelijkheid dat was en of het nou een rekenfout was of niet. Nogmaals,
                     de kern waar ik in het hier en nu mee te dealen heb, is dat er gewoon geld tekort
                     is en dat er geld bij moet. Dat punt is klip-en-klaar helder en daar werken we aan.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik heb het idee dat de Minister van alles door elkaar haalt. Over feiten zijn verschillende
                     onderzoeken geweest, van BMC tot BDO tot de commissie-Van Ark, die aangeven dat er
                     bij de gemeenten geen vet meer op het bot zit. Er wordt een technisch verhaal gehouden.
                     Ik vind het echt een soort truc worden. De feiten zijn gewoon als volgt. In een onderzoek
                     dat wij hebben gedaan, zie je dat gemeenten gedwongen moeten bezuinigen omdat er stelselmatig
                     minder geld is, bezuiniging op bezuiniging is gedaan: minimabeleid, bijzondere bijstand,
                     afschalen niet-wettelijke taken, afstoten wegen zonder doorgaande functie en noem
                     het maar op. En wie worden geraakt? Dat zijn vooral de kwetsbaren in de samenleving.
                     Die worden geraakt. Wat vindt de Minister van deze feiten? Dat inwoners letterlijk
                     in de kou worden gezet? Dat voorzieningen die ontzettend belangrijk zijn, ook voor
                     deze coalitiepartijen, gewoon gaan sluiten? Wat zegt u dan?
                  
Minister Uitermark:
Wat ik belangrijk vind, is dat gemeenten voldoende lokale autonomie hebben. Dat staat
                     in de Grondwet en dat staat er niet voor niks. Als je vanuit het Rijk allerlei taken
                     in medebewind neerlegt bij de gemeenten, dan wordt de eigen beleidsruimte kleiner.
                     Dat vind ik een belangrijk aandachtspunt. Dat is ook onderdeel van die balans. Als
                     we armoede belangrijk vinden en vanuit de Kamer of vanuit het kabinet daar rijksbreed
                     regelgeving op gaan zetten, dan brengen we dat niet in de autonomiesfeer van de gemeenten
                     of andersom; daar zijn voorbeelden van genoemd. Het is voor mij heel belangrijk om
                     juist bij de onderwerpen die we allemaal belangrijk vinden steeds na te denken over:
                     behoeft dit centrale sturing vanuit het Rijk of kunnen we dit aan de lokale autonomie
                     overlaten? We moeten enorm waken voor die disbalans. Daar zal ik steeds mijn aandacht
                     op richten.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Uitermark:
Dan kwam ik toe aan de SPUK's, de omzetting van de specifieke uitkering. Mevrouw Wingelaar
                     van NSC heeft gevraagd of we als kabinet niet een prikkel bieden om in specifieke
                     uitkeringen te blijven hangen. Nee, dat doen we niet. Als het een SPUK blijft, dan
                     moeten de ministeries namelijk zelf een oplossing zoeken voor de invulling van de
                     10% korting, zoals bijvoorbeeld dekking op de eigen begroting. Er zijn situaties waarin
                     het handhaven van een SPUK verstandig is en ook van goed bestuur getuigt. Er zijn
                     al bestuurlijke afspraken gemaakt die niet opengebroken kunnen worden. Soms is er
                     een juridische verplichting of is er bijvoorbeeld door de Kamer of in het regeerprogramma
                     met nadruk om gevraagd. We zijn daar nu mee bezig. Ik kom op zeer korte termijn met
                     een brief naar de Kamer. Ik zou u willen vragen om mijn brief daarover af te wachten.
                     Daarna is het uiteraard aan de Kamer om daar iets van te vinden.
                  
Dan heb ik nog een vraag van de heer Sneller over de accountantsorganisaties: wat
                     doet de Minister aan het toekomstbestendig maken van de accountantscontroles? Hij
                     had het daarbij over een landelijke voorziening. Het aantal accountantsorganisaties
                     dat gemeenten controleert is niet afgenomen. Er zijn bij het ministerie geen gemeenten
                     bekend die hebben aangegeven dat zij geen externe accountant hebben of geen accountant
                     gevonden hebben voor de controle voor de komende jaren. Ik blijf openstaan voor signalen
                     en mijn ministerie houdt ook goed contact met de accountants.
                  
