Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over bezoek European Committtee for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen Nederland (Kamerstuk 31839-1060)
31 839 Jeugdzorg
Nr. 1070
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 18 maart 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
                  en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
                  Sport over de brief van 19 december 2024 over Bezoek European Committee for the Prevention
                  of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen Nederland (Kamerstuk 31 839, nr. 1060).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 14 februari 2025 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
                  Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 18 maart 2025 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Mohandis
De griffier van de commissie, Esmeijer
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
8
                         
                         
                         
II.
Reactie van de Staatssecretaris
9
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
                  naar aanleiding van het bezoek van een delegatie van de European Committee for the
                  Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) aan diverse
                  gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen
                  over.
               
In maart volgt het eindrapport van het CPT over de bezoeken die zij brachten aan de
                  gesloten jeugdhulpinstellingen Schakenbosch (Jeugdformaat), Harreveld (IHub) en Via
                  Icarus (Via Jeugd). Toch zijn de eerste bevindingen van het CPT zó urgent dat de Staatssecretaris
                  het eindrapport niet afwacht en nu al enkele acties heeft uitgezet om de veiligheid
                  in de betreffende jeugdhulpinstellingen te verbeteren. De leden vragen of deze acties
                  ook worden gecommuniceerd aan alle jeugdhulpinstellingen, zodat die hiervan op de
                  hoogte zijn en waar nodig preventieve maatregelen kunnen treffen?
               
Verder vragen de leden van de PVV-fractie zich af hoe het mogelijk is dat de meeste
                  aanbieders van de gesloten jeugdhulp er nog niet in zijn geslaagd volledig aan de
                  per 1 januari 2024 gewijzigde Jeugdwet te voldoen. Wat zijn hiervoor de belangrijkste
                  oorzaken, en welke consequenties heeft dit voor instellingen die structureel achterblijven
                  in naleving?
               
Uit de brief blijkt dat op één afdeling van de door de CPT-delegatie bezochte locaties
                  de maatregel «onderzoek aan het lichaam» op een niet-toegestane wijze werd uitgevoerd,
                  wat als vernederend werd ervaren. De leden van de PVV-fractie benadrukken echter dat
                  deze maatregel vaak noodzakelijk is voor de veiligheid van zowel de jongeren als de
                  medewerkers. Het is immers onacceptabel dat wapens of drugs binnen de muren van deze
                  instellingen terechtkomen. Juist om ernstige incidenten te voorkomen, moet het personeel
                  soms ingrijpende maatregelen nemen. In dit licht vragen de leden hoe de balans wordt
                  gewaarborgd tussen noodzakelijke veiligheidsmaatregelen en het respecteren van de
                  persoonlijke integriteit van jongeren. Hoe worden medewerkers ondersteund om deze
                  moeilijke situaties professioneel en menswaardig aan te pakken?
               
De leden van de PVV-fractie benadrukken het belang van terughoudendheid bij het invoeren
                  van extra bureaucratische verplichtingen, zoals verplichte medische checks na elk
                  incident. Hoewel veiligheid vooropstaat, vragen zij zich af of er voldoende capaciteit
                  is om dergelijke aanbevelingen uit te voeren zonder dat dit leidt tot extra werkdruk
                  en overbelasting van medewerkers die al zwaar belast zijn. Daarnaast willen zij inzicht
                  in hoe vaak jongeren agressief gedrag vertonen, hoeveel medewerkers hierdoor letsel
                  oplopen en op welke manier zij in dergelijke situaties beschermd worden. Het kan en
                  mag niet zo zijn dat medewerkers, die dagelijks hun best doen om orde en veiligheid
                  te handhaven, slachtoffer worden van escalerend gedrag van jongeren.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het Committee for the Prevention
                  of Torture (CPT) in maart het eindrapport van het bezoek aan gesloten jeugdhulpinstellingen
                  in Nederland vaststelt en dat de regering dit rapport inclusief kabinetsreactie binnen
                  drie maanden met de Kamer zal delen. Waarom wordt het eindrapport niet gelijk na vaststelling
                  met de Kamer gedeeld? Er hoeft wat betreft de leden niet op de kabinetsreactie gewacht
                  te worden om het eindrapport te delen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden
                  het positief dat de regering ervoor kiest alvast de eerste bevindingen met de Kamer
                  te delen voordat het eindrapport klaar is. Zeker gezien de bevindingen van het CTP
                  en de conclusies van het rapport1 van de inspectie van oktober 2024, is de urgentie op dit onderwerp hoog en moet er
                  snel gehandeld worden op de aanbevelingen van de Inspectie en het CTP.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de delegatie van het CTP heeft geconstateerd
                  dat instellingen nog niet in staat zijn de gewijzigde Jeugdwet volledig uit te voeren.
                  Dit werd in oktober ook al geconcludeerd door de Inspectie. De wet rechtspositie gesloten
                  jeugdhulp is per 1 januari 2024 in werking getreden. Dat is inmiddels al een jaar
                  geleden. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat instellingen wél in staat zijn om
                  de wet uit te voeren? Wat zegt het over het kabinetsbeleid dat zowel het Internationaal
                  Kinderrechtenverdrag als de Jeugdwet niet uitgevoerd worden? En waarom gaat de regering
                  nu pas stappen zetten en is dit niet eerder gedaan? Het was immers al tijden bekend
                  dat de wet per 1 januari in zou gaan en tijdens en na de wetsbehandeling zijn er al
                  signalen door het veld gegeven dat uitvoering van de wet op sommige punten moeilijk
                  zou zijn. Met name rondom de maatregel insluiting op de eigen kamer, wat door de aanpassing
                  van de wet niet meer mag. De dilemma’s die daardoor ontstaan zijn al gedeeld2 door het veld tijdens de wetsbehandeling maar ook bij de inwerkingtreding van de
                  wet, waarom is er vanuit de regering niet eerder op deze signalen geacteerd? De regering
                  schrijft met aanvullende afspraken te komen, wanneer komen die afspraken? De leden
                  zijn ook benieuwd in hoeverre de afbouw van gesloten jeugdzorg hierbij ook een rol
                  speelt, waardoor aanbieders niet meer investeren in beveiligde kamers? De Staatssecretaris
                  schrijft dat hij in gesprek gaat met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
                  over het gebrek aan investeringen in beveiligde kamers. Hij begrijpt vanwege de transformatieplannen
                  de terughoudendheid van gemeenten om hier middelen voor beschikbaar te stellen, maar
                  vindt dat er een oplossing moet komen omdat wettelijke eisen moeten worden nagekomen.
                  Aan welke oplossing denkt de regering? Ziet de regering dat zij hier zelf ook een
                  rol in heeft en niet enkel de gemeenten? Dat zij gemeenten ook in staat moeten stellen
                  om de wet uit te voeren? In hoeverre krijgen gemeenten genoeg financiële middelen
                  om de afbouw op een verantwoorde manier te doen én de wet te handhaven? In hoeverre
                  kan de regering gedurende de steeds verdere afbouw van de gesloten jeugdzorg de veiligheid,
                  bescherming en de rechten van jongeren garanderen? Is de regering het met de leden
                  eens dat de regering uiteindelijk stelselverantwoordelijk is hiervoor?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het CTP positief is over de samenwerking
                  met onderwijs op de bezochte locaties. De leden zijn blij dat te lezen, al horen zijn
                  ook nog steeds signalen dat dit niet overal het geval is. Is het onderwijs bij alle
                  gesloten jeugdzorginstelling op orde? Krijgen leerlingen onderwijs op hun eigen niveau?
                  Zijn er nog genoeg onderwijsfaciliteiten bij gesloten jeugdzorginstellingen, nu deze
                  worden afgebouwd? Waar volgen de leerlingen hun onderwijs?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat op één afdeling van de bezochte
                  locaties onderzoek aan het lichaam op een niet-toegestane (en volgens het CTP vernederende)
                  wijze gebeurde. De leden lezen dat de instelling na het CTP-bezoek heeft besloten
                  de uitvoering van deze maatregel aan te passen. De Staatssecretaris heeft melding
                  gedaan bij de inspectie, omdat hij vindt dat dit niet acceptabel is. De leden hebben
                  echter vaker gehoord dat jongeren zich helemaal moeten uitkleden en hebben vaker aangekaart
                  dat dit voor alle jongeren, maar met name voor slachtoffers van seksueel geweld, traumatisch
                  kan zijn. Weet de regering of dit bij andere instellingen misschien ook nog wordt
                  gedaan? Is dit bij alle instellingen nagevraagd naar aanleiding van dit rapport van
                  het CTP? Breder zijn de leden benieuwd of de inspectie voldoende capaciteit heeft
                  om goed toezicht te houden? Wordt er de komende jaren bezuinigd op de Inspectie Gezondheidszorg
                  en Jeugd (IGJ)? Zo ja, hoeveel en waar zullen die bezuinigingen terecht komen? Bijvoorbeeld
                  ook bij inspecteurs?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de registratie van incidenten in
                  dossiers nog niet altijd goed gaat. De regering schrijft dat de bestuurders gesloten
                  jeugdhulp hebben toegezegd ervoor te zorgen dat waar dat nodig is de registratie van
                  incidenten in dossiers wordt verbeterd. Op welke manier en termijn gaan zij hiervoor
                  zorgen? Verder schrijft de regering gezamenlijk met de bestuurders te bezien hoe zij
                  binnen hun mogelijkheden optimaal invulling kunnen geven aan de aanbeveling van het
                  CTP om een medische check te doen na ieder incident of toepassing van een vrijheidsbeperkende
                  maatregel die letsel kan veroorzaken. Wordt bij die medische check ook de impact meegenomen
                  die zo’n maatregel mentaal kan hebben op jongeren? Kan de regering meer toelichten
                  hoe ze dat gaan bezien? En wordt de Kamer hiervan op de hoogte gesteld?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ook dat – hoewel niet toegestaan – zowel
                  jeugdigen als medewerkers aangeven dat technieken worden toegepast bij vastpakken
                  en vasthouden die pijn veroorzaken. De leden hebben hier al vaker schriftelijke vragen3
                  4 over gesteld. Medewerkers hebben bij het CTP aangegeven dat ze behoefte hebben aan
                  heldere richtlijnen en meer training. De leden lezen dat na dit rapport bestuurders
                  gesloten jeugdhulp gaan toezien dat alleen medewerkers die daarvoor zijn opgeleid
                  de maatregel mogen toepassen. Op welke manier zal dat gemonitord worden? Zal dit in
                  de praktijk ook echt lukken, gezien de grote personeelstekorten? Waarom worden niet
                  alle medewerkers op deze manier geschoold? De leden lezen dat «waar nodig trainingen
                  worden verbeterd». Op welke manier zal dat gebeuren? En zullen ook de richtlijnen
                  duidelijker worden, waar ook medewerkers om vragen? In hoeverre wordt de input van
                  de jongeren en medewerkers zelf ook meegenomen in het verbeteren van trainingen?
               
Tenslotte zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd hoe het staat met
                  de opvolging van de aangenomen motie Westerveld5 uit maart 2024 waarin de regering wordt verzocht om de lessen van commissie De Winter
                  mee te nemen in het plan voor erkenning en herstel van jongeren die slachtoffer zijn
                  geworden van de ZIKOS instellingen, en daarbij ook de regeling voor financiële tegemoetkoming
                  mee te nemen en de Kamer op de hoogte te houden hiervan? Hoe staat het met dit traject
                  voor erkenning, herstel en ondersteuning? Op welke manier wordt het aangenomen amendement
                  Westerveld6 hierin meegenomen? Hoe staat het met de uitvoering van dit amendement?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het bezoek van de European Committee
                  for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland. Zij
                  hebben hierbij nog een vraag.
               
