Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Lahlah over de financiële achteruitgang van mensen met een beperking door kabinetsbeleid
Vragen van de leden Westerveld en Lahlah (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de financiële achteruitgang van mensen met een beperking door kabinetsbeleid (ingezonden 28 januari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), de Staatssecretarissen
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Financiën, mede namens
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 24 maart 2025).
Vraag 1
Ontvangt u ook signalen van bezorgde jongvolwassenen met een handicap of hun ouders
of betrokkenen omdat zij er tot wel 60–70 euro per maand op achteruitgaan door een
verhoging van de eigen bijdrage Wet langdurige zorg (Wlz)?
Antwoord 1
Het kabinet zet in op het gelijkwaardiger maken van de toegang tot zorg. Daarom bevriest
het kabinet het eigen risico in 2026 en verlaagt het kabinet daarnaast het verplicht
eigen risico tot € 165 voor de jaren 2027 tot en met 2029. Het eigen risico wordt
in die jaren bevroren, waardoor het eigen risico minder hard groeit dan de zorgkosten.
Ook wordt het verplicht eigen risico vanaf 2027 in de medisch-specialistische zorg
getrancheerd. Het kabinet wil met de verlaging van het verplicht eigen risico bereiken
dat minder mensen noodzakelijke medische zorg uitstellen of hiervan afzien en ook
dat de toegankelijkheid van de zorg groter en gelijkwaardiger wordt. Ook kiest dit
kabinet met de verlaging van het eigen risico voor een lagere medefinanciering door
zorggebruikers en daarmee voor een grotere solidariteit tussen gezonde en minder gezonde
mensen. Door het verlagen van het verplicht eigen risico, stijgt de premie. Ter compensatie
van die premiestijging is in het hoofdlijnenakkoord van het kabinet ook een compenserende
lastenverlichting opgenomen. Deze lastenverlichting is verwerkt in de koopkrachtbesluitvorming.
De genomen maatregelen leiden tot een positief koopkrachtbeeld over alle aankomende
jaren.
Het kabinet is in het algemeen bekend met de mogelijke gevolgen die de structurele
verhoging van het minimumloon in 2023 heeft op de hoogte van de eigen bijdrage vanaf
dit jaar. Deze specifieke bedragen en signalen zijn het kabinet niet bekend. Het CAK
registreert niet specifiek op de doelgroep, dus daarom kan er niets gezegd worden
over signalen van jongvolwassenen. Wel is er een lichte stijging te zien van het aantal
ingediende bezwaren in januari 2025 ten opzichte van januari 2024 en zien ze bij de
betreffende afdeling bezwaren voorbijkomen die specifiek gaan over de hogere eigen
bijdrage.
Het CAK geeft op haar website ook informatie over de mogelijkheden die mensen hebben
indien zij door de hoogte van de eigen bijdrage in de problemen dreigen te komen.
Het CAK geeft bijvoorbeeld informatie over de mogelijkheid een betalingsregeling af
te sluiten, een verzoek in te dienen bij het CAK om de hoogte van de eigen bijdrage
aan te passen of het aanvragen van bijzondere bijstand bij de gemeente. Welke mogelijkheid
past, is natuurlijk afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van degene die
de eigen bijdrage betaalt.
Vraag 2
Bent u bekend met het feit dat medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven er eveneens
tot wel 50 euro per maand op achteruit gaan?1 Kunt u bevestigen dat dit komt door een combinatie van het verhogen van de arbeidskorting
en het verlagen van de algemene heffingskorting? En zo niet, kunt u de oorzaak delen?