Dan kom ik bij het inzetten op realistisch begroten. Bij goed bestuur hoort ook realistisch
                     begroten, zowel van rijkszijde als van de zijde van de gemeenten en provincies. Dat
                     dat niet altijd meevalt, heeft de decentralisatie van de jeugdzorg laten zien. Rijk
                     en gemeenten hebben toen intensieve overleggen gevoerd over hoeveel middelen benodigd
                     waren om de jeugdzorg uit te voeren. Het advies van de commissie-Van Ark laat zien
                     dat de praktijk weerbarstiger bleek.
                  
Dat de praktijk weerbarstiger is, zien we ook als wordt gekeken naar het ramen van
                     de rijksuitgaven en de prijs bbp door het Centraal Planbureau of bij de begrotingen
                     van gemeenten. Op 14 maart heeft de Minister van Financiën uw Kamer een brief gestuurd
                     bij de aanbieding van het rapport Op drift of op koers van de Expertgroep realistisch
                     ramen. De expertgroep was gevraagd om de verschillen tussen de raming en realisatie
                     van het EMU-saldo te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor verbeteringen. Net
                     zoals het kabinet zich moet inspannen om realistisch te ramen, is het natuurlijk ook
                     voor gemeenten en provincies belangrijk om te kijken wat realistisch is. Zoals mevrouw
                     De Vries al opmerkte, hebben gemeenten de afgelopen jaren hoge overschotten gehad
                     in een bandbreedte van 1,7 tot 3,7 miljard per jaar, en dit terwijl ze tekorten hadden
                     voorzien; ik gaf het net ook al aan. Daarmee is het eigen vermogen dus toegenomen.
                     Het laat zien dat meer realisme mogelijk is bij het opstellen van gemeentelijke begrotingen.
                     Ook een recent onderzoeksrapport van BDO wees daarop. Ik wil daarmee overigens niks
                     afdoen aan de uitdagingen die gemeenten hebben om de begroting op te stellen, maar
                     het is in de eerste plaats aan gemeenteraden om daarop toe te zien en niet aan mij.
                  
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Hier sla ik wel op aan. Het was in de termijn van de Kamer ook een punt. Is dit nu
                     een wetenschappelijke constatering of volgt hier ook handelingsperspectief uit? We
                     kunnen constateren dat je misschien anders kan begroten, anders kan ramen. Of volgt
                     daar dan uit dat het kabinet dus vindt dat gemeenten ook andere keuzes moeten maken
                     en dat straks bij de Voorjaarsnota dit soort maatregelen en voorstellen ook op tafel
                     komen?
                  
Minister Uitermark:
Ik ben op dit moment nog niet zover dat we dit vertalen naar concrete voorstellen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Goed, dan is dit dus puur de constatering, zoals die ook door enkele collega's gedaan
                     werd in de eerste termijn. Het is dus niet iets waar het kabinet nu ruimte ziet en
                     wat meegaat in een onderhandeling? Dit is puur: als we dat zien, dan vinden wij daar
                     iets van, maar verder laten we het als kabinet helemaal los; we gaan ook niet van
                     gemeenten vragen om andere keuzes te maken of het achter de schermen in een gesprek
                     aan bod laten komen? Want dan vraag ik me een beetje af waarom de constatering nu
                     wordt gedaan. Waarom is het relevant voor de Minister om dit te benoemen?
                  
Minister Uitermark:
Ik geef aan dat we kijken naar een goede balans. Ik vind het ook heel belangrijk om
                     te kijken: waar zitten nou mogelijkheden aan onze kant en waar zitten mogelijkheden
                     aan de kant van de medeoverheden zelf? Daar hebben we allemaal zelf iets te doen.
                     Dat heb ik ermee willen aangeven. Dat die mogelijkheid er nu is, kan tijdelijk lucht
                     geven. Maar ik herhaal dat als je structurele tekorten hebt, je daar ook structurele
                     middelen bij moet hebben, zeker als het gaat om medebewindstaken. Maar er is ruimte.
                     De middelen die gemeenten hebben, zijn de afgelopen jaren niet afgenomen. Nee, die
                     middelen zijn toegenomen. Onderdeel van het eerlijke verhaal is dat het eigen vermogen
                     is toegenomen.
                  
