Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 25 maart 2025, over de Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie
21 501-28 Defensieraad
Nr. 282
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 25 april 2025
De vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben
                  op 25 maart 2025 overleg gevoerd met de heer Brekelmans, Minister van Defensie, over:
               
− de brief van de Minister van Defensie d.d. 24 maart 2025 inzake geannoteerde agenda
                           informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie 2 en 3 april 2025 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 275);
− de brief van de Minister van Defensie d.d. 10 december 2024 inzake verslag informele
                           Raad Buitenlandse Zaken Defensie 19 november 2024 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 274).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Kahraman
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van der Plas
De griffier van de vaste commissie voor Defensie, De Lange
Voorzitter: Faddegon
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Boswijk, Van der Burg, Dassen, Olger
                  van Dijk, Faddegon, Nordkamp, Oostenbrink en Paternotte,
               
en de heer Brekelmans, Minister van Defensie.
Aanvang 19.00 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering. Vanavond is het commissiedebat Informele Raad Buitenlandse
                     Zaken Defensie. Welkom aan de Minister en zijn ondersteuning. Welkom aan de Kamerleden.
                     Ik denk dat we snel van start kunnen gaan. We hebben afgesproken om het voor dit debat
                     in eerste instantie op drie interrupties te houden. U heeft een spreektijd van drie minuten.
                     We willen namelijk om 21.00 uur klaar zijn. Vandaar dat u in de procedurevergadering
                     zelf heeft verzocht om een beetje haast erachter te zetten. Dat gaan we dus doen.
                     Ik begin meteen met de eerste spreker, meneer Nordkamp. Aan u het woord.
                  
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. De afgelopen weken is er veel gebeurd en nog meer gesproken. We
                     leven in een historische tijd waarin de Europese Unie lijkt te ontwaken als een serieuze
                     defensie-unie. GroenLinks-Partij van de Arbeid kan dit alleen maar steunen. Wij staan
                     voor een staat die zich ontfermt over zijn burgers, en dus ook voor een Unie die zich
                     ontfermt over de veiligheid van ons continent. Te lang hebben we verdeeldheid ons
                     laten verzwakken. Dit kunnen we ons niet langer meer veroorloven. De veiligheid van
                     ons continent staat of valt met de veiligheid van Oekraïne.
                  
Mijn fractie was daarom blij met de toegezegde 3,5 miljard voor 2026. We vragen ons
                     wel af of Oekraïne tot 2026 kan wachten of dat er eerder steun zou moeten komen. Daarom
                     vraag ik aan de Minister hoe hij hiernaar kijkt, vooral nu de ambitieuze plannen van
                     Kallas lijken te stranden, onder andere door een veto van Poetinvriend Orbán en terughoudendheid
                     van de zuidelijke lidstaten, en nu afgezwakt zijn naar een voorstel van 5 miljard
                     voor munitie. De vraag aan de Minister is wat het standpunt van Nederland was met
                     betrekking tot het oorspronkelijke plan, hoe de Minister het huidige plan beoordeelt
                     en of men in Europa kan rekenen op Nederlandse steun.
                  
Het is goed nieuws dat de tweede tranche aan windfall profits op korte termijn beschikbaar
                     zal zijn. Kan de Minister deze tijdspanne iets verder specificeren? Dit bedrag zal
                     via de EPF door verschillende landen besteed worden. Hoe gaat Nederland hier gebruik
                     van maken en hoeveel? Er gaan inmiddels stemmen op, zo ook in Nederland, om niet alleen
                     de windfall profits af te romen, maar simpelweg de bevroren Russische tegoeden zelf
                     te confisqueren. Dit lijkt ons een verstandige aanpak om de steun aan Oekraïne significant
                     te vergroten. Onze vraag is: zal dit besproken worden tijdens de Raad; zo nee, is
                     de Minister bereid om dit te agenderen, en zo ja, wat gaat het Nederlandse standpunt
                     dan zijn? Hoe beoordeelt de Minister de uitspraken van de Belgische premier dat dit
                     zou neerkomen op een oorlogsverklaring aan Rusland?
                  
De coalition of the willing en onze betrokken planner zitten ondertussen natuurlijk
                     ook niet stil. De coalitie komt donderdag bijeen in Parijs. Zou de Minister ons kunnen
                     meenemen in welke duit Nederland hierbij in het zakje zal doen? Wat zijn wij bereid
                     beschikbaar te stellen? Ik neem aan dat dit inmiddels al is geïnventariseerd.
                  
European Readiness 2030, het plan voor volledige Europese paraatheid in 2030, is broodnodig.
                     De deadline van 2030 is al over vijf jaar, dus haast is geboden. Getreuzel en terughoudendheid
                     kunnen we ons niet permitteren. Ik kijk dan ook uit naar een spoedige kabinetsreactie
                     en ga ervan uit dat deze zeer welwillend zal zijn, gezien de steun die Nederland op
                     6 maart uitsprak. GroenLinks-PvdA vreest dat Nederland anders het risico loopt in
                     het rijtje van Trump en van oudsher Poetingezinde krachten terecht te komen, die de
                     ontwaking van Europese zelfverzekerdheid zullen afremmen.
                  
Wat ons betreft is het onvermijdelijk dat we hard inzetten op verdere Europeanisering
                     van onze veiligheid. Dit betekent uiteraard ook dat Nederland volop meedoet met Europese
                     projecten, of mee zou moeten doen. Dat zal onze industrie ook helpen, want het kan
                     haar verzekeren van een aandeel in de toeleveringsketens onder grotere defensiebedrijven.
                     Kan de Minister met dit in het achterhoofd aangeven waarom Nederland zich nog niet
                     heeft aangesloten bij het project FCAS? Juist ook in het licht van de zorgen die leven
                     onder de F-35, is het een onbegrijpelijke keuze om geen aansluiting te zoeken bij
                     het ontwikkelen van de volgende generatie Europese vliegtuigen. Ik verzoek graag daar
                     een toelichting op.
                  
Voor zover.
De voorzitter:
Dank u. Dan geef ik het woord aan de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Poetin wil helemaal geen vrede. Hij wil Oekraïne van de kaart vegen. Gisteren
                     nog raakten 101 Oekraïners, waaronder 17 kinderen, gewond bij een aanval op een woonwijk,
                     een school en een ziekenhuis in Soemy, een stad waar vorig jaar nog een Kamercommissie
                     met ook deze Minister is geweest. Dit onderstreept de absolute nietsontziende wreedheid
                     vanuit het Kremlin en dus ook de opdracht dat wie een einde aan die oorlog wil, moet
                     zorgen dat Poetin er niet mee door kan gaan. Oekraïne heeft alle steun nodig.
                  
Dan kijken we naar het kabinet. De Europese Commissie heeft bij monde van Kaja Kallas
                     duidelijke plannen op tafel gelegd voor 40 miljard aan extra militaire steun, maar
                     Zuid-Europa zette de hakken in het zand. Zelfs een concreet voorstel voor 2 miljoen
                     artilleriegranaten, waar Zelensky nog expliciet om gevraagd had, kreeg onvoldoende
                     steun. Zal deze Minister alles op alles zetten om zijn collega’s ervan te overtuigen
                     dat juist nu extra steun nodig is? Is het kabinet bereid om in de tussentijd zelf
                     meer te doen, bijvoorbeeld door een stuk van de 3,5 miljard in de boeken van 2026
                     naar dit jaar te halen, zodat we Oekraïne kunnen steunen nu het telt?
                  
Afgelopen donderdag kwamen militaire leiders van de coalition of the willing opnieuw
                     bij elkaar. Terwijl deze coalitie pas net uit de startblokken is, verliest Nederland
                     eigenlijk al de aansluiting. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Zweden, Denemarken
                     en zelfs Australië hebben namelijk al aangegeven bereid te zijn om troepen te leveren
                     voor een vredesmacht. Nederland heeft alleen gezegd mee te willen denken. Kan het
                     kabinet ondubbelzinnig duidelijk maken of Nederland, uiteraard onder de juiste voorwaarden,
                     troepen zal leveren, ja of nee?
                  
Voorzitter. In de eindeloze kabinetsreactie op de motie-Eerdmans wordt twintig keer
                     bevestigd dat ieder concreet defensievoorstel van de Europese Commissie eerst nog
                     langs de Kamer zal komen. In de Kamer horen we Wilders vervolgens zeggen dat de kans
                     – ik citeer – «heel groot» is dat de PVV dat vervolgens niet zal steunen. Duidelijker
                     dan dit wordt het niet. Het kabinet, de premier en deze Minister zijn aan de ketting
                     gelegd. Ondertussen gaat Europa door. Emmanuel Macron noemt de inzet van defensiebonds
                     «onvermijdelijk». De Commissie gaat op zoek naar nieuwe budgetinstrumenten. Ik vraag
                     me af hoe de Minister daar nou mee omgaat. Gaat hij zich nu actief tegen deze stappen
                     verzetten? Voelt hij zich gesteund om door te gaan met alle ReArm Europevoorstellen
                     vanuit de Europese Commissie?
                  
Het white paper van de Commissie geeft verdere invulling aan de plannen. Landen kunnen
                     begrotingsruimte vier jaar oprekken. Als er meer vraag is dan de 150 miljard aan gezamenlijke
                     leningen, gaat de Commissie kijken naar nieuwe instrumenten. Geeft het kabinet nou
                     wel of geen steun aan de 150 miljard aan gezamenlijke leningen voor onze veiligheid
                     en defensie? Het is een hele simpele vraag: staat dit kabinet wel of niet pal achter
                     de plannen over de toekomst van de Europese defensie in het nieuwe white paper?
                  
Afrondend, voorzitter. Gisteren kwam het ministerie met grote plannen om door te groeien
                     tot 200.000 mensen. Dat is ambitieus en duidelijk. Maar in de beslisnota las ik dat
                     er geen financiering voor is. Hoe zit dat? Kan de Minister inzichtelijk maken wat
                     de kosten van zo’n groei zouden zijn?
                  
De voorzitter:
Dank u wel. U had nog drie seconden over. Keurig.
De heer Paternotte (D66):
O! Dan zou ik, voorzitter, nog een vraag willen toevoegen.
De voorzitter:
Helaas. Zo tolerant ben ik ook weer niet. Ik geef het woord aan de heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Ondertussen zeggen de VS dat ze graag met Rusland in gesprek zijn
                     over vrede. Maar gisteren zagen we weer een bruut bombardement van Poetin op een kinderziekenhuis.
                     Dat maakt wederom duidelijk dat Poetin absoluut geen trek heeft in vrede. Er is hier
                     een clash van wereldinzicht gaande. We moeten er niet naïef in zitten wat betreft
                     de vraag of er op korte termijn vrede gaat komen. Juist nu heeft Oekraïne dan ook
                     extra steun nodig van de bondgenoten. Dat betreft dan de Europese bondgenoten, welteverstaan,
                     want gisteren zagen we het hallucinante appverkeer van de Amerikaanse machtshebbers.
                     Niks bondgenootschap, wat mij betreft. Ik hoor daar graag een reactie van de Minister
                     op. Hoe leest hij deze appjes? Wat vindt hij van hoe er hier over Europa gesproken?
                  
Voorzitter. Wat gaat de Minister doen om de deal van 40 miljard aan militaire steun
                     voor Oekraïne erdoorheen te krijgen? Wat is de bijdrage daaraan? Kunnen we nu alvast
                     18 miljard van de bevroren Russische tegoeden direct in de Oekraïense defensie-industrie
                     steken? Dat bedrag hebben ze nodig. Daarvoor hebben ze capaciteit. Laten we daar dus
                     niet op wachten. Laten we dat stuk alvast investeren. Het zou een flinke klap zijn
                     voor Poetin. Ik overweeg hierover een motie.
                  
Voorzitter. Oekraïne heeft keiharde veiligheidsgaranties nodig vanuit Europa. Maar
                     die garanties zijn niks waard als Europa niet in staat is om zichzelf te verdedigen.
                     Daarin schiet het plan van de Eurocommissaris Kubilius op dit moment tekort. Dit plan
                     vertrouwt namelijk nog te veel op de Verenigde Staten. Hoe gaat de Minister er dus
                     voor zorgen dat Europa de plannen maakt om zelf de klus te kunnen klaren? Hoe gaat
                     de Minister de motie om ons zelfstandig zonder de VS te kunnen verdedigen, die eerder
                     samen met NSC is ingediend en die is aangenomen, uiteindelijk uitvoeren?
                  
Voorzitter. Daarnaast is het plan van de Commissie nog steeds veel te internationaal
                     ingestoken. Daar schuilt wat mijn fractie betreft het gevaar in dat het meer van hetzelfde
                     gaat zijn. Dat terwijl dit voor Europa juist een kans zou moeten zijn om daadwerkelijk
                     Europees te investeren, met gezamenlijke militaire capaciteiten. Zo bouwen we de Europese
                     defensie-industrie op. Wat vindt de Minister van het plan om het defensiematerieel
                     gezamenlijk te laten aankopen door de Commissie? Ziet de Minister ook dat we alleen
                     op deze manier, dus gezamenlijk, de strategic enablers, die we nu niet hebben, nu
                     de afhankelijkheid van de Verenigde Staten zo groot is, kunnen aanschaffen?
                  
Voorzitter. Tot slot heb ik nog twee andere punten. Zijn er opties om Moldavië in
                     de plannen te betrekken? Zo heeft ook Oekraïne een speciale status.
                  
Wat is de voortgang van het ELSA-initiatief?
Tot slot, voorzitter. Vandaag zag ik een bericht van de Oekraïense ambassade over
                     een film, Russians at War. De regisseur daarvan komt naar Nederland. In dat stuk van
                     de ambassade staat dat dit een beïnvloedingscampagne van de Russische geheime dienst
                     zou zijn. Ik zou hier graag een reactie van de Minister op willen krijgen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U deed het nog beter. U had dertien seconden over.
De heer Dassen (Volt):
Dan ...
De voorzitter:
Nee, helaas. Ik ben alleen scheidsrechter. Ik vertel het zoals het is. Meneer Boswijk,
                     u heeft het woord.
                  
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter, ik sluit me gelijk aan bij het laatste punt van collega Dassen over de
                     Russische propaganda, die mogelijk op de Universiteit Leiden gaat worden vertoond.
                     Dat kan toch niet waar zijn?
                  
Voorzitter. Vorige week heeft de Europese Commissie het witboek over de toekomst van
                     de Europese defensie uitgebracht. Daarin staat de doelstelling dat Europa zich moet
                     herbewapenen, zodat de Europese krijgsmachten uiterlijk in 2030 in staat zijn om Europa
                     te verdedigen. Het kabinet komt met een uitgebreide reactie op de voorstellen uit
                     het witboek. Ik heb wel alvast de volgende vragen. Wanneer krijgt de Kamer deze reactie?
                     De Commissie heeft zeven domeinen aangewezen. Is de Minister het eens met de lijst
                     van de prioritaire domeinen? Op welke domeinen zou Nederland specifiek een leidende
                     rol kunnen gaan spelen? Waar zet het kabinet op in?
                  
De Commissie pleit daarnaast ook voor de inzet op gezamenlijke aanschaf op zeven domeinen.
                     Als de Commissie met voorstellen komt om namens lidstaten materieel in te kopen, staat
                     Nederland daar dan positief tegenover? Wat het CDA betreft wel! Onder welke voorwaarden
                     zou Nederland akkoord kunnen gaan met gezamenlijke inkoop voor de Europese Commissie?
                  