In de brief7 van 19 december jl. stelt het kabinet dat, als instellingen in verband met het gebrek
                  aan investeringen in extra beveiligde kamers wettelijke vereisten niet kunnen nakomen,
                  daar oplossingen voor moeten komen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het inmiddels
                  met deze oplossingen staat.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben met veel zorgen kennisgenomen
                  van de brief van het CPT over hun bezoek aan drie Nederlandse gesloten jeugdzorginstellingen
                  in oktober 2024. Deze leden zijn positief over het feit dat dit Europese comité, naar
                  aanleiding van de rapporten «Eenzaam Gesloten» van Jason Bhugwandass en eerdere rapporten
                  zoals «Onvoldoende beschermd» van Commissie-De Winter, eindelijk een bezoek heeft
                  gebracht aan Nederland. Dit was een zaak waar de leden van de Nieuw Sociaal Contract-fractie
                  begin 2024 in eerdere debatten al over hebben aangedrongen bij de Kamer. Door de toenmalige
                  bewindspersonen zijn deze signalen nooit serieus genoeg genomen en daarom zijn deze
                  leden blij dat de rapporten en signalen door het CPT wel serieus zijn genomen. Door
                  de tomeloze inzet van de auteurs van deze rapporten, specifiek Jason Bhugwandass,
                  heeft het bezoek eindelijk plaatsgevonden. De rode draad die we zien in de aanleiding
                  van dit bezoek gaat terug naar 1974 toen in de gesloten inrichting Zetten al is gerapporteerd
                  over ernstige incidenten. Keer op keer hebben diverse commissies en rapporteurs deze
                  misstanden aan het licht gebracht en bevestigd. Dat heeft tot op heden nooit geresulteerd
                  in verandering. Naar aanleiding van de brief van het CPT en de kabinetsreactie hebben
                  deze leden een aantal vragen.
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract willen ten eerste aan de Staatssecretaris
                  vragen welke concrete verbeteringen er sinds het verschijnen van alle rapporten, bijvoorbeeld
                  het rapport «Onvoldoende beschermd» van Commissie-De Winter en eerdere rapporten,
                  hebben plaatsgevonden in gesloten jeugdzorginstellingen? Daarnaast willen deze leden
                  vragen hoeveel jongeren in de afgelopen vijf jaar een schadevergoeding of genoegdoening
                  hebben ontvangen wegens onrechtmatig verblijf, mishandeling of isolatie in jeugdzorginstellingen?
                  Zijn er naar aanleiding van de voorlopige bevindingen van het CPT maatregelen genomen
                  tegen de onderzochte instellingen, bijvoorbeeld een tijdelijke of permanente sluiting
                  vanwege de bevonden omstandigheden?
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben geconstateerd dat het CPT
                  eerder kritiek heeft geuit op de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen bij
                  jongeren. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel jongeren in 2024 en 2025 nog zijn
                  geplaatst in een gesloten inrichting en hoe verhoudt zich dat tot eerdere jaren? Is
                  de Staatssecretaris het, mede ingegeven door de bevindingen van het CPT, met deze
                  leden eens dat een plaatsing in de gesloten jeugdzorg niet bijdraagt aan het welzijn
                  en de ontwikkeling van kwetsbare jongeren?
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben in de brief van het CPT
                  gelezen dat deze instantie zorgen heeft geuit over mogelijke schendingen van artikel
                  drie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze zorgen hebben
                  betrekking op professionele nalatigheid, vernederende procedures en geweld tussen
                  jongeren onderling. Kan de Staatssecretaris uitleg geven wat zijn visie is op de naleving
                  van de verplichtingen die het EVRM met zich meebrengt? Voldoet Nederland volgens de
                  Staatssecretaris op dit moment aan de verplichting van dit verdrag wat betreft de
                  behandeling van jongeren in gesloten jeugdzorginstellingen? Zo nee, wat zijn de verbeterende
                  maatregelen die de Staatssecretaris zou willen nemen? Deze leden zouden graag aan
                  de Staatssecretaris willen vragen of er mogelijke juridische consequenties voor bestuurders
                  of instellingen zijn die verantwoordelijk zijn voor de gevonden misstanden en de falende
                  zorg die zij aanbieden aan jongeren.
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract nemen de inhoud van de brief zeer
                  serieus. Deze leden zijn van mening dat de brief aangeeft dat er helaas te veel misgaat
                  in gesloten jeugdzorginstellingen. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven of er concrete
                  stappen worden genomen om het aantal jongeren in gesloten jeugdzorg drastisch te verminderen?
                  Zo ja, welke stappen zijn dit? Wordt er op dit moment door de Staatssecretaris, of
                  andere instanties, gewerkt aan het ontwikkelen van alternatieven voor gesloten jeugdzorg?
                  Deze leden vinden dat het inzetten op preventie een effectieve methode is om te voorkomen
                  dat jongeren terecht komen in een gesloten instelling. Deze leden willen aan de Staatssecretaris
                  vragen hoe er wordt voorkomen dat jongeren in gesloten jeugdzorg belanden door een
                  gebrek aan passende zorg in open settingen?
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben in de brief gelezen dat
                  het CPT zorgen uit over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen en het gebruik
                  van pijnlijke interventietechnieken. Kan de Staatssecretaris aangeven of er stappen
                  worden genomen om ervoor te zorgen dat alle medewerkers van dergelijke instellingen
                  adequaat worden opgeleid en getraind om deze maatregelen op een humane en wettelijk
                  verantwoorde manier toe te passen? Zo ja, welke stappen zijn dit? Daarnaast hebben
                  deze leden ook in de brief gelezen dat het CPT een aanbeveling heeft gedaan om na
                  ieder incident of toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel die letsel kan
                  veroorzaken, een medische check door een verpleegkundige of arts te laten plaatsvinden.
                  Kan de Staatssecretaris aangeven of deze aanbeveling wordt overgenomen en zo ja, hoe
                  deze aanbeveling wordt geïmplementeerd?
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract schrikken van de volgende passage
                  in de brief van 22 november van het CPT aan de Staatssecretaris: «For instance, although
                  restraint techniques causing pain are prohibited, from interviews with young persons
                  and staff it became clear that such techniques are indeed in use. In the view of the
                  CPT, the use of pain-inflicting restraint techniques where alternatives are available
                  may very well qualify as a possible violation of Article 3 ECHR. In this context,
                  the delegation notes that many of its interlocutors reported a lack of clarity as
                  to which manual restraint techniques are considered legal and which are not (an area
                  in which the representatives of the establishments visited, said to be open to receive
                  guidance). This unclarity lead to hesitation, uncertainty, and reluctance on the unit
                  floor.» Kan de Staatssecretaris aangeven welke technieken niet toegestaan zijn en
                  wel toegepast worden in de jeugdzorg? En wat zal de Staatssecretaris er vanaf nu aan
                  doen dit onmogelijk te maken?
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract lezen wat zij al weten: namelijk
                  dat er in de jeugdinstellingen intieme onderzoeken plaatsvinden: «Dear Secretary of
                  State, as we come to the end of these preliminary observations, please allow me to
                  share with you one final issue. Under the terms of the Youth Act, a young person may
                  be searched for contraband. To this end, they may be asked to undress, but the law
                  stipulates that these young persons shall always remain in their underwear. Again,
                  at times the practice was different from the letter of the law. In ViaJeugd, in case
                  of a suspicion of possession of illicit substances, youth were required to dress a
                  gown and subsequently to remove all other clothes. Then, they were required to repeat
                  movements such as squatting, bending over, and jumping with spread legs, for any contraband
                  hidden inside the body to fall out. Besides clearly being in violation of the Youth
                  Act, such a procedure as described by the young persons spoken to could be considered
                  as degrading.» Kan de Staatssecretaris aangeven wat er wel en niet mag bij het doorzoeken
                  van lichaamsholtes? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de mogelijkheden zijn voor
                  wat een jongere kan doen mocht dit toch wel gebeuren? Kan de Staatssecretaris aangeven
                  hoeveel klachten er het afgelopen jaar zijn binnengekomen?
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract zouden tot slot aan de Staatssecretaris
                  willen vragen hoe het kabinet de voortgang van mogelijke implementatie van de CPT-aanbevelingen
                  gaat monitoren? Zou de Staatssecretaris hier de Tweede Kamer op een transparante manier
                  over kunnen informeren? Deze leden willen graag van de Staatssecretaris horen wat
                  de concrete vervolgstappen zijn naar aanleiding van de brief van het CPT en welke
                  tijdslijnen en meetbare doelen zullen worden gehanteerd. Verder willen deze leden
                  graag van de Staatssecretaris weten welke actie de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
                  (IGJ) heeft ondernomen naar aanleiding van de brief van het CPT? Zou de Staatssecretaris
                  de Kamer kunnen informeren over hoe is omgegaan met meldingen over verwondingen, zoals
                  genoemd in de brief van het CPT? Verder willen deze leden graag weten hoe de regering
                  zelf de staat van de gesloten jeugdzorg ziet en hierop reflecteert? Als laatste willen
                  deze leden de Staatssecretaris dringend vragen om het rapport dat in maart door het
                  CTP wordt vastgesteld direct aan de Kamer te doen toekomen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het bezoek van de European Committee
                  for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen Nederland. De leden
                  hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
               
De leden achten het onacceptabel dat er wel een nieuwe wet8 is aangenomen, maar dat het vervolgens wordt getolereerd dat deze niet wordt nageleefd.
                     De leden begrijpen dat deze situatie nu zal worden verholpen. Hoe wil de Staatssecretaris
                     er in de toekomst voor zorgen dat de wet daadwerkelijk wordt uitgevoerd in plaats
                     van dat wordt getolereerd dat deze niet wordt nageleefd?
                  
De leden van de BBB-fractie zien het als positief dat de bestuurders van gesloten
                     jeugdhulp er beter op gaan toezien dat alleen opgeleide medewerkers de maatregel vastpakken
                     en vasthouden zullen toepassen. Echter, de leden vragen zich af welke acties er concreet
                     zullen worden genomen om te voorkomen dat onopgeleide medewerkers deze maatregel uitvoeren.
                     Kan de Staatssecretaris die vraag beantwoorden?
                  
De leden steunen het besluit van de Staatssecretaris om niet het eindrapport af te
                  wachten, maar gelijk maatregelen te nemen om misstanden aan te pakken. De Staatssecretaris
                  beschrijft echter nog geen plan om te zorgen dat er direct een onderzoek kan worden
                  gestart na toepassing van de maatregel vastpakken en vasthouden waarbij letsel is
                  veroorzaakt. Wat is het plan van de Staatssecretaris hiervoor?
               
De bestuurders gesloten jeugdhulp hebben toegezegd ervoor te zorgen dat de registratie
                  van incidenten in dossiers verbetert. Hoe gaat dit concreet gerealiseerd worden en
                  hoe gaat de Staatssecretaris erop toezien dat dit daadwerkelijk gebeurd? Is de Staatssecretaris
                  bereid om op korte termijn een verklarende analyse verplicht te maken?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
                  over het bezoek van de European Committee for the Prevention of Torture (CPT) aan
                  gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland. Zij benadrukken dat de uitkomsten van
                  dit bezoek het zoveelste bewijs zijn dat er dringend forse verbeteringen nodig zijn
                  in de jeugdzorg en hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over.
               
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris in hoeverre het ministerie en
                  de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd reeds op de hoogte waren van de punten die het
                  CPT naar voren bracht naar aanleiding van hun bezoek. De leden van de SP-fractie merken
                  op dat financiële afwegingen bij een deel van de geschetste problemen een rol lijken
                  te spelen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? In hoeverre zit de financiële druk
                  op jeugdzorgaanbieders en gemeenten in de weg van de aanpak van deze problemen?
               
De leden van de SP-fractie vragen ten slotte hoe het staat met de uitvoering van de
                  motie Dobbe9 die de regering verzoekt «om excuses te maken aan jongeren die in de gesloten jeugdzorg
                  zijn geplaatst, of eerder civielrechtelijk in jeugdgevangenissen zijn geplaatst, en
                  te werken aan herstel voor deze jongeren».
               