De heer Sneller (D66):
«Als we allemaal kijken naar onze eigen mogelijkheden». Kan de Minister dan kijken
                     naar de mogelijkheden die zij heeft om te zorgen dat gemeenten realistischer kunnen
                     ramen en ook reflecteren op wat nou rijksbeleid is qua meerjarig sluitende begrotingen,
                     het moment van uitkeringen, soms zelfs na het kalenderjaar, die daar mede debet aan
                     zijn en wat wij daaraan kunnen doen of wat de Minister daaraan kan doen?
                  
Minister Uitermark:
Ja, ik denk dat het goed is om dat te doen. Op dit moment zitten we in een andere
                     ingewikkelde discussie. Ik wil de dingen ook niet heel erg met elkaar vermengen. Ik
                     denk dat het op dit moment eerst belangrijk is dat gemeenten hun zorgen gehoord weten
                     en dat we nu werken aan oplossingen. Als we iets verder vooruitkijken, dan moeten
                     we kijken naar wat wij door middel van betere afspraken mogelijk kunnen maken waardoor
                     er meer realistisch geraamd kan worden. Dat is dus wel een vervolgstap die ik wil
                     gaan zetten.
                  
De heer Sneller (D66):
Mij bekruipt een beetje het gevoel dat dan niet de zorgen begrepen worden, maar dat
                     er een beschuldigend vingertje gaat naar een vermogen dat is toegenomen, terwijl de
                     onderliggende oorzaken eerder bij ons te zoeken en te vinden zijn dan bij gemeenten.
                     Daarom vraag ik expliciet om die reflectie van de Minister op de eigen verantwoordelijkheid
                     die wij hierin hebben en die zij heeft, zodat we daarmee misschien ook wat meer grip
                     krijgen op wat het zegt dat die vermogens gegroeid zijn.
                  
Minister Uitermark:
Het is zeker geen beschuldigende vinger. Onderputting wordt natuurlijk ook heel vaak
                     veroorzaakt door een gebrek aan uitvoeringskracht door krapte op de arbeidsmarkt,
                     door het niet kunnen vinden van personeel. Dat is onderdeel daarvan. Als we het hebben
                     over de balans die we zoeken, gaat het om taken, middelen en ambities, maar niet voor
                     niks ook om uitvoeringskracht. Die dingen moeten met elkaar in balans zijn. Daar moeten
                     wij scherper oog voor hebben.
                  
De heer Krul (CDA):
Voor mijn helderheid dan toch nog maar even de vraag of de Minister nog een keer zou
                     kunnen uitleggen wat precies de link is tussen enerzijds het bekostigen van medebewindstaken
                     en anderzijds de constatering dat het eigen vermogen van gemeentes toeneemt.
                  
Minister Uitermark:
Als je medebewindstaken neerlegt, dan moet je daar ook adequate middelen bij verschaffen
                     zodat er tot een doelmatige uitoefening van die taken kan worden gekomen. Maar medebewind
                     is meer grijs dan zwart-wit. Er zijn taken die vol in het medebewind zitten en er
                     zijn taken die in mindere mate in het medebewind zitten. Het is niet heel eenvoudig
                     om te zeggen waar nou precies medebewind zit. Je hebt medebewind in meerdere intensiteiten.
                     Ik denk dat het belangrijk is dat we gemeenten voldoende in staat blijven stellen
                     om de taken uit te oefenen die we als Rijk bij hen neerleggen. Dat is heel belangrijk.
                     Maar de beleidsvrijheid van gemeenten is ook heel belangrijk. Het Gemeentefonds geeft
                     hun natuurlijk de vrijheid om de middelen zo te besteden als wenselijk wordt geacht
                     of noodzakelijk wordt geacht, bijvoorbeeld omdat ze doodbloeden op enorme kosten in
                     de jeugdzorg. Over die balans moeten we het met elkaar hebben.
                  
