Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Verzamelbrief Digitalisering (Kamerstuk 26643-1232)
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1310
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 maart 2025
De vaste commissie vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
over de brieven van 7 november 2024 over de Startbrief Digitalisering (Kamerstuk 26 643, nr. 1231) en over de Verzamelbrief Digitalisering» (Kamerstuk 26 643, nr. 1232).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 januari 2025 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 11 maart 2025 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie,WingelaarAdjunct-griffier van de commissie, Muller
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van GL-PvdA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van VVD-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van NSC-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van BBB-fracti
7
Vragen en opmerkingen van de leden van CDA-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van ChristenUnie-fractie
8
II
Antwoord/reactie van de bewindspersoon
9
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda van het
schriftelijk overleg over de Startbrief Digitalisering (Kamerstuk 26 643, nr. 1231) en de Verzamelbrief Digitalisering (Kamerstuk 26 643, nr. 1232). Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
In de Startbrief Digitalisering van 7 november 2024 lezen de leden van de PVV-fractie
dat er samengewerkt zal worden met verschillende departementen en dat het voortouw
bij de Staatssecretaris van BZK ligt om de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS)
te maken. Tijdens het wetgevingsoverleg inzake de begrotingen BZK, JenV en EZ van
11 november 2024 werd duidelijk dat het voor de commissie Digitale Zaken (DiZa) vaak
lastig is om te bepalen welk departement precies verantwoordelijk is voor bepaalde
onderwerpen, gezien de raakvlakken van DiZa met verschillende portefeuilles. Deze
leden zouden gaarne van het kabinet willen vernemen welke departementen concreet bijdragen
aan de NDS, en welk departement de regie over de uitvoering hiervan heeft?
Voorts lezen de leden van de PVV-fractie in de Startbrief Digitalisering van 7 november
2024 dat het kabinet streeft naar een «één-overheidsbenadering», waarvan het uitgangspunt is dat er meer samenwerking en afstemming nodig
is tussen Rijk, gemeenten, provincies, waterschappen en publieke dienstverleners middels
de digitalisering van het «Huis van Thorbecke». In hoeverre en op welke wijze wordt
de input van gemeenten, provincies en waterschappen meegenomen in de NDS en hoe wordt
voorkomen dat de verschillende overheidslagen langs elkaar heen werken bij de uitvoering
van digitaliseringsprojecten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken. Hierover
hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen.
Startbrief digitalisering
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij met het belang dat de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hecht aan digitalisering. Deze leden
zijn het met hem eens dat het essentieel is dat de overheid digitale technologie verantwoord
inzet en goede dienstverlening biedt aan burgers en ondernemers. Ook delen zij de
opvatting van de Staatssecretaris dat een sterke digitale overheid substantieel nauwere
samenwerking vereist, waarbij tussen de overheidslagen en departementen als één overheid
innovatief en wendbaar aan de slag wordt gegaan.
Daarom zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd naar de visie van de
Staatssecretaris naar hoe verantwoordelijkheden en taken op het gebied van digitalisering
dit moment belegd zijn. Wat is de visie van de Staatssecretaris als het bijvoorbeeld
gaat om de autonomie van verschillende departementen om zelf te kunnen bepalen van
welke (public) cloud provider zij gebruik willen maken? Welke keuzes over digitalisering
moeten worden belegd bij individuele departementen en welke taken vragen om centrale
sturing? Welke instrumenten beidt de toekomstige Nederlandse Digitaliseringsstrategie
(NDS) om acties door te zetten bij alle departementen en te handhaven dat Rijksbreed
beleid wordt nageleefd?
Het is de uitdrukkelijke wens van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat de Staatssecretaris
in de NDS uitgebreid ingaat op de verhouding tussen keuzevrijheid, autonomie en de
coördinerende, dan wel controlerende en afdwingende, rol die de NDS en de Staatssecretaris
in de toekomst zal spelen ten aanzien van één digitale overheid. Kan de Staatssecretaris
op dit vlak ten slotte ingaan op het «pas toe of leg uit»-principe wat hierbij een
mogelijke rol kan spelen, eventueel omgevormd tot een «pas toe of vraag toestemming»-principe?