II. Reactie van de Staatssecretaris
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
                     naar aanleiding van het bezoek van een delegatie van de European Committee for the
                     Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) aan diverse
                     gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen
                     over.
In maart volgt het eindrapport van het CPT over de bezoeken die zij brachten aan de
                     gesloten jeugdhulpinstellingen Schakenbosch (Jeugdformaat), Harreveld (IHub) en Via
                     Icarus (Via Jeugd). Toch zijn de eerste bevindingen van het CPT zó urgent dat de Staatssecretaris
                     het eindrapport niet afwacht en nu al enkele acties heeft uitgezet om de veiligheid
                     in de betreffende jeugdhulpinstellingen te verbeteren. De leden vragen of deze acties
                     ook worden gecommuniceerd aan alle jeugdhulpinstellingen, zodat die hiervan op de
                     hoogte zijn en waar nodig preventieve maatregelen kunnen treffen?
Zoals benoemd in mijn Kamerbrief over de preliminary observations van het CPT, waren
                  de voorlopige bevindingen van het CPT en de bevindingen van de Inspectie Gezondheidszorg
                  en Jeugd (IGJ) voor mij aanleiding in overleg te treden met aanbieders gesloten jeugdhulp
                  en gemeenten over de implementatie van de wet. Hierbij beperk ik me niet tot de drie
                  door het CPT-bezochte instellingen. Kort na mijn gesprek met de CPT-delegatie heb
                  ik gesproken met een afvaardiging van bestuurders uit de gesloten jeugdhulp. Het gesprek
                  over vervolgacties voer ik met Jeugdzorg Nederland en de VNG. De acties worden daarmee
                  gecommuniceerd aan alle gesloten jeugdhulpinstellingen.
               
Verder vragen de leden van de PVV-fractie zich af hoe het mogelijk is dat de meeste
                     aanbieders van de gesloten jeugdhulp er nog niet in zijn geslaagd volledig aan de
                     per 1 januari 2024 gewijzigde Jeugdwet te voldoen. Wat zijn hiervoor de belangrijkste
                     oorzaken, en welke consequenties heeft dit voor instellingen die structureel achterblijven
                     in naleving?
De hoofdoelen van de wijzigingen van de Jeugdwet waren de rechtsbescherming van jeugdigen
                  en het verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. De IGJ constateerde
                  dat de meeste aanbieders gesloten jeugdhulp nog niet volledig aan de gewijzigde Jeugdwet
                  voldoen.10 Meest in het oog springend is dat een aantal aanbieders de maatregel kamerinsluiting
                  toepast, wat sinds 1 januari 2024 niet meer is toegestaan. Dat het toch nog gebeurt,
                  is omdat dit dan nodig is voor de veiligheid van jeugdigen en medewerkers, volgens
                  de aanbieders. Kamerinsluitingen vinden vooral ’s nachts plaats. De maatregel insluiten
                  is wel toegestaan, maar alleen in een noodsituatie en in een afzonderlijke en veilige
                  ruimte. Lang niet alle locaties gesloten jeugdhulp beschikken over een dergelijke
                  ruimte.11 Een aantal aanbieders geeft als reden daarvoor dat het hebben van een dergelijke
                  ruimte niet past in hun streven naar het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.
                  De consequentie van het niet naleven van de wet is dat de IGJ zes aanbieders onder
                  verscherpt toezicht heeft gesteld; de andere aanbieders moeten verbeterplannen opstellen.
                  Voor mij is dat aanleiding geweest in overleg te treden met aanbieders en gemeenten
                  over de implementatie van de wet. Uitgangspunt zijn voor mij altijd de hierboven genoemde
                  hoofddoelen: rechtsbescherming van jeugdigen en het verminderen van de toepassing
                  van vrijheidsbeperkende maatregelen. Zoals eerder toegezegd bericht ik u nader in
                  de reactie op het eindrapport van het CPT.12
Uit de brief blijkt dat op één afdeling van de door de CPT-delegatie bezochte locaties
                     de maatregel «onderzoek aan het lichaam» op een niet-toegestane wijze werd uitgevoerd,
                     wat als vernederend werd ervaren. De leden van de PVV-fractie benadrukken echter dat
                     deze maatregel vaak noodzakelijk is voor de veiligheid van zowel de jongeren als de
                     medewerkers. Het is immers onacceptabel dat wapens of drugs binnen de muren van deze
                     instellingen terechtkomen. Juist om ernstige incidenten te voorkomen, moet het personeel
                     soms ingrijpende maatregelen nemen. In dit licht vragen de leden hoe de balans wordt
                     gewaarborgd tussen noodzakelijke veiligheidsmaatregelen en het respecteren van de
                     persoonlijke integriteit van jongeren?
Een opname in een gesloten jeugdhulpinstelling en het toepassen van maatregelen zoals
                  een onderzoek aan het lichaam grijpen diep in op de persoonlijke levenssfeer van jeugdigen.
                  Daarom is het van groot belang dat de rechten van jeugdigen goed zijn beschermd. In
                  de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet is daarom opgenomen dat een onderzoek aan het
                  lichaam alleen mag plaatsvinden in gesloten jeugdhulpinstellingen als daarbij wordt
                  voldaan aan de voorwaarden en eisen die de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet aan de
                  toepassing van die maatregel stellen.
               
Het onderzoek mag uitsluitend gericht zijn op het waarborgen van de veiligheid, het
                  afwenden van gevaar voor de gezondheid of het bereiken van de met de jeugdhulp beoogde
                  doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige. Daarbij geldt dat zo’n maatregel niet
                  mag worden toegepast tenzij er voor de jeugdige, gelet op het beoogde doel, geen minder
                  bezwarende alternatieven zijn, de maatregel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten
                  is dat de maatregel effectief is. Bovendien mag een onderzoek aan het lichaam alleen
                  worden gedaan bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van gedrag beïnvloedende
                  middelen of van voorwerpen die een jeugdige niet in zijn bezit mag hebben. Indien
                  aan deze voorwaarden wordt voldaan, mag een onderzoek aan het lichaam plaatsvinden,
                  maar wel op zodanige manier dat de lichamelijke integriteit van de jeugdige wordt
                  gerespecteerd. Daarom wordt vereist dat het onderzoek wordt verricht op besloten plaatsen
                  en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur heeft van de
                  jeugdige. Bij het
               
onderzoek aan het lichaam kan de jeugdige worden verzocht kledingstukken uit te trekken,
                  maar met uitzondering van ondergoed. Jeugdhulpaanbieders zijn verplicht zich aan deze
                  voorschriften te houden.
               
Hoe worden medewerkers ondersteund om deze moeilijke situaties professioneel en menswaardig
                     aan te pakken?
Bij het nemen van ingrijpende maatregelen is ondersteuning bij een zorgvuldige afweging
                  vooraf en evaluatie achteraf noodzakelijk. Medewerkers kunnen hierbij rekenen op de
                  ondersteuningsstructuur binnen hun organisatie. Dat kan bestaan uit consultatie van
                  een gedragswetenschapper of een multidisciplinair team, intervisie, training en het
                  werken met protocollen en richtlijnen.
               
De leden van de PVV-fractie benadrukken het belang van terughoudendheid bij het invoeren
                     van extra bureaucratische verplichtingen, zoals verplichte medische checks na elk
                     incident. Hoewel veiligheid vooropstaat, vragen zij zich af of er voldoende capaciteit
                     is om dergelijke aanbevelingen uit te voeren zonder dat dit leidt tot extra werkdruk
                     en overbelasting van medewerkers die al zwaar belast zijn?
Aanbieders geven aan dat wanneer sprake is van letsel of twijfel is over mogelijk
                  letsel, of wanneer de jeugdige daarom vraagt er medische checks gedaan worden. Wanneer
                  een check na álle toepassingen van vrijheidsbeperkende maatregelen moet worden gedaan,
                  dan doet dit een stevig beroep op de capaciteit van jeugdzorgmedewerkers. Daarom heb
                  ik met de aanbieders afgesproken dat zij bezien hoe zij binnen hun mogelijkheden optimaal
                  invulling kunnen geven aan deze aanbeveling. Over de invulling daarvan bericht ik
                  u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
               
Daarnaast willen zij inzicht in hoe vaak jongeren agressief gedrag vertonen, hoeveel
                     medewerkers hierdoor letsel oplopen en op welke manier zij in dergelijke situaties
                     beschermd worden. Het kan en mag niet zo zijn dat medewerkers, die dagelijks hun best
                     doen om orde en veiligheid te handhaven, slachtoffer worden van escalerend gedrag
                     van jongeren.
Het is belangrijk dat medewerkers in de gesloten jeugdhulp veilig hun werk kunnen
                  doen. Voor hun bescherming is het in de eerste plaats van belang dat hun werkgever
                  hen traint in relationele beveiliging, mede om te voorkomen dat zij vrijheidsbeperkende
                  maatregelen toepassen om zichzelf te beschermen. Bovendien heeft elke aanbieder intern
                  eigen manieren hun medewerkers te ondersteunen, zoals bijvoorbeeld voldoende intervisie
                  en een bedrijfsopvangteam. Er bestaat geen compleet overzicht van hoe vaak jeugdigen
                  agressief gedrag vertonen. Indien calamiteiten plaatsvinden door agressief gedrag
                  van jongeren en eventueel letsel, meldt de aanbieder dit bij de IGJ, die daar verslag
                  van uitbrengt.13
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het Committee for the Prevention
                     of Torture (CPT) in maart het eindrapport van het bezoek aan gesloten jeugdhulpinstellingen
                     in Nederland vaststelt en dat de regering dit rapport inclusief kabinetsreactie binnen
                     drie maanden met de Kamer zal delen. Waarom wordt het eindrapport niet gelijk na vaststelling
                     met de Kamer gedeeld? Er hoeft wat betreft de leden niet op de kabinetsreactie gewacht
                     te worden om het eindrapport te delen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden
                     het positief dat de regering ervoor kiest alvast de eerste bevindingen met de Kamer
                     te delen voordat het eindrapport klaar is. Zeker gezien de bevindingen van het CTP
                     en de conclusies van het rapport14 van de inspectie van oktober 2024, is de urgentie op dit onderwerp hoog en moet er
                     snel gehandeld worden op de aanbevelingen van de Inspectie en het CTP.
Het CPT stelt het eindrapport in maart 2025 in een plenaire vergadering vast. De regering
                  verwacht het rapport eind deze maand te ontvangen. Het CPT verzoekt verdragspartijen
                  bij het Europees verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende
                  behandeling binnen een bepaalde termijn op het rapport te reageren. Bij periodieke
                  bezoeken gaat het dan om een termijn van zes maanden. Bij ad hoc bezoeken, zoals het
                  bezoek aan de gesloten jeugdhulp, gaat het om een termijn van drie maanden. Het beleid
                  van het Koninkrijk der Nederlanden is om CPT-rapporten vergezeld van een kabinetsreactie
                  aan de Tweede Kamer te sturen. De implicatie daarvan is dat pas op dat moment het
                  CPT toestemming krijgt rapporten openbaar te maken. Op dit moment kiezen 17 van de
                  47 verdragspartijen voor de zogeheten «automatische publicatie-procedure» waarbij
                  ze het CPT op voorhand toestemming geven alle toekomstige rapporten aangaande hun
                  land te publiceren. Over deelname van het Koninkrijk der Nederlanden aan deze procedure
                  bestaat binnen het Koninkrijk vooralsnog geen overeenstemming. Ik streef er daarom
                  naar zo snel mogelijk – en uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van het eindrapport
                  met een kabinetsreactie te komen op het eindrapport, zodat deze tegelijkertijd openbaar
                  gemaakt kunnen worden.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de delegatie van het CTP heeft geconstateerd
                     dat instellingen nog niet in staat zijn de gewijzigde Jeugdwet volledig uit te voeren.
                     Dit werd in oktober ook al geconcludeerd door de Inspectie. De wet rechtspositie gesloten
                     jeugdhulp is per 1 januari 2024 in werking getreden. Dat is inmiddels al een jaar
                     geleden. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat instellingen wél in staat zijn om
                     de wet uit te voeren? Wat zegt het over het kabinetsbeleid dat zowel het Internationaal
                     Kinderrechtenverdrag als de Jeugdwet niet uitgevoerd worden?
Er wordt continu gewerkt aan het versterken van de naleving van kinderrechten in wetgeving
                  en uitvoering, o.a. via de Hervormingsagenda, het Uitvoeringsplan af- en ombouw gesloten
                  jeugdhulp en het Toekomstscenario kind en gezinsbescherming. Ook werk ik met de sector
                  aan het verminderen van vrijheidsbeperkende maatregelen, het versterken van het klachtrecht
                  en de implementatie van de Wet rechtspositie. Ik ben in overleg met aanbieders van
                  gesloten jeugdhulp en gemeenten over de implementatie van deze wet. Uitgangspunt zijn
                  voor mij altijd de hoofddoelen: rechtsbescherming van jeugdigen en het verminderen
                  van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Zoals eerder toegezegd bericht
                  ik u nader in de reactie op het eindrapport van het CPT.15
En waarom gaat de regering nu pas stappen zetten en is dit niet eerder gedaan? Het
                     was immers al tijden bekend dat de wet per 1 januari in zou gaan en tijdens en na
                     de wetsbehandeling zijn er al signalen door het veld gegeven dat uitvoering van de
                     wet op sommige punten moeilijk zou zijn. Met name rondom de maatregel insluiting op
                     de eigen kamer, wat door de aanpassing van de wet niet meer mag. De dilemma’s die
                     daardoor ontstaan zijn al gedeeld16 door het veld tijdens de wetsbehandeling maar ook bij de inwerkingtreding van de
                     wet, waarom is er vanuit de regering niet eerder op deze signalen geacteerd? De regering
                     schrijft met aanvullende afspraken te komen, wanneer komen die afspraken?
Het eerste signaal van aanbieders van gesloten jeugdhulp dat de uitvoering van de
                  wet op sommige punten moeilijk zou zijn kwam via de brief van 19 december 2023 waar
                  in de vraag naar verwezen wordt. Dit was na behandeling van het wetsvoorstel door
                  beide Kamers. De aanbieders brachten in die brief met name de kamerinsluiting gedurende
                  de nacht naar voren. Naar aanleiding van deze brief hebben de aanbieders met het Ministerie
                  van VWS afgesproken dat zij de praktijk naar aanzien van nachtelijke insluitingen
                  zouden monitoren en hierover na de zomer VWS en IGJ zouden informeren. Dat laatste
                  is in september 2024 gebeurd. Daaruit bleek dat de aanbieders erin geslaagd waren
                  het aantal nachtelijke kamerinsluitingen fors terug te brengen: van 206 insluitingen
                  naar 55 bij bijna een gelijke bezetting. De eigen veiligheid en of de veiligheid van
                  andere jongeren en medewerkers waren de reden waarom nachtelijke insluitingen nog
                  plaatsvonden. Het gaat daarbij vooral om jongeren met een hoog forensisch profiel
                  (waaronder leden van rivaliserende drillrap-bendes), jongeren met agressieproblematiek
                  en om jongeren met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Inmiddels ben ik in overleg
                  met aanbieders en gemeenten om te komen tot afspraken hoe hier verder mee om te gaan.
                  Uitgangspunt zijn voor mij altijd de hoofddoelen: rechtsbescherming van jeugdigen
                  en het verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Gelijktijdig
                  kan het soms nodig zijn dat vrijheidsbeperkende maatregelen nodig zijn bij dreiging
                  van automutilatie of suïcide, gevaar of onveiligheid uitgaande van zogeheten loverboyproblematiek
                  of gevaar vanwege verslavingsproblematiek.
               