We kijken ook waar op de meer korte termijn mogelijkheden zitten om lucht te geven.
                     In dat licht heb ik de mogelijkheden genoemd die er zijn met de reserves – want die
                     zijn er wel; dat heb ik ook benoemd – en heb ik gezegd dat we zien dat er niet alleen
                     tekorten zijn. 68% van de gemeenten gaf aan te denken de begroting niet sluitend te
                     krijgen, maar we moeten er ook eerlijk bij vertellen dat het eigen vermogen de afgelopen
                     jaren ook echt aanzienlijk is toegenomen. Het zit dus in meerdere factoren.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
De Minister heeft het over mogelijkheden om lucht te geven. Wat ons betreft is reserves
                     aanboren incidenteel. Structureel lost dat het niet op. We hadden zelf een oplossing
                     voor de rekenfout die gemaakt is met betrekking tot de taakmutaties. Ik zou graag
                     van de Minister de toezegging willen dat zij met een brief komt over de rekenfout
                     die is gemaakt, die deze keer dan ook met de VNG te bespreken, en die dan voor het
                     tweeminutendebat van volgende week naar ons toe te laten komen.
                  
Minister Uitermark:
U vraagt mij in feite een vervolg op de brief die eerder is gestuurd, de brief van
                     21 februari, omdat u daar graag een nadere toelichting op wil. Zo begrijp ik het dan.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
De eerdere brief die wij hebben gekregen, is niet besproken met de VNG en ook de input
                     en de zienswijze van de VNG zijn daarin niet meegenomen. Nu zou ik inderdaad graag
                     een brief willen hebben die antwoord geeft op de vraag of die rekenfout is gemaakt
                     – ja – en hoe u hem dan gaat herstellen. Ik wil de zienswijze van de VNG daar ook
                     in meegenomen hebben.
                  
Minister Uitermark:
Ik snap uw vraag en ik ga daarin mee, dus ik zal zorgen dat u voor het tweeminutendebat
                     een brief krijgt die daarop ingaat.
                  
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik vind dit een ontzettend goed punt van collega Chakor. Ik wil nog terugkomen op
                     het vorige punt van de Minister, omdat ik het wil snappen. De Minister geeft aan:
                     ik vind lokale autonomie van gemeenten heel belangrijk. Tegelijkertijd krijg ik door
                     alle interruptiedebatten toch de indruk dat de inzet van middelen vanuit de reserve
                     van de gemeenten eigenlijk ook wordt gezien als een soort denkrichting die het kabinet
                     inzet. Dus zegt de Minister nu: gemeente, denk hieraan en overleg met uw gemeenteraad
                     of u dat wil inzetten? Of ziet de Minister het als een serieuze optie en neemt ze
                     het ook echt mee in de onderhandelingen? Dat zijn namelijk echt twee verschillende
                     dingen. Het ene zou echt lokale autonomie zijn. Het andere is toch wel het kabinet
                     dat eigenlijk bepaalt voor de medeoverheden wat ze wel en niet mogen.
                  
Minister Uitermark:
Het is goed dat u deze vraag stelt. Ik heb het benoemd als mogelijkheid. Dus het is
                     een mogelijkheid waar gemeenten gebruik van kunnen maken. We zien dat maar 46 er gebruik
                     van maken. Dat kan verschillende redenen hebben. Ik weet ook niet hoeveel gemeenten
                     daar volgend jaar gebruik van maken. Ik heb ook gemerkt dat er wethouders waren die
                     niet bekend waren met deze mogelijkheid, maar er kunnen ook andere redenen zijn waarom
                     ... Ik hoor een reactie uit de zaal, maar het is toch echt zo. Ik denk dat het goed
                     is om in ieder geval duidelijk te hebben waar mogelijkheden liggen. Die kunnen tijdelijk
                     even lucht geven, maar mijn opmerking is echt niet bedoeld om te zeggen dat wij de
                     keuze maken dat je op die manier je structurele lasten altijd zou kunnen dekken. Die
                     keuze hebben wij nog niet gemaakt. Ik geef aan dat het in het hier en nu tijdelijk
                     ook wat lucht kan geven.
                  
De heer Krul (CDA):
Het Rijk stuurt gemeenten naar de supermarkt met een boodschappenlijstje, dat wordt
                     steeds specifieker en nauwkeuriger en we geven steeds minder huishoudgeld mee. Vervolgens
                     wordt er dan hier een soort beeld geschetst van: ja, het is een grijs gebied, die
                     medebewindstaken, en misschien dat ze kunnen interen op het eigen vermogen. Het is
                     toch extreem onwenselijk – ik zou willen vragen aan de Minister of zij dat met ons
                     eens is – dat dit de route is die we opgaan? Als wij steeds strakker gaan zitten op
                     de medebewindstaken – die maken we specifieker en die breiden we uit, we kieperen
                     er gewoon steeds meer bij – dan is het toch uiterst onwenselijk dat we zeggen: nou
                     ja, misschien kunnen gemeentes maar wat interen op het eigen vermogen? Dat zouden
                     we hier toch ook niet pikken?
                  