Voorts willen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie aangeven dat zij blij zijn dat
de NDS poogt om de verschillende reeds bestaande strategieën binnen dit thema aan
elkaar te koppelen. Ook zitten zij niet te wachten op wéér een nieuwe, extra strategie
waarbij verschillende stappen die eerder zijn gezet wederom opnieuw worden gezet.
Ook kijken zij uit naar de opvulling van de hiaten in de reeds bestaande strategieën.
Het is een grote wens van deze leden dat in de NDS expliciet duidelijk wordt aangegeven
welke onderdelen van de strategie voortkomen uit eerdere documenten en strategieën
en welke onderdelen bestaan uit het opvullen van hiaten. Kan de Staatssecretaris daar
zorg voor dragen?
Verder zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd naar wat de NDS betekent
voor de status van reeds bestaande documenten, zoals de programmaplannen voor de Generieke
Digitale Infrastructuur, de I-strategie Rijk, de Werkagenda Waardengedreven Digitalisering,
de Nederlandse Cybersecuritystrategie 2022–2028 en de Strategie Digitale Economie.
Worden deze strategieën en documenten gebundeld in de Nederlandse Digitaliseringstrategie,
waarmee deze documenten komen te vervallen? Blijven deze bestaan naast de NDS? En
geldt dit voor alle documenten die als basis dienen voor de NDS? Kan de Staatssecretaris
een overzicht aanleveren van de status van de verschillende documenten die dienen
als basis voor de NDS en de verhouding tussen de verschillende strategieën wanneer
de NDS verschijnt?
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie om in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
ook de maatschappelijke gevolgen van digitalisering te betrekken. Deze leden sporen
aan om in de strategie vast te leggen welke rol de Nederlandse overheid heeft om negatieve
sociale gevolgen van digitalisering te voorkomen. Hierbij hoort onder andere een analyse
over de manier waarop digitalisering de kloof tussen arm en rijk, maar ook de kloof
tussen digitaal vaardigen en mensen die minder digitaal vaardig zijn, verder uitvergroot.
Digitalisering is geen doel op zich en moet van maatschappelijke waarde zijn, vinden
de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. Bovendien vraagt het om een duidelijk standpunt
over digitale autonomie. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij in de strategie
beschrijft welke waarden het uitgangspunt zijn voor de digitalisering van Nederland?
Kan hij daarbij ook expliciet maken op welke manier de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
van toepassing is in zowel Europees Nederland als Caribisch Nederland? Kan hij de
Werkagenda waardengedreven digitalisering van zijn voorganger hierin nadrukkelijk
betrekken?
Verzamelbrief Digitalisering
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen over
de Verzamelbrief.
Over de uitvoering van de motie-Kathmann (Kamerstuk 36 382, nr. 14) hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie enkele vragen. De motie is namelijk
bedoeld om het voor alle aanvragers en verstrekkers van open data duidelijk te maken
onder welke voorwaarden dit moet gebeuren en duidelijkheid te scheppen over de samenhang
van Nederlandse en Europese wetgeving. De indiener wil voorkomen dat juridische onduidelijkheid
leidt tot onnodige drempels in de toegang tot data die van ons allemaal is. Op welke
manier zijn de in de motie genoemde partijen betrokken bij het tot stand komen van
deze handleiding? Hoe kan de Staatssecretaris verzekeren dat deze werkwijze breed
gedragen is onder verstrekkers, aanvragers en handhavers?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie danken de Staatssecretaris voor het vrijgeven
van de 27 onderliggende fiches, hier hebben zij met veel interesse kennis van genomen.