Antwoord 2
Ja, het is ons bekend dat een deel van medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven
er financieel op achteruitgaan. Dit komt door een samenloop van maatregelen uit het
Belastingplan 2025 en het in 2024 aflopen en vervolgens stilzwijgend verlengen van
de cao Aan de slag. Door het stilzwijgend verlengen neemt het inkomen van een deel van deze medewerkers
niet toe, wat in combinatie met de reguliere indexatie van de arbeidskorting leidt
tot minder recht op arbeidskorting in 2025. Dit kan voor mensen met een laag inkomen
een grote impact hebben. Zeker als zij door een arbeidsbeperking of chronische ziekte
niet meer uren kunnen werken om het verlies te compenseren. Een achteruitgang van
tientallen euro’s per maand kan voor hen betekenen dat zij moeten bezuinigen op belangrijke
uitgaven zoals boodschappen of vaste lasten.
Met ingang van 2025 hebben er verschillende wijzigingen plaatsgevonden in box 1 van
de inkomstenbelasting. Een van die wijzigingen is een verlaging van de algemene heffingskorting
met 335 euro. Daar staat tegenover dat het tarief in de eerste schijf daalt. Voor
de meeste belastingplichtigen is het voordeel van de tariefverlaging groter dan het
nadeel van de verlaging van de algemene heffingskorting. Voor mensen met een inkomen
van ongeveer 26.000 euro weegt het voordeel van het lagere schijftarief op tegen het
nadeel van de lagere algemene heffingskorting. De groep belastingplichtigen met een
inkomen lager dan 26.000 euro ondervindt per saldo nadeel van beide maatregelen. Dit
nadeel is groter naarmate het inkomen lager is, en bedraagt maximaal ongeveer 185 euro
per jaar, circa 15 euro per maand. Mensen met een inkomen lager dan 26.000 euro per
jaar gaan er dus op achteruit als gevolg van deze wijzigingen.
De arbeidskorting is beleidsmatig niet gewijzigd in 2025. Wel zijn de hoogte van de
arbeidskorting en de inkomens waarbij de arbeidskorting op- en afbouwt geïndexeerd
volgens de reguliere systematiek. Jaarlijks worden de meeste parameters in de inkomstenbelasting
geïndexeerd om ervoor te zorgen dat de belastingheffing in reële termen ongeveer gelijk
blijft. Inkomens stijgen in de regel ook jaarlijks. Voor een deel van de medewerkers
van sociaal ontwikkelbedrijven geldt dat hun inkomen niet is gestegen door het aflopen
van de cao Aan de slag eind 2024 en de stilzwijgende verlenging nadien. Doordat de arbeidskorting wel is
geïndexeerd, leidt dit voor inkomens in het opbouwtraject van de arbeidskorting tot
minder recht op arbeidskorting in 2025 dan in 2024 bij hetzelfde inkomen. Dit kan
bij inkomens rond het tweede knikpunt van de arbeidskorting tot maximaal ongeveer
32 euro minder arbeidskorting per maand leiden. Dit nadeel is dus een gevolg van het
feit dat het inkomen niet stijgt. Per saldo kunnen deze beide ontwikkelingen leiden
tot een nadeel van maximaal ongeveer 35 euro per maand.
Het kabinet vindt bovenstaande situatie zorgelijk. Juist omdat het mensen raakt die
al moeite hebben om rond te komen en voor wie de bestaanszekerheid kwetsbaar is. Daarom
voert het kabinet gesprekken met de VNG om te onderzoeken hoe de bredere financiering
van beschut werk kan bijdragen aan het verbeteren van de bestaanszekerheid van mensen
die door de situatie getroffen zijn.
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat een achteruitgang van 50–70 euro per maand een zeer grote
impact heeft gezien het feit dat het inkomen van deze groep vaak al niet hoog is?
Antwoord 3
Ja. Het kabinet is zich ervan bewust dat de situatie grote impact kan hebben op mensen.
Zoals in het antwoord op vraag twee al is aangeven, kan een financiële achteruitgang
van tientallen euro’s voor mensen betekenen dat zij moeten bezuinigen op essentiële
uitgaven. Voor deze mensen brengt dit extra zorgen en onzekerheid met zich mee.
Tegelijkertijd neemt het kabinet ook maatregelen om de koopkracht van deze huishoudens
te versterken. Zo worden de huurtoeslag en het kindgebonden budget bijvoorbeeld verhoogd.
Het kabinet kijkt daarom vooral naar het totale effect van het koopkrachtbeleid en
het gehele koopkrachtbeeld, en in mindere mate naar het effect van afzonderlijke maatregelen.
Vraag 4
Hoe rijmt u de achteruitgang in inkomen van deze groep mensen met een beperking met
de zorgen van het VN-comité dat in hun rapport met bevindingen expliciet aangeeft
zorgen te hebben over het hoge risico op armoede voor mensen met een beperking? Deelt
u de stelling dat een verhoging van de eigen bijdrage voor deze groep haaks staat
op het VN-Verdrag en de aanbevelingen van het comité? Zo ja, wat gaat u doen?
Antwoord 4
Uiteraard heeft het kabinet oog voor de groep mensen met een beperking en hun financiële
positie. Afgelopen februari 2024 heeft de Tweede Kamer de nationale strategie over
het VN-verdrag Handicap goedgekeurd. Daarna zijn de verschillende ministeries aan
de slag gegaan met de vervolgstap, het werken aan een werkagenda met maatregelen voor
de komende vijf jaar om de doelen van deze nationale strategie uiterlijk in 2040 te
bereiken. Zo brengt een interdepartementale werkgroep onder leiding van VWS in beeld
welke financiële inkomensregelingen er bestaan specifiek voor mensen met een chronische
ziekte of beperking. Op basis van dit overzicht kan bekeken worden of mogelijk nieuw
of aanvullend beleid nodig is om de effectiviteit van de regelingen te verbeteren.
Wat betreft de stelling merkt het kabinet op dat de verhoging van de eigen bijdrage
in 2025 voor de langdurige zorg een gevolg is van de structurele verhoging vanaf 2023
van het minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen, zoals de AOW. De eigen bijdrage
voor langdurige zorg hangt namelijk af van het inkomen van twee jaar geleden. Tegenover
een hogere eigen bijdrage staat dus nagenoeg altijd een hoger inkomen dat meer is
dan de verhoging van de eigen bijdrage. Het kabinet deelt daarom niet de stelling
dat de verhoging haaks staat op de aanbevelingen rondom het VN-verdrag.
Over het algemeen hebben eigen bijdragen in de zorg het doel om bij te dragen aan
de betaalbaarheid, de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. Verschillende
eigen bijdragen kunnen daarbij verschillende en meerdere doelen nastreven. Een van
de doelen van de eigen bijdragen betreft medefinanciering: een relatief beperkt gedeelte
van de totale zorguitgaven wordt bij de zorggebruiker gelegd, wat bijdraagt aan het
draagvlak voor de hoge mate van inkomens- en risicosolidariteit in ons stelsel.
Het kabinet zet verder vol in op het gelijkwaardiger maken van de toegang tot zorg
voor iedereen. Daarom wordt het eigen risico per 2027 fors verlaagd naar € 165 en
ook getrancheerd. Het kabinet is van mening dat niet je portemonnee, maar je medische
urgentie leidend moet zijn in de toegang tot zorg. Tot de verlaging van het eigen
risico en de tranchering, blijft het eigen risico bevroren op € 385 en is er een pakket
aan koopkrachtmaatregelen getroffen.
Vraag 5
Herkent u ook de zorgen van het VN-comité over het gebrek aan gegevens over aantallen
mensen met een beperking die een slechte financiële uitgangspositie hebben? Zo ja,
hoe gaat u dit verbeteren?
Antwoord 5
Het kabinet herkent de zorg van het VN-comité over de beschikbaarheid van gegevens
over het aantal mensen met een beperking en over uitsplitsingen naar uiteenlopende
kenmerken, waaronder de financiële positie van deze mensen. Inzicht krijgen in het
aantal mensen met een beperking in een slechte financiële positie is op dit moment
niet mogelijk, aangezien er geen landelijke, sluitende, definitie van personen met
een chronische ziekte of handicap is en er evenmin een omvattende registratie van
mensen met een beperking beschikbaar is. Uit het oogpunt van de privacy van betrokkenen
acht het kabinet het ook niet wenselijk om een dergelijke registratie aan te leggen.
Dit laat onverlet, zoals ook in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, dat de financiële
positie van mensen met een chronische ziekte of beperking, een belangrijk punt van
aandacht is.
Vraag 6
Zijn er andere groepen bekend die mogelijk financieel in de problemen komen door de
verhoging eigen bijdrage Wlz?
Antwoord 6
Het kabinet is zich bewust van het feit dat mensen met beperkingen te maken kunnen
hebben met meerkosten voor zorg ook waar het gaat om eigen betalingen voor de zorg.
Wel wijst het kabinet erop wijzen dat de genoemde eigen bijdrage niet beleidsmatig
is verhoogd maar het gevolg is van een eerdere verhoging van het minimumloon en daaraan
gekoppelde uitkeringen. Die verhoging werkt door op de te betalen eigen bijdrage voor
de langdurige zorg. De stijging van het inkomen is nagenoeg altijd hoger dan de omvang
van de te betalen eigen bijdrage en in verhouding tot elkaar.
Vraag 7
Op welke manieren kan het inkomensgat dat ontstaat voor deze groep gedicht worden?
Antwoord 7
Het inkomen van mensen kan toenemen doordat ze een hoger loon krijgen of meer uren
gaan werken, hoewel het kabinet begrijpt dat voor mensen met een beperking meer uren
werken vaak niet een reële mogelijkheid is. Afspraken over de loonontwikkeling komen
tot stand in goed overleg tussen werkgevers en werknemers. Het kabinet is geen partij
in de cao-onderhandelingen voor de doelgroep die werkt bij sociaal ontwikkelbedrijven
en stelt zich daarom terughoudend op ten aanzien van de cao Aan de slag. Tegelijkertijd volgt de Staatssecretaris Participatie en Integratie vanuit zijn
rol de ontwikkelingen rondom de cao aandachtig en is hij in gesprek met de VNG over
bredere financiering van beschut werk. Onderdeel van dit gesprek is hoe via de bredere
financiering van beschut werk een bijdrage geleverd kan worden aan een versterkte
bestaanszekerheid van mensen die door de situatie getroffen zijn. Dit wordt ook toegelicht
in het antwoord op vraag 12.
Daarnaast kan het kabinet middels beleid de koopkracht van mensen beïnvloeden. Het
kabinet doet dat bij de augustusbesluitvorming, waarbij de verwachte koopkrachtontwikkeling
van verschillende groepen in de samenleving integraal wordt gewogen.
Vraag 8
In hoeverre was het de intentie van het kabinet dat door de samenloop van indexaties
van de Wajong en de eigen bijdrage Wlz, deze groep er financieel flink op achteruit
zou gaan?
Antwoord 8
Het kabinet gaat ervanuit dat met deze vraag bedoeld wordt dat de structurele verhoging
van het wettelijk minimumloon (wml), en de daaraan gekoppelde uitkeringen zoals de
AOW en de Wajong, ervoor gezorgd hebben dat men vanaf 2023 structureel een hoger inkomen
heeft. Dit leidt vanaf 2025 tot hogere eigen bijdragen voor zorg op grond van de Wet
langdurige zorg (Wlz) en voor beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Tegenover de hogere eigen bijdrage staat dus ook naar
verwachting nagenoeg altijd een structureel hoger inkomen.
Vraag 9
Hoe verhoudt de financiële achteruitgang van mensen in sociaal ontwikkelbedrijven,
die vaak al naar maximaal vermogen werken en dus niet meer uren kunnen werken, zich
tot het adagium dat werken moet lonen?
Antwoord 9
Het kabinet ziet dat de situatie voor mensen in sociaal ontwikkelbedrijven soms wringt.
Juist voor mensen, die vaak al naar maximaal vermogen werken en niet in staat zijn
om extra uren te werken, is een achteruitgang in inkomen pijnlijk. Dit raakt direct
aan het uitgangspunt dat werken moet lonen. Het kabinet erkent dat hier spanning zit.