Minister Uitermark:
Ik ben het met u eens dat we juist niet steeds meer medebewindstaken bij gemeenten
                     moeten neerleggen, dat we juist voldoende ruimte moeten houden voor gemeenten om taken
                     in eigen autonomie uit te oefenen, maar dat is wel een spanning die we continu zien,
                     vanuit het Rijk, vanuit de kant van de regering, maar ook door vragen uit de Kamer,
                     dingen die we hier belangrijk vinden en waarvan we juist willen dat die in alle gemeenten
                     op dezelfde manier worden uitgevoerd. Precies dat geeft die spanning. Waar kunnen
                     gemeenten een eigen keuze maken en waar vinden wij als Rijk dat we moeten sturen?
                     Ik vind het zelf belangrijk dat we echt elke keer als we een taak in medebewind neerleggen,
                     echt kijken of dat per se noodzakelijk is. Dus wat mij betreft zitten we daar gewoon
                     strak op.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Uitermark:
Ik wil daar ook nog aan toevoegen dat als we het doen, er dan ook voldoende geld bij
                     moet.
                  
Dan heb ik nog het laatste blokje, inhoudelijk, over het gemeentelijke en provinciale
                     belastinggebied. Mevrouw De Vries vroeg hoe het nou staat met de gesprekken over de
                     maximering van de ozb, of ik zo spoedig mogelijk uitvoering kan geven aan het regeerprogramma
                     en met gemeenten in gesprek kan gaan over het maximeren. Dat vinden we ook belangrijk.
                     Dat gaan we ook onderzoeken. Dat ga ik niet alleen doen, maar samen met de Minister
                     van VRO. Ik zou die gesprekken ook het liefst zo snel mogelijk voeren, maar het moeten
                     wel vruchtbare gesprekken kunnen zijn en daarom is het verstandig om eerst de besluitvorming
                     dit voorjaar af te wachten alvorens heel gericht het gesprek met gemeenten aan te
                     gaan over de maximering.
                  
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Ik vind dit problematisch. We hebben gemeenten die echt zwaar in de knel zitten. We
                     zijn op zoek naar mogelijkheden om die financiële lasten wat te verlichten en we zijn
                     bezig met het maximeren van het enige ventiel dat die gemeenten nog hebben. Ik zou
                     graag van de Minister toch de toezegging hebben dat we dit pauzeren, laten we zeggen
                     op de pauzeknop drukken als het gaat om de afspraak uit het hoofdlijnenakkoord om
                     de ozb-opbrengsten te maximeren, totdat de financiën van gemeenten structureel goed
                     geregeld zijn, want anders ben je zowel de boel in de fik aan het steken als ook de
                     blusmogelijkheden weg aan het halen. Dat vind ik echt problematisch.
                  
Minister Uitermark:
Ik snap de spanning die u aangeeft, want die zie ik zelf ook. Daarom zei ik ook dat
                     we op dit moment nog niet aan die gesprekken begonnen zijn, omdat het ook vruchtbare
                     gesprekken moeten kunnen zijn. Eerst gesprekken en dan pas dingen regelen. Het moeten
                     dus vruchtbare gesprekken zijn en daar is het op dit moment te vroeg voor, maar ik
                     druk niet op een pauzeknop. Het is een afspraak uit het regeerprogramma. Dus daar
                     zal ik wel mee aan de slag gaan, maar ik zoek naar het goede moment daarvoor en op
                     dit moment is het nog echt te vroeg.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Uitermark:
Dan denk ik dat ik eigenlijk alle vragen wel heb beantwoord. Ik zie nog een vraag
                     van de heer Flach over of de UDO wel goed werkt. De Raad voor het Openbaar Bestuur
                     zegt dat de UDO zich nog niet heeft bewezen. Gezien de korte looptijd van de UDO is
                     het nog te vroeg om conclusies te trekken over het doelbereik van de UDO, maar wel
                     is duidelijk dat sinds de inwerkingtreding van de UDO de medeoverheden veel vaker
                     in een beleidsvormingsproces worden betrokken.
                  