Deze leden waarderen de openheid in het vrijgeven van de fiches en kijken er naar
uit om deze denkrichtingen te betrekken bij toekomstige besluitvorming. Zij snappen
de overweging van de Staatssecretaris dat de onderliggende fiches onder verantwoordelijkheid
van desbetreffende bewindslieden zijn opgesteld en dat eventuele vragen gericht moeten
zijn aan deze bewindslieden. Deze leden zullen dan ook op een later moment schriftelijke
vragen opstellen, indien zij deze hebben, ten aanzien van deze fiches en deze aan
de juiste bewindslieden richten. Voor dit schriftelijk overleg hebben zij derhalve
geen vragen ten aanzien van deze fiches.
De leden van voornoemde fractie bedanken de bewindslieden en de betrokken ambtenaren
voor de beantwoording.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
die op de agenda staan voor het onderhavige schriftelijke overleg. Graag willen zij
de Staatssecretaris daarover een aantal vragen stellen.
Startbrief Digitalisering
Allereerst vragen de leden van de VVD-fractie of de Staatssecretaris kan concretiseren
hoe de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) bijdraagt aan betere digitale dienstverlening
voor de burger op lokaal overheidsniveau. Tevens vragen deze leden of de Staatssecretaris
kan concretiseren hoe de NDS bijdraagt aan betere digitale dienstverlening voor de
burger op nationaal overheidsniveau.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat de implementatie
van nieuwe, opkomende technologieën bij de overheid moet bijdragen aan betere digitale
dienstverlening. Kan hij duiden op welke manier dit gebeurt? Bevat de NDS plannen
ter promotie en voorlichting over de opkomende technologieën binnen de overheid?
Ook vragen de leden van de VVD-fractie van welke bestaande digitale overheidsdienst
de Staatssecretaris verwacht dat deze ingrijpend zal verbeteren door implementatie
van de NDS.
Van welke offline overheidsdienst verwacht de Staatssecretaris dat deze door implementatie
van de NDS deels of volledig digitaal zal worden aangeboden? En levert dit een verbetering
in de dienstverlening op?
Deze leden vragen of het Ministerie van BZK binnen de reikwijdte van de NDS een coördinerende
taak op zich neemt bij de uitvoering van grote ICT-projecten op andere ministeries.
Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat de verbetering
van het CIO-stelsel onderdeel moet zijn van de NDS. In hoeverre is dit opgenomen in
de NDS? Deze leden vragen tevens of de Staatssecretaris de mening deelt dat de NDS
een strategie moet uitwerken voor een periode van minstens vijf jaar. Ook vragen zij
of de Staatssecretaris de mening deelt dat de NDS een onderdeel moet zijn van de begroting
van BZK. Verder vragen de leden van de VVD-fractie of de Staatssecretaris het eens
is over dat de digitale overheidssystemen voor burgers makkelijk toegankelijk en werkbaar
moeten zijn? En bevat de NDS concrete waarborgen of maatregelen daartoe? Zo ja, welke?
Kan de Staatssecretaris er zorg voor dragen dat de NDS een concreet en controleerbaar
document wordt?
Als laatste vragen de leden van de VVD-fractie over pagina 4 van de Startbrief Digitalisering:
wat wordt precies bedoelt met «dat we als overheid meer datagedreven kunnen werken»?
En tevens over pagina 4: waar wordt aan gedacht bij de vernieuwende manier van aanpakken
van digitaliseringsopgaven?
Verzamelbrief Digitalisering
De leden van de VVD-fractie constateren dat er wordt gewerkt aan een Federatief Datastelsel.
Daarvoor is een wettelijke grondslag nodig, zo begrijpen deze leden. Zij vragen naar
de stand van zaken als het gaat om de voorbereiding van deze wetgeving.
Over pagina 3 vragen de leden van de VVD-fractie: er is de aanbeveling gedaan om de
toezichthouders van stelselhouders te harmoniseren, onder andere door het hanteren
van één generieke set aan verticale verantwoordingseisen over het management van informatiebeveiliging.
Wat wordt er met deze aanbeveling gedaan?
