Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Joseph en Inge van Dijk over het bericht dat een geheime deal een gapend gat achterliet in de pensioenen van DSM
Vragen van de leden Joseph (Nieuw Sociaal Contract) en Inge van Dijk (CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat een geheime deal een gapend gat achterliet in de pensioenen van DSM (ingezonden 12 februari 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 31 maart
            2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1452.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het artikel van NRC over de geheime deal die een gapend gat achterliet
               in de pensioenen van DSM?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Klopt het dat zonder opgaaf van reden of tegenprestatie 99 miljoen euro is overgeheveld
               van het pensioenfonds van DSM naar de werkgever DSM zonder de deelnemers van het pensioenfonds
               hierover te informeren?
            
Antwoord 2
            
Pensioenfonds PDN heeft zich, net als alle andere pensioenfondsen, te houden aan de
               op dat moment geldende wet- en regelgeving en staat voor de naleving daarvan onder
               (extern) toezicht bij DNB en AFM. In dit geval was er sprake van een terugstorting
               aan de werkgever. Volgens artikel 129 Pensioenwet kan het pensioenfonds uitsluitend
               terugstorten indien alle pensioenverplichtingen zijn voldaan voor de technische voorzieningen
               en vereist eigen vermogen, alle voorwaardelijke toeslagen in de voorgaande tien jaar
               zijn verleend en eventuele kortingen van de voorgaande tien jaar zijn gecompenseerd.
               In het jaarverslag dient het pensioenfonds de totale premie en balansen vermelden.
               Dergelijke transacties betrekken de toezichthouders in hun toezicht. Ik kan verder
               niet ingaan op specifieke vragen over het toezicht dat AFM en DNB op instellingen
               uitoefenen.
            
Vraag 3
            
Zo ja, getuigt dit naar uw oordeel van goed bestuur en van een evenwichtige belangenafweging
               door het bestuur voor alle groepen pensioendeelnemers?
            
Antwoord 3
            
In zijn algemeenheid moet worden vooropgesteld dat toezichthouders – zowel intern
               als extern – toezien op de naleving van de wetgeving. Een pensioenfondsbestuur dient
               te allen tijde de belangen van alle belanghebbenden en groepen deelnemers evenwichtig
               af te wegen volgens artikel 105, lid 2 van de Pensioenwet.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat door deze overheveling gevolgd door lage premieafdrachten duizenden
               deelnemers vervolgens kampten met koopkrachtverlies en dat een groot ondernemingspensioenfonds
               tussen 2006 en 2018 een achterstand van 1,3 miljard euro opbouwde ten opzichte van
               andere grote ondernemingspensioenfondsen? Zo ja, wat is uw oordeel daarover?
            
Antwoord 4
            
Van een terugstorting kan zoals eerder aangegeven alleen sprake zijn als is voldaan
               aan de voorwaarden gesteld in artikel 129 Pensioenwet. De kostendekkende premie wordt
               door het pensioenfonds vastgesteld op basis van de voorwaarden in artikel 128 Pensioenwet.
               De premie mocht enkel worden gedempt onder de voorwaarden gesteld in voormalig art.
               4 Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, waarbij wordt uitgegaan van een
               voortschrijdend gemiddelde van de rente of de rendementen met een maximumperiode van
               tien jaar of de vastgestelde verwachte waarde van het toekomstige rendement. Deze
               moesten op een onderbouwde analyse worden gebaseerd. Voor de benodigde parameters
               dienden de uitgangspunten van de wettelijk ingestelde Commissie Parameters te worden
               gehanteerd. Hierop werd door De Nederlandsche Bank prudentieel toezicht gehouden.
               Op de specifieke situatie bij Pensioenfonds PDN en het toezicht door DNB kan ik niet
               verder ingaan.
            
Vraag 5
            
Waarom kon, onder verscherpt toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB), DSM jarenlang
               minder premie afdragen dan nodig was, terwijl de dekkingsgraad van het pensioenfonds
               maar bleef dalen zonder dat gepensioneerden hier goed kennis van konden nemen via
               bijvoorbeeld de jaarverslagen?
            
Antwoord 5
            
Een pensioenfonds dat niet voldoet aan de eisen aan het vereist eigen vermogen moet
               een herstelplan indienen bij DNB.
            
In dit herstelplan geeft het pensioenfonds aan op welke manier het binnen de hersteltermijn
               weer zal voldoen aan de eisen aan het vereist eigen vermogen. Dit moet in een concreet
               en haalbaar plan worden neergelegd dat door DNB wordt beoordeeld. De premiestelling
               maakt hier onderdeel van uit. Onderdeel van de destijds geldende Pensioenwet was dat
               pensioenfondsen in hun jaarverslag melding moeten maken van de balansen en totale
               (kostendekkende) premie, en het jaarverslag is voor elk type deelnemer, waaronder
               gepensioneerden, beschikbaar op de website van het pensioenfonds (artikel 46a Pensioenwet).
               In het jaarverslag, dat ter beschikking moet worden gesteld aan de deelnemers, moet
               volgens artikel 96 Pensioenwet melding worden gemaakt van dwangsommen, boetes en aanwijzingen
               van de toezichthouder. Verder kan de toezichthouder op grond van artikel 188 Pensioenwet
               kiezen om een overtreding, aanwijzing of boete openbaar te maken.
            
Vraag 6
            
Hoe reflecteert u op het feit dat de samenstelling van de klachtencommissie van het
               DSM-pensioenfonds bestaat uit twee leden van het pensioenfondsbestuur zelf?
            
Antwoord 6
            
Een pensioenuitvoerder dient te zorgen voor een adequate behandeling van klachten
               van deelnemers en moet een interne klachten- en geschillenprocedure hebben ingericht,
               deze voorwaarden zijn met de invoering van de Wet toekomst pensioenen uitgebreid.
               Bestuurders kunnen een rol hebben in de klachtenafhandeling, waarbij het van belang
               is dat zij geïnformeerd zijn over de ontvangen klachten en daar indien nodig naar
               handelen. Ik heb geen reden om aan te nemen dat de interne klachten- en geschillenprocedure
               bij pensioenfonds PDN niet voldoet aan wet- en regelgeving en de gedragslijn van de
               pensioensector.2
Vraag 7, 8 en 9
            
Welke weging geeft u aan het oordeel van de Ombudsman Pensioenen over de gang van
               zaken?
            
Hoe kijkt u naar het oordeel van de Ombudsman dat er sprake is van een «bijzondere»
               en «zeer ongebruikelijke» gang van zaken in de DSM-casus?
            
De Ombudsman geeft aan dat het pensioenfonds van DSM in 2007 en 2008 zeer waarschijnlijk
               niet aan de eisen die de wet stelde voldeed om tientallen miljoenen euro korting te
               geven, kunt u hier meer duidelijkheid over verschaffen?
            
Antwoord  7, 8 en 9
            
De Ombudsman Pensioenen, sinds 2024 onderdeel van de Geschilleninstantie Pensioenfondsen
               (GIP), is onafhankelijk en gaat over zijn eigen zaken. De taak van de Ombudsman is
               om te bemiddelen en niet om bindende uitspraken te doen. Het is niet aan mij om te
               oordelen over een aan de Ombudsman voorgelegde casuïstiek en uitspraken van de Ombudsman
               daarover. Voor de indiener van de kwestie bestaat de mogelijkheid om, wanneer de uitkomst
               daar aanleiding toe geeft, naar de rechter te stappen. In deze kwestie is het niet
               mogelijk om het geschil voor te leggen aan het GIP, aangezien het geschil van voor
               1 juli 2023 is. Geschillen ingediend bij het pensioenfonds na die datum kunnen wel
               aan het GIP worden voorgelegd. Het GIP kan wel bindende uitspraken doen.
            
Vraag 10
            
Kunt u deze vragen één voor één binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 10
            
Dit is wegens het inwinnen van informatie bij externe partijen niet gelukt.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.