Dan heb ik nog een andere vraag van de heer Flach, namelijk of er nog wel nieuwe taken
                     naar gemeenten moeten. Dat is net eigenlijk al aan de orde gekomen. Mevrouw Koekkoek
                     gaf ook aan dat er steeds meer taken naar gemeenten gaan en vraagt of gemeentelijke
                     taken, bijvoorbeeld studieondersteuning, naar het Rijk kunnen. Eigenlijk ben ik daar
                     net ook al op ingegaan, op de spanning met de lokale autonomie: waar legt het Rijk
                     taken neer bij de gemeenten en waar houden gemeenten daar eigen keuzemogelijkheden
                     in? Ik kijk even. Ben ik voldoende op uw vraag ingegaan?
                  
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank aan de Minister dat zij het checkt. Ik had «m wel echt voorgelegd met het idee
                     dat je op korte termijn ook zaken zou kunnen veranderen door zaken als Rijk naar je
                     terug te trekken. Zoals ik net de Minister heb gehoord, was dat meer een wat abstractere
                     reflectie op de samenwerking met betrekking tot taken en ik heb «m wel bedoeld als:
                     is het een reële optie, waar het kabinet ook aan denkt, om dit op korte termijn te
                     doen? Dat was mijn vraag.
                  
Minister Uitermark:
Theoretisch kan dat natuurlijk, maar dat is dan wel een vraag die u bij het vakdepartement
                     moet neerleggen.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Uitermark:
Voorzitter. Ook even gelet op de tijd – het is 18.10 uur – denk ik dat ik de meeste
                     vragen wel beantwoord heb.
                  
Ik heb, zie ik, nog wel een vraag van de heer Sneller, namelijk of ik voor het volgende
                     overhedenoverleg wel voldoende mandaat heb en of we moeten zorgen dat MinFin meegaat.
                     Het overhedenoverleg staat onder leiding van de Minister-President – dat heb ik net
                     ook al aangegeven – en ik doe dit samen met de medefondsbeheerder. Het kabinet spreekt
                     met één mond, ook in het medeoverhedenoverleg. Ik denk dat ik nu daar verder niets
                     over kan zeggen.
                  
Mevrouw De Vries vraagt wat de Minister van BZK doet op het gebied van de takendiscussie.
                     Ik merk dat ik heel veel vragen eigenlijk al in de eerste termijn heb beantwoord.
                     Ik zit dus even te zoeken of er nog andere vragen zijn. Als die er zijn, dan hoor
                     ik ze graag.
                  
De voorzitter:
Commissie, zijn er nog openstaande vragen? Mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
14 april is natuurlijk niet meer zo heel ver verwijderd van vandaag. Een van mijn
                     vragen was toch wel: wat gaat er in die tussentijd precies gebeuren? Wat gaat de Minister
                     doen? Ik denk dat dit wel belangrijk is, want het is kort dag; laat ik het zo maar
                     zeggen.
                  
Minister Uitermark:
Ja, het is zeker kort dag en er moet veel gebeuren. Dat gebeurt er nu ook. Zoals ik
                     aangaf, is men er vanuit mijn departement ambtelijk echt heel hard mee bezig om dat
                     goed bij elkaar te brengen, maar het vergt ook van de betrokken bewindspersonen dat
                     ze allemaal hun stap naar voren zetten. Dat gebeurt ook. Het is een proces waar we
                     nu middenin zitten en dat op 11 april tot een ontknoping komt.
                  
De voorzitter:
Daarmee komen we aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Minister.
                     Er is geen tijd voor een tweede termijn. Dat betekent dat we naar een afronding van
                     deze vergadering gaan. Heeft mevrouw Bikker toch nog een laatste opmerking?
                  
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Een punt van orde. Wat mij betreft hoeven we niet toch nog de tweede termijn in te
                     plannen, maar kunnen we dit gewoon vervolgen bij het tweeminutendebat.
                  
De voorzitter:
Ik stel inderdaad voor om geen tweede termijn in te plannen. Mocht u verder willen
                     debatteren, dan is dat uiteraard te regelen via de pv. U kunt altijd, op elk moment
                     in de tijd, een verder debat aanvragen.
                  