Tevens over pagina 3: deze leden begrijpen dat het kabinet voornemens is om de gehele
overheid binnen het bereik van de Cyberbeveiligingswet te laten vallen. Dat betekent
een wetswijziging. Wanneer, zo is de verwachting, kan de Kamer een wetsvoorstel tegemoet
zien?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Startbrief
Digitalisering en de beantwoording van openstaande moties en toezeggingen. Deze leden
zien digitalisering als een essentieel thema, dat zowel kansen als risico’s omvat
voor de rechtstaat, privacy van burgers en de kwaliteit van overheidsdienstverlening.
Derhalve zien zij met grote interesse uit naar de aankomende Nederlandse Digitaliseringsstrategie
(NDS). Deze leden erkennen de inspanningen van het kabinet, maar hebben op een aantal
belangrijke punten aanvullende vragen en opmerkingen. Zij hechten groot belang aan
de benadering van één digitale overheid, inclusief effectieve samenwerking tussen
de verschillende overheidslagen, duidelijke spelregels voor datagebruik en een toekomstbestendige
digitale strategie die Nederland beschermt tegen zowel interne kwetsbaarheden als
externe dreigingen.
In het kader daarvan stellen de leden van de NSC-fractie daarom de volgende vragen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat een terugkerende bevinding van de Algemene
Rekenkamer is dat de Staatssecretaris tot op heden nog (te) weinig zijn overheidsbrede
coördinerende mandaat pakt op het gebied van digitale standaarden, zoals zeer recentelijk
te lezen was in het rapport «Het Rijk in de cloud; Donkere wolken pakken samen» en
eerder in het rapport «Focus op AI bij de rijksoverheid» en het verantwoordingsonderzoek
over 2023. Deze leden vragen vanuit deze achtergrond of de Staatssecretaris deze bevinding
herkent en zo ja, of hij op basis van de NDS een daadkrachtigere invulling wil geven
aan dit mandaat en hoe de Kamer de effecten hiervan gaat zien. In aanvulling vragen
ze de Staatssecretaris of hij de mening is toegedaan dat een nieuwe werkcultuur binnen
het Rijk vereist is om op deze manier te werken.
Deze leden onderschrijven de ambitie van de Staatssecretaris om burgers en ondernemers
meer als één overheid te bedienen en hen zo min mogelijk te vragen om opnieuw dezelfde
gegevens aan te leveren. Zij vragen welke specifieke maatregelen de Staatssecretaris
neemt om dubbele dataverzameling te voorkomen. Daarbij vragen ze de Staatssecretaris
of, en zo ja, hoe hij voornemens is het once only-principe te implementeren in alle
lagen van de overheid, zodat burgers niet herhaaldelijk dezelfde gegevens hoeven aan
te leveren, het risico op datalekken wordt verminderd en privacy wordt gewaarborgd.
Ook zijn zij benieuwd welk toezichtmechanisme zal zorgen voor naleving van dit principe.
De leden van de NSC-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij aankijkt tegen de samenwerking
tussen decentrale overheden en het Rijk op het gebied van digitale dienstverlening.
Ziet hij kansen om deze samenwerking te verbeteren, en zo ja, welke zijn dat? Zijn
er bijvoorbeeld mogelijkheden om decentrale overheden te ontlasten als het bijvoorbeeld
gaat om standaarden of generieke digitale infrastructuur? Is de Staatssecretaris hierover
in gesprek geweest met de VNG en andere decentrale overheden?
