Schriftelijke vragen : Het Raad van State advies ten aanzien van het amendement van het lid Joseph c.s. op het wetsvoorstel voor de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Vragen van de leden Vijlbrief (D66), Ceder (ChristenUnie), Inge van Dijk (CDA) en Haage (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het Raad van State-advies ten aanzien van het amendement van het lid Joseph c.s. op het wetsvoorstel voor de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel (ingezonden 18 maart 2025).
Vraag 1
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Afdeling advisering van de Raad van State dat
het amendement leidt tot een omkering van het uitgangspunt «invaren, tenzij» naar
«niet-invaren, tenzij», en de constatering van de Afdeling dat dit niet in het belang
is van deelnemers?
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de constatering van de Afdeling advisering van de Raad van State
dat niet-invaren leidt tot een verslechtering van het pensioenperspectief van deelnemers?
Kunt u dit verslechterde perspectief schetsen? Wat zijn de gevolgen voor deelnemers
precies en hoeveel pensioen zouden zij mogelijk mis kunnen lopen?
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de constatering van de Afdeling advisering van de Raad van State
dat het amendement leidt tot verschillende complicaties voor de uitvoering en tot
een ernstige verstoring van het transitieproces? Welke specifieke complicaties verwacht
u precies als gevolg van het amendement, en hoe kunnen deze de voortgang van de transitie
naar het nieuwe pensioenstelsel beïnvloeden?
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de constatering van de Afdeling advisering van de Raad van State
dat het amendement afbreuk doet aan het collectieve karakter van het pensioenstelsel
en dat daarbij de, mede ingevolge internationale verdragen, geldende rol van sociale
partners is miskend?
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de constatering van de Afdeling advisering van de Raad van State
dat het amendement zeker niet leidt tot minder juridische complicaties en conflicten?
Welke extra juridische conflicten en complicaties kunnen we verwachten naar aanleiding
van het amendement?
Vraag 6
Welke gevolgen verwacht u dat het aannemen van dit amendement zal hebben voor pensioenfondsen
die al zijn overgestapt op het nieuwe stelsel of zich in een vergevorderd stadium
van transitie bevinden?
Vraag 7
Bent u, gezien het feit dat de Afdeling advisering van de Raad van State het zwaarst
mogelijke negatieve oordeel heeft gegeven over het amendement en het feit dat het
amendement fundamenteel ingaat tegen een kernelement van de Wet toekomst pensioenen
(invaren, tenzij), bereid het amendement destructief te kwalificeren, of op zijn minst
bereid zo veel mogelijk afstand te nemen van het amendement?
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat het feit dat dit zwaarst mogelijke oordeel ook betekent
dat de kritiek van de Raad van State fundamenteel is, en dat het niet mogelijk is
het amendement aan te passen naar een vorm die wel acceptabel is, en bent u dus voornemens
om eventueel aangepaste versies van het amendement ook te ontraden?
Vraag 9
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het debat over de wet waarbij dit amendement
is ingediend, ofwel de beantwoording van deze vragen zorgvuldig en expliciet verwerken
in de nog te volgen kabinetsreactie op het amendement en het advies van de Afdeling
advisering van de Raad van State?
Indieners
-
Gericht aan
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Indiener
Hans Vijlbrief, Kamerlid -
Medeindiener
Inge van Dijk, Kamerlid -
Medeindiener
Don Ceder, Kamerlid -
Medeindiener
Marleen Haage, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.