Dan gaan we naar de afronding. Een onderdeel daarvan zijn de toezeggingen.
– De Minister zegt toe een brief te sturen over de aanpassingen in het verdeelmodel.
                           Dat is toegezegd aan meneer Vermeer.
                        
– De Minister zegt toe een brief over de gemaakte rekenfout op te stellen, die met de
                           VNG te bespreken en die vóór het tweeminutendebat aan de Kamer te sturen. Dat is toegezegd
                           aan mevrouw Chakor.
                        
Minister Uitermark:
Ik twijfel even, want u zegt «gemaakte rekenfout». Het is dus de vraag of die fout
                     gemaakt is, maar ik snap wat u bedoelt.
                  
De voorzitter:
Dat was inderdaad de vraag. Ik constateer dat mevrouw Chakor een tweeminutendebat
                     heeft aangevraagd.
                  
– De Minister komt voor het tweeminutendebat schriftelijk terug op de mening over de
                           inzet van stelposten en op wat de Minister gaat doen voor het overhedenoverleg van
                           14 april. Dat is toegezegd aan mevrouw De Vries.
                        
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het betrof specifiek de stelpost onderuitputting, want anders krijgen we waarschijnlijk
                     een heel exposé over tientallen stelposten die misschien opgenomen zouden kunnen worden,
                     en dat was niet de vraag. De vraag was specifiek deze; dat beperkt misschien ook de
                     workload op het ministerie.
                  
De voorzitter:
Dat is goed, duidelijk.
Minister Uitermark:
Voorzitter. Mag ik er nog aan toevoegen ...
De voorzitter:
De Minister.
Minister Uitermark:
Ik heb toegezegd om de brief waar mevrouw Chakor om vraagt, aan te leveren voor het
                     tweeminutendebat, maar ik weet niet wanneer het tweeminutendebat is. Dus dat is ...
                  
De voorzitter:
Ik heb begrepen dat het volgende week al plaatsvindt.
Minister Uitermark:
Ik heb daarvoor wel overleg met de VNG nodig, dus ik vraag ...
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
De VNG is er vanavond, dus volgens mij kan dat heel makkelijk. Het lijkt mij makkelijk!
De voorzitter:
Ik stel u voor om dat verder buiten de vergadering te regelen. Dat kan altijd.
Minister Uitermark:
Ik wil zeggen dat ik me er echt voor inzet om het voor het tweeminutendebat, als dat
                     volgende week al is, zo goed mogelijk op papier te krijgen.
                  
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dat waardeer ik, dat die brief volgende week komt.
De voorzitter:
Mevrouw Chakor, dank daarvoor. Mevrouw De Vries, in laatste aanleg.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Misschien heb ik het gemist, maar de toelichting op de stelpost onderuitputting komt
                     dan ook voor het tweeminutendebat.
                  
De voorzitter:
Ik heb u niet helemaal kunnen verstaan. Kunt u het iets harder zeggen?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik zei: voor het toegezegde terugkomen op de stelpost onderuitputting geldt dan ook
                     dat dat gebeurt voor het tweeminutendebat.
                  
De voorzitter:
Ik antwoord alvast: ja. Maar ik kijk toch voor alle zekerheid naar de Minister.
Minister Uitermark:
Ik zou het wel willen toezeggen, maar ik krijg echt te horen dat dat ook afstemming
                     met het Ministerie van Financiën vergt. Het wordt allemaal wel heel krap in de tijd.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Voorzitter, dan zou ik het volgende willen voorstellen. Ik snap de spoed, maar laten
                     we het tweeminutendebat dan een week later doen, zou ik zeggen. Dan is er ook iets
                     meer tijd voor die VNG-brief. Maar ik zit er ook wel mee dat we dan niks meer kunnen.
                  
De voorzitter:
Op zich gaan wij daar niet over. Mevrouw Chakor, u wilde dat denk ik ook bevestigen?
                     Klopt, de planning van het tweeminutendebat gaat via plenair.
                  
Daarmee komen we aan het einde van de eerste termijn, en in dit geval ook aan het
                     einde van de vergadering. Ik dank u voor uw inbreng. Ik dank de aanwezigen in alle
                     zalen, die zich toch best wel rustig hebben gedragen.
                  
(Hilariteit en applaus op de publieke tribune)
De voorzitter:
Ik wens u allemaal wel thuis.
Sluiting 18.18 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken - 
              
                  Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.