Voor de meeste mensen zorgt het beleid van dit kabinet er dan ook voor dat werken
lonender wordt, bijvoorbeeld door de introductie van een extra schijf in de inkomstenbelasting
met een verlaagd tarief, of de vereenvoudiging van de huurtoeslag. Een deel van de
werkenden (mensen met een inkomen tot circa € 26.000) gaat er door de fiscale maatregelen
uit het Belastingplan inderdaad op achteruit wanneer zij een gelijk aantal uur (blijven)
werken en geen of beperkte loonstijging hebben. Ten opzichte van een uitkeringssituatie
loont werken echter nog steeds altijd.
Hoewel er ook maatregelen zijn genomen om de koopkracht van deze groep te verbeteren,
zoals de verhoging van de huurtoeslag en het kindgebonden budget, vindt het kabinet
het zorgelijk dat mensen met een kwetsbare financiële positie er toch op achteruitgaan.
Zoals in de beantwoording van vragen twee en zeven is aangegeven, is het kabinet daarom
met de VNG in gesprek over de brede financiering van beschut werk. Daarnaast werkt
het kabinet aan de hervorming van het stelsel van inkomensondersteuning, waarbij een
belangrijk uitgangspunt is dat werken moet lonen.
Vraag 10
Was het de intentie van het kabinet dat medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven
erop achteruitgaan door de combinatie van het verhogen van de arbeidskorting en het
verlagen van de algemene heffingskorting in het Belastingplan, of is dit een onbedoeld
bijeffect?
Antwoord 10
Het is niet de intentie om met maatregelen specifieke groepen werkenden te benadelen.
Het kabinet heeft tijdens de besluitvorming over koopkrachtmaatregelen niet expliciet
gestuurd op het inkomen van medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven, maar heeft
wel gestreefd naar een evenwichtig koopkrachtbeeld met aandacht voor het ondersteunen
van kwetsbare groepen en werkende middeninkomens.
Vraag 11
Indien het de intentie was dat mensen in sociaal ontwikkelbedrijven erop achteruitgaan,
waarom? Als dit niet de intentie was, hoe gaat het kabinet dit corrigeren?
Antwoord 11
Het kabinet benadrukt dat het niet de bedoeling is geweest om specifiek medewerkers
van sociaal ontwikkelbedrijven erop achteruit te laten gaan. Bij de besluitvorming
over de koopkrachtmaatregelen is gestreefd naar een evenwichtig totaalbeeld, met aandacht
voor mensen met een laag inkomen en het werkende midden.
Tegelijkertijd is het kabinet zich ervan bewust dat de uitwerking van beleid in de
praktijk niet voor iedereen gelijk uitpakt. In de koopkrachtberekeningen wordt uitgegaan
van een gemiddelde loonstijging voor alle werkenden. Wanneer lonen in specifieke sectoren,
zoals bij een deel van de medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven, niet meestijgen,
kan dit leiden tot een achteruitgang in koopkracht. Voor sommige mensen kan dit betekenen
dat zij er financieel op achteruitgaan.
Daarom zijn er ook maatregelen genomen om kwetsbare huishoudens te ondersteunen, zoals
de verhoging van de huurtoeslag en het kindgebonden budget.
Zoals eerder aangegeven, bespreekt het kabinet met de VNG de bredere financiering
van beschut werk en onderzoekt daarbij mogelijke oplossingen om de bestaanszekerheid
van deze groep te versterken.
Vraag 12
Deelt u de visie dat dit alleen nog kan via de cao, aangezien het Belastingplan al
is vastgesteld? Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat dit via de cao gerepareerd
wordt? Hoe ziet de Staatssecretaris daarin zijn rol als stelselverantwoordelijke,
ondanks dat hij geen partij is bij de onderhandelingen?
Antwoord 12
Het kabinet is inderdaad geen partij in de cao-onderhandelingen en stelt zich daarom
terughoudend op bij uitspraken over de inhoud van de cao. Zoals de Staatssecretaris
Participatie en Integratie recent in de Kamerbrief «Banenafspraak bij de overheid»
(Kamerstuk 34 352, nr. 336) aan uw Kamer schreef, volgt hij vanuit zijn rol de ontwikkelingen rondom de cao
Aan de slag aandachtig en is hij met VNG in gesprek over de bredere financiering van
beschut werk. Deze besprekingen gaan niet alleen over de cao Aan de slag, maar ook
over de andere factoren die van invloed zijn op de betaalbaarheid van beschut werk.
Vraag 13
Beseft u dat minder inkomen ertoe gaat leiden dat deze mensen minder vaak op pad kunnen,
of nodige zorg en hulp niet meer kunnen betalen, en dat dit kan leiden tot meer eenzaamheid,
gezondheidsproblemen en uiteindelijk hogere zorgkosten? Zijn deze nadelige effecten
meegenomen in de besluitvorming?
Antwoord 13
Het kabinet begrijpt dat het van groot belang is voor mensen om volwaardig deel te
kunnen nemen aan de samenleving. Daarmee wordt voorkomen dat mensen eenzaam worden
of hun gezondheidsproblemen verhogen waardoor zij mogelijk ook hogere zorgkosten krijgen.
Het kabinet begrijpt ook dat een zekere financiële armslag hiervoor onontbeerlijk
is. In 2023 heeft het vorige kabinet een fors pakket aan maatregelen getroffen om
de effecten van de inflatie op de koopkracht te beperken. Een van de maatregelen was
om het wettelijk minimumloon (wml) sneller en meer te verhogen. De ontwikkeling van
het wml is gekoppeld aan andere uitkeringen, waaronder de AOW, bijstandsuitkeringen
en de Wajong.2 Naast het minimumloon, stegen andere uitkeringen dus ook. Veruit de meeste cliënten
in de Wlz en beschermd wonen in de Wmo 2015 ontvangen een uitkering. Een relatief
beperkt gedeelte van de totale zorguitgaven wordt bij de zorggebruiker gelegd, wat
bijdraagt aan het draagvlak voor de hoge mate van inkomens- en risicosolidariteit
in ons stelsel. Hoewel een stijging van de eigen bijdragen als een financieel nadeel
kan worden beschouwd, volgt dit logischerwijs uit een inkomensafhankelijke systematiek.
Feitelijk is er sprake van een structureel hoger inkomen waarvan een deel wordt afgedragen
als eigen bijdrage. De stijging van het inkomen is daarmee nagenoeg altijd hoger dan
de omvang van de te betalen eigen bijdrage en in verhouding tot elkaar.
Een verhoging van de eigen bijdrage heeft daarmee niet het gevolg zoals in de vraag
geschetst.
Daarnaast zet het kabinet vol in op het gelijkwaardiger maken van de toegang tot zorg
voor iedereen. Daarom wordt het eigen risico per 2027 fors verlaagd naar € 165 en
ook getrancheerd. Tot die tijd blijft het eigen risico bevroren op € 385 en is er
een pakket aan koopkrachtmaatregelen getroffen. Het kabinet is van mening dat niet
je portemonnee, maar je medische urgentie leidend moet zijn in de toegang tot zorg.
De maatregelen van het vorige kabinet en het huidige kabinet maken duidelijk dat er
oog is voor het belang van het kunnen participeren in de samenleving door iedereen.
Vraag 14
Op welke manier zijn mensen of hun wettelijk vertegenwoordigers geïnformeerd over
het besluit?
Antwoord 14
Het kabinet achtte het noodzakelijk om cliënten op tijd te informeren over deze stijging
en de oorzaak hiervan. Dat is dan ook gebeurd. Het CAK heeft hierover de nodige mededelingen
gedaan zowel op hun website3 als in de (rechtstreekse) communicatie richting de doelgroep. Ook ketenpartners zijn
geïnformeerd die vervolgens hun eigen achterban hebben kunnen informeren4.
Vraag 15
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 15
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.