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Rijksoverheid grotendeels afhankelijk
is van niet-Europese clouddiensten voor dataopslag en gegevensverwerking, wat risico’s
met zich meebrengt voor de nationale veiligheid, onze digitale soevereiniteit, ons
economisch verdienvermogen en de privacy van burgers. Rapporten van Clingendael, de
Audit Dienst Rijk en de Algemene Rekenkamer bevestigen dit beeld en laten tot overmaat
van ramp zien dat veel overheidsonderdelen niet eens inzichtelijk hebben van welke
clouddiensten ze gebruik maken, zo constateren deze leden. Zij vragen daarom of de
Staatssecretaris de urgentie ervaart van dit probleem en of hij zich net als de NSC-fractie
zorgen maakt over het lage niveau van bewustzijn over dit probleem binnen veel onderdelen
van de overheid. Ook vragen de leden of doelstellingen in de NDS ten minste bevatten
dat a) overheidsbreed de eenzijdige afhankelijkheid van niet-Europese clouddiensten
wordt afgebouwd, en b) verplicht wordt gesteld, en dit gehandhaafd wordt, dat een
risicoanalyse gemaakt wordt bij gebruik van cloudopslag? Ten slotte vragen zij welke
stappen worden gezet om onafhankelijke Nederlandse clouddienstverleners meer marktkansen
te bieden en hoe daarbij Europese samenwerking wordt benut.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Startbrief Digitalisering
en de Verzamelbrief Digitalisering. Deze leden hebben hier enkele vragen en opmerkingen
over.
De leden van de BBB-fractie zien kansen voor de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
(NDS) waar het gaat om de versterking van de digitale overheid. Het kan de burger
dichter bij de overheid brengen en overheidsdienstverlening verbeteren. En die burger
staat wat deze leden betreft centraal in dit proces. We willen dat de overheid een
proactieve rol speelt in de digitale transformatie, met als voornaamste doel de mens
centraal te houden en de brug tussen burger en overheid veel sterker te maken. Hiervoor
is het wat deze leden betreft noodzakelijk dat digitale diensten voor iedereen toegankelijk
zijn. Daarom streven we naar gebruiksvriendelijke oplossingen. Het is goed om de Startbrief
Digitalisering te lezen dat deze intentie door het kabinet wordt gedeeld. De leden
lezen in de Startbrief Digitalisering dat het goed neerzetten van de NDS vereist dat
er ook gekeken wordt naar al bestaande strategieën en eerder geformuleerde doelen.
De leden van de BBB-fractie vragen het kabinet of er hierbij sprake is van een hiërarchie
tussen de diverse beleidstukken (tussen de NDS en de Strategie Digitale Economie en
de Cybersecuritystrategie bijvoorbeeld)?
De leden van de BBB-fractie lezen in de Startbrief Digitalisering hoe we de cloud
kunnen inzetten voor de overheid, en hoe data op een verantwoorde te gebruiken zijn
bij onderwerpen waar veel over gesproken wordt. Bij deze leden zijn er zorgen rond
de veiligheid, privacy en rechtsbescherming bij overheidsorganisaties die overstappen
naar de cloud. Met veel interesse hebben de leden dan ook het rapport van Clingendael
over cloud soevereiniteit gelezen. Organisaties staan voor de uitdaging om enerzijds
moderne techniek te gebruiken en anderzijds goed te zorgen voor het eigendom en de
bescherming van gegevens. En dat laatste, de zogenaamde soevereiniteit, is lastig.
Omdat we zien dat zelfs wanneer bedrijven clouddiensten vanuit Europese datacenters
aanbieden, de juridische controle vaak onder Amerikaanse wetgeving valt. En dat hiermee
het risico ontstaat dat de Amerikaanse overheid toegang kan krijgen tot privacygevoelige
gegevens.
Ondanks de risico’s is het duidelijk dat de public cloud enorme voordelen biedt. Hierbij
dan ook de vraag aan het kabinet hoe de uitdaging om deze voordelen maximaal te benutten,
zonder concessies te doen aan de soevereiniteit en gegevensbescherming, gaat worden
uitgewerkt in de herzieningsvoorstellen. Zodat we volgend jaar het hernieuwde rijksbrede
cloudbeleid kunnen vaststellen, zoals te lezen in de evaluatie. Welke passende maatregelen
kunnen er worden genomen om de risico’s rond soevereiniteit zo klein mogelijk te maken,
zo vragen de leden van de BBB-fractie. En daarnaast, kan er in de NDS worden vastgelegd
wat de exacte definitie is van soevereiniteit en wanneer we kunnen vaststellen dat
hier sprake van is, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Startbrief Digitalisering
en de Verzamelbrief Digitalisering en hebben hierover nog enkele vragen.
Deze leden constateren dat de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) van de Staatssecretaris
centraal zal staan in de aanpak van de Staatssecretaris. Voor deze leden is echter
onvoldoende duidelijk wat de meerwaarde van deze NDS is, aangezien deze blijkens de
startbrief zal voortbouwen op bestaand beleid. Daarom vragen zij waarom deze NDS nodig
is en wat precies de meerwaarde is. De leden van de CDA-fractie vragen ook of deze
NDS nieuw beleid zal bevatten. Zo ja, dan vragen deze leden waar de Staatssecretaris
aan denkt. En zo nee, dan vragen zij of het niet beter is alle energie te richten
op nieuwe opgaven en uitdagingen in een steeds verder digitaliserende samenleving,
en het uitvoeren van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren van zijn voorganger.
Blijft de Staatssecretaris doorgaan met het uitvoeren van deze werkagenda? Zo ja,
welke punten hebben daarin prioriteit?
Het opstellen van een nieuwe strategie, die slechts «bestaande strategieën aan elkaar
verbindt» getuigt wat de leden van de CDA-fractie betreft van onvoldoende ambitie
en urgentie. Daarom vragen deze leden of de Staatssecretaris een «top-vijf» kan noemen
van zaken die hij komende periode wil aanpakken of knelpunten die hij wil oplossen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de Startbrief Digitalisering
en de Verzamelbrief Digitalisering. Deze leden hebben nog een aantal vragen.
De leden van ChristenUnie-fractie constateren dat in de Startbrief Digitalisering
vooral kansen en uitdagingen omtrent digitalisering worden genoemd. Toch zijn deze
leden van mening dat digitalisering bij uitstek een ethisch onderwerp is waar moet
worden nagedacht over hoe bestaande waarden als privacy, veiligheid, democratie en
het welzijn van kinderen op een compleet nieuwe manier geborgd moeten worden. Hoe
ziet het kabinet haar rol in deze ethische vraagstukken voor zich, vragen deze leden.
Is het kabinet van mening dat zij een normerende rol op zich zou moeten nemen en,
zo ja, hoe zou die eruit moeten zien? Op welke manier is het kabinet van plan de veiligheid
van haar burgers te borgen in een veranderende digitale wereld?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de houding van het kabinet tegenover
Big Tech en grote online platforms of bedrijven. Dit vragen deze leden mede in het
licht van de recente keuze van het techbedrijf Meta om samenwerking met factcheckers
te stoppen. Hoe ziet het kabinet deze keuze en wat zijn verwachte gevolgen omtrent
desinformatie online, vragen deze leden. Ziet het kabinet deze ontwikkelingen als
een risico, en hoe willen zij desinformatie zo veel mogelijk tegengaan?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse gelezen over de plannen
van het kabinet voor een Nederlandse Digitaliseringsstrategie en lezen mooie plannen.
Toch staat er nog weinig over de toegankelijkheid van overheidswebsites. Dit terwijl
vijf jaar na het ingaan van het besluit Digitale Toegankelijkheid slechts zes procent
van de overheidswebsites volledig toegankelijk voor mensen met een beperking zijn.
Deze leden vragen dan ook hoe het kabinet van plan is deze toegankelijkheid te verbeteren
en hoe dit bij de NDS wordt betrokken.
Verder vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe het kabinet uitvoering gaat
geven aan de motie-Ceder (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 62) om de Europese toegankelijkheidsakte te verwerken in wet- en regelgeving voor zorg
en onderwijs. Wanneer kan de Kamer verwachten dat de toegankelijkheidsakte verwerkt
wordt? Tevens vragen deze leden hoe het staat met de uitvoering van de motie Ceder
(Kamerstuk 36 600 VII, nr. 61) om het probleem op te lossen dat wettelijke vertegenwoordigers soms noodgedwongen
in overtreding zijn bij DigiD-machtigingen. De motie vraagt om een oplossing voor
het zomerreces van 2025. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat wettelijk
vertegenwoordigers van mensen met een ernstige verstandelijke beperking de DigiD van
hun naaste mogen gebruiken?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het een goed plan dat de Staatssecretaris
een publiekscampagne aan het opzetten is om kinderen en ouders bewuster te maken over
verantwoordelijk gebruik van digitale diensten. Deze leden vragen welke concrete punten
de publiekscampagne gaat aanstippen. Ook vragen zij hoe het gaat met de wens van de
Kamer voor eenduidige richtlijnen voor verantwoordelijk smartphonegebruik en een onafhankelijk
classificatiesysteem. Wanneer kan de Kamer deze zaken verwachten en op welke wijze
gaat het kabinet deze richtlijnen onder de aandacht brengen?
II Antwoord/reactie van de bewindspersoon
Ik dank de leden voor het stellen van vragen over de «Startbrief Digitalisering» (Kamerstuk
26 643, nr. 1231) en de «Verzamelbrief Digitalisering» (Kamerstuk 26 643, nr. 1232). De beantwoording is ingedeeld in vragen gerelateerd aan de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
(NDS) en de verzamelbrief digitalisering Q4.
Antwoorden op vragen gerelateerd aan de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
Omwille van de leesbaarheid zijn op meerdere plekken vragen en antwoorden gebundeld.
De beantwoording van deze vragen is ingedeeld in vijf onderdelen:
− Inhoud NDS
− Coördinatie NDS en interbestuurlijke samenwerking
− Coördinerende rol Staatssecretaris Digitalisering
− Verhouding tot andere strategieën
− Cloud
Inhoud NDS
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de VVD en de BBB stelden diverse vragen
over de inhoud, uitgangspunten, scope en impact van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie.
Daarbij deden zij ook een aantal suggesties. De leden van de CDA-fractie vroegen of
ik een top vijf kon geven van zaken die ik wil aanpakken of oplossen.
De Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) heeft als doel om gezamenlijk met medeoverheden
en publieke dienstverleners, als één overheid, prioriteiten te stellen voor de komende
jaren. Ik wil daarmee voor de komende jaren focus aanbrengen op een beperkt aantal
onderwerpen waar urgente actie op nodig is, die niet vanuit één departement of overheidslaag
kunnen worden aangepakt. Door op deze prioriteiten de krachten te bundelen, kunnen
we versnellen en belemmeringen wegnemen om doorbraken te realiseren. Hierbij hanteren
we als uitgangspunt dat digitalisering verantwoord en veilig wordt ingezet in heel
Nederland.
Ik heb uw Kamer in mijn brief van 18 december jl. geïnformeerd over de zeven prioriteiten
die we samen met de medeoverheden en publieke dienstverleners hebben vastgesteld:
I. Ambities: de doelen die we met elkaar willen bereiken:
a. De overheid biedt burgers en ondernemers toegankelijke en passende dienstverlening
en maakt beleid waarin zij centraal staan, ten dienste van maatschappelijke opgaven
b. De overheid versterkt haar digitale weerbaarheid en digitale autonomie
II. Versterken organisatie: om responsief te handelen, en om gestelde doelen snel efficiënt
en in gezamenlijkheid te realiseren:
c. Politiek-bestuurlijke aansturing en efficiëntere samenwerking (één overheid)
III. Toepassingen: verantwoorde inzet van digitale technologie om aan onze doelen bij te
dragen:
e. Artificiële intelligentie
f. Data
g. Cloud
Ik ben voornemens om relevante documenten die u meer inzicht geven in bovengenoemde
prioriteiten en het daarbij behorende besluitvormingsproces actief openbaar te maken.
Ik neem de suggesties die vanuit uw Kamer worden gedaan uiteraard graag mee in de
ontwikkeling van de NDS, maar kan nog niet ingaan op vragen over de specifieke inhoud
of daar toezeggingen over doen. Momenteel wordt de aanpak namelijk per prioriteit
verder uitgewerkt, samen met de medeoverheden, departementen en publieke dienstverleners.
Het is hierbij mijn intentie om focus aan te brengen en te kijken welke belemmeringen
weggenomen kunnen worden om de digitale overheid naar een volgend niveau te tillen.
Ik verwacht de NDS in het voorjaar naar uw Kamer te kunnen sturen.
Coördinatie NDS en interbestuurlijke samenwerking
De leden van de fracties van de PVV, de VVD en NSC hebben vragen gesteld over de coördinatie
en (interbestuurlijke) samenwerking bij de totstandkoming en uitvoering van de NDS.
Als coördinerend bewindspersoon voor digitalisering heb ik binnen dit kabinet de regie
over de totstandkoming en uitvoering van de NDS. Alle departementen hebben daar (in
verschillende mate) betrokkenheid bij, maar ik doe dat nadrukkelijk ook samen met
de medeoverheden en publieke dienstverleners, als gelijkwaardige partners. Dit met
als doel om voor het eerst samen te komen tot een één-overheidsstrategie voor digitalisering.
Hiervoor is en wordt een intensief proces doorlopen, waarbij samenwerking het uitgangspunt
is.
Een voorbeeld hiervan is de bijeenkomst op 4 november 2024 waarover ik uw Kamer in
mijn brief van 7 november jl. heb geïnformeerd, waarin we met vertegenwoordigers van
uw Kamer, gemeenten, provincies, waterschappen, publieke dienstverleners, het bedrijfsleven,
andere departementen en de wetenschap hebben gesproken over de NDS prioriteiten. Vervolgens
hebben we onder mijn coördinatie de NDS prioriteiten gezamenlijk vastgesteld op 2 december
2025 in een eerste «Bestuurlijk Overleg Digitalisering» met de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW),
het Netwerk Publieke Dienstverleners (NPD) en bewindspersonen van de Ministeries van
EZ en JenV.
Ik ben blij met deze nauwe samenwerking, de aandacht die er bij deze partners is voor
dit onderwerp en de scherpte van hun inbreng. Deze vorm van samenwerking – in bijzonder
in het nieuwe Bestuurlijk Overleg Digitalisering dat wij een aantal keer per jaar
zullen hebben – zal ik vasthouden in de verdere totstandkoming en realisatie van de
NDS.
Coördinerende rol Staatssecretaris Digitalisering
De leden van de fracties van de PVV, GroenLinks/PvdA en de VVD stelden vragen over
de coördinerende rol van BZK en in hoeverre deze rol wordt meegenomen in de NDS.
Als eerder met uw Kamer gedeeld is «politiek-bestuurlijke aansturing» één van de prioriteiten
van de NDS. Het is dan ook mijn inzet om met elkaar te komen tot effectievere sturing
op onze digitale overheid, waarbij het mijn intentie is om waar nodig normerend op
te treden door in te zetten op uniformering van beleid en standaarden. Ik zal u met
het uitkomen van de NDS nader informeren over de sturing op de realisatie van de NDS.
Verhouding NDS tot andere beleidsstukken
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, NSC en de BBB stelden vragen over de
verhouding tussen de NDS en andere strategieën. Onder andere of de NDS deze andere
strategieën gaat vervangen en of expliciet in de NDS kan worden aangegeven welke onderdelen
voortkomen uit eerdere documenten. Daarnaast vragen de leden van de fractie van het
CDA naar het uitvoeren van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren.
Het is mijn intentie om met de Nederlandse Digitaliseringsstrategie op een aantal
specifieke punten te interveniëren en met een één-overheidsaanpak tot doorbraken te komen in de ontwikkeