Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paulusma over de alternatieve dekking door geld uit de wijkverpleging te halen
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de alternatieve dekking door geld uit de wijkverpleging te halen (ingezonden 19 maart 2025).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 28 maart
2025)
Vraag 1
Waarom kiest u ervoor het budget van de wijkverpleging te gebruiken als dekking?
Antwoord 1
Ik heb ervoor gekozen om de raming en de realisatie van de uitgaven bij de Wijkverpleging
dichter bij elkaar te brengen. In de Ontwerpbegroting VWS 2025 heb ik daar een eerste
stap gezet. Hiervoor verwijs ik naar tabel 3A op pagina 202 waarin ik de raming op
basis van de uitvoeringscijfers al fors naar beneden heb bijgesteld.1 Structureel is er nog ruimte beschikbaar. Als ik deze ruimte niet aanwend voor andere
doeleinden dan zullen deze middelen uiteindelijk vrijvallen. Ik ben daarom blij dat
het gelukt is om deze ruimte op het kader voor de wijkverpleging op deze manier te
behouden voor de zorg.
Belangrijke oorzaak van de onderschrijding is dat de wijkverpleging sinds 2015 (overgang
van de AWBZ naar de Zvw) steeds doelmatiger is geworden, door beleid van zowel zorgverzekeraars
als zorgaanbieders. Er worden minder uren zorg per cliënt geleverd en er wordt meer
gekeken naar wat mensen zelf kunnen. Dat is ook belangrijk om deze zorg in tijden
van dubbele vergrijzing voor iedereen toegankelijk te houden. Bovendien is er krapte
op de arbeidsmarkt, waardoor aanbieders van wijkverpleging kritisch moeten kijken
welke zorg noodzakelijk is om te leveren.
Bovenstaande ontwikkelingen leiden tot lagere uitgaven aan de wijkverpleging dan geraamd.
Een deel van deze structurele ruimte zet ik in als alternatieve invulling van de € 165
miljoen. Ook in de komende jaren is de groeiruimte 3,5% per jaar zonder dat dit ten
koste gaat van het aanbod van wijkverpleegkundige zorg of de afspraken die in het
IZA zijn gemaakt over de wijkverpleging.
Vraag 2
Waarom is er niet naar alternatieve vormen van dekking gekeken?
Antwoord 2
Omdat deze meevaller zich hoe dan ook voor zal doen en ik hem nu kan inzetten om een
taakstelling die onverwacht op mijn begroting is beland op te lossen. Bij deze dekking
is het mogelijk om de zorg aan mensen te ontzien.
Vraag 3
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn van deze bezuiniging op de wijkverpleging?
Antwoord 3
Het betreft nadrukkelijk géén bezuiniging op de benodigde middelen voor wijkverpleging.
Het gaat om middelen die niet worden uitgegeven aan wijkverpleegkundige zorg en zouden
overblijven. Dit zou achteraf dan zichtbaar worden in onderschrijdingen, zoals we
de afgelopen jaren zagen. We gaan onverminderd door met de IZA-afspraken over de wijkverpleging
en het versterken van de eerstelijnszorg. Zorgverzekeraars blijven extra investeren
in de wijk, zoals afgesproken. Daar is nog steeds genoeg financiële groeiruimte voor
beschikbaar, ook in de komende jaren is de groeiruimte 3,5% per jaar. Uit onderzoek
blijkt dat ondanks de onderschrijding de toegankelijkheid van de wijkverpleging nog
altijd goed is.
Vraag 4
Erkent u dat er in de wijkverpleging al sprake is van personeelstekorten? Wat zijn
de effecten van deze bezuinigingen op de personeelstekorten?
Antwoord 4
Ook de wijkverpleging heeft te maken met krapte op de arbeidsmarkt en lukt het aanbieders
dus moeilijk en soms niet om alle vacatures (binnen afzienbare tijd) in te vullen.
De inzet van een deel van de onderschrijding heeft echter geen effect daarop.
Vraag 5
Hoe gaat u de stijgende vraag naar wijkverpleging opvangen nu mensen langer thuiswonen
en meer zorg nodig hebben en u ondertussen bezuinigt op de wijkverpleging?
Antwoord 5
Er is geen sprake van een bezuiniging. Het beschikbare budget voor de wijkverpleging
blijft de komende jaren stijgen. Dat was ook de afgelopen jaren het geval. Deze ruimte
is door partijen, waaronder zorgverzekeraars, ingezet om te investeren in de wijkverpleging.
Het is mijn inzet, samen met de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg,
de eerstelijnszorg en wijkverpleging de komende jaren verder te versterken zodat iedereen
die dat nodig heeft toegang houdt tot zorg in de eigen leefomgeving.
Vraag 6
Zijn er gesprekken gevoerd met veldpartijen over deze dekking? Bijvoorbeeld met V&VN,
Actiz, zorgverzekeraars, ziekenhuizen, huisartsen en gemeenten? Zo ja, wat zijn de
uitkomsten van deze gesprekken? Zo nee, waarom is er niet met deze partijen gesproken?
Antwoord 6
In de afgelopen maanden is in het kader van het bereiken van een aanvullend zorg-
en welzijnsakkoord (AZWA) intensief gesproken met genoemde veldpartijen. Daarbij is
ook gesproken over het hanteren van realistische kaders. Het kabinet vindt het van
belang dat er realistisch geraamd wordt. Daarom wordt de raming naar beneden bijgesteld.
Deze bijstelling gaat nadrukkelijk niet ten koste van middelen die nodig zijn voor
wijkverpleegkundige zorg.
Vraag 7
Wat zijn de juridische consequenties van het openbreken van het Integraal Zorgakkoord?
Kan deze bezuiniging tot gevolg hebben dat het gehele Integraal Zorgakkoord onder
druk komt te staan? Waarom neemt het kabinet dit risico?
Antwoord 7
We gaan onverminderd door met de IZA-afspraken op de wijkverpleging en het versterken
van de eerstelijnszorg. Zorgverzekeraars blijven extra investeren in de wijk, zoals
afgesproken. In het IZA is afgesproken dat het kader voor wijkverpleging relatief
hard groeit, om partijen de ruimte te geven de afspraken in het IZA uit te voeren.
Dat zal het ook de komende jaren blijven doen. In het AZWA maak ik met partijen afspraken
over de ontwikkeling van de budgettaire kaders tot en met 2028.
Vraag 8
Kan er een onderbouwing met de Kamer gedeeld worden waarom het realistisch zou zijn
om geld structureel weg te halen bij de wijkverpleging en welke gevolgen dit heeft
voor de ambities voor wijkverpleging?
Antwoord 8
We zien in de wijkverpleging al jarenlang een structurele onderschrijding ten opzichte
van de ramingen van VWS. Omdat het kader bovendien al jarenlang hard groeit, om zo
de ambities uit het IZA waar te maken, blijft die onderschrijding bestaan. Dat maakt
dat ik zonder effect op de beschikbaarheid van deze zorg of de ambities uit het IZA
een deel van deze onderschrijding voor andere doelen in de zorg kan inzetten. In de
komende jaren blijft extra groeiruimte beschikbaar om betrokken partijen de ruimte
te geven de afspraken uit het IZA – en het AZWA – uit te voeren. Samen met partijen
werk ik aan versterking van de eerstelijnszorg, zodat iedereen daar nu en in de toekomst
gebruik van kan blijven maken.
Vraag 9
Kunt u de vragen beantwoorden vóór de behandeling van de VWS-begroting in de Eerste
Kamer?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.