Voorzitter. De Europese Raad van vorige week liet helaas enkele scheurtjes in de Europese
                     eensgezindheid zien. Het plan van Hoge Vertegenwoordiger Kallas om nog dit jaar 20
                     miljard tot 40 miljard vrij te maken voor militaire steun aan Oekraïne heeft het niet
                     gehaald, omdat Frankrijk, Italië en Slowakije kritisch zijn op het plan. Daarnaast
                     lijkt het plan ReArm Europe van naam veranderd te zijn, namelijk in Readiness 2030,
                     omdat Italië en Spanje proberen om investeringen breder te trekken, onder andere naar
                     de energie-infrastructuur. Dat straalt niet de urgentie uit die de steun aan Oekraïne
                     en de herbewapening van Europa op dit moment nodig hebben. Het enige enigszins positieve
                     is dat hiermee in ieder geval niet meer het beeld ontstaat dat Nederland als enige
                     naast Hongarije op de rem staat in tijden waarin urgentie en snelheid juist nodig
                     zijn. Hoe gaat de Minister zich opstellen in de discussie om Oekraïne op zo kort mogelijke
                     termijn extra militaire steun te verlenen? Ik sluit me aan bij de opmerkingen van
                     onder anderen collega Paternotte, Dassen en volgens mij ook collega Nordkamp over
                     de bevroren Russische tegoeden.
                  
Voorzitter. In de media lezen we dat de Europese NAVO-landen bezig zijn met een plan
                     waarmee binnen vijf tot tien jaar de rol van Amerika overgenomen kan worden. In de
                     berichtgeving wordt geschreven dat het hier gaat om Engeland, Frankrijk, Duitsland
                     en de Scandinavische landen. Klopt het dat Nederland hier niet bij aan tafel zit?
                     Zo nee, op welke wijze praat Nederland hier dan wel over mee?
                  
Voorzitter. Collega Paternotte en collega Dassen stelden ook al de vraag hoe het zit
                     met de financiële dekking, onder andere in verband met de 3,5% die wordt gelanceerd?
                     Wanneer kunnen we daar iets over verwachten? In het licht daarvan stond ook de brief
                     van gisteren over de groei naar 200.000 militairen. Dat is natuurlijk ontzettend ambitieus.
                     Alle steun wat het CDA betreft, maar het valt of staat natuurlijk wel met de vraag
                     of er geld voor is. In de brief stond dat dat er nog niet is. Kan de Minister bevestigen
                     dat geld niet het probleem gaat zijn bij de uitvoering van dit plan?
                  
Ten slotte, voorzitter. Een paar weken geleden is een motie van mij aangenomen die
                     het ministerie opriep om particuliere initiatieven die hulp verlenen aan Oekraïense
                     militairen en eenheden, te ondersteunen. Ik begrijp van zowel de Oekraïense ambassade
                     als de particuliere initiatieven waar het over gaat, dat ze nog niks hierover hebben
                     vernomen. Kan dit prioriteit krijgen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wou heel even opmerken dat u iets buiten de agenda ging. Het personeelsbeleid
                     staat op dit moment niet op de agenda. Ik laat het dus aan de Minister over om te
                     bezien of hij daarop wel of niet wil antwoorden. We gaan door met de volgende spreker,
                     de heer Oostenbrink.
                  
De heer Oostenbrink (BBB):
De microfoon staat aan. Het is altijd even testen om te kijken of het goed gaat.
Dank u wel, voorzitter. De Europese Commissie heeft met haar plan voor Paraatheid
                     2030 en ReArm Europe een paar flinke stappen gezet om de verdediging en veiligheid
                     van Europa goed op de kaart te zetten. Het hoofddoel hiervan juichen we absoluut toe,
                     namelijk een sterker, onafhankelijker, zelfredzamer en weerbaarder Europa. Ik ben
                     het vanuit de BBB ook helemaal eens met de plannen die ik hiervoor hoorde over het
                     aanstippen van de bevroren Russische tegoeden.
                  
Wat wil ik de Minister graag meegeven? Tijdens de Europese Raad werd het plan van
                     Kallas besproken om 20 miljard tot 40 miljard vrij te maken voor steun aan Oekraïne.
                     Is dit boven op de 40 miljard die de NAVO voor dit jaar ter beschikking heeft gesteld
                     aan Oekraïne? Weet de Minister daarnaast waarom landen zoals Frankrijk, Italië en
                     Slowakije hier nou juist zo kritisch over waren, terwijl zij dat niet waren over het
                     aangaan van de eurobonds en het loslaten van de begrotingsregels?
                  
Wat betreft de coalition of the willing heeft het Verenigd Koninkrijk aangegeven dat
                     het geen troepen wil leveren zolang de Verenigde Staten geen dekking geven. Wat betekent
                     dit voor het Nederlandse standpunt op dit vlak, zowel te land, ter zee als vanuit
                     de lucht?
                  
Dat het grootste deel van de Tweede Kamer tegen het aangaan van eurobonds en gemeenschappelijke
                     schulden is, moge duidelijk zijn. Wij willen nogmaals benadrukken dat een sterke economie
                     ook een krachtig wapen is, zolang die ondersteund wordt door gezonde Europese overheidsfinanciën.
                     Voor BBB zijn lidstaten daarom altijd eerst zelf verantwoordelijk om een NAVO-norm
                     te halen, voordat zij bij anderen hun hand ophouden. De Europese Commissie stelde
                     voor om flexibeler om te gaan met het Stabiliteits- en Groeipact. Hoe wordt daarbij
                     de genoemde schuldhoudbaarheid op de middellange termijn gedefinieerd en gecontroleerd?
                  
Daarnaast zien wij ook risico’s in de onervarenheid van de Europese Commissie als
                     het gaat om het aanschaffen van defensiemateriaal. Dit zijn veelal gecompliceerde
                     contracten met veel valkuilen en dat is een rol die wij liever niet willen beleggen
                     bij de Europese Commissie. Uit het lijstje van de priority capability areas wil BBB
                     graag weten wat de status is van onze eigen Nederlandse luchtverdediging en wat voor
                     opschaling hiervan nog nodig is om onze bevolking volledige bescherming te kunnen
                     bieden. Daarnaast willen we nog toevoegen dat het van belang is dat we voor wat betreft
                     besturingssystemen en satellieten onafhankelijk op eigen benen kunnen staan.
                  
Nederland is een transport- en doorvoerland met grote havens en infrastructuur die
                     ingericht zijn om ook andere delen van Europa snel te kunnen ontsluiten. Daarom is
                     de BBB verheugd dat militaire mobiliteit hoog op de agenda staat in deze Brusselse
                     plannen. Met verwijzing naar het rapport van de Europese Rekenkamer zijn er immers
                     ook in Nederland veel strategische infrastructuurknelpunten die opgelost moeten worden.
                     Hoe is de Minister voornemens om hierbij aan te sluiten? Hoe wordt toegezien op de
                     defencewashing waar Dombrovskis op zinspeelde? En hoe wordt voorkomen dat een land
                     ineens de pensioenen van oud-militairen gaat verhogen als onderdeel van dit pakket?
                     Dat heeft namelijk niets te maken met de grotere paraatheid van Europa en daaraan
                     moeten wij als Nederland niet aan mee willen betalen.
                  
Tot slot, voorzitter. Het is logisch dat er veel aandacht is voor de oorlog in Oekraïne.
                     Dat is het meest urgente wat we moeten neerleggen en benoemen. Kan de Minister aangeven
                     welke andere conflicten en risicogebieden ook zijn aandacht hebben, om te voorkomen
                     dat we straks andere ontwikkelingen uit het oog zijn verloren?
                  
Dank voor uw aandacht.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van der Burg.
De heer Boswijk (CDA):
Ik had nog een interruptie.
De voorzitter:
Ja. Ik herinner u er nog even aan dat als u langer dan 45 seconden nodig heeft – wij
                     houden dat hier stipt bij – het geldt als twee interrupties. Dat weet u.
                  
De heer Boswijk (CDA):
Oké, maar ik heb nog wel een interruptie toch?
De voorzitter:
U staat nog op nul en we zetten de klok pas aan als u begint te praten.
De heer Van der Burg (VVD):
Boswijk moet je kort houden.
De heer Boswijk (CDA):
Al moet ik zeggen dat ik altijd wel hele goede interrupties heb. Nee, voorzitter.
                     Ik hoor bij de collega van de BBB toch een beetje wantrouwen richting de Europese
                     Commissie. Hebben zij wel ervaring met de complexe procedures van gemeenschappelijk
                     aanschaffen? Tegelijkertijd hoor ik een pleidooi dat vooral satellieten een belangrijk
                     punt zijn. Is het dan niet handig dat je juist zo’n strategisch middel als een satelliet
                     gemeenschappelijk aanschaft?
                  
De heer Oostenbrink (BBB):
Ik denk zeker dat het goed is als we dat gemeenschappelijk doen. De vraag die wij
                     hebben, is alleen of het verstandig is om dat ook echt bij de Europese Commissie zelf
                     neer te leggen. Zij hebben aangegeven dat zij dat als inkooporganisatie willen doen,
                     maar het verleden heeft aangetoond dat dat niet de plek is waar we dat zouden moeten
                     beleggen.
                  
De voorzitter:
Uw tweede interruptie.
De heer Boswijk (CDA):
BBB zegt nu eigenlijk: wij vertrouwen de Europese Commissie niet; we vertrouwen ze
                     dat niet toe, dat is voor hen te ingewikkeld. Wie zou dan die grensoverschrijdende
                     investeringen moeten doen als het om hele complexe systemen gaat? Het is wellicht
                     heel complex. Als wij bijvoorbeeld een satelliet willen waar we alle 27 baat bij hebben,
                     dan kan het heel lang duren voordat we eruit zijn wie die moet gaan kopen. Dan zijn
                     we misschien daar weer heel veel tijd voor kwijt.
                  
De heer Oostenbrink (BBB):
Wat wij voornamelijk aangeven, is dat wij liever niet willen – dat zei ik letterlijk
                     – dat de Europese Commissie de inkooporganisatie gaat vormen, omdat ze in het verleden
                     heeft aangetoond dat minder goed te kunnen. Wij zouden er eerder voor willen pleiten
                     dat bijvoorbeeld tien verschillende landen een samenwerking vormen, zodat je het materieel
                     wel gezamenlijk kan inkopen. Maar we zien liever niet specifiek de EC als inkooporganisatie
                     of -instituut.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie, meneer Paternotte?
De heer Paternotte (D66):
Ja, en die is korter dan 45 seconden.
De voorzitter:
45 is prima, als u daarbinnen blijft. Gaat uw gang.
De heer Paternotte (D66):
Ik hoorde de heer Oostenbrink praten over de eurobonds. Hij zei: het is duidelijk
                     dat een groot deel van de Kamer daartegen is. Maar daarmee is natuurlijk het verhaal
                     nog niet ten einde, want hij zegt tegelijk: ik vind ReArm Europe wel een goed pakket.
                     Maar ja, als je tegen eurobonds bent, dan moet het natuurlijk op een andere manier
                     betaald worden. Zegt hij dan: ik wil de belastingen verhogen? Of wilt u bezuinigen?
                     Welke van de twee kiest u dan? Want ja, als je niet wilt lenen, dan moet je een van
                     die twee doen.
                  
De heer Oostenbrink (BBB):
Als het gaat om het ophalen van het geld, wat niet door middel van die eurobonds en
                     de gemeenschappelijke belening moet plaatsvinden, willen we in ieder geval terugverwijzen
                     naar de landen die nog niet voldoen aan het percentage dat we in dit geval aan de
                     NAVO-norm hebben geplakt. We zouden dus als eerste willen zien dat we dat op peil
                     hebben, voordat we bij wijze van spreken met z’n allen de boot in gaan wat betreft
                     het aangaan van eurobonds en gemeenschappelijke leningen.
                  
De voorzitter:
Nogmaals, als tweede interruptie.
De heer Paternotte (D66):
Klaas Knot zei ook dat er nu een soort hyperventilatie is over de eurobonds, want
                     – dat zeggen veel economen – eigenlijk ben je financieel veel beter af als je een
                     stap zet waardoor je landen die al diep in begrotingstekorten zitten, niet nog over
                     de rand duwt door te zeggen dat je niks gezamenlijk doet, terwijl dit juist het moment
                     is waarop we gezamenlijk behoorlijk betaalbaar kunnen lenen. Mijn vraag is of de heer
                     Oostenbrink nou zegt: als die landen niet in staat zijn om de defensie-uitgaven verder
                     te verhogen, boven op wat ze nu natuurlijk toch al moeten doen in dat pakket, dan
                     maar niet? Zegt hij: dan doen we die investeringen maar niet? Of zegt hij dat er dan
                     maar een andere oplossing moet worden gevonden? Maar dan ben ik benieuwd wat zijn
                     antwoord daarop is.
                  
De heer Oostenbrink (BBB):
Dank u wel voor deze interruptie. Wat betreft een eventuele andere oplossing zou ik
                     meer denken aan een soort gezamenlijk fonds dat we zouden kunnen oprichten, waarbij
                     we bijvoorbeeld ook landen zoals het Verenigd Koninkrijk kunnen betrekken. Dat is
                     ook eerder gebeurd. Ten tijde van de val van de Muur hebben we een fonds opgericht
                     ter heroprichting en wederopbouw van Midden- en Oost-Europa. Dat was toentertijd een
                     succes. Ik denk dat we dat soort vormen ook moeten meenemen in de overwegingen met
                     betrekking tot ervoor zorgen dat we dat in gezamenlijkheid alsnog kunnen doen.
                  
De heer Paternotte (D66):
Nu heet het «een gezamenlijk fonds». Het maakt mij natuurlijk niet zo veel uit hoe
                     het heet. Alleen, geld moet altijd ergens vandaan komen. Ik hoor de hele tijd van
                     de hele coalitie alleen maar waar het níét vandaan moet komen. Nu hoor ik van de heer
                     Oostenbrink hier weer iets over een gezamenlijk fonds, maar een gezamenlijk fonds
                     moet ook gevuld worden. Wat wil hij daar nou voor doen, belastingen verhogen of bezuinigen?
                  
De heer Oostenbrink (BBB):
Ik denk dat er in dit geval meerdere opties zijn. Zoals ik al eerder heb gezegd, is
                     het verstandig dat de landen die nog niet voldoen aan de 2%-norm van de NAVO, daar
                     in ieder geval verder op moeten gaan letten en moeten zorgen dat ze die behalen. Daarnaast
                     kreeg ik de vraag om te kijken wat eventuele alternatieven daarvoor zijn. Een fonds
                     is een van die eventuele alternatieven. Op de eerste plek staat voor ons nog steeds:
                     probeer er ook als NAVO-landen voor te zorgen dat ze die 2% echt moeten gaan halen,
                     zodat ze dat vanuit de eigen begroting gewoon kunnen aanvullen.
                  
De heer Dassen (Volt):
De heer Paternotte verwijst natuurlijk terecht naar het punt dat de heer Klaas Knot
                     zei dat de politiek niet zo moet hyperventileren. Het voordeel van gemeenschappelijke
                     leningen is dat heel veel landen in Europa de leningen tegen een goedkopere rente
                     kunnen afsluiten en deze investeringen daardoor dus goedkoper kunnen doen. Waarom
                     is dat belangrijk? Zodat wij met elkaar de veiligheid in Europa kunnen waarborgen.
                     Waarom is de BBB daar zo fundamenteel tegen?
                  
De heer Oostenbrink (BBB):
De mening van Klaas Knot is voor ons ook een mening. Daar zijn er meerdere van. Ik
                     zeg altijd: ook daarin moet je je nooit vastpinnen op één mening, maar moet je breder
                     kunnen kijken. Wat betreft het aanvullen en wat ik eerder zei over het behalen van
                     die fondsen: we kunnen dat uit de eigen begroting halen door dat ook aan te vullen
                     tot 2%. Op het moment dat we met z’n allen toch verdergaan met eurobonds, ziet de
                     BBB gewoon grote risico’s als het gaat om het gezamenlijk lenen. Dat maakt dat lenen
                     voor ons duurder wordt. Daarnaast kan je de bewijzen van onze kredietwaardigheid daarmee
                     ook verzwakken. Dat willen wij gewoon te allen tijde voorkomen.
                  
De voorzitter:
Er is een vervolginterruptie.
De heer Dassen (Volt):
Ja, want ik wil het toch wat beter begrijpen. Wat betreft de kredietwaardigheid gaat
                     het om enkele tientallen miljoenen die het misschien wat duurder zouden maken om te
                     lenen. Maar kijk naar het voordeel dat er is als je die investeringen gezamenlijk
                     doet en naar de voordelen die er zijn voor landen die op dit moment niet de mogelijkheid
                     hebben om binnen hun begrotingen deze gigantische investeringen te doen. Dat is volgens
                     mij een afweging die we met elkaar moet maken. Wij zeggen dat die afweging heel makkelijk
                     is. Dit geld is nu zo hard nodig om te zorgen dat we Europa weten te bewapenen tegen
                     de dreiging van Poetin. Als we dat niet doen, is de schade zo enorm dat we bereid
                     moeten zijn om ook te zeggen: we moeten het op de koop toe nemen dat het ons iets
                     extra geld kost aan rente, maar het zorgt er wel voor dat al die landen ook gaan investeren
                     in onze noodzakelijke veiligheid. Dat is toch het risico dat op dit moment de hoogste
                     prioriteit zou moeten krijgen?
                  
De heer Oostenbrink (BBB):
Als het gaat om de prioriteiten die we met elkaar hebben, dan zijn wij, zoals ik ook
                     al eerder heb aangegeven, voor een gezamenlijk optrekken in het versterken van dan
                     wel de defensie-industrie dan wel alles wat daarbij komt. Onze oproep daarin is en
                     blijft om ervoor te zorgen dat de landen die nog niet aan die 2% voldoen, daar ook
                     werkelijk aan gaan voldoen. Daarbij heb ik ook als alternatief aangegeven om te kijken
                     naar een bepaald investeringsfonds dan wel een fonds dat kan helpen met bijvoorbeeld
                     wederopbouw, om daarmee gezamenlijk defensie-investeringen te kunnen doen. Daarin
                     kan je ook landen betrekken zoals het Verenigd Koninkrijk of andere landen, zodat
                     je met elkaar sterker staat. Waar het gaat om de gemeenschappelijke leningen en de
                     eurobonds voorziet de BBB gewoon grote risico’s, zoals we die ook hebben gezien bij
                     bijvoorbeeld een coronaherstelfonds. Wij zien dat op dit moment gewoon niet zitten,
                     omdat de consequenties daarvan te veel risico’s met zich meebrengen voor de stabiliteit
                     van onze eigen economie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Geen verdere interrupties? Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der
                     Burg voor zijn inbreng.
                  
De heer Van der Burg (VVD):
Voorzitter. Ik denk dat de debatten van de afgelopen twee weken door de Minister met
                     een milde glimlach en een grote tevredenheid zijn gevolgd. In ieder geval wel door
                     mij, want we kunnen constateren dat inmiddels de hele coalitie heeft uitgesproken
                     volledig achter ReArm te staan, inclusief het overgrote deel van de oppositie, hetgeen
                     dus betekent dat deze Minister als geen ander van de bewindspersonen gesteund wordt
                     door de Tweede Kamer. Daarnaast wordt door mijn coalitiepartners ook voortdurend uitgesproken
                     dat als je nog tekorten hebt, je je tekorten niet moet vergroten in Europa, maar dat
                     je juist moet zorgen voor goed, degelijk financieel beleid. Dat maakt de onderhandelingen
                     straks voor de Voorjaarsnota een stuk beter, want daarin is het hoofdlijnenakkoord
                     ook vrij duidelijk, en dat helpt.
                  
Ik stop even, meneer de voorzitter, omdat ik de heer Paternotte zag bewegen.
De voorzitter:
Ja, maar helaas, de heer Paternotte heeft zijn interrupties verbruikt. Hij heeft ze
                     alle drie opgemaakt, dus helaas. U had er drie. Ja, we zijn heel streng vandaag. Maar
                     ik zie meneer Van Dijk met een interruptie.
                  
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ja, dan ga ik collega Paternotte graag helpen om hier toch een vraag over te stellen.
                     Ik ben heel blij met het enthousiasme van de trouwe coalitiegenoot de heer Van der
                     Burg, maar er moet mij toch wat van het hart. Vorige week hadden wij hier in de commissie
                     voor Defensie een interessant gesprek over het zogenaamde behandelvoorbehoud, waar
                     ook de heer Schoof en alle coalitiepartners zich achter hebben geschaard, dat over
                     niets meer gaat dan het parlement goed te blijven betrekken bij de verdere uitwerking
                     van de plannen. Collega Van der Wal was het daar van harte mee eens. Vandaag stemde
                     de VVD daartegen. Het is toch wel jammer dat de eensgezindheid van de coalitie daarin
                     wordt doorbroken. Zou de heer Van der Burg dat kunnen toelichten?
                  
De heer Van der Burg (VVD):
Ja, dat kan ik zeker. Volgens mij heeft mijn fractievoorzitter en politiek leider
                     in alle debatten aangegeven dat je de heer Schoof met zo min mogelijk taboes en zo
                     min mogelijk kaders op pad moet sturen, omdat hij op een juiste wijze moet kunnen
                     onderhandelen met de regeringsleiders van Europa. Als je zo’n voorbehoud maakt, zegt
                     de heer Schoof dus elke keer tegen zijn collega’s: beste vrinden, ik denk dat dit
                     op zich wel een akkoord plannetje is, maar ik moet eerst even terug om te horen wat
                     NSC, BBB en PVV ervan vinden. Dat is volgens mij niet hetgeen de VVD wil; dat wordt
                     ook continu uitgesproken. U heeft het ook helemaal niet nodig, want als u iets in
                     de krant leest of anderszins stukken krijgt van het kabinet, kunt sowieso te allen
                     tijde een debat aanvragen. Maar we moeten de premier nu niet inkaderen.
                  
De voorzitter:
Een vervolginterruptie van de heer Van Dijk.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik wil even helder maken dat het hier niet ging om het hele ReArm-plan, waar de eerdere
                     discussie over ging, maar om een klein onderdeel, namelijk dat gevoelige onderdeel
                     van die gezamenlijke leningen, SAFE, en dat wij als NSC het vervolgens met de VVD
                     eens zijn dat we daar echt heel voorzichtig mee om moeten gaan. We willen geen eurobonds.
                     Deze leningen zijn net even anders, want ze zijn tijdelijk et cetera, maar het is
                     heel goed om met elkaar te kijken naar de exacte uitwerking daarvan en ook als parlement
                     daarbij betrokken te blijven. Ik begrijp toch niet waarom de VVD niet eerst ook met
                     het kabinet over dat voorstel zou willen spreken.
                  
De heer Van der Burg (VVD):
Dit is toch wel bijzonder. «Nee, we hebben het niet beperkt waar het gaat om de inhoud.
                     We wilden dit verhaal alleen maar waar het gaat om de financiën, de dekking daarvan.»
                     Nou, dat wordt een bijzondere begrotingsbehandeling die we dan met elkaar gaan doen.
                     «Ja, we zijn akkoord met alle uitgaven die het kabinet wil doen en de plannen die
                     het kabinet neerlegt, maar waar het gaat om de financiering daarvan zitten we er anders
                     in.» Zo werkt het niet. Als de heer Schoof een deal sluit in Europa, dan sluit hij
                     een deal op het totaal. Wij hebben als VVD het volle vertrouwen ... Het spijt me dat
                     ik nu steeds de naam «Schoof» noem terwijl deze Minister hier zit, maar we hebben
                     volledig vertrouwen in de heer Schoof. Even los daarvan: het is trouwens niet de heer
                     Schoof, maar de heer Heinen die over de financiering gaat. Nou, daarin hebben we zo
                     mogelijk nog meer vertrouwen dan in de heer Schoof.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog een interruptie? Dat is uw laatste.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik verbrand ’m graag. Het is een belangrijke discussie. Ook wij hebben veel vertrouwen
                     in de heer Schoof, maar niet in zoverre dat hij de complete Europese agenda naar zijn
                     hand kan zetten. Ik zou toch een vraag aan de VVD willen stellen. Stel nou dat dat
                     voorstel uiteindelijk toch wat meer richting structurele leningen zou gaan – want
                     het voorstel moet nog verder worden uitgewerkt; we hebben nu een witboek – gaat de
                     VVD dan hoe dan ook instemmen met dat voorstel voor SAFE, welke vorm die leningen
                     ook zullen krijgen?
                  
De heer Van der Burg (VVD):
De financiering van die 800 miljard heeft twee componenten. Van 650 miljard wordt
                     gezegd: u mag als land hogere tekorten hebben, die u vervolgens dan wel zelf moet
                     financieren. Ik neem aan dat de NSC-fractie het nu niet daarover heeft en dat het
                     vooral gaat over die 150 miljard. Daarvoor geldt nog steeds dat die leningen door
                     een land kunnen worden aangegaan en dat het land die vervolgens zelf moet terugbetalen.
                     Maar goed, ik begon al met complimenten te maken aan NSC. NSC heeft in ieder geval
                     vorige week nog in het debat bij monde van de woordvoerder Buitenlandse Zaken aangegeven:
                     defensie heeft de allerhoogste prioriteit én je moet geen schulden aangaan. Als je
                     je begroting niet op orde hebt, moet je de tering naar de nering zetten en geen schulden
                     aangaan. Nou, dat is fijn, in ieder geval voor onze eigen begroting. Dat zal de heer
                     Heinen deugd doen in het kader van de Voorjaarsnotagesprekken. Wat de VVD betreft
                     doen wij dat dus ook niet en gaan wij gewoon de tering naar de nering zetten, groeien
                     we in een mooi programma naar de 3,5% en blijven we tegelijkertijd ook nog Oekraïne
                     ondersteunen op basis van de drie weken geleden in de Kamer aangenomen motie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Ik had meneer Boswijk nog gezien. U wilde uw laatste ook verbranden? Nummer
                     drie. Gaat uw gang.
                  
De heer Boswijk (CDA):
Nou ja, het moet maar. Ik weet niet helemaal waar ik naar zit te luisteren, eerlijk
                     gezegd. Allereerst: ik hoor heel veel vertrouwen in Schoof. Ik denk dat het vertrouwen
                     in Schoof op dit onderwerp vooral vanuit de oppositie moet komen, wat buitengewoon
                     pijnlijk is. Ik wil de coalitiepartijen toch ook feliciteren omdat ze de heer Van
                     der Burg een dooie mus hebben verkocht, want ik geloof dat iedereen ziet dat de premier
                     vandaag opnieuw aan de ketting is gelegd, en toch denkt de heer Van der Burg nog steeds
                     dat premier Schoof naar Brussel kan met een duidelijk mandaat. Ik zie het namelijk
                     niet, dus hoe ziet collega Van der Burg het dat een meerderheid van deze Kamer, drie
                     coalitiepartijen, er toch weer voor hebben gestemd dat Schoof geen enkel mandaat heeft,
                     maar eerst met hangende pootjes terug moet komen naar Den Haag voordat hij überhaupt
                     wat kan doen? Hoe kan je dan zeggen dat er ... Ja, maar ik heb hierna toch geen interrupties
                     meer, dus ...
                  
(Hilariteit)
De voorzitter:
Ik vreesde al dat u op die manier redeneerde, vandaar dat ik nu even ingrijp. Maak
                     uw zin af en dan zijn we er.
                  
De heer Boswijk (CDA):
Oprecht, in wat voor spiegelpaleis zit collega Van der Burg? Ik ken hem als een duidelijke
                     debater, scherp. Inhoudelijk zitten we vaak op één lijn, maar hier slaat hij toch
                     echt volledig de plank mis.
                  
De heer Van der Burg (VVD):
Deze reactie van het CDA verbaast mij lichtjes. Immers, de VVD heeft de Minister-President
                     voortdurend gesteund, dus u kunt kritiek hebben – althans, u natuurlijk niet, voorzitter
                     – op PVV, NSC of BBB, maar de heer Boswijk kan die toch in ieder geval niet op de
                     VVD hebben. Toen de heer Schoof met betrekking tot Oekraïne aangaf dat 3,5 miljard
                     conform onverminderd was, hebben wij meteen een motie ingediend om dat vast te leggen.
                     Wij zijn duidelijk geweest over de 3,5%. Daarmee vinden wij veel van mijn rechterburen
                     aan onze zijde als het gaat om een enorme groei van het Defensiebudget. We hebben
                     bij ReArm ook nadrukkelijk gezegd, toen de andere drie een andere kant op gingen:
                     wat ons betreft geen taboes. Ook al is voor de VVD financieel beleid buitengewoon
                     belangrijk, veiligheid is nog belangrijker, want zonder veiligheid überhaupt geen
                     financieel beleid. Daar heeft nota bene de heer Boswijk nog een heel mooi vergelijk
                     over gemaakt met betrekking tot de schuldenpositie van de Verenigde Staten, die ons
                     bevrijdden, in een debat met een van de collega-Kamerleden, ik meen van NSC, de heer
                     Omtzigt. Kortom, wij staan volledig aan de kant van het CDA – of het CDA aan de kant
                     van de VVD, net hoe je het bekijkt – als het gaat om ReArm, als het gaat om het versterken
                     van de defensie, als het gaat om het ondersteunen van Oekraïne, en zeker als het gaat
                     om de ondersteuning van de buitenlanddriehoek onder leiding van de heer Schoof, de
                     heer Brekelmans en de Minister van Buitenlandse Zaken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Boswijk, u bent erdoorheen, maar uw collega, meneer Dassen, heeft
                     nog een interruptie over.
                  
De heer Dassen (Volt):
Ik wil hier even op doorgaan, want wat de heer Van der Burg zegt, is helemaal terecht.
                     Hij begon zijn introductie van het debat net met de uitspraak dat de Minister bijzonder
                     tevreden kan zijn, omdat de coalitie alles gaat steunen, maar eigenlijk is alles wat
                     de heer Van der Burg daarna heeft gezegd, sinds hij geïnterrumpeerd is, door de coalitie
                     en de oppositie, precies het tegenovergestelde van de start van zijn verhaal. Het
                     pijnlijke van dit hele debat is dat de VVD inderdaad zegt «wij zijn bereid om samen
                     met de oppositie de Minister te steunen in alles wat nodig is om onszelf veilig te
                     houden», maar dat ze daarin wordt belemmerd door de drie andere coalitiepartijen.
                     Dat is natuurlijk het scheve waar de heer Van der Burg net mee begon, want die drie
                     coalitiepartijen leggen de premier wel aan de ketting. Zoals de heer Paternotte mij
                     terecht influisterde: misschien moet de heer Van der Burg zijn debatinbreng opnieuw
                     doen.
                  
De heer Van der Burg (VVD):
Daar gaat de voorzitter geen toestemming voor geven, ben ik bang, maar los daarvan
                     nog even een reactie op de woorden van de heer Dassen. In het debat van drie weken
                     geleden – zo lang geleden is het alweer, meen ik – ontstond er wat onduidelijkheid,
                     zoals sommige coalitiepartijen het zeiden, over de steun met betrekking tot ReArm
                     Europe. Dat had te maken met de eerste motie-Eerdmans. Maar vlak na het aannemen van
                     de motie-Eerdmans en de commotie die daarover ontstond, hebben de verschillende fracties,
                     nog dezelfde avond en de avonden daarna, bij monde van hun leiders aangegeven: ho,
                     ho, ho, we hebben weliswaar gestemd voor het besluit dat we niet voor ReArm zijn,
                     maar eigenlijk zijn we wel voor ReArm; we hebben alleen moeite met de dekking. Daarom
                     heeft een van de partijleiders, zo zei ze, ook een stemverklaring gegeven. Er kan
                     dus geen onduidelijkheid over zijn dat de vier coalitiepartijen ReArm steunen. Ik
                     heb mijn linkerbuurman nota bene net in een interruptie nogmaals horen bevestigen
                     dat hij voor ReArm is en dat hij slechts bij een klein onderdeeltje zijn vraagtekens
                     heeft. Ik vond het geen klein onderdeeltje, maar dat waren wel de woorden van mijn
                     linkerbuurman.
                  
Dat is in ieder geval winst voor de Minister van Defensie: dat hij weet dat hij gesteund
                     wordt als het gaat om ReArm. Het is voor de Minister van Defensie, die zich ook keihard
                     inzet voor steun aan Oekraïne, fijn om te zien dat de meerderheid van de Kamer de
                     3,5 miljard steunt; dat is het «onverminderd doorzetten», zoals het in het hoofdlijnenakkoord
                     staat. Het is zeker ook fijn voor de Minister van Defensie dat dat niet alleen gebeurt
                     met een meerderheid van 76 tegenover 74 zetels, wat tegenwoordig zo’n beetje de norm
                     is in de Tweede Kamer, maar dat de coalitie en de oppositie hier eensgezind in zijn;
                     nou ja, niet helemaal eensgezind, maar wel nagenoeg eensgezind. Dat ...
                  
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Van der Burg (VVD):
... vond ik allemaal winstpunten en dat zei ik in mijn inleiding.
De voorzitter:
U gaat een beetje erg lang door. Ik denk dat we het antwoord zo wel kunnen volgen.
                     Daar moeten we nog iets aan doen: we moeten ook de antwoorden wat inkorten. Maar u
                     mag doorgaan met uw inbreng, want daar was u nog mee bezig, dacht ik.
                  
De heer Van der Burg (VVD):
Ja, voorzitter, ik was net begonnen.
Blij dus dat het zo goed gaat, voorzitter. Wat wel belangrijk is, is de vraag hoe
                     we de defensie-industrie in Europa verder gaan ondersteunen. De woorden «Trump» en
                     «Amerika» zijn nu wat minder gevallen, maar we zien wel dat het goed is als de Europese
                     Unie daarin wat zelfstandiger wordt. We zien in het witboek dat is geproduceerd, dat
                     daarover uitspraken worden gedaan, maar die kunnen ook beperkend zijn, omdat er bijvoorbeeld
                     een percentage wordt genoemd dat besteed moet worden binnen Europa. Nou vind ik op
                     zichzelf ook dat we die industrie moeten opzetten, maar tegelijkertijd denk ik: als
                     we nou ergens geen behoefte aan hebben, dan is dat wel aan beperkingen voor het zo
                     snel mogelijk op orde krijgen van onze defensie. Ik vraag daar dus de aandacht van
                     de Minister voor. Verder, in zijn algemeenheid, even los van het witboek, vraag ik
                     ook welke belemmeringen de Minister nog ziet als het gaat om het ondersteunen van
                     de defensie-industrie.
                  
Nu ik het toch over de defensie-industrie heb: grote complimenten voor de Minister,
                     die met VDL als vlaggenschip nu laat zien hoe je het wel kunt doen, hoe je de industrie
                     kunt steunen en hoe je een gebied in Nederland kunt steunen dat het zwaar heeft gehad
                     en waarmee je Nederland op de kaart kunt zetten.
                  
Voorzitter. Dan een vraag met betrekking tot de collega’s van de Minister, en dan
                     bedoel ik de buitenlandse collega’s, zeg ik er voor de helderheid bij, want het kabinet
                     spreekt met één mond. Laat ik een voorbeeld geven: de heer Sánchez. De heer Sánchez
                     snapt niet helemaal hoe het NAVO-concept werkt. Hij zingt weliswaar op 1 mei de Internationale,
                     maar tot zover de solidariteit. Hij zegt namelijk: wij hebben niet zozeer de kans
                     dat de Russen bij ons binnenvallen, dus wij hoeven niet zozeer te investeren in defensie.
                     Dan snap je het concept van de NAVO niet helemaal. Dat is niet solidair. Bovendien
                     zegt hij ook nog eens: laat ik investeren in andere dingen, zoals infrastructuur,
                     cyber et cetera. Ik mag toch hopen dat deze Minister erop let dat de 2% aan zuivere
                     defensiedoeleinden wordt besteed. Dat vraag ik mede in het licht van de Sánchez-variant
                     die BBB heeft ingebracht in Nederland. Graag hoor ik daar een reactie van de Minister
                     op.
                  
Tot slot, voorzitter, het aantal van 75.000 dat naar 200.00 moet. Uiteraard stel ik
                     geen personele vraag in dit kader, want dat mag niet in dit debat, maar van 75.000
                     naar 200.000 medewerkers gaan is niet alleen een kwestie van personeel en materieel.
                     Dat betekent een complete reorganisatie van Defensie, omdat je niet kunt opschalen
                     van 75.000 naar 200.000 zonder dat dat ook iets betekent voor de structuur en infrastructuur
                     binnen Defensie zelf. Graag een reflectie van de Minister daarop.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan ... Ja, u heeft nog interrupties, meneer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dat is fijn. De heer Van der Burg begon als een ervaren marketeer, zo leek het wel,
                     zijn duiding te geven van de recent gevoerde debatten en de eensgezindheid die hij
                     daarin zag. Die herkende ik niet. Dat werd ook beaamd door andere collega’s. Het werd
                     zelfs ook zichtbaar in de korte interrupties met de heer Van Dijk.
                  
Ik ken de VVD als een pleitbezorger voor onze industrie. Dat is ook zojuist weer aangekaart
                     door de heer Van der Burg. Maar voor onze Nederlandse defensie-industrie is het echt
                     hard werken om zichzelf in te vechten in de Europese defensie-industrie. Het zou daarbij
                     wel helpen als Nederland zich midden in de discussie over de Europeanisering van de
                     defensie-industrie en de Europese veiligheid positioneert. Mijn vraag aan de heer
                     Van der Burg is of hij het met ons eens is dat de remmende houding van Nederland op
                     dit moment met betrekking tot de Europese defensiesamenwerking de positie van de Nederlandse
                     defensie-industrie schade zou kunnen toebrengen. Wat is de zienswijze daarop van de
                     heer Van der Burg?
                  
De heer Van der Burg (VVD):
Om te beginnen: dank aan GroenLinks-PvdA voor de complimenten die zij de VVD maakt
                     door ons te benoemen als een groot pleitbezorger voor de industrie. Dat zijn wij inderdaad.
                     Wij proberen daarin de remmende factoren die er zijn – dat heeft niet alleen te maken
                     met defensie – weg te nemen. Dat is door GroenLinks-PvdA goed geduid, dus nogmaals
                     dank daarvoor.
                  
Het antwoord op de vraag of ik dat ook zo zie, is: nee, zo zie ik dat niet. Ik houd
                     het even kort, voorzitter, op uw verzoek.
                  
De voorzitter:
Heeft u nog een vervolginterruptie? Zo niet, dan ...
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, goed, ik ben nooit te beroerd om een compliment te geven, vooral als dat terecht
                     is, maar voor dit antwoord heb ik absoluut geen complimenten. Je ziet, naar aanleiding
                     van de debatten die onlangs gevoerd zijn ... In de Europese media gaat het over verbazing
                     in Brussel over de Nederlandse houding. Schoof zal er in EU-verband op worden aangesproken.
                     De Haagse bubbel staat los van de Europese realiteit. Met deze opstelling verliest
                     Nederland steeds meer invloed in Brussel. Dan vind ik het bizar dat de VVD ontkent
                     dat dat de positie van de Nederlandse defensie-industrie schade kan toebrengen. Als
                     hij daar nog bedenkingen over heeft of denkt dat het zo’n vaart wel niet zal lopen,
                     oké, maar als er totaal geen verband tussen wordt gezien, vind ik dat bijzonder. Maar
                     dat zal wel in het marketingverhaal van de VVD passen.
                  
De heer Van der Burg (VVD):
Hier is, denk ik, sprake van een misverstand. Toen BBB, PVV en NSC besloten voor de
                     eerste motie-Eerdmans te stemmen, heeft onze fractievoorzitter op diverse plekken,
                     zowel in de Kamer als in de media, duidelijk gemaakt hoe de VVD daarnaar kijkt. Wij
                     waren ook niet blij met de opstelling die daarin werd gekozen door BBB, NSC en PVV.
                     Alleen, zij hebben zich hersteld door nadrukkelijk aan te geven dat ze wel voor ReArm
                     waren. Was het fijn? Nee, want wij zeiden juist: je moet taboeloos denken om op die
                     manier de Minister-President zo veel mogelijk in positie te brengen. Dat daardoor
                     door GroenLinks-PvdA en de andere oppositiepartijen kritiek werd geleverd op NSC,
                     BBB en PVV, snap ik. Als ik in de oppositie gezeten had, had ik waarschijnlijk nog
                     de overtreffende trap gekozen van de woorden van GroenLinks-PvdA. Daar zit dus niet
                     het punt.
                  
Maar u vroeg vervolgens of ik denk dat dat effect zal hebben op de defensie-industrieopbouw
                     in onder andere Nederland. Daarop was mijn antwoord nee. Want je kunt als ander land
                     – dan moet je het niet hebben over België, Spanje of Italië, met hun lage percentages
                     – wel kritiek hebben op Nederland ten aanzien van de manier waarop hier debatten zijn
                     gevoerd, maar als het aankomt op investeringen in defensie, zullen mensen zoals die
                     daar aan de overkant zitten, zowel de generale staf als de Minister, zich niet laten
                     leiden door debatten in de diverse parlementen, maar zullen zij zich gewoon afvragen
                     waar ze de beste producten kunnen kopen. Ik ben ervan overtuigd dat de Nederlandse
                     industrie, als ze goede producten levert, die ook kan verkopen, los van hoe er hier
                     door NSC, BBB en PVV over een bepaalde motie is gestemd.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Geen verdere interrupties? Dan geef ik het woord aan de heer Van Dijk
                     voor zijn inbreng.
                  
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank, voorzitter. Het is al eerder gezegd: in 1992 sprak Fukuyama over het einde van
                     de geschiedenis. Maar de geschiedenis is weer helemaal terug van weggeweest. Duidelijk
                     is dat Europa meer op eigen benen moet staan en ook dat we Oekraïne onverminderd moeten
                     steunen. Tijdens de Europese Raad vorige week – er werd al veel aan gerefereerd door
                     collega’s – bleek er geen steun te zijn voor het plan-Kallas. Ik sluit me aan bij
                     de vragen van de diverse collega’s en voeg daar nog de vraag aan toe of de Minister
                     bereid is in de aankomende RBZ ertoe op te roepen om alsnog tot een deal te komen.
                  
In Londen praat the coalition of the willing over een eventuele troepenmacht in Oekraïne.
                     Die is dan meer geruststellend dan afschrikwekkend. De Britse Minister van Defensie
                     zei al dat de Amerikaanse achtervang een absolute noodzaak is. De collega van de BBB
                     vroeg er ook al naar. Deelt de Minister die opvatting? Wat voor minimale opvang zou
                     er dan moeten zijn, voordat er sprake kan zijn van enige Nederlandse bijdrage?
                  
Voorzitter. Het Europese defensieplan, Readiness 2030, is vorige week gepresenteerd:
                     een strategische investering op zeven onderwerpen om de defensie-industrie te versterken.
                     Ziet de Minister met NSC ook vooral kansen op het gebied van drones en AI? Waarom
                     is space eigenlijk niet genoemd bij die zeven punten? Zou hij dat nog naar voren willen
                     brengen in de Raad?
                  
Voorzitter. Het is een beetje de olifant in de kamer: de afhankelijkheid van de Verenigde
                     Staten. We horen geruchten dat de Verenigde Staten de functie van SACEUR willen opgeven
                     en niet willen bijdragen aan komende NAVO-oefeningen. Kan de Minister reageren op
                     deze geruchten? Is er tijdens de aankomende Raad ook een gesprek mogelijk over die
                     VS-afhankelijkheden? Denk aan de F-35, de Apache of de Tomahawks. Wil de Minister
                     een gezamenlijk assessment bepleiten op die afhankelijkheden? Dat is een beetje de
                     keerzijde van de motie-Dassen/Omtzigt die is aangenomen – de collega Dassen vroeg
                     er al naar – om in Europees verband, inclusief Verenigd Koninkrijk en Noorwegen, met
                     spoed in kaart te brengen over welke kritieke militaire capaciteit Europa zelf moet
                     beschikken. Naast de vraag hoe de Minister deze motie wil uitvoeren: zou hij tijdens
                     de Raad dit punt ook naar voren willen brengen?
                  
Voorzitter. Over het financieren van het Europese plan hebben we al veel gesproken,
                     zojuist ook nog. Toch alvast een vraag aan deze Minister, vooral over het onderdeel
                     SAFE. Kan de Minister nogmaals bevestigen dat Nederland zelf – die keuze moeten we
                     snel maken – niet gebruik zal maken van die leningen? Ten aanzien van die uitzonderingsbepaling,
                     die extra schuldenruimte is het misschien wat ingewikkelder, die 1,5%, maar het is
                     toch wel goed om te horen wat de Nederlandse stellingname hierin is. Over SAFE: de
                     voorwaarden voor die leningen lijken heel ruim. Alle zeven domeinen die ik net noemde
                     komen in aanmerking, maar is de Minister het met NSC eens dat het eigenlijk vooral
                     om zaken zou moeten gaan die dermate complex zijn dat ze door een individuele lidstaat
                     eigenlijk niet zijn te realiseren? Dan staat er in de voorwaarden ook nog dat sommige
                     lidstaten van buiten de EU, zoals Noorwegen, wel mogen worden betrokken, maar ...
                     Daar is misschien een reden voor, maar dat is in deze tijd niet meer zo logisch. Kan
                     de Minister zich er sterk voor maken dat ook het Verenigd Koninkrijk weer als partner
                     wordt geaccepteerd?
                  