Zoals eerder toegezegd bericht ik u nader in de reactie op het eindrapport van het
                  CPT.17
De leden zijn ook benieuwd in hoeverre de afbouw van gesloten jeugdzorg hierbij ook
                     een rol speelt, waardoor aanbieders niet meer investeren in beveiligde kamers? De
                     Staatssecretaris schrijft dat hij in gesprek gaat met de Vereniging van Nederlandse
                     Gemeenten (VNG) over het gebrek aan investeringen in beveiligde kamers. Hij begrijpt
                     vanwege de transformatieplannen de terughoudendheid van gemeenten om hier middelen
                     voor beschikbaar te stellen, maar vindt dat er een oplossing moet komen omdat wettelijke
                     eisen moeten worden nagekomen. Aan welke oplossing denkt de regering? Ziet de regering
                     dat zij hier zelf ook een rol in heeft en niet enkel de gemeenten? Dat zij gemeenten
                     ook in staat moeten stellen om de wet uit te voeren?
Voor de ombouw van een separeerruimte van een accommodatie gesloten jeugdhulp naar
                  een kindvriendelijke ruimte om in te sluiten hebben de coördinerende gemeenten gesloten
                  jeugdhulp via een specifieke uitkering € 5 mln. ontvangen.18 Ik kan mij voorstellen dat gemeenten terughoudend zijn met investeringen in een afzonderlijke
                  en veilige ruimte in accommodaties die zij niet meer willen gebruiken voor gesloten
                  jeugdhulp. Dat laat onverlet dat gemeenten op dit punt aanbieders wel in staat moeten
                  stellen de wet na te leven.
               
In hoeverre krijgen gemeenten genoeg financiële middelen om de afbouw op een verantwoorde
                     manier te doen én de wet te handhaven?
Voor de transformatie van de gesloten jeugdhulp krijgen de coördinerende gemeenten
                  financiële middelen via de specifieke uitkering transformatie gesloten jeugdhulp.19 Hiermee is in totaal € 176 mln. gemoeid. Dit bedrag is gebaseerd op een eerder onderzoek
                  van KPMG.20 Daarnaast heeft KPMG in 2023 dit bedrag nogmaals getoetst op basis van de door instellingen
                  gemaakte kosten en nog te verwachten kosten.21 Hier kwam geen aanleiding naar voren om te veronderstellen dat de beschikbare middelen
                  onvoldoende zijn. Belangrijk hierbij is ook te benadrukken dat de kosten van de transformatie
                  afhangen van zowel de uitgangssituatie als de inrichtingskeuzes die in een landsdeel
                  worden gemaakt. Begin dit jaar heb ik de aanvragen voor de specifieke uitkering beoordeeld.
                  In februari 2025 hebben alle zeven coördinerende gemeenten de beschikking op hun aanvraag
                  ontvangen.
               
In hoeverre kan de regering gedurende de steeds verdere afbouw van de gesloten jeugdzorg
                     de veiligheid, bescherming en de rechten van jongeren garanderen?
Een absolute garantie valt niet te geven. De IGJ houdt toezicht op de transformatie
                  van de gesloten jeugdhulp. Dat strekt zich ook uit tot alternatieven voor de gesloten
                  jeugdhulp.22 De afgelopen jaren bent u over de uitkomsten geïnformeerd. Wanneer dat aan de orde
                  is, vraagt de IGJ verbeterplannen aan de instellingen.
               
Is de regering het met de leden eens dat de regering uiteindelijk stelselverantwoordelijk
                     is hiervoor?
Ja. Dat is ook de reden waarom we het initiatief hebben genomen voor het maken van
                  landelijke bestuurlijke afspraken over de transformatie van de gesloten jeugdhulp.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het CTP positief is over de samenwerking
                     met onderwijs op de bezochte locaties. De leden zijn blij dat te lezen, al horen zijn
                     ook nog steeds signalen dat dit niet overal het geval is. Is het onderwijs bij alle
                     gesloten jeugdzorginstelling op orde?
We delen de blijdschap met deze leden dat het CPT bevestigd heeft dat de samenwerking
                  tussen zorg en onderwijs de afgelopen periode op veel plekken verder is geïntensiveerd
                  en verbeterd. Hier speelt de subsidieregeling «onderwijscoalities af- en ombouw gesloten
                  jeugdhulp» ook een belangrijke positieve rol in. Die heeft eraan bijgedragen dat regionaal
                  coalities zijn gevormd die met elkaar samenwerken voor de doorontwikkeling van het
                  residentieel onderwijs. Tegelijkertijd blijft het met de verdere af- en ombouw van
                  de gesloten jeugdhulp een uitdaging om onderwijs en ondersteuning te organiseren voor
                  jongeren in residentiele jeugdhulpinstellingen. Om die reden heeft het kabinet recent
                  besloten ook de komende periode subsidie beschikbaar te blijven stellen voor deze
                  onderwijscoalities. De Inspectie van het Onderwijs besteedt in de aankomende kwaliteitsonderzoeken
                  aandacht aan de scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen.
               
Krijgen leerlingen onderwijs op hun eigen niveau? Zijn er nog genoeg onderwijsfaciliteiten
                     bij gesloten jeugdzorginstellingen, nu deze worden afgebouwd?
Het is een uitdaging voor elke leerling in een residentiele jeugdhulpinstelling het
                  beste passende onderwijs te bieden. Het gaat vaak om kleine groepen leerlingen, waarin
                  gedurende het schooljaar wisselingen zijn vanwege in- en uitstroom van nieuwe jongeren,
                  waardoor het voor scholen niet altijd te organiseren is om alle richtingen en schoolsoorten
                  aan te bieden. Terwijl juist voor deze kwetsbare jongeren onderwijs zo belangrijk
                  is. Daarom wordt vanaf 2023 ook jaarlijks 15,5 miljoen euro extra in het residentieel
                  onderwijs geïnvesteerd, waarvan een deel bedoeld is voor het onderwijs bij residentiele
                  jeugdhulpinstellingen. Deze middelen komen sinds 2023 deels beschikbaar via een subsidieregeling
                  aan coalities van samenwerkingsverbanden, scholen, gemeenten en zorgpartijen. Scholen
                  en samenwerkingsverbanden passend onderwijs zetten deze middelen onder meer in voor
                  het kleinschaliger organiseren van het onderwijs. Of voor het betrokken houden van
                  de school van herkomst waardoor jongeren het onderwijs op hun oude school op afstand
                  kunnen blijven volgen, zeker als deze maar kort in de instelling verblijven. Dit laatste
                  heeft als doel ook meer onderwijs op het passende niveau te kunnen bieden.
               
Er is in 2025 tijdelijk tevens extra geld beschikbaar voor de scholen om te zorgen
                  dat de kwaliteit op orde blijft, ook tijdens de fase van de af- en ombouw waarbij
                  het aantal leerlingen kleiner wordt. Daarnaast stelt de Staatssecretaris van Onderwijs,
                  Cultuur en Wetenschap (OCW) geld beschikbaar voor extra onderzoek en ondersteuning
                  om de onderwijspartijen te helpen bij de transitie in het kader van de af- en ombouw
                  van de gesloten jeugdhulp. Het Ministerie van OCW is intensief in gesprek met alle
                  betrokkenen in het veld om te bezien wat er nu en in de toekomst nodig is voor het
                  kunnen bieden van het benodigde onderwijs voor deze jongeren.
               
Waar volgen de leerlingen hun onderwijs?
Waar een leerling onderwijs volgt is afhankelijk van de leerling en de regionale invulling
                  van de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp. Er zijn bijvoorbeeld leerlingen die
                  nog steeds onderwijs volgen op een school op het terrein van de residentiele jeugdhulpinstelling,
                  maar er zijn ook leerlingen die – met ondersteuning – onderwijs volgen op een school
                  (eventueel «van herkomst») in de omgeving.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat op één afdeling van de bezochte
                     locaties onderzoek aan het lichaam op een niet-toegestane (en volgens het CTP vernederende)
                     wijze gebeurde. De leden lezen dat de instelling na het CTP-bezoek heeft besloten
                     de uitvoering van deze maatregel aan te passen. De Staatssecretaris heeft melding
                     gedaan bij de inspectie, omdat hij vindt dat dit niet acceptabel is. De leden hebben
                     echter vaker gehoord dat jongeren zich helemaal moeten uitkleden en hebben vaker aangekaart
                     dat dit voor alle jongeren, maar met name voor slachtoffers van seksueel geweld, traumatisch
                     kan zijn. Weet de regering of dit bij andere instellingen misschien ook nog wordt
                     gedaan? Is dit bij alle instellingen nagevraagd naar aanleiding van dit rapport van
                     het CTP?
Naar aanleiding van dit rapport van het CPT heb ik direct navraag gedaan bij Jeugdzorg
                  Nederland. Dit heeft geleerd dat de andere aanbieders gesloten jeugdhulp melden dat
                  dit bij hen niet voorkomt. Ook de IGJ kent uit het toezicht geen andere voorbeelden
                  van andere aanbieders gesloten jeugdhulp.
               
Breder zijn de leden benieuwd of de inspectie voldoende capaciteit heeft om goed toezicht
                     te houden? Wordt er de komende jaren bezuinigd op de Inspectie Gezondheidszorg en
                     Jeugd (IGJ)? Zo ja, hoeveel en waar zullen die bezuinigingen terecht komen? Bijvoorbeeld
                     ook bij inspecteurs?
De IGJ moet duidelijke keuzes maken omdat de capaciteit van de IGJ grenzen kent. De
                  IGJ richt zich in het toezicht op die onderwerpen waar zij de grootste risico’s ziet
                  en waar het effect van de inzet het grootst is.
               
Er wordt de komende jaren een generieke taakstelling op de concernorganisaties van
                  het Ministerie van VWS doorgevoerd. Dit betekent dat ook de IGJ te maken krijgt met
                  een taakstelling van 1% in 2025 oplopend tot 2,5% vanaf 2029. De IGJ kiest bewust
                  waar en hoe zij de capaciteit inzet. De aankomende bezuinigingen zullen leiden tot
                  nog scherpere keuzes in het voorgenomen takenpakket van de IGJ en zullen onder andere
                  neerslaan op de apparaatskosten van de IGJ; hetgeen zal betekenen dat er minder geld
                  beschikbaar is voor personeel bij de IGJ. Dit wil echter niet zeggen dat dit persé
                  ten koste gaat van het toezicht op de (gesloten) jeugdhulp. De concrete invulling
                  van de taakstelling wordt in Q2 als addendum op het jaarplan bijgevoegd.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de registratie van incidenten in
                     dossiers nog niet altijd goed gaat. De regering schrijft dat de bestuurders gesloten
                     jeugdhulp hebben toegezegd ervoor te zorgen dat waar dat nodig is de registratie van
                     incidenten in dossiers wordt verbeterd. Op welke manier en termijn gaan zij hiervoor
                     zorgen?
De bestuurders gesloten jeugdhulp hebben gezorgd voor een betere registratie van incidenten
                  in dossiers door middel van het structureel uitvoeren van zogenaamde meldingen van
                  calamiteiten en geweld, volgens het protocol van de betreffende instelling. De IGJ
                  ziet hierop toe.
               
Verder schrijft de regering gezamenlijk met de bestuurders te bezien hoe zij binnen
                     hun mogelijkheden optimaal invulling kunnen geven aan de aanbeveling van het CTP om
                     een medische check te doen na ieder incident of toepassing van een vrijheidsbeperkende
                     maatregel die letsel kan veroorzaken. Wordt bij die medische check ook de impact meegenomen
                     die zo’n maatregel mentaal kan hebben op jongeren? Kan de regering meer toelichten
                     hoe ze dat gaan bezien? En wordt de Kamer hiervan op de hoogte gesteld?
Aanbieders geven aan dat, wanneer sprake is van letsel of twijfel is over mogelijk
                  letsel, of wanneer de jeugdige daarom vraagt, er medische checks gedaan worden. Wanneer
                  een check na álle toepassingen van vrijheidsbeperkende maatregelen moet worden gedaan,
                  dan doet dit een stevig beroep op de capaciteit van jeugdzorgwerkers. Daarom heb ik
                  met de aanbieders afgesproken dat zij bezien hoe zij binnen hun mogelijkheden optimaal
                  invulling kunnen geven aan deze aanbeveling. Een medische check omvat ook de impact
                  die de maatregel mentaal gehad kan hebben op de jongere. Over de invulling daarvan
                  bericht ik u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ook dat – hoewel niet toegestaan – zowel
                     jeugdigen als medewerkers aangeven dat technieken worden toegepast bij vastpakken
                     en vasthouden die pijn veroorzaken. De leden hebben hier al vaker schriftelijke vragen23
                     24 over gesteld. Medewerkers hebben bij het CTP aangegeven dat ze behoefte hebben aan
                     heldere richtlijnen en meer training. De leden lezen dat na dit rapport bestuurders
                     gesloten jeugdhulp gaan toezien dat alleen medewerkers die daarvoor zijn opgeleid
                     de maatregel mogen toepassen. Op welke manier zal dat gemonitord worden? Zal dit in
                     de praktijk ook echt lukken, gezien de grote personeelstekorten? Waarom worden niet
                     alle medewerkers op deze manier geschoold?
Het is de verantwoordelijkheid van bestuurders en raden van toezicht binnen de gesloten
                  jeugdhulp om er via interne monitoring op te sturen dat alleen medewerkers die hiervoor
                  zijn opgeleid op een proportionele en juiste manier jeugdigen «vastpakken en vasthouden».
                  De IGJ zal via haar incidententoezicht eventuele risico’s detecteren en hierop acteren.
                  Daaruit blijkt of dit in de praktijk lukt.
               
Het trainen van medewerkers voor het verrichten van specifieke handelingen is niet
                  afhankelijk van personeelstekorten. Voor scholing is tijd en budget nodig. Het is
                  aan de instellingen om te bezien hoeveel medewerkers hierop moeten worden geschoold,
                  zodat op elk moment de specifieke maatregelen kunnen worden toegepast.
               
De leden lezen dat «waar nodig trainingen worden verbeterd». Op welke manier zal dat
                     gebeuren? En zullen ook de richtlijnen duidelijker worden, waar ook medewerkers om
                     vragen? In hoeverre wordt de input van de jongeren en medewerkers zelf ook meegenomen
                     in het verbeteren van trainingen?
Jeugdzorg Nederland werkt aan meer duidelijkheid in richtlijnen voor medewerkers over
                  vasthouden en vastpakken. Over de uitwerking daarvan hoop ik u in de kabinetsreactie
                  op het eindrapport van het CPT meer te kunnen vertellen. Het is de verantwoordelijkheid
                  van de instellingen zelf om de kwaliteit van trainingen met de aanbieder van de training
                  te evalueren en waar nodig verbetering te initiëren. Ik vind dat daarbij jongeren
                  en medewerkers inbreng moeten hebben. Dat gebeurt al bij evaluaties van gegeven trainingen,
                  die doorgaans geëvalueerd worden tussen bijvoorbeeld de cliëntenraad, medewerkers,
                  leidinggevenden en de organisatie die de trainingen verzorgt.
               
Tenslotte zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd hoe het staat met
                     de opvolging van de aangenomen motie Westerveld25 uit maart 2024 waarin de regering wordt verzocht om de lessen van commissie De Winter
                     mee te nemen in het plan voor erkenning en herstel van jongeren die slachtoffer zijn
                     geworden van de ZIKOS instellingen, en daarbij ook de regeling voor financiële tegemoetkoming
                     mee te nemen en de Kamer op de hoogte te houden hiervan?
De Universiteit voor Humanistiek, onder coördinatie van het Wetenschappelijk Onderzoek-
                  en Datacentrum (WODC), evalueert alle erkenningsmaatregelen naar aanleiding van het
                  rapport van de Commissie De Winter. De tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming
                  voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg is hier onderdeel van. In het onderzoek
                  is ook aandacht voor (de gevolgen van) de afbakening van de regeling. Het WODC verwacht
                  de evaluatie nog voor de zomer te publiceren. Deze evaluatie wordt ook aan uw Kamer
                  aangeboden. De uitkomsten van deze evaluatie worden meegenomen in het traject van
                  erkenning en herstel van jongeren die slachtoffer zijn geworden van misstanden of
                  zich niet veilig hebben gevoeld bij ZIKOS-afdelingen.
               
Hoe staat het met dit traject voor erkenning, herstel en ondersteuning? Op welke manier
                     wordt het aangenomen amendement Westerveld26 hierin meegenomen? Hoe staat het met de uitvoering van dit amendement?
Een delegatie van aanbieders van gesloten jeugdhulp is gestart met gesprekken met
                  jongeren en oud-cliënten om te komen tot erkenning van leed dat jongeren en oud-cliënten
                  hebben ervaren in de gesloten jeugdhulp. De eerste verkennende gesprekken liepen reeds
                  ten tijde van het uitkomen van het onderzoek «Eenzaam gesloten» en zijn na publicatie
                  in een versnelling gebracht. Deze ontwikkeling heb ik van harte toegejuicht, omdat
                  in deze gesprekken tussen aanbieders en oud-cliënten de meest betekenisvolle erkenning
                  gevonden kan worden. De insteek vanuit het Rijk en andere landelijke partners is geweest
                  aan te sluiten bij dit traject van erkenning en de reeds lopende gesprekken met jongeren
                  en oud-cliënten. Na deze constructieve gesprekken blijkt dat het zorgvuldig vormgeven
                  van het complexe traject voor erkenning en herstel meer tijd kost dan gehoopt. Dit
                  is vooral voor jongeren en oud-cliënten frustrerend. Alle betrokkenen zijn gecommitteerd
                  om dit zo snel mogelijk verder te brengen. We beogen de middelen vanuit amendement
                  Westerveld te besteden als onderdeel van het bredere traject van erkenning op een
                  wijze die bijdraagt aan herstel, in samenwerking met de aanbieders en andere landelijke
                  partners. Voor het zomerreces informeer ik uw Kamer over de invulling van het amendement.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het bezoek van de European Committee
                     for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland. Zij
                     hebben hierbij nog een vraag. In de brief27 van 19 december jl. stelt het kabinet dat, als instellingen in verband met het gebrek
                     aan investeringen in extra beveiligde kamers wettelijke vereisten niet kunnen nakomen,
                     daar oplossingen voor moeten komen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het inmiddels
                     met deze oplossingen staat.
Inmiddels ben ik in overleg met aanbieders en gemeenten over de implementatie van
                  de Wet rechtspositie. Deze gesprekken hebben ook betrekking op de aanwezigheid van
                  een afzonderlijke en veilige ruimte. Uitgangspunt zijn voor mij altijd de hoofddoelen:
                  rechtsbescherming van jeugdigen en het verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende
                  maatregelen. Zoals eerder toegezegd bericht ik u nader in de reactie op het eindrapport
                  van het CPT.28
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben met veel zorgen kennisgenomen
                     van de brief van het CPT over hun bezoek aan drie Nederlandse gesloten jeugdzorginstellingen
                     in oktober 2024. Deze leden zijn positief over het feit dat dit Europese comité, naar
                     aanleiding van de rapporten «Eenzaam Gesloten» van Jason Bhugwandass en eerdere rapporten
                     zoals «Onvoldoende beschermd» van Commissie-De Winter, eindelijk een bezoek heeft
                     gebracht aan Nederland. Dit was een zaak waar de leden van de Nieuw Sociaal Contract-fractie
                     begin 2024 in eerdere debatten al over hebben aangedrongen bij de Kamer. Door de toenmalige
                     bewindspersonen zijn deze signalen nooit serieus genoeg genomen en daarom zijn deze
                     leden blij dat de rapporten en signalen door het CPT wel serieus zijn genomen. Door
                     de tomeloze inzet van de auteurs van deze rapporten, specifiek Jason Bhugwandass,
                     heeft het bezoek eindelijk plaatsgevonden. De rode draad die we zien in de aanleiding
                     van dit bezoek gaat terug naar 1974 toen in de gesloten inrichting Zetten al is gerapporteerd
                     over ernstige incidenten. Keer op keer hebben diverse commissies en rapporteurs deze
                     misstanden aan het licht gebracht en bevestigd. Dat heeft tot op heden nooit geresulteerd
                     in verandering. Naar aanleiding van de brief van het CPT en de kabinetsreactie hebben
                     deze leden een aantal vragen.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract willen ten eerste aan de Staatssecretaris
                     vragen welke concrete verbeteringen er sinds het verschijnen van alle rapporten, bijvoorbeeld
                     het rapport «Onvoldoende beschermd» van Commissie-De Winter en eerdere rapporten,
                     hebben plaatsgevonden in gesloten jeugdzorginstellingen?
Sinds het ontstaan van de gesloten jeugdhulp is er veel veranderd. Dat is echter niet
                  voldoende geweest. Daarom wil dit kabinet de gesloten jeugdhulp afbouwen. Gezien de
                  daling van het aantal plaatsingen en plaatsen in de gesloten jeugdhulp is daar al
                  een stevig begin mee gemaakt. Ik ga daarmee door langs de twee lijnen die mijn ambtsvoorganger
                  heeft uitgezet. In 2025 werkt de gesloten jeugdhulp kleinschalig. Inmiddels hebben
                  bijna alle aanbieders dat gerealiseerd. Op een aantal uitzonderingen kennen alle leefgroepen
                  maximaal zes jongeren. Het aantal kleinschalige voorzieningen neemt toe. Het aantal
                  vrijheidsbeperkende maatregelen is afgenomen. In 2030 willen we zo dicht bij nul gesloten
                  plaatsingen zijn. Nul vrijheidsbeperkende maatregelen is niet realistisch. Dat is
                  ook niet in het belang van jeugdigen als sprake is van dreiging van automutilatie
                  of suïcide, gevaar of onveiligheid uitgaande van zogeheten loverboyproblematiek of
                  gevaar vanwege verslavingsproblematiek. Daarin past de invoering van de Wet rechtspositie
                  gesloten jeugdhulp. Verbeteringen als gevolg van deze wet zijn dat het aantal vrijheidsbeperkingen
                  gelimiteerd zijn, vrijheidsbeperking alleen mag plaatsvinden op basis van het nee,
                  tenzij beginsel en dat insluiten alleen nog mag in noodsituaties bij jongeren van
                  12 jaar en ouder.
               