Voorzitter. Tot slot toch nog een vraag over die 150 miljard aan leningen. Helemaal
                     aan het eind van het verhaal staat een soort clausule dat het misschien toch niet
                     genoeg is en dat men wil kijken naar instrumenten die zijn geschoeid op de leest van
                     het ESM. Kan de Minister bevestigen dat dit wat Nederland betreft niet aan de orde
                     is en dit ook bepleiten in de Raad, en dan vanuit het uitgangspunt dat maatregelen
                     tijdelijk en gericht zijn, schulden beheersbaar blijven, met behoud van financiële
                     stabiliteit?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat de heer Nordkamp een interruptie heeft.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Het zelfbenoemde speerpunt van NSC is goed bestuur. Mijn opvattingen over goed bestuur
                     zijn anders dan wat ik de laatste tijd in de realiteit zie. Het is vooral vaag vanuit
                     de NSC-kant. Dat was onlangs ook het geval bij de debatten over de inzet met betrekking
                     tot de NAVO-norm. De positie is heel dubbelzinnig. Ik vind het vooral vaag. Ik merk
                     wel op dat NSC niet vaag blijft over de rol van de Europese Unie bij het handhaven
                     van onze collectieve veiligheid en over hoe we aankijken tegen nationale belangen
                     ten opzichte van de Europeanisering. Mijn vraag is dan ook: welke visie heeft u hierop
                     en welke opdracht geeft u namens NSC mee aan de Minister om bij de komende Raad of
                     in algemene zin te verkondigen? Dus graag iets meer positiebepaling. Ik zou het toch
                     echt betreuren als een partij die zegt te staan voor goed bestuur, ook rondom deze
                     fundamentele vraagstukken vaag blijft.
                  
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank voor de vraag en de gelegenheid om de visie dan toch nog eens duidelijk naar
                     voren te brengen. Ik heb dat wel geprobeerd te doen in de inbreng, maar met veel liefde
                     doe ik het nog eens. NSC is een partij die gelooft in de Grondwet, die gelooft in
                     internationale solidariteit, die gelooft in het onverminderd steunen van een land
                     in onze nabijheid dat op een hele agressieve manier is aangevallen: Oekraïne. Wij
                     hebben die extra 3,5 miljard voor 2026 volmondig gesteund. Wij zullen dat ook blijven
                     doen. Daar staan we voor als Nieuw Sociaal Contract. Het is ook belangrijk dat we
                     meer op eigen benen leren staan als Europa. Daar zit een aantal aspecten aan vast.
                     Dat is die defensie-industrie, dat is kijken naar hoe we kunnen komen tot meer samenwerking
                     op dat vlak. We zeggen wel dat het niet alleen EU is. Daarom heb ik in mijn bijdrage
                     ook nadrukkelijk de opening geboden. We zien dat het Verenigd Koninkrijk hierin ook
                     verantwoordelijkheid gaat nemen. Dat is heel belangrijk voor de veiligheid van Europa.
                     Daarom moeten we ook dat land weer naar ons toe gaan halen. Tegelijkertijd zullen
                     we de band met de Verenigde Staten niet helemaal loslaten, maar we moeten wel realistisch
                     zijn. We moeten ons voorbereiden op een toekomst waarin we meer op eigen benen staan,
                     niet alleen in EU-verband maar ook met de nabije landen in de EU, want samen staan
                     we voor de veiligheid van Europa.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, prachtige afsluiting. Ik denk dat er verder geen interrupties zijn. Ik
                     zie geen vingers omhooggaan. Ik schors voor twintig minuten, tot 20.10 uur. Daarna
                     gaan we weer verder.
                  
De vergadering wordt van 19.50 uur tot 20.11 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We gaan gauw door, want we willen nog steeds om 21.00 uur
                     klaar zijn. Ik geef hierbij het woord aan de Minister voor de beantwoording in eerste
                     termijn.
                  
Minister Brekelmans:
Dank, voorzitter. Veel dank aan de Kamer voor de vragen. Zelfs met drie minuten spreektijd
                     hebben de leden veel vragen in korte tijd op mij weten af te vuren. Ik ga proberen
                     die met dezelfde snelheid te beantwoorden, zodat we binnen de gestelde tijd blijven.
                  
Ik heb vijf categorieën. De eerste is Oekraïne; daar begin ik altijd mee. De tweede
                     is alles wat met Europa in brede zin te maken heeft. Het derde blok gaat meer over
                     de Europese industrie, maar er zit wel enige overlap in, zeg ik er meteen bij. Het
                     vierde blok gaat over ReArm. Vijf is het onvermijdelijke blok overig.
                  
Ik begin met de steun aan Oekraïne. Zoals door enkele leden van de Kamer al werd geconstateerd,
                     gaat het in Oekraïne niet goed. Er zijn dagelijks zware luchtaanvallen en we zien
                     dat Rusland de overhand heeft. Daarom heeft het kabinet gezegd invulling te geven
                     aan die onverminderde steun door ook voor volgend jaar 3,5 miljard te reserveren.
                     Daarbij is meteen heel nadrukkelijk gezegd dat we een deel van dat geld naar voren
                     halen. Dat gaan we dus al in 2025 inzetten. Je zou kunnen zeggen dat de verplichting
                     boekhoudkundig in 2026 valt, maar een deel daarvan, de kasuitgaven, doen we al in
                     2025. Waarom is dat zo belangrijk? We hadden een aantal uitgaven gepland staan die
                     qua verplichting in 2025 stonden maar qua uitgaven doorliepen in 2026. Daardoor zat
                     het budget van 4 miljard dat we nog niet hadden uitgegeven, al helemaal vast in plannen.
                     Die extra 3,5 miljard biedt dus de mogelijkheid om versneld steun aan Oekraïne te
                     leveren. We zijn intensief met Oekraïne in gesprek over waar zij het meest acuut behoefte
                     aan hebben. Dat is bijvoorbeeld aan drones, aan munitie en uiteraard ook aan luchtverdediging.
                     We kijken nu hoe we daar versneld invulling aan kunnen geven, waarbij we nadrukkelijk
                     ook invulling zullen geven aan de behoefte aan drones. Dat doen we deels door direct
                     in producenten in Oekraïne te investeren. Daarmee geven we invulling aan de eerdergenoemde
                     18 miljard aan productiecapaciteit die Oekraïne ter beschikking heeft. Maar we doen
                     dat ook nadrukkelijk door onze eigen defensie-industrie te betrekken, dus ook de Nederlandse
                     droneproducenten die kunnen opschalen en versneld aan Oekraïne kunnen leveren. Het
                     is natuurlijk helemaal mooi als die twee met elkaar samenwerken, dus Nederlandse producenten
                     samen met Oekraïense producenten. We proberen daarbij dus maximaal gebruik te maken
                     van de capaciteit van zowel de Nederlandse als de Oekraïense industrie. Onze intentie
                     is om van die 3,5 miljard ongeveer, maar dat kan verschillen, 2 miljard al dit jaar,
                     in 2025, uit te geven.
                  
Een aantal leden vroegen naar de 40 miljard aan steun aan Oekraïne, het plan-Kallas.
                     Het plan-Kallas hield vooral in dat iedereen in Europa zijn fair share levert. Het
                     is niet zo dat dat aanvullende plannen waren op wat landen op dit moment al doen.
                     Zij heeft gevraagd: laten we er nou voor zorgen dat we als EU samen 40 miljard besteden
                     aan steun. Als Nederland leveren we met die ongeveer 3,5 miljard veel meer dan onze
                     fair share. In Europa is een fair share meestal ongeveer 5% à 6%. Nou, reken maar
                     om. Dan zitten wij met 3,5 miljard boven de 5% van 40 miljard. Er zijn ook landen
                     die daaronder zitten en die dus niet die 40 miljard op Europees niveau wilden afspreken,
                     omdat ze weten dat wanneer je dat gaat omslaan naar individuele bijdragen, zij daaronder
                     zitten. De vraag was of ik mijn collega’s in andere landen oproep om hun aandeel aan
                     die 40 miljard te leveren. Ja, dat doe ik. In iedere internationale bijeenkomst die
                     ik heb, spoor ik andere landen aan om ook veel te leveren, net zoals Nederland dat
                     doet. Ik maak me ook geen illusies dat ze daardoor in Spanje, Italië of andere landen
                     die iets minder leveren meteen in actie komen. Desalniettemin zal ik me daar onverminderd
                     voor blijven inzetten.
                  
Dan was er een vraag over particuliere initiatieven om Oekraïne te steunen. Ik ken
                     die particuliere initiatieven zelf ook. Die zijn in heel veel gevallen heel sympathiek.
                     Er zitten echt goede initiatieven tussen. Ik moet zeggen dat sommige initiatieven
                     wat meer civiel van aard zijn, dus dat zijn geen defensiegoederen. Het is dan wat
                     lastig voor ons om daar een bijdrage aan te leveren. Kijk, wij gaan heel erg uit van
                     waar Oekraïne behoefte aan heeft. Er zijn talloze initiatieven, allemaal met de beste
                     bedoelingen. Maar als de Oekraïense Minister van Defensie tegen mij zegt «de grootste
                     prioriteit zit bij mij op deze drie, vier, vijf dingen», en er komen particuliere
                     initiatieven die daar niet op aansluiten, dan kies ik er vaak toch voor om te zeggen:
                     ik probeer zo veel mogelijk aan te sluiten bij wat Oekraïne vraagt. We kijken altijd
                     naar dit soort particuliere initiatieven en ik vind ook dat we daarvoor open moeten
                     staan, maar ik probeer de steun wel te matchen met waar Oekraïne concreet behoefte
                     aan heeft. Of zegt concreet behoefte aan te hebben vanuit onze bijdrage als Nederlands
                     Ministerie van Defensie.
                  
De voorzitter:
Ik ga u heel even onderbreken, want ik heb een interruptie voor u van de heer Boswijk.
                     Trouwens, even ter informatie: we houden op dit moment twee interrupties aan voor
                     de Kamerleden.
                  
De heer Boswijk (CDA):
Ik heb hier een tijdje geleden een kort interruptiedebat over gehad met Minister Veldkamp.
                     Ik snap dat je niet elk goedbedoeld initiatief kunt ondersteunen, maar dit ging over
                     een initiatief waarover door verschillende ministeries is aangegeven dat hieraan behoefte
                     is bij Oekraïne. Daarbij ging het over het inzamelen van visnetten die gebruikt worden
                     als afscherming tegen droneaanvallen enzovoorts, enzovoorts. Dat is buitengewoon effectief.
                     Trouw en Nieuwsuur of EenVandaag hadden daarover een heel goed item. Ik heb Minister
                     Veldkamp ook een aantal brieven overhandigd van Oekraïense ministeries aan Nederlandse
                     ministeries, zowel het Ministerie van Defensie als het Ministerie van IenW. Er waren
                     brieven van de Oekraïense ambassade aan dit kabinet met het verzoek: «Wij vinden dit
                     een heel belangrijk initiatief. Wij hebben hier echt baat bij. Help hierbij.» Dan
                     ging het om diverse zaken, van transport tot het regelen van milieuvergunningen.
                  
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Boswijk (CDA):
Ja. Dus dit zijn echt initiatieven waarover vanuit de Oekraïense defensie is gezegd:
                     hier hebben wij behoefte aan. Ik snap dat niet elk initiatief gesteund kan worden,
                     maar er zijn wel degelijk initiatieven die kunnen helpen, dus nogmaals de oproep om
                     hier serieus naar te kijken.
                  
Minister Brekelmans:
Dat wil ik doen, ik wil toezeggen om hier serieus naar te kijken. Ik ken het voorbeeld
                     van de visnetten ook, maar even los daarvan, want anders ga ik een oordeel geven over
                     die visnetten, waarvan ik weet dat ze nuttig zijn. Kijk, soms is er een initiatief
                     – ik schets het in algemene zin – en praat men met een onderdeel van de Oekraïense
                     krijgsmacht. Op het moment dat je iets aanbiedt, zal de krijgsmacht altijd zeggen
                     «ja, natuurlijk», want hoe meer, hoe beter. Vaak is men ook bereid om dat op papier
                     te zetten. Alleen, ik vraag steeds aan mijn counterpart, de Oekraïense Minister van
                     Defensie, waar hij het meest behoefte aan heeft. Wij kunnen iedere euro namelijk maar
                     één keer uitgeven. Als hij zegt «op dit moment hebben wij met name behoefte aan drones,
                     munitie en nog een paar dingen, want daar komen onze militairen aan tekort», dan richten
                     wij de capaciteit die wij hebben om initiatieven te selecteren, daarop en niet op
                     al die andere particuliere initiatieven die op zichzelf ook heel sympathiek zijn.
                     Maar over dit specifieke voorbeeld zeg ik de heer Boswijk toe dat wij er serieus naar
                     kijken en nagaan, zeker als het gaat om vergunningen en dat soort zaken, wat wij kunnen
                     doen om dat mogelijk te maken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Geen verdere interrupties? U heeft er nog één. Ja, wie wat bewaart, die
                     heeft wat. Dan geef ik het woord weer aan de Minister.
                  
Minister Brekelmans:
Dan gaan we naar de windfall profits. Uiteraard wil het kabinet de windfall profits
                     op Europees niveau ook gebruiken voor een deel van de steun die wij aan Oekraïne geven.
                     Op het moment dat wij een deel van die windfall profits kunnen inzetten, betekent
                     dat dat wij weer meer budget ter beschikking hebben om aan andere zaken uit te geven.
                     Daar proberen wij dus gebruik van te maken.
                  
Over de frozen assets kent u volgens mij het standpunt van het kabinet, namelijk dat
                     wij ervoor openstaan om die in bredere zin in te zetten. Dat moet uiteraard wel juridisch
                     kunnen. Inmiddels is er ook een kabinetsreactie op de CAVV gegeven. De Minister van
                     Buitenlandse Zaken, en ikzelf ook in voorkomende gevallen, pleit er altijd voor om
                     te bekijken of dit breder kan worden ingezet, maar wel op een manier die juridisch
                     kan. Ik ben het dan ook niet eens met wat de Belgische Minister-President heeft gezegd
                     over hoe Rusland dat zou opvatten. Ik vind dat we serieus moeten kijken naar hoe dit
                     kan worden ingezet op een manier die juridisch standhoudt.
                  
De voorzitter:
Ik ga u heel even onderbreken, want ik heb een interruptie voor u van de heer Dassen.
                     45 seconden, hè?
                  
De heer Dassen (Volt):
Hoeveel seconden? 45, begrijp ik.
Het is natuurlijk belangrijk om te kijken hoe je dit gaat doen, maar de vraag is wel
                     met welke snelheid we dit gaan doen. Deze discussie speelt al lang. Eerder hebben
                     wij aangekaart of wij niet een deel van de tegoeden kunnen gaan gebruiken of daar
                     in ieder geval een plan voor kunnen lanceren, juist om de capaciteit die Oekraïne
                     nog heeft verder te benutten. Ik was benieuwd wat het kabinet nu doet en hoe deze
                     Minister zich hiervoor inzet.
                  
Minister Brekelmans:
Kijk, je hebt aan de ene kant, maar dat is al een hele tijd, die windfall profits.
                     Dat is ook al gebeurd. Je kunt die rendementen ook weer inzetten om op basis daarvan
                     ook weer meer leningen te verstrekken, dus dan probeer je daar een multiplier op in
                     te zetten. Maar wat volgens mij de vraag is vanuit het parlement – daar zijn al meerdere
                     moties over ingediend – is: kun je die frozen assets niet confisqueren en ze direct
                     inzetten, of althans een deel daarvan? Daarvan hebben wij als kabinet gezegd dat wij
                     ervoor openstaan om daarin verdere stappen te zetten en dat wij ook bereid zijn om
                     daar juridisch in mee te denken en suggesties aan te dragen om dat mogelijk te maken.
                     Maar het feit is nu dat het niet zo is dat 27 EU-lidstaten het daarmee eens zijn.
                     En dit is natuurlijk ook iets wat je eigenlijk in G7-verband zou willen doen, omdat
                     een deel bijvoorbeeld voor de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is. Dus
                     wij trekken, denk ik, in de ogen van de heer Dassen aan de juiste kant van de kar,
                     maar wij zijn hier niet de beperkende factor. Dat zijn andere landen, en die proberen
                     we ook aan te sporen om mee te gaan. Maar er zijn ook wel degelijk serieuze juridische
                     bezwaren. En je moet ook echt uitkijken dat je, als je deze stap zet, niet juridisch
                     nat gaat hierin, want dan speel je Poetin natuurlijk helemaal in de kaart. Maar ook
                     daar denken wij dus constructief in mee.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Geen vervolginterrupties? Dan geef ik het woord aan de Minister voor de
                     verdere beantwoording.
                  
Minister Brekelmans:
Ja. Dan natuurlijk een aantal vragen die gaan over de veiligheidsgaranties voor Oekraïne
                     en de coalition of the willing. Nederland is daarbij aangehaakt, zit in de groep landen
                     die deelneemt aan de militaire planning, en daar ook capaciteit voor levert om die
                     militaire plannen vorm te geven. Aan de ene kant zit daar een militair aspect aan,
                     namelijk: hoeveel militaire middelen worden daarvoor ingezet aan straaljagers, schepen,
                     troepen en dat soort zaken? Maar er zit ook een kant aan die gaat over wat de precieze
                     opdracht wordt van zo’n troepenmacht, wat je doet in het geval van escalatie, hoe
                     dat zich bijvoorbeeld verhoudt tot een monitoringmissie. Dat soort zaken dienen daarbij
                     ook te worden beantwoord. Ook daarbij neemt Nederland actief deel aan de discussie.
                     Wij pleiten er daar – en dat was een vraag van BBB – actief voor dat de Verenigde
                     Staten daar ook een rol in spelen, zowel aan de enablement-kant als bij het bieden van wat ook wel eens een «backstop» wordt genoemd: de
                     ultieme achtervang op het moment dat er sprake zou zijn van escalatie. Daarvoor blijven
                     wij ook bij de Verenigde Staten aandringen, en dat doen overigens meerdere landen.
                     Maar de Verenigde Staten vragen dan ook weer, wederzijds, van ons: zorg er dan ook
                     voor dat er namens Europa een plan op tafel komt. Dat is nu ook prioriteit, om die
                     totale puzzel verder te leggen. Dit was het blokje Oekraïne.
                  
De voorzitter:
Ik ga u weer onderbreken, want ik zie een vraag van de heer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Het gaat over het laatste punt waar de Minister zojuist over sprak: de coalition of
                     the willing. Hij beschrijft hoe dat proces eruitziet. Dank daarvoor. Het bevat meerdere
                     onderdelen, maar zou u misschien iets meer specifiek voor de militaire middelen die
                     mogelijk ingezet kunnen worden en de bijdrage van Nederland, het proces willen beschrijven,
                     en iets concreter kunnen ingaan op welke duit Nederland in dat zakje gaat doen? Ik
                     neem aan dat daar intern ook al inventarisaties van zijn geweest. Als dat niet zo
                     is, hoor ik dat graag. En als die inventarisaties er wel zijn geweest, kunt u dan
                     iets concreter zeggen wat Nederland bereid is om beschikbaar te stellen?
                  
Minister Brekelmans:
We moeten in die vraag een heel duidelijk onderscheid maken tussen wat wij kunnen
                     en wat wij, zoals de heer Nordkamp zelf zei, bereid zijn te doen, dus wat wij willen
                     leveren. En natuurlijk, als het gaat om wat wij kunnen, brengen wij dat in kaart.
                     Dus we kijken bijvoorbeeld – laten we dat voorbeeld nemen – naar de F-35’s. We hebben
                     eigenlijk voor de komende jaren al onze F-35’s in allerlei programma’s zitten, in
                     airpolicingtaken, noem maar op. Wij kijken nu natuurlijk naar hoeveel F-35’s wij eventueel
                     zouden kunnen vrijmaken als Nederland daarom gevraagd wordt. Maar de vraag of wij
                     ook bereid zijn om dat te doen, kan ik pas beantwoorden op het moment dat er een totaalplaat
                     ligt waarin een verzoek komt aan Nederland en wij als kabinet besluiten om daar dan
                     wel of niet aan deel te nemen; en vervolgens kan ik dat dan namens het kabinet ook
                     communiceren richting de Kamer. Als ik nu vooruit zou gaan lopen op aantallen die
                     wij kunnen leveren, dan lopen we heel erg het risico dat dat zo zou worden opgevat
                     als dat Nederland daartoe bereid zou zijn. Volgens mij moet ik die verwarring niet
                     wekken, want daar moeten we echt als kabinet eerst heel zorgvuldig toe besluiten,
                     en vervolgens natuurlijk in samenspel met de Tweede Kamer. Maar natuurlijk inventariseren
                     wij als Defensie waartoe we in principe of in theorie in staat zouden zijn om te leveren.
                     Maar of we dat willen, dat besluitvormingsmoment volgt dan op een later moment.
                  
Dan ga ik verder naar het blokje Europa in brede zin, met langzamerhand wat overlap
                     naar de industrie. De heer Boswijk vroeg: is Nederland het eens met de zeven prioritaire
                     domeinen die zijn aangegeven in de Europese plannen? Ja, die vinden wij allemaal belangrijk.
                     Daar zitten ook de prioriteiten in die wij als Nederland hadden aangegeven, namelijk
                     space, maritieme veiligheid en luchtverdediging. Die zitten daar alle drie in, dus
                     daar zijn wij tevreden over. Iemand vroeg: waarom zit space er niet in? Space is benoemd
                     als critical enabler. Die is dus wel verwerkt in de plannen, maar niet als eigen categorie;
                     die valt onder een van de categorieën die is genoemd.
                  
Wanneer krijgt de Kamer een reactie op het witboek? Dat was een vraag van de heer
                     Boswijk en een aantal anderen. Wij mikken op de tweede week van april. Dan zal de
                     reactie volgen.
                  
De vraag van de heer Van Dijk was waarom space er niet in zit, maar die zit er dus
                     wel in. Dat vinden wij ook belangrijk, want daarop kan Nederland expertise en capaciteit
                     inbrengen.
                  
De heer Dassen vroeg of er opties zijn om ook Moldavië erbij te betrekken. In het
                     Commissievoorstel voor de leningenfaciliteit krijgen kandidaat-lidstaten, waaronder
                     Moldavië, een speciale status. Ze worden daarin dus genoemd. Moldavië is een van de
                     kandidaat-lidstaten. In de appreciatie die in bredere zin volgt op alles wat met ReArm
                     en SAFE te maken heeft, zullen we daarop terugkomen. Kandidaat-lidstaten, waaronder
                     dus Moldavië, worden daarin genoemd.
                  
De heer Nordkamp vroeg: waarom heeft Nederland zich nog niet aangesloten bij het project
                     voor een nieuw gevechtsvliegtuig? Wij hebben ons voor de komende 30 jaar al gecommitteerd
                     aan de F-35; we zitten ook al meer dan 20 jaar in het F-35-programma. We zijn niet
                     voornemens om daarvan af te stappen. We hebben daar veel in geïnvesteerd. Onze piloten
                     en onze technici zijn daar allemaal in opgeleid. Ook de Nederlandse industrie is aangehaakt,
                     om onderdelen van de F-35 te leveren. Wij zijn dus niet voornemens om op een ander
                     gevechtsvliegtuig over te stappen en ons aan te sluiten bij dat project.
                  
Deze vraag gaat over de industrie; die ga ik zo meteen doen.
Dan de vraag wat de Verenigde Staten doen en wat wij als Europa bereid zijn om te
                     doen en over te nemen. Diverse leden hebben daar, met een net wat andere formulering,
                     naar gevraagd, onder anderen de heer Boswijk van het CDA, de heer Van Dijk van NSC
                     en de heer Dassen van Volt. De Verenigde Staten leveren op dit moment een aantal strategische
                     capaciteiten die Europa of Europese landen niet in staat zijn te leveren. Die kun
                     je ook niet zomaar van de ene op de andere dag vervangen. Een voorbeeld dat werd genoemd
                     is alles wat te maken heeft met satellietcapaciteit. Dat is een van de flagship projects
                     die Europa heeft geïdentificeerd; er wordt op EU-niveau aan gewerkt om daarin te investeren.
                     Er zijn ook andere projecten, zoals strategisch luchttransport, waarvan je zou kunnen
                     zeggen dat Europese landen die op termijn of in groepen van landen zouden kunnen overnemen.
                  
Wat mij betreft zou de inzet zijn dat we samen met de Verenigde Staten roadmaps opstellen
                     om te kijken welke strategische capaciteiten de Verenigde Staten op den duur minder
                     willen leveren en hoe Europese landen die geleidelijk kunnen overnemen. Volgens mij
                     zijn wij erbij gebaat om dat met de Verenigde Staten samen te doen en niet net te
                     doen alsof de Verenigde Staten zich nu volledig terugtrekken, want in de praktijk
                     is dat niet zo. Maar het klopt dat ze hebben aangegeven dat Europese landen meer zelf
                     moeten doen en meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun eigen veiligheid. Ik
                     ben het ermee eens dat we daarbij ook naar dat soort strategische capaciteiten moeten
                     kijken. Volgens mij helpt het niet per se om nu als Nederland een algeheel plan voor
                     of een algeheel assessment van al die zaken te maken. Volgens mij moeten wij dat met
                     de Amerikanen en de Europese landen samen doen. We moeten kijken welke bereidheid
                     er is om te investeren en we moeten identificeren om welke strategische capaciteiten
                     het gaat, waar de Verenigde Staten op termijn vanaf willen en welke investeringen
                     we als Europa of als Europese landen kunnen doen om dat geleidelijk over te nemen.
                     Ik zou daar graag de aandacht op willen vestigen.
                  
Ik zeg nadrukkelijk dat we het met de Amerikanen samen moeten doen. We moeten ook
                     niet harder lopen dan de Amerikanen zelf, vind ik. Wij doen soms net alsof de Amerikanen
                     niet meer bereid zouden zijn om iets in Europa te doen of dat het leveren van bepaalde
                     systemen, zoals Apaches, F-35’s en Tomahawks, onder druk zou staan. Wat de Amerikaanse
                     Minister van Defensie tegen mij zegt, is dat de NAVO voor de Verenigde Staten relevanter
                     is dan ooit, dat zij gecommitteerd zijn aan de NAVO, dat zij bereid zijn om hun commitments
                     na te komen en dat ze voor het leveren van Amerikaanse systemen willen kijken hoe
                     ze red tape kunnen wegnemen, zodat dat materieel sneller wordt geleverd. Ja, Europa
                     moet meer verantwoordelijkheid nemen. Ja, we moeten meer van de Amerikanen overnemen.
                     Laten wij dat samen met hen doen en laten wij niet net doen alsof de Amerikanen zich
                     van de ene op de andere dag terugtrekken uit Europa.
                  
Dan ga ik verder met ...
De voorzitter:
Uw tweede interruptie.
De heer Dassen (Volt):
Ja, mijn tweede en meteen ook laatste interruptie. Ik vind het allemaal hele mooie
                     woorden van de Minister: «we moeten het samen met de VS doen», «we moeten kijken waar
                     de VS vanaf willen» en «de Amerikaanse Minister van Defensie spreekt mooie woorden
                     richting mij en zegt dat de NAVO sterker is dan ooit». Maar als ik kijk naar wat ze
                     naar elkaar appen, zie ik dat ze helemaal klaar zijn met het freeridergedrag van Europa
                     en dat ze er helemaal klaar mee zijn dat ze ons elke keer te hulp moeten schieten.
                     Volgens mij is dat het antwoord op de vraag waar de VS vanaf willen. Volgens mij willen
                     ze ervanaf dat ze Europa überhaupt nog op deze manier moeten ondersteunen. En dus
                     moeten wij zelf aan de bak om deze strategic enablers volledig in huis te krijgen.
                     Ik verbaas me erover – met alle signalen die we de hele tijd krijgen, vind ik dat
                     moeilijk te plaatsen – dat de Minister vasthoudt aan het idee dat we moeten kijken
                     waar de VS vanaf willen en dat we, op basis van dat antwoord, moeten kijken wat we
                     dan zelf moeten oppakken. Kan de Minister daar een reflectie op geven, gezien de ontwikkelingen,
                     die ontzettend snel gaan?
                  
Minister Brekelmans:
Ik wil niet flauw doen, maar ik baseer me toch liever op wat de Amerikaanse Minister
                     van Defensie tijdens een NAVO-meeting tegen 31 bondgenoten zegt en op wat hij daarna
                     tegen mij persoonlijk zegt, dan op wat er via appberichten, hoe smeuïg ook, via de
                     krant naar buiten komt.
                  
Als de Amerikanen zich in hele korte tijd zouden terugtrekken met hun strategic enablers,
                     hebben we echt een gigantisch probleem. Want we kunnen hoog en laag springen, maar
                     wij hebben niet op hele korte termijn die satelliet- en ISA-capaciteit. We kunnen
                     hoog en laag springen, maar wij hebben niet dat strategisch luchttransport. Volgens
                     mij zijn wij er dus bij gebaat dat we bereid zijn, en die bereidheid ook tonen, om
                     zelf meer in strategic enablers te investeren en dat we ook bereid zijn om tegen de
                     Amerikanen te zeggen: wij begrijpen dat u wilt dat Europese landen meer verantwoordelijkheid
                     nemen, dus dat we van burden sharing naar burden shifting gaan. Maar laten we dan
                     een gezamenlijke planning met de Amerikanen maken, zodat er geen gat valt. Want als
                     wij geen toegang meer hebben tot strategisch luchttransport, wordt het plannen van
                     een missie buiten Europa behoorlijk ingewikkeld. Als wij geen ISA-capaciteit hebben,
                     wordt het plannen van een missie in Oekraïne vrij ingewikkeld. We hebben er gewoon
                     mee te maken dat we de Amerikanen op korte termijn nodig hebben, dus laten we die
                     transitie samen met de Amerikanen vormgeven, laten we niet in een paniekkramp schieten
                     en laten we proberen om dat constructief met hen op te pakken. Nogmaals, in de overleggen
                     die ik tot nu toe met hen heb gehad, is die constructieve toon er ook.
                  
De voorzitter:
Meneer Paternotte, u heeft een interruptie. 45 seconden, hè? Want we houden het nog
                     steeds bij.
                  
De heer Paternotte (D66):
Volkomen logisch dat de Minister zegt dat hij de samenwerking met Amerika zo sterk
                     mogelijk wil maken. Dat lijkt me altijd je plan A. Maar ik maak me wel een beetje
                     zorgen als hij zegt: ik houd meer rekening met wat Hegseth tegen mij zegt dan met
                     wat hij in een appgroep zegt tegen de nationaal veiligheidsadviseur, de Minister van
                     Buitenlandse Zaken en de Vice-President van Amerika. Ik denk toch dat hij tegen hen
                     misschien net iets meer zegt en misschien net iets eerlijker is dan tegen de Nederlandse
                     Minister van Defensie. Als dat andersom is, is dat natuurlijk fantastisch nieuws,
                     maar ik denk dan toch: de Amerikanen hebben ons de afgelopen weken zo vaak verrast.
                     Geen inlichtingen meer geven aan Oekraïne. Vandaag nog: sancties tegen Rusland sneller
                     gaan afbouwen. Houdt de Minister naast dit plan A, namelijk om de band sterk te houden,
                     ook rekening met een plan B, voor het geval je die enablers in Europa toch sneller
                     zult moeten vervangen dan in een gezamenlijk tijdpad?
                  
Minister Brekelmans:
Volgens mij staat in dat appcontact niet dat de Minister van Defensie zegt «wij leveren
                     geen strategic enablers meer aan de NAVO» of «wij komen onze commitments niet meer
                     na» of, waarover gespeculeerd wordt, «wij zijn niet meer bereid om de NAVO te steunen»,
                     of wat dan ook. Natuurlijk neem ik de houding van de Amerikanen serieus. Wij pleiten
                     niet voor niks voor bijna een verdubbeling ... Er wordt nu gesproken over die 800
                     miljard op Europees niveau. Als je omrekent wat dat voor individuele lidstaten betekent,
                     zie je dat het voor veel landen een verdubbeling van de defensie-uitgaven zou betekenen.
                     Natuurlijk zit dit daar ook achter: dat de Amerikanen heel duidelijk aangeven dat
                     ze minder bereid zijn om die verantwoordelijkheid in Europa te dragen en dat de Europese
                     landen dat zelf moeten doen. Alleen, volgens mij zijn wij er allemaal bij gebaat dat
                     dat transitieproces zo soepel mogelijk verloopt en niet met allerlei schokken, zoals
                     de heer Paternotte zegt, bijvoorbeeld dat de Amerikanen zich ineens terugtrekken en
                     wij vervolgens tot de conclusie komen dat we een paar jaar nodig hebben om dat gat
                     te dichten. Dus ja, we moeten dat zo snel mogelijk doen. Maar dan geldt nog steeds
                     dat het opbouwen van satelliet- en ISA-capaciteit enige tijd kost. Je kunt wel plan
                     A, B, C, D en E maken, maar als wij dat als Europa zelf moeten doen, zal daar enige
                     tijd overheen gaan. Een strategisch luchttransportvliegtuig bouw je niet in een dag.
                     Ook daar gaat enige tijd overheen. Maar deel ik de urgentie? Moeten we dat zo snel
                     mogelijk doen? Moeten we proberen om dat maximaal samen met de Amerikanen te doen?
                     Moet die roadmap er snel zijn? Ja, daar ben ik het mee eens.
                  
De voorzitter:
Ik zie dat meneer Van Dijk een interruptie heeft.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Toch op dit punt, want ik denk dat het raakt aan wat de Minister net naar voren brengt.
                     Het is een beetje in het verlengde van de motie-Dassen/Omtzigt. We kunnen natuurlijk
                     zeggen dat we zoveel mogelijk met de VS moeten blijven doen. Inderdaad. Tegelijkertijd
                     roept die motie heel duidelijk op om in ieder geval ook een plan te maken met de Europese
                     partners. De vraag was heel duidelijk van de zijde van de Kamer: bent u bereid om
                     dat volgende week in de Raad naar voren te brengen en gezamenlijk dat plan op te stellen
                     voor de kritieke militaire capaciteiten die Europa zelf zou moeten hebben? Dan komt
                     daarna pas de vraag aan de orde of we dat gaan doen en met wie. De vraag is: bent
                     u bereid om dat naar voren te brengen?
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De Minister.
Minister Brekelmans:
Ja, maar op de manier zoals ik net zei. Er is eerder over gesproken dat we gezamenlijk
                     met de Amerikanen roadmaps moeten opstellen voor die strategische capaciteiten. Welke
                     wil je als Europa op den duur zelf doen en hoe snel moet dat? Het gaat echt om substantiële
                     bedragen, om substantiële investeringen. Dat moeten de Europese landen inderdaad gezamenlijk
                     doen en met de Verenigde Staten, zou ik zeggen. Daar pleit ik voor.
                  
De voorzitter:
Dan kunt u verder met uw beantwoording.
Minister Brekelmans:
Er was nog een vraag over de militaire mobiliteit, wat voor Nederland in het kader
                     van host nation support een belangrijke prioriteit is. We nemen daar in Europese discussies
                     vaak het voortouw in. Wij blijven daar uiteraard aan werken. Er staan ook een aantal
                     dingen in het witboek over die wij van harte steunen. Wij zullen binnenkort in een
                     uitgebreide reactie specifiek terugkomen op wat de Europese Rekenkamer daarover heeft
                     gezegd. Maar het moge duidelijk zijn dat dit een belangrijke prioriteit is, zeg ik
                     tegen de heer Oostenbrink van BBB.
                  
De heer Van Dijk had nog gevraagd of het Verenigd Koninkrijk als partner kan worden
                     geaccepteerd. Ja, uiteraard proberen wij zo nauw mogelijk met de Britten samen te
                     werken als het gaat om defensie en veiligheid. Of het nou gaat om de industrie of
                     om defensiesamenwerking, daar pleiten we steeds voor. In sommige gevallen zag ik dat
                     in de plannen staat dat een voorwaarde is dat er daarvoor sprake moet zijn van een
                     formeel partnerschap. Dat is bij mijn weten op dit moment nog niet het geval tussen
                     de EU en het Verenigd Koninkrijk, maar wij pleiten daar wel voor. Wat mij betreft
                     moeten we het VK aan boord houden. Als daar creativiteit voor nodig is, dan ben ik
                     graag bereid om daarvoor te pleiten.
                  
Dan ga ik naar het derde blok, defensie-industrie. Hoe gaan we dit verder ondersteunen,
                     vroeg de heer Van der Burg. Wat ons betreft staan er een aantal hele goede punten
                     in het witboek. Goed is dat, los van de ambities die daarin staan, ook heel duidelijk
                     de taakverdeling wordt aangegeven tussen de lidstaten, de NAVO en de EU. Door de defensie-industrie
                     te stimuleren kan de EU ervoor zorgen dat Europa datgene produceert waar door de NAVO
                     om wordt gevraagd, als het gaat om de capability targets. Wij hebben steeds gezegd:
                     zorg er nou voor dat als die middelen worden ingezet ook bedrijven buiten Europa toegang
                     houden tot die fondsen. Want we hebben ook Amerikaanse bedrijven nodig als het gaat
                     om productie, bijvoorbeeld voor alles wat met onze luchtmacht te maken heeft. Zorg
                     er dus ook voor dat vormen van co-licencing mogelijk blijven. Ik denk dat het van
                     strategisch belang is om het VK, Noorwegen en dat soort landen nu niet uit te sluiten.
                     Ook goed in het witboek is dat er expliciet wordt gezegd dat als regulering de defensie-industrie
                     in de weg zit, die belemmerende regelgeving weggenomen moet worden. Dat kan bijvoorbeeld
                     te maken hebben met aanbestedingsprocedures, die af en toe nog steeds in de weg zitten.
                     Wij hebben ervoor gepleit om dat breder te doen, want we lopen ook tegen andere typen
                     regelgeving aan, bijvoorbeeld als het gaat om vergunningen, natuur en dat soort zaken.
                     Die kunnen Defensie ook in de weg zitten. Wij blijven daarvoor pleiten, specifiek
                     als het gaat om regelgeving die onze defensie-industrie nodig heeft om te kunnen uitbreiden.
                  
Onder anderen de heer Boswijk vroeg naar de gezamenlijke aankoop door de Commissie.
                     Op dit moment hebben we al het EDA, dat zich daarmee bezighoudt, om te inventariseren
                     waar die mogelijke gezamenlijke vraag zit. Binnen de NAVO hebben we het NSPA, dat
                     daarvoor is opgericht. Ook hebben we de OCCAR, een samenwerkingsverband tussen meerdere
                     landen dat zich daarmee bezighoudt. We moeten dus een beetje oppassen dat we een wildgroei
                     krijgen met daarnaast ook nog de Commissie, die ook de vraag gaat bundelen. Ik denk
                     dat met name het NSPA hier een belangrijke rol in kan spelen, omdat zij heel nauw
                     aansluiten op de NAVO capability targets en makkelijker de vraag kunnen samenbrengen
                     tussen zowel EU-landen als niet-EU-landen.
                  
Wat ik vooral belangrijk vind, even los van alle grote woorden die we hiervoor gebruiken,
                     is dat we heel concreet zoeken naar projecten en voorbeelden waarin we dit samen kunnen
                     doen. Als het gaat om munitie, raketten en dat soort zaken, meer de bulkproducten,
                     zou dit toch heel makkelijk moeten kunnen en zouden we veel meer gebruik moeten kunnen
                     maken van de bestaande instrumenten. Als het gaat om het wat ingewikkelder materieel,
                     moeten we er volgens mij voor zorgen dat we aansluiten op bestaande contracten. Wij
                     als Nederland zijn daar een goed voorbeeld van. Als wij nieuwe tanks kopen, kopen
                     we dezelfde als de Duitsers. Wat goed genoeg is voor Duitsland, is goed genoeg voor
                     ons en andersom. Wij nodigen andere landen ook uit om gebruik te maken van de contracten
                     die wij hebben. Op die manier werk je ook bottom-up aan meer gezamenlijke systemen
                     en aan het versnellen van inkoopprocessen. Volgens mij moeten we bottom-up heel veel
                     van dat soort dingen doen en leidt dat ook sneller tot resultaat. Daarnaast moeten
                     we veel meer gebruikmaken van de instrumenten die we al hebben, met name het NSPA
                     binnen de NAVO en waar dat aanvullend is ook het EDA binnen de Europese Unie.
                  
De heer Dassen vroeg, zoals in ieder debat, naar de voortgang op het ELSA-initiatief.
                     Wij hebben als Nederland heel duidelijk richting de Fransen aangegeven dat wij daarbij
                     aan willen sluiten. Ik heb dat onlangs nogmaals bij mijn Franse collega onder de aandacht
                     gebracht. We zijn in overleg om te kijken hoe dat in de praktijk kan gaan plaatsvinden.
                     De heer Dassen kent het antwoord. Het is namelijk hetzelfde antwoord dat ik hem de
                     vorige keer gegeven heb.
                  
Dan de vraag van de heer Van der Burg: is het percentage dat genoemd wordt, de 65%,
                     beperkend? Ik denk het niet, want het geeft nog steeds ruimte om die 35% ook buiten
                     de Europese Unie te doen. We moeten nog wat verder in de details over hoe dat percentage
                     precies wordt uitgewerkt. Daar komen we op terug in de uitgebreidere kabinetsreactie.
                     Maar als dat de verdeling zou zijn, dan geeft het aan de ene kant de richting weer
                     dat we meer in Europa zelf moeten doen en Europese producenten moeten stimuleren,
                     maar het laat nog steeds behoorlijk wat ruimte voor de Britten, de Amerikanen, de
                     Noren en iedereen die we hierbij willen betrekken.
                  
Dat was het blokje defensie-industrie. Dan ga ik naar ReArm. Daar zijn ook diverse
                     vragen over gesteld.
                  
Staan wij achter het white paper? Daar hebben we als kabinet natuurlijk al een reactie
                     op gegeven, dus uiteraard sluit ik me volledig aan bij wat daar eerder over is gezegd,
                     ook in reactie op de motie-Eerdmans. Als het gaat om de verdere uitwerking van de
                     verschillende onderdelen uit ReArm, dan vinden wij het uiteraard belangrijk dat de
                     instrumenten die daaronder vallen, gericht zijn en tijdelijk van aard zijn en dat
                     daar ook waarborgen in zitten als het gaat om de schuldhoudbaarheid en de financiële
                     stabiliteit. Langs die lijnen zullen we de nadere uitwerking verder beoordelen. Binnenkort
                     komen we met een uitgebreidere kabinetsreactie. Ik zei al eerder dat dat waarschijnlijk
                     in de tweede week van april het geval zal zijn. De Minister van Financiën heeft al
                     aangegeven dat wij zelf niet voornemens zijn om gebruik te maken van SAFE. Dat hoeft
                     ook niet, want wij kunnen lenen tegen aantrekkelijkere rentepercentages dan via het
                     SAFE-instrument.
                  
De voorzitter:
Ik heb een interruptie van meneer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ik hoor de Minister nu over SAFE beginnen, dus ik wacht nog heel even de beantwoording
                     af.
                  
De voorzitter:
Oké. U mag weer verdergaan.
Minister Brekelmans:
De Minister van Financiën heeft dus aangegeven dat wij niet voornemens zijn om daar
                     gebruik van te maken. Dat is ook niet nodig. We zijn er als kabinet ook geen voorstander
                     van om het ESM hiervoor in te zetten, omdat dat is bedoeld voor de financiële stabiliteit
                     in de eurozone.
                  
Dan was er nog een vraag van BBB over het Stabiliteits- en Groeipact: gaan wij dat
                     als Nederland monitoren? Nee, het is in eerste instantie aan de Commissie om de naleving
                     van het Stabiliteits- en Groeipact te monitoren. Dat is de taak van de Commissie.
                     Als het gaat om zorgen rondom schuldhoudbaarheid, is het ook aan de Commissie om te
                     beoordelen hoe diverse lidstaten ervoor staan. Er werken bij het Ministerie van Financiën
                     hele goede experts die daar ook wel een beeld van kunnen vormen, maar het is echt
                     de taak van de Europese Commissie om dat met de juiste diepgang te beoordelen.
                  
Dan was er nog een vraag van de heer Oostenbrink: we moeten oppassen voor defencewashing
                     en voorkomen dat ineens allerlei onderdelen als defensie-uitgaven worden gezien. Ik
                     ben het er sowieso mee eens dat we daarvoor moeten oppassen. Er is ook gedefinieerd
                     welke typen uitgaven in het kader van SAFE gefinancierd kunnen worden en welke typen
                     defensieproducten en defensiedoeleinden daaronder vallen.
                  
De heer Van Dijk had nog de vraag waar de SAFE-capaciteiten aan kunnen worden uitgegeven.
                     Daar kom ik op terug in de nadere kabinetsreactie.
                  
Dat was ’m.
De voorzitter:
Dan heeft de heer Paternotte toch een interruptie.
De heer Paternotte (D66):
Het gaat natuurlijk veel te weinig over Joost Eerdmans vanavond, die er zelf nu niet
                     is maar wel steeds allemaal moties indient. Hij heeft ook een tweede motie ingediend,
                     die oproept tot actief verzet tegen gezamenlijke schulden. We hoorden net BBB ook
                     zeggen: die 150 miljard in SAFE willen we helemaal niet. Daarmee sla je natuurlijk
                     ineens een enorm gat in ReArm Europe. Ik wil de Minister vragen of we er wel achter
                     staan dat in Europa dat instrument kan worden ingezet. Of zeggen we eigenlijk: het
                     Nederlandse kabinet wil het pakket van 800 miljard helemaal niet en staat alleen maar
                     achter 650 miljard? Daar wil ik graag duidelijkheid over.
                  
Minister Brekelmans:
Volgens mij zei de motie van de heer Eerdmans dat wij ons verzetten tegen eurobonds.
                     Het is wel belangrijk om die verschillende dingen uit elkaar te houden. Dat weet de
                     heer Paternotte ook. Hij kiest ervoor om het te vertalen naar «gezamenlijke schulden»,
                     maar dat is toch wel wat anders. Wij hebben als kabinet altijd gezegd dat wij geen
                     voorstander zijn van eurobonds, en ook niet van een variant daarop, namelijk defensiebonds.
                     Als het gaat om de vijf onderdelen die nu onder ReArm vallen, dan kent de heer Paternotte
                     onze constructieve houding. We zullen die plannen, als ze verder worden uitgewerkt,
                     ook van een nadere appreciatie voorzien. Zoals ik net zei, moet het gericht zijn.
                     Vooral het tweede onderdeel is tijdelijk van aard. Wij vinden ook dat we moeten oppassen
                     dat de schuldhoudbaarheid niet in het geding komt.
                  
De heer Olger van Dijk (NSC):
Nog even een verduidelijking. Ik begrijp dat het antwoord over het ESM is: dat is
                     hier niet helemaal aan de orde. Zo heb ik de Minister net begrepen. Maar het white
                     paper zegt helemaal op het einde dat niet zozeer het ESM moet worden gebruikt, maar
                     dat je, als er meer vraag is naar leningen dan de 150 miljard, verder zou moeten kijken
                     naar nieuwe instrumenten die op de leest van het ESM zijn geschoeid, dus wel degelijk
                     breder. De oproep van NSC is: wees daar heel terughoudend mee. Zo hebben wij de brief
                     van Schoof ook begrepen. Wij zeggen: trap in die zin wel even op de rem in Europa.
                     Mag ik de Minister zo begrijpen dat hij dat ook zal doen als er andere, aanvullende
                     leningen dan die 150 miljard aan de orde zijn, die misschien op de ESM-leest geschoeid
                     zijn?
                  
Minister Brekelmans:
Ik zie niet zo snel dat die 150 miljard zomaar wordt gebruikt. Uiteindelijk gaat het
                     gewoon om leningen. Juist ook het deel van het coronaherstelfonds dat niet om giften
                     maar om leningen gaat, wordt niet gebruikt, want een lening moet je altijd nog terugbetalen.
                     Veel landen zijn in dezelfde positie als Nederland dat het eigenlijk niet eens zo
                     heel aantrekkelijk is, omdat we zelf al tegen lagere percentages kunnen lenen op de
                     kapitaalmarkt. Ik denk persoonlijk dus niet dat die 150 miljard zomaar wordt gebruikt,
                     maar ik heb ook niet het volledige overzicht, moet ik in alle eerlijkheid zeggen.
                     Als het specifiek gaat om het ESM, dan heeft de Minister van Financiën zich daar ook
                     heel duidelijk tegen uitgesproken. Zijn standpunt is helder dat dit hiervoor niet
                     wordt ingezet.
                  
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording.
Minister Brekelmans:
We hebben nog het blokje overig, voorzitter. Ik zal proberen het zo snel mogelijk
                     te doen. Er is een aantal vragen gesteld over de aankondiging van de Staatssecretaris
                     gisteren over het toegroeien naar eerst 100.000 en vervolgens naar 200.000. In de
                     plannen zitten de financiën voor de uitbreiding naar 100.000. Daar hebben we op dit
                     moment de financiële dekking voor. Uiteraard kijken we in onze plannen ook wel wat
                     verder vooruit. De volgende 100.000 zit ook met name in reservisten. Dat is qua kostenprofiel
                     natuurlijk anders dan wanneer je mensen fulltime in dienst hebt. Er zal dus aanvullend
                     budget voor Defensie nodig zijn willen wij toegroeien naar de schaalbare krijgsmacht
                     die met name door middel van reservisten boven 100.000 kan opschalen naar 200.000.
                     Als we op het huidige budget zouden blijven dat nu in de boeken staat, dan hebben
                     we gewoon aanvullend budget nodig om ook naar die 200.000 toe te groeien.
                  
De heer Van Dijk vroeg ook wat het in bredere zin voor de randvoorwaarden betekent,
                     zoals oefenterreinen en kazernes. Uiteraard zullen we daar dan ook meer in moeten
                     investeren. Daar zal dus ook extra Defensiebudget voor nodig zijn.
                  
De voorzitter:
Meneer Boswijk, u heeft er nog één. Gaat uw gang.
De heer Boswijk (CDA):
Ja, zeker. Ik wil daar een beetje op voortborduren. Nu wordt inderdaad breed dat getal
                     van 200.000 verspreid. Ik snap dat dit er niet continu 200.000 zijn. Het zal pieken
                     kennen. Maar het vraagt natuurlijk wel heel veel voor de plannen die nu al lopen in
                     het kader van Ruimte voor Defensie, maar natuurlijk ook voor de Voorjaarsnota die
                     eraan gaat komen. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe de brief van de Staatssecretaris
                     zich verhoudt tot alle lopende plannen en de onderhandelingen richting de Voorjaarsnota.
                     Kan dat en loopt dat wel goed samen? Hoe kunnen wij daar ook een beetje feeling mee
                     houden? Het is nu nog wel een beetje een los nummer, waarvan wij nog niet zo erg kunnen
                     duiden of het ook kan en gaat gebeuren.
                  
Minister Brekelmans:
Wat de Staatssecretaris gisteren heeft gezegd, is dat we willen toegroeien naar een
                     krijgsmacht van 100.000 in 2030. Als je de reservisten eraf zou halen, gaat het dus
                     van ongeveer 70.000 naar 100.000. Daar hebben we op dit moment ook budget voor. Daar
                     gaan we heel stevig mee door. Deze week start er een grote campagne, Tijd voor Defensie,
                     die bedoeld is om meer mensen aan te nemen. Alleen, we kijken natuurlijk ook al verder
                     dan dat. Zeker in tijden van nood, waarin we meer reservisten nodig hebben voor Defensie,
                     ook richting 2030 en daarna, is er voor de schaalbare krijgsmacht en de extra 100.000
                     additioneel budget nodig. Het is niet zo dat we nu per se bij deze Voorjaarsnota al
                     alles tot en met 2030 helemaal geregeld moeten hebben. Ik denk dat dit iets te ambitieus
                     is. Maar goed, als we daar een volgende stap kunnen zetten met extra Defensiebudget,
                     dan kunnen we concrete en financieel onderbouwde plannen maken. Mocht dat onverhoopt
                     niet gebeuren, dan gaan we nog steeds volle vaart door om grote stappen te zetten
                     richting die 100.000. Daar hebben we voor de komende periode nog behoorlijk wat voor
                     te doen. We gaan ook echt niet zomaar van de ongeveer 70.000 waar we nu op zitten
                     naar die 100.000. Maar daar kunnen we wel volle vaart mee door. Dat zit al in de budgetten.
                  
Dan vroeg de heer Dassen nog naar het appverkeer. Ik heb er natuurlijk ook met de
                     nodige verbazing naar gekeken dat er op een dergelijke manier over gecommuniceerd
                     wordt. Ik weet uit een eerder dienstverband dat jullie eigen appgroepen daar wel een
                     beetje op lijken, meneer Boswijk! Maar heel duidelijk: ik heb er natuurlijk met verbazing
                     naar gekeken dat er op die manier over gecommuniceerd wordt. Dat is volgens mij niet
                     de manier en ook niet het type communicatiekanaal waarop je over dit soort zaken hoort
                     te communiceren.
                  
De heer Dassen vroeg naar de film die op de Universiteit Leiden vertoond wordt. Ik
                     heb dat voorbij zien komen. Ik heb daar ook de reactie van sommige Oekraïners op gezien.
                     Zij geven aan: dit oogt als een onschuldige film, maar hier zit in feite een boodschap
                     onder die op z’n minst bagatelliserend is over de agressie die van Rusland en Russische
                     militairen uitgaat. Ik ken die film zelf niet, dus dat is puur wat ik erover voorbij
                     zie komen en wat hierover gezegd wordt. Wij kunnen als kabinet geen films verbieden
                     die op universiteiten worden vertoond, tenzij ze natuurlijk in strijd zijn met de
                     wet, maar dat is in dit geval volgens mij niet het geval. Er is vrijheid van meningsuiting.
                     Maar, laat ik het zo zeggen: iedere film of uiting die Russische agressie bagatelliseert,
                     vind ik persoonlijk smakeloos en zou ik niet zo snel uitzenden. Dit was toch de vraag,
                     of niet? Ik dacht die hiermee in ieder geval beantwoord te hebben.
                  
De heer Oostenbrink stelde nog een heel brede vraag, namelijk over welke risico’s
                     en conflicten wij ons nog meer zorgen maken. Er zijn op dit moment nogal wat conflicten
                     in de regio. Laat ik die met het oog op de tijd niet allemaal langslopen. Wij kijken
                     uiteraard natuurlijk ook met name – dat zit ook in de Defensienota – naar de conflicten
                     die directe impact hebben op de veiligheid in Europa en Nederland. Dat zijn met name
                     conflicten in, zou je kunnen zeggen, de ring rond Europa. Daarnaast kijken we natuurlijk
                     ook naar spanningen die te maken hebben met onze belangen, bijvoorbeeld in de Indo-Pacific
                     als het gaat om handelsbelangen, waarbij wij ook willen bijdragen aan stabiliteit
                     en respect voor het internationaal recht. Dat zijn uiteraard ook zaken waar wij, los
                     van de NAVO en los van Oekraïne, naar kijken en waarbij wij willen bijdragen aan veiligheid
                     en stabiliteit.
                  
NSC had nog een vraag over SACEUR en over de NAVO-oefeningen. Die sluit eigenlijk
                     een beetje aan op de antwoorden die ik eerder heb gegeven dat we niet te veel moeten
                     speculeren over dat soort geruchten. De VS hebben in ieder geval niet bij ons geuit
                     dat zij niet bereid zouden zijn of niet de intentie zouden hebben om de hoogste NAVO-commandant
                     in Europa, SACEUR, te leveren. Dat niet. Iemand zei laatst «Sacré-Coeur», maar het
                     is SACEUR. Ook als het gaat om NAVO-oefeningen zien we daar geen andere houding van
                     de Verenigde Staten in. Het is in het verleden ook al wel gebeurd dat de Amerikanen
                     of een ander land om operationele redenen besloten om niet meer aan een oefening deel
                     te nemen. Dat kan, als je bepaalde middelen op een andere plek moet inzetten. Maar
                     we zien geen algeheel andere houding als het gaat om deelname aan NAVO-oefeningen.
                  
De heer Oostenbrink, van BBB, vroeg nog naar de luchtverdediging. Dat is een belangrijke
                     prioriteit voor ons. Als Nederland investeren we ook veel in de gelaagde luchtverdediging.
                     Of het nou gaat om anti-drone, NASAMS, Patriotsystemen of F-35’s, we investeren overal
                     in. Het is een belangrijke prioriteit en het is ook wat de NAVO van ons vraagt. Dat
                     zullen we blijven doen. We moeten alleen niet het beeld wekken – ik zeg niet dat de
                     heer Oostenbrink dat zei – dat we in de toekomst iedere vierkante centimeter in Nederland
                     met gelaagde luchtverdediging moeten verdedigen. Je kijkt namelijk als NAVO-bondgenootschap
                     altijd waar de dreiging naartoe gaat en wat de gebieden zijn die daarbij speciale
                     aandacht hebben. Daar zet je je luchtverdediging op in. Mocht er sprake zijn van een
                     dreiging, dan wil je die natuurlijk zo snel mogelijk onderscheppen en niet pas op
                     het moment dat die dreiging in Nederland is. Vandaar dat wij met onze F-35’s bijvoorbeeld
                     air policing doen aan de oostgrens, zodat we al eerder een mogelijke dreiging kunnen
                     onderscheppen.
                  
De heer Van der Burg stelde nog een vraag over de 2% en de berekeningen daaromtrent.
                     Hij zei dat die wel aan zuivere defensiebestedingen moet worden uitgegeven en dat
                     daar niet allerlei andere categorieën onder moeten vallen. Zoals wel vaker ben ik
                     het zeer eens met dit statement van de heer Van der Burg.
                  
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik heb afrondend nog een korte vraag aan de Minister, met betrekking tot de beoogde
                     personeelsgroei en de ambities die zijn gesteld in de Kamerbrief van gisteren. Klopt
                     het dat u zojuist min of meer zei: in die brief stellen we ons ter ambitie om te groeien
                     tot uiteindelijk 200.000, maar hoe we daar daadwerkelijk gaan komen en welke middelen
                     we daarvoor vrijmaken, daar zullen we nog politiek verder over moeten spreken? Is
                     dat een juiste samenvatting van hetgeen u zojuist zei hierover?
                  
Minister Brekelmans:
Een juiste weergave is dat we een concreet plan hebben om als het gaat om wat wij
                     de vredesorganisatie noemen, te groeien van ongeveer 70.000, waar we nu zitten, naar
                     100.000. Daar hebben wij concrete plannen voor. We beginnen ook weer met een campagne
                     in de loop van deze week om daar extra stimulans aan te geven. Daar is de financiering
                     ook voor. De Staatssecretaris heeft ook een doorkijk willen schetsen van waar we op
                     de lange termijn naartoe willen. We moeten namelijk niet alleen een vredesorganisatie
                     opbouwen, we moeten ook voorbereid zijn op negatievere scenario’s. Reservisten spelen
                     daar een hele belangrijke rol in, om ervoor te zorgen dat we tot een schaalbare krijgsmacht
                     komen.
                  
Die schaalbare krijgsmacht kan er op de middellange termijn toe leiden dat je met
                     de inzet van reservisten niet alleen kunt opschalen tot 100.000, maar ook meer dan
                     dat, 150.000 of zelfs richting de 200.000. Voor dat stuk, als het gaat om die reservisten,
                     als we dat op de middellange termijn willen doen, zal er extra defensiebudget nodig
                     zijn. Maar we zitten nu pas, nou ja, «pas», op 75.000. Met het budget dat we nu hebben
                     kunnen we een hele grote slag maken richting 100.000 en kunnen we vooruit. Maar uiteraard,
                     als het kabinet en de Kamer besluiten ons meer middelen te geven, dan kunnen we die
                     verdere plannen om van 100.000 naar 200.000 te gaan, dus met name door inzet van reservisten,
                     financieel onderbouwd invulling geven.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Nee, u bent door uw interrupties heen, meneer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ja, maar ik dacht dat het misschien helpt om een tweeminutendebat aan te vragen.
De voorzitter:
O ja. Ik dacht dat meneer Dassen graag een tweeminutendebat aan wilde vragen.
De heer Paternotte (D66):
O, dat vind ik ook helemaal goed.
De voorzitter:
Laten we het op die manier doen.
De heer Dassen (Volt):
Voorzitter, bij dezen.
De voorzitter:
We hadden het eigenlijk al staan, maar ...
De heer Paternotte (D66):
O, u had het al staan? Nou, dan zijn we klaar.
De voorzitter:
Ja, we moesten even wachten op de vooraankondiging. Er is helaas ook geen tijd meer
                     voor een tweede termijn. U zult dan toch via de procedurevergadering een andere vergadering
                     moeten initiëren, als u daar behoefte aan heeft.
                  
Wat dat betreft zijn wij dan eigenlijk door de spullen van de agenda heen. Ik heb
                     hier één toezegging van deze Minister genoteerd.
                  
− De Minister zegt toe uiterlijk in de tweede week van april 2025 een schriftelijke
                           reactie op het witboek aan de Tweede Kamer te zullen sturen. Dat is een toezegging
                           aan het lid Boswijk.
                        
Tot zover. Ik wil de Minister en zijn collega’s bedanken voor hun beantwoording. Dank
                     aan de Kamerleden. Dan sluit ik hierbij de vergadering.
                  
Sluiting 21.03 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 T.N.J. de Lange, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