Daarnaast willen deze leden vragen hoeveel jongeren in de afgelopen vijf jaar een
                     schadevergoeding of genoegdoening hebben ontvangen wegens onrechtmatig verblijf, mishandeling
                     of isolatie in jeugdzorginstellingen?
De Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming slachtoffers geweld in de jeugdzorg
                  liep van 2021 t/m 2022 bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven als erkenningsmaatregel
                  naar aanleiding van het onderzoek van Commissie De Winter. Deze regeling was voor
                  personen die tussen 5 mei 1945 en 12 juni 2019 als minderjarige slachtoffer waren
                  van bovenmatig geweld of dwangarbeid tijdens hun verblijf in een pleeggezin, instelling,
                  doven- of blindeninternaat, of opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
                  Het ging daarbij om minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid zijn
                  geplaatst. Bij het Schadefonds werden in totaal 27.454 aanvragen ingediend. Hiervan
                  hebben 22.409 slachtoffers ook daadwerkelijk een tegemoetkoming gekregen. Bij andere
                  aanvragers werd de aanvraag afgewezen, ingetrokken of buiten behandeling gesteld.
               
Er moeten enkele kanttekeningen gemaakt worden in relatie tot de gestelde vraag:
– Het is niet bekend hoeveel aanvragers een tegemoetkoming hebben ontvangen vanwege
                           onrechtmatig verblijf, mishandeling of isolatie. «Bovenmatig geweld of dwangarbeid»
                           zoals opgenomen in de Tijdelijke regeling zijn niet hetzelfde als «onrechtmatig verblijf,
                           mishandeling of isolatie» zoals genoemd in de vraag. Hiermee zijn de cijfers slechts
                           een indicatie.
                        
– Er wordt gevraagd hoeveel jongeren een tegemoetkoming hebben ontvangen. Ondanks dat
                           de aanvragers bij de Tijdelijke regeling allemaal minderjarigen waren tijdens het
                           geweld wat zij meemaakten, betekent dat niet automatisch dat zij ook nog minderjarig
                           waren toen zij de aanvraag bij het Schadefonds deden. Daardoor komt het daadwerkelijke
                           cijfer als antwoord op de vraag lager uit dan hierboven vermeld.
                        
– Bij de Tijdelijke regeling werd een aantal voorwaarden gehanteerd, zoals het onder
                           verantwoordelijkheid van de overheid geplaatst zijn in een instelling. Dit maakt dat
                           het genoemde cijfer lager zal zijn dan het totale aantal jongeren die in een instelling
                           heeft verbleven.
                        
De compensatie op basis van de regeling kon alleen worden gegeven als aan de wettelijk
                     vereisten is voldaan: een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf
                     als gevolg waarvan betrokkene ernstig (psychisch of lichamelijke) letsel heeft ondervonden.
                     Een aanvraag wegens onrechtmatig verblijf in een jeugdzorginstelling zal niet zomaar
                     onder deze criteria vallen. Dat geldt ook voor isolatie, ervan uitgaande dat de beslissing
                     daartoe en de uitvoering volgens de regels is genomen. Het kan zijn dat het Schadefonds
                     reguliere aanvragen heeft gehad van jongeren die in een jeugdzorginstelling verbleven
                     en die daar mishandeld zijn (door wie dan ook). Het Schadefonds kan dat niet uit hun
                     systeem halen, want dat wordt niet afzonderlijk geregistreerd.
                  
Er is geen zicht op individuele trajecten in bijvoorbeeld civielrechtelijke procedures.
Zijn er naar aanleiding van de voorlopige bevindingen van het CPT maatregelen genomen
                     tegen de onderzochte instellingen, bijvoorbeeld een tijdelijke of permanente sluiting
                     vanwege de bevonden omstandigheden?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 19 december 202429 heb ik naar aanleiding van de voorlopige en eerste bevindingen van het CPT de IGJ
                  op de hoogte gesteld. De constateringen van het CPT bij instellingen zijn onderdeel
                  van lopende toezicht door de IGJ bij deze instellingen. Over de inhoud hiervan kan
                  de IGJ geen mededelingen doen.
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben geconstateerd dat het CPT
                     eerder kritiek heeft geuit op de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen bij
                     jongeren. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel jongeren in 2024 en 2025 nog zijn
                     geplaatst in een gesloten inrichting en hoe verhoudt zich dat tot eerdere jaren?
Het aantal plaatsingen in 2024 in voor gesloten jeugdhulp geregistreerde accommodaties
                  bedroeg 712. Voor alle duidelijkheid, dit omvat ook kleinschalige voorzieningen. Het
                  aantal plaatsingen is tussen 2019 en 2024 afgenomen met 58%. Het aantal unieke jongeren
                  in zorg geeft een beter beeld van het aantal jongeren dat binnen een jaar in de gesloten
                  jeugdhulp (voor korte of langere tijd) verblijft. Dit aantal is tussen 2019 en 2024
                  afgenomen met 51%. Zie hieronder voor een overzicht.
               
Het aantal plaatsingen in 2025 kan nog niet gegeven worden. Dit komt omdat veel jeugdigen
                  worden geplaatst met een spoedmachtiging, die niet direct kan worden geregistreerd
                  in het Toeleidingsysteem van Jeugdzorg Nederland. Dit geeft daarom geen realistisch
                  beeld.
               
Is de Staatssecretaris het, mede ingegeven door de bevindingen van het CPT, met deze
                     leden eens dat een plaatsing in de gesloten jeugdzorg niet bijdraagt aan het welzijn
                     en de ontwikkeling van kwetsbare jongeren?
Dit kabinet heeft de ambitie de gesloten jeugdhulp versneld maar verantwoord af te
                  bouwen. Dat kan als we ervoor zorgen dat voor jeugdigen die hier nu gebruik van maken
                  een passend alternatief beschikbaar is: kleinschalig en met een andere pedagogische
                  aanpak. Daarbij zijn vrijheidsbeperkende maatregelen nog steeds nodig als sprake is
                  van automutilatie of suïcide, gevaar of onveiligheid uitgaande van zogeheten loverboyproblematiek
                  of gevaar vanwege verslavingsproblematiek.
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben in de brief van het CPT
                     gelezen dat deze instantie zorgen heeft geuit over mogelijke schendingen van artikel
                     drie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze zorgen hebben
                     betrekking op professionele nalatigheid, vernederende procedures en geweld tussen
                     jongeren onderling. Kan de Staatssecretaris uitleg geven wat zijn visie is op de naleving
                     van de verplichtingen die het EVRM met zich meebrengt?
Artikel 3 van het EVRM is een zogeheten absoluut recht, wat betekent dat geen uitzonderingen
                  worden toegestaan. Het CPT heeft aangegeven dat geweld in instellingen in bepaalde
                  gevallen tot een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM kan leiden en dat
                  de berichten over gewelddadige incidenten in de gesloten jeugdhulp de aanleiding waren
                  voor het bezoek. Grondrechten die voortvloeien uit het EVRM, zoals het recht op de
                  onaantastbaarheid van het lichaam, zijn een fundamenteel onderdeel van onze (democratische)
                  rechtsstaat. De CPT-delegatie die het bezoek heeft afgelegd heeft vastgesteld dat
                  op één afdeling van de bezochte locaties de maatregel onderzoek aan het lichaam op
                  een niet-toegestane wijze gebeurde. Ik heb hiervan melding gedaan bij de IGJ. De betreffende
                  instelling heeft meteen na het CPT-bezoek besloten de uitvoering van deze maatregel
                  aan te passen. Het staat buiten kijf voor de regering dat het EVRM moet worden nageleefd
                  in de gesloten jeugdhulp.
               
Voldoet Nederland volgens de Staatssecretaris op dit moment aan de verplichting van
                     dit verdrag wat betreft de behandeling van jongeren in gesloten jeugdzorginstellingen?
                     Zo nee, wat zijn de verbeterende maatregelen die de Staatssecretaris zou willen nemen?
De Jeugdwet stelt het belang van de jeugdige voorop en voldoet aan de grondwettelijke
                  en verdragsrechtelijke eisen. Met de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, die op
                  1 januari 2024 in werking is getreden, zijn die eisen nog sterker tot uitdrukking
                  gebracht. Uitgangspunt is het «nee, tenzij-beginsel»: vrijheidsbeperkende maatregelen
                  worden niet toegepast tenzij er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het proportioneel
                  is en naar verwachting effectief. Wel is gebleken dat een deel van de gesloten jeugdhulpinstellingen
                  nog niet in staat is om de wet na te leven. Als gevolg hiervan heeft de IGJ in januari
                  zes aanbieders onder verscherpt toezicht geplaatst30. Daarnaast heb ik van twee observaties van het CPT gemeld bij de IGJ, zoals ik heb
                  aangegeven in mijn brief van 24 december 2024. Ik ben hierover in gesprek met aanbieders
                  en de IGJ. Over de verdere invulling en uitvoering van de afspraken met de sector
                  informeer ik u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
               
Deze leden zouden graag aan de Staatssecretaris willen vragen of er mogelijke juridische
                     consequenties voor bestuurders of instellingen zijn die verantwoordelijk zijn voor
                     de gevonden misstanden en de falende zorg die zij aanbieden aan jongeren.
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 19 december 202431 heb ik naar aanleiding van de voorlopige en eerste bevindingen van het CPT de IGJ
                  op de hoogte gesteld. De constateringen van het CPT bij instellingen zijn onderdeel
                  van lopende toezicht door de IGJ bij deze instellingen. Over de inhoud hiervan kan
                  de IGJ geen mededelingen doen.
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract nemen de inhoud van de brief zeer
                     serieus. Deze leden zijn van mening dat de brief aangeeft dat er helaas te veel misgaat
                     in gesloten jeugdzorginstellingen. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven of er concrete
                     stappen worden genomen om het aantal jongeren in gesloten jeugdzorg drastisch te verminderen?
                     Zo ja, welke stappen zijn dit?
De afgelopen jaren is het aantal jeugdigen in een instelling voor gesloten jeugdhulp
                  al fors gedaald. Dit kabinet heeft de ambitie de gesloten jeugdhulp snel maar verantwoord
                  af te bouwen. Daarom is er een regeling voor frictiekosten van in totaal € 176 mln.
                  Deze middelen ontvangen de coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp via een specifieke
                  uitkering. Dat moet hen in staat stellen de verdere af- en ombouw van de gesloten
                  jeugdhulp ter hand te nemen en alternatieven daarvoor op te bouwen.
               
Wordt er op dit moment door de Staatssecretaris, of andere instanties, gewerkt aan
                     het ontwikkelen van alternatieven voor gesloten jeugdzorg? Deze leden vinden dat het
                     inzetten op preventie een effectieve methode is om te voorkomen dat jongeren terecht
                     komen in een gesloten instelling. Deze leden willen aan de Staatssecretaris vragen
                     hoe er wordt voorkomen dat jongeren in gesloten jeugdzorg belanden door een gebrek
                     aan passende zorg in open settingen?
Plaatsing in een gesloten instelling moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Daarom
                  is het belangrijk dat er goede ambulante programma’s zijn die dat moeten voorkomen.
                  In de bovenregionale plannen van de coördinerende gemeenten lees ik dat gemeenten
                  daar ook op willen inzetten. Bijvoorbeeld door het uitbreiden van specialistische
                  ambulante gezinsbehandelingen. Een andere aanpak om plaatsing te voorkomen is door
                  meer gebruik te maken van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Een belangrijk
                  instrument in het voorkomen van een gesloten plaatsing is ook de gedeelde verklarende
                  analyse. De komende jaren willen Rijk, gemeenten en aanbieders dat alleen nog op basis
                  van een dergelijke analyse plaatsing in de gesloten jeugdhulp toegestaan is. Dat dwingt
                  alle partijen te bezien of er geen beter alternatief is dan een gesloten plaatsing.
               
Er wordt op dit moment op verschillende plaatsen gewerkt aan deze alternatieven, al
                  verschilt het tempo. Er zijn nu al verschillende kleinschalige woonvoorzieningen voor
                  de grootschalig georganiseerde gesloten jeugdhulp. Voorbeelden daarvan zijn de kleinschalige
                  voorzieningen van Levvel en Parlan. Daarnaast hebben alle zeven coördinerende gemeenten
                  gesloten jeugdhulp bovenregionale plannen opgesteld. Daarin staan verschillende alternatieven
                  die ontwikkeld (gaan) worden als alternatief, zoals zorg-onderwijsknooppunten of kleinschalige
                  woonvoorzieningen met beschermende maatregelen. Daarnaast vervult het Consortium Kleinschaligheid
                  een belangrijke rol als het gaat om leren en ontwikkelen in de (gesloten) residentiële
                  jeugdhulp. Het Consortium werkt in expertcirkels aan vijf thema’s: kwaliteit van zorg
                  en effectiviteit, personeel, onderwijs, financiën en «benodigd aanbod en variëteit
                  van aanbod». In samenwerking met de expertcirkels en op basis van onderzoek ontwikkelt
                  het Consortium een kwaliteitsontwikkel-kompas voor kleinschalig werken. Dit jaar komt
                  een eerste versie.
               
Een van de activiteiten in dit verband is het «fly on the wall» team van ervaringsdeskundigen
                  en onderzoekers dat meeloopt in kleinschalige voorzieningen om te observeren en te
                  leren hoe kleinschaligheid wordt ontwikkeld en op dit moment is vormgegeven. Dit team
                  geeft ook feedback aan elke bezochte kleinschalige voorziening als input voor doorontwikkeling.
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben in de brief gelezen dat
                     het CPT zorgen uit over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen en het gebruik
                     van pijnlijke interventietechnieken. Kan de Staatssecretaris aangeven of er stappen
                     worden genomen om ervoor te zorgen dat alle medewerkers van dergelijke instellingen
                     adequaat worden opgeleid en getraind om deze maatregelen op een humane en wettelijk
                     verantwoorde manier toe te passen? Zo ja, welke stappen zijn dit?
De bestuurders gesloten jeugdhulp zien erop toe dat alleen medewerkers die daarvoor
                  opgeleid zijn die maatregelen toepassen. Dat geldt ook voor tijdelijke medewerkers.
                  Het is aan de aanbieders voor gesloten jeugdhulp om medewerkers hiertoe te instrueren
                  en trainen. Waar nodig zorgen zij ervoor dat trainingen verbeterd worden.
               
Daarnaast hebben deze leden ook in de brief gelezen dat het CPT een aanbeveling heeft
                     gedaan om na ieder incident of toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel die
                     letsel kan veroorzaken, een medische check door een verpleegkundige of arts te laten
                     plaatsvinden. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze aanbeveling wordt overgenomen
                     en zo ja, hoe deze aanbeveling wordt geïmplementeerd?
Aanbieders geven aan dat, wanneer sprake is van letsel of twijfel is over mogelijk
                  letsel, of wanneer de jeugdige daarom vraagt, er medische checks gedaan worden. Wanneer
                  een check na álle toepassingen van vrijheidsbeperkende maatregelen moet worden gedaan,
                  dan doet dit een stevig beroep op de capaciteit van jeugdzorgwerkers. Daarom heb ik
                  met de aanbieders afgesproken dat zij bezien hoe zij binnen hun mogelijkheden optimaal
                  invulling kunnen geven aan deze aanbeveling. Over de invulling daarvan bericht ik
                  u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract schrikken van de volgende passage
                     in de brief van 22 november van het CPT aan de Staatssecretaris: «For instance, although
                     restraint techniques causing pain are prohibited, from interviews with young persons
                     and staff it became clear that such techniques are indeed in use. In the view of the
                     CPT, the use of pain-inflicting restraint techniques where alternatives are available
                     may very well qualify as a possible violation of Article 3 ECHR. In this context,
                     the delegation notes that many of its interlocutors reported a lack of clarity as
                     to which manual restraint techniques are considered legal and which are not (an area
                     in which the representatives of the establishments visited, said to be open to receive
                     guidance). This unclarity lead to hesitation, uncertainty, and reluctance on the unit
                     floor.» Kan de Staatssecretaris aangeven welke technieken niet toegestaan zijn en
                     wel toegepast worden in de jeugdzorg? En wat zal de Staatssecretaris er vanaf nu aan
                     doen dit onmogelijk te maken?
De Jeugdwet stelt nadrukkelijk voorwaarden aan het toepassen van vrijheidsbeperkende
                     maatregelen zoals het vastpakken en vastpakken en vasthouden. Uitgangspunt is altijd
                     het nee, tenzij beginsel: alleen vrijheidsbeperking als er geen minder zwaar alternatief
                     is, het proportioneel is en naar verwachting effectief. En vrijheidsbeperking moet
                     gericht zijn op:
                  
– Het waarborgen van de veiligheid van een jeugdige of anderen;
– Het afwenden van gevaar voor de gezondheid van een jeugdige of anderen; of
– Het bereiken van de met de jeugdhulp beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige,
                           die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen.
                        
Aanbieders van gesloten jeugdhulp moeten ervoor zorgen dat zij hun medewerkers volgens
                     de geldende richtlijnen opleiden zodat vastpakken en vasthouden alleen gebeurt op
                     basis van dit nee, tenzij beginsel en zonder toediening van pijnprikkels. Zij maken
                     gebruik van methodes waarbij ontwikkelingsgericht gewerkt wordt en die de-escalatie
                     bevorderen. Voorbeelden van methodieken zijn de presentiebenadering, geweldloos verzet
                     of non-violent resistance en positive behaviour support. Daarnaast voorziet de richtlijn
                     Residentiële jeugdhulp professionals van handvatten voor het hanteren van regels en
                     het omgaan met regelovertreding.
                  
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract lezen wat zij al weten: namelijk
                     dat er in de jeugdinstellingen intieme onderzoeken plaatsvinden: «Dear Secretary of
                     State, as we come to the end of these preliminary observations, please allow me to
                     share with you one final issue. Under the terms of the Youth Act, a young person may
                     be searched for contraband. To this end, they may be asked to undress, but the law
                     stipulates that these young persons shall always remain in their underwear. Again,
                     at times the practice was different from the letter of the law. In ViaJeugd, in case
                     of a suspicion of possession of illicit substances, youth were required to dress a
                     gown and subsequently to remove all other clothes. Then, they were required to repeat
                     movements such as squatting, bending over, and jumping with spread legs, for any contraband
                     hidden inside the body to fall out. Besides clearly being in violation of the Youth
                     Act, such a procedure as described by the young persons spoken to could be considered
                     as degrading.» Kan de Staatssecretaris aangeven wat er wel en niet mag bij het doorzoeken
                     van lichaamsholtes? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de mogelijkheden zijn voor
                     wat een jongere kan doen mocht dit toch wel gebeuren? Kan de Staatssecretaris aangeven
                     hoeveel klachten er het afgelopen jaar zijn binnengekomen?
Op grond van de Jeugdwet (artikel 6.3.2.5) is in het geval van gesloten jeugdhulp
                  alleen onderzoek aan het lichaam en aan de kleding toegestaan. Het onderzoek wordt
                  verricht op besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht
                  dat de voorkeur van de jeugdige heeft. Bovendien geldt daarbij dat deze onderzoeken
                  slechts zijn toegestaan bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van gedrag beïnvloedende
                  middelen of van voorwerpen die een jeugdige niet in zijn bezit mag hebben. Als geen
                  sprake is van gesloten jeugdhulp mogen deze onderzoeken nooit worden gedaan.
               
Onderzoek in het lichaam is niet toegestaan. Kijken in de mondholte, neusholte of
                  oren dan wel visitatie is niet toegestaan. Een onderzoek in het lichaam is een te
                  vergaande aantasting van de lichamelijke integriteit en voldoet niet aan het beginsel
                  van proportionaliteit. Visitatie is voor betrokkene een uiterst traumatiserende ervaring
                  en kan in het bijzonder bij jeugdigen leiden tot blijvende schade. Indien een ernstig
                  vermoeden bestaat dat een jeugdige gevaarlijke voorwerpen in zijn lichaamsholtes verbergt,
                  zal diegene door middel van overreding moeten worden overgehaald deze voorwerpen af
                  te geven. Daarnaast kan door intensief toezicht voorkomen worden dat de jeugdige met
                  eventuele gevaarlijke voorwerpen ernstige schade toebrengt aan zichzelf of anderen.
                  Het artikel staat overigens niet in de weg aan medisch onderzoek in het lichaam, indien
                  het een medische handeling betreft door een arts, die niet gericht is op het ontnemen
                  van gevaarlijke of verboden voorwerpen.32
Als een jeugdige het niet eens is met de inzet van een vrijheidsbeperkende maatregel
                     of klachten heeft over hoe deze maatregel is uitgevoerd (bijvoorbeeld niet conform
                     de wet) dan zijn er meerdere mogelijkheden. Bij alle routes kan een vertrouwenspersoon
                     van Jeugdstem ondersteuning bieden.
                  
1. De jeugdige kan een klachtgesprek aangaan met bijvoorbeeld de mentor of jeugdhulpverantwoordelijke
                           en de leidinggevende. Dit heet ook wel de informele klachtroute.
                        
2. De jeugdige kan ook (schriftelijke) klachten indienen bij de klachtencommissie van
                           de jeugdhulpaanbieder (met in ieder geval een externe voorzitter). Voor gesloten jeugdhulp
                           bestaat specifiek klachtrecht voor beslissingen rondom de (onterechte) inzet van vrijheidsbeperkende
                           maatregelen en beslissingen rondom verlof. Is een jeugdige het niet eens met de uitspraak
                           van de klachtencommissie dan kan de jeugdige binnen 6 weken in beroep bij de RSJ.
                        
3. De jeugdige kan ook een tuchtklacht indienen als de medewerker die de maatregel heeft
                           toegepast SKJ-geregistreerd is of onder verantwoordelijkheid werkt van een SKJ-geregistreerd
                           jeugdprofessional.
                        
4. Daarnaast kan een jeugdige, evenals ouders en hulpverleners zelf, een melding doen
                           bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
                        
5. In sommige gevallen kan ook aangifte gedaan worden tegen een medewerker die een maatregel
                           heeft toegepast. Bijvoorbeeld als de inzet gepaard is gegaan met de toepassing van
                           geweld of dat de jeugdige letsel heeft opgelopen.
                        
Jeugdstem registreert klachten over de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen enkel
                     op hoofdcategorie en dus niet specifiek op onderzoek aan lichaam of onderzoek aan
                     kleding (deze vallen beiden in de hoofdcategorie «Controlerende maatregelen»). In
                     2024 zijn er 78 klachten geregistreerd op deze hoofdcategorie. Jeugdstem heeft in
                     2024 één signaal afgegeven aan een instelling voor gesloten jeugdhulp over een onjuiste
                     uitvoering van de maatregelen onderzoek aan lichaam en kleding.
                  
De IGJ heeft in 2024 geen meldingen ontvangen die gaan over onderzoek aan het lichaam
                  en kleding in de gesloten jeugdzorg.
               
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract zouden tot slot aan de Staatssecretaris
                     willen vragen hoe het kabinet de voortgang van mogelijke implementatie van de CPT-aanbevelingen
                     gaat monitoren? Zou de Staatssecretaris hier de Tweede Kamer op een transparante manier
                     over kunnen informeren? Deze leden willen graag van de Staatssecretaris horen wat
                     de concrete vervolgstappen zijn naar aanleiding van de brief van het CPT en welke
                     tijdslijnen en meetbare doelen zullen worden gehanteerd.
Over het monitoren van CPT-aanbevelingen en vervolgstappen informeer ik u in de kabinetsreactie
                  op het eindrapport van het CPT.
               
Verder willen deze leden graag van de Staatssecretaris weten welke actie de Inspectie
                     Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft ondernomen naar aanleiding van de brief van het
                     CPT? Zou de Staatssecretaris de Kamer kunnen informeren over hoe is omgegaan met meldingen
                     over verwondingen, zoals genoemd in de brief van het CPT?
De constateringen van het CPT bij instellingen zijn onderdeel van lopende toezicht
                  door de IGJ bij deze instellingen. Over de inhoud hiervan kan de IGJ geen mededelingen
                  doen.
               
Verder willen deze leden graag weten hoe de regering zelf de staat van de gesloten
                     jeugdzorg ziet en hierop reflecteert?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de ambitie van dit kabinet om de gesloten
                  jeugdhulp versneld, maar verantwoord af te bouwen.
               
Als laatste willen deze leden de Staatssecretaris dringend vragen om het rapport dat
                     in maart door het CTP wordt vastgesteld direct aan de Kamer te doen toekomen.
Het CPT stelt het eindrapport in maart in een plenaire vergadering vast. De regering
                  verwacht het rapport eind maart te ontvangen. Het CPT verzoekt verdragspartijen bij
                  het Europees verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende
                  behandeling binnen een bepaalde termijn op het rapport te reageren. Bij periodieke
                  bezoeken gaat het dan om een termijn van zes maanden. Bij ad hoc bezoeken, zoals het
                  bezoek aan de gesloten jeugdhulp, gaat het om een termijn van drie maanden. Het beleid
                  van het Koninkrijk der Nederlanden is om CPT-rapporten vergezeld van een kabinetsreactie
                  aan de Tweede Kamer te sturen. De implicatie daarvan is dat pas op dat moment het
                  CPT toestemming krijgt rapporten openbaar te maken. Op dit moment kiezen 17 van de
                  47 verdragspartijen voor de zogeheten «automatische publicatie-procedure» waarbij
                  ze het CPT op voorhand toestemming geven alle toekomstige rapporten aangaande hun
                  land te publiceren. Over deelname van het Koninkrijk der Nederlanden aan deze procedure
                  bestaat binnen het Koninkrijk vooralsnog geen overeenstemming. Ik streef er daarom
                  naar zo snel mogelijk – en uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van het eindrapport
                  met een kabinetsreactie te komen op het eindrapport, zodat deze tegelijkertijd openbaar
                  gemaakt kunnen worden.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het bezoek van de European Committee
                        for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen Nederland. De leden
                        hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
De leden achten het onacceptabel dat er wel een nieuwe wet33 is aangenomen, maar dat het vervolgens wordt getolereerd dat deze niet wordt nageleefd.
                        De leden begrijpen dat deze situatie nu zal worden verholpen. Hoe wil de Staatssecretaris
                        er in de toekomst voor zorgen dat de wet daadwerkelijk wordt uitgevoerd in plaats
                        van dat wordt getolereerd dat deze niet wordt nageleefd?
Er is geen sprake van dat ik tolereer dat een wet niet wordt nageleefd. Daarom ben
                  ik in gesprek met aanbieders en gemeenten. Uitgangspunten zijn voor mij altijd de
                  hoofddoelen van de recente wijziging van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet: rechtsbescherming
                  van jeugdigen en het verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen.
                  Zoals eerder toegezegd bericht ik u nader in de reactie op het eindrapport van het
                  CPT.34
De leden van de BBB-fractie zien het als positief dat de bestuurders van gesloten
                     jeugdhulp er beter op gaan toezien dat alleen opgeleide medewerkers de maatregel vastpakken
                     en vasthouden zullen toepassen. Echter, de leden vragen zich af welke acties er concreet
                     zullen worden genomen om te voorkomen dat onopgeleide medewerkers deze maatregel uitvoeren.
                     Kan de Staatssecretaris die vraag beantwoorden?
Ja. Bestuurders van gesloten jeugdhulp zien erop toe dat alleen medewerkers die daarvoor
                  opgeleid zijn die maatregelen toepassen. Dat geldt ook voor tijdelijke medewerkers.
                  Het is aan de aanbieders voor gesloten jeugdhulp om medewerkers hiertoe te instrueren
                  en trainen. Waar nodig zorgen zij ervoor dat trainingen verbeterd worden.
               
De leden steunen het besluit van de Staatssecretaris om niet het eindrapport af te
                     wachten, maar gelijk maatregelen te nemen om misstanden aan te pakken. De Staatssecretaris
                     beschrijft echter nog geen plan om te zorgen dat er direct een onderzoek kan worden
                     gestart na toepassing van de maatregel vastpakken en vasthouden waarbij letsel is
                     veroorzaakt. Wat is het plan van de Staatssecretaris hiervoor?
Aanbieders geven aan dat, wanneer sprake is van letsel of twijfel is over mogelijk
                  letsel, of wanneer de jeugdige daarom vraagt, medische checks gedaan worden. Wanneer
                  een check na álle toepassingen van vrijheidsbeperkende maatregelen moet worden gedaan,
                  dan doet dit een stevig beroep op de capaciteit van jeugdzorgwerkers. Daarom heb ik
                  met de aanbieders afgesproken dat zij bezien hoe zij binnen hun mogelijkheden optimaal
                  invulling kunnen geven aan deze aanbeveling. Over de invulling daarvan bericht ik
                  u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
               
De bestuurders gesloten jeugdhulp hebben toegezegd ervoor te zorgen dat de registratie
                     van incidenten in dossiers verbetert. Hoe gaat dit concreet gerealiseerd worden en
                     hoe gaat de Staatssecretaris erop toezien dat dit daadwerkelijk gebeurd?
Bestuurders van gesloten jeugdhulp hebben gezorgd voor een betere registratie van
                  incidenten in dossiers door middel van het structureel uitvoeren van zogenaamde meldingen
                  van calamiteiten en geweld, volgens het protocol van de betreffende instelling. De
                  IGJ ziet hierop toe.
               
Is de Staatssecretaris bereid om op korte termijn een verklarende analyse verplicht
                     te maken?
Over de voorwaarde van een gedeelde verklarende analyse vooraf aan een plaatsing in
                  de gesloten jeugdhulp hebben Rijk, gemeenten en aanbieders bestuurlijke afspraken
                  gemaakt.35 In de bovenregionale plannen van de zeven coördinerende gemeenten staat dat deze
                  afspraak uitgevoerd gaat worden. Het Landelijk Programmateam gaat overal de implementatie
                  ervan ondersteunen, onder andere door het ondersteunen van professionals bij de afname
                  van verklarende analyse bij jeugdigen tijdens de afbouw van de gesloten jeugdhulp.
                  Gelet op deze bestuurlijke afspraak en de uitvoering daarvan zie ik geen reden daar
                  nu een wettelijke verplichting van te maken.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
                     over het bezoek van de European Committee for the Prevention of Torture (CPT) aan
                     gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland. Zij benadrukken dat de uitkomsten van
                     dit bezoek het zoveelste bewijs zijn dat er dringend forse verbeteringen nodig zijn
                     in de jeugdzorg en hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris in hoeverre het ministerie en
                     de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd reeds op de hoogte waren van de punten die het
                     CPT naar voren bracht naar aanleiding van hun bezoek.
Het was mij bekend dat niet alle aanbieders de gewijzigde Jeugdwet kunnen uitvoeren.
                  Dat signaal had ik al ontvangen van de IGJ. Ik verwijs u daarvoor naar de Voortgangsbrief
                  Jeugd.36 De bevindingen van het CPT over de niet-toegestane wijze waarop de maatregel onderzoek
                  aan het lichaam op één van de bezochte locaties werd uitgevoerd waren nieuw voor mij.
                  Dat gold ook voor het niet goed registeren van incidenten in de dossiers. Wel was
                  bij de IGJ bekend dat onderzoek aan lichaam en kleding standaard gebeurde bij een
                  aantal instellingen, wat niet is toegestaan. De IGJ heeft instellingen waarbij dit
                  is geconstateerd hierop aangesproken.
               
De leden van de SP-fractie merken op dat financiële afwegingen bij een deel van de
                     geschetste problemen een rol lijken te spelen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar?
                     In hoeverre zit de financiële druk op jeugdzorgaanbieders en gemeenten in de weg van
                     de aanpak van deze problemen?
Toegespitst op de bevindingen van het CPT heb ik alleen gezien dat financiële afwegingen
                  een rol spelen bij het wel of niet investeren in extra beveiligde kamers. Dat heeft
                  te maken met de niet overal afgeronde besluitvorming in de landsdelen over de toekomst
                  van gesloten accommodaties. Mede daardoor zijn sommige aanbieders niet in staat een
                  extra beveiligde kamer te hebben die voldoet aan de wettelijke eisen. Daarom betrek
                  ik dit punt ook in mijn overleg met aanbieders en gemeenten. Zoals eerder toegezegd
                  bericht ik u verder daarover in de reactie op het eindrapport van het CPT.37
De leden van de SP-fractie vragen ten slotte hoe het staat met de uitvoering van de
                     motie Dobbe38 die de regering verzoekt «om excuses te maken aan jongeren die in de gesloten jeugdzorg
                     zijn geplaatst, of eerder civielrechtelijk in jeugdgevangenissen zijn geplaatst, en
                     te werken aan herstel voor deze jongeren».
Een delegatie van aanbieders van gesloten jeugdhulp is gestart met gesprekken met
                  jongeren en oud-cliënten om te komen tot erkenning van leed dat jongeren en oud-cliënten
                  hebben ervaren in de gesloten jeugdhulp. De eerste verkennende gesprekken liepen reeds
                  ten tijde van het uitkomen van het onderzoek «Eenzaam gesloten» en zijn na publicatie
                  in een versnelling gebracht. Deze ontwikkeling heb ik van harte toegejuicht, omdat
                  in deze gesprekken tussen aanbieders en oud-cliënten de meest betekenisvolle erkenning
                  gevonden kan worden. De insteek vanuit het Rijk en andere landelijke partners is geweest
                  om aan te sluiten bij dit traject van erkenning en de reeds lopende gesprekken met
                  jongeren en oud-cliënten. Na deze constructieve gesprekken blijkt dat het zorgvuldig
                  vormgeven van het complexe traject voor erkenning en herstel meer tijd kost dan gehoopt.
                  Dit is vooral voor jongeren en oud-cliënten frustrerend. Alle betrokkenen zijn gecommitteerd
                  om dit zo snel mogelijk verder te brengen. Voor het zomerreces informeer ik uw Kamer
                  over de verdere uitvoering van de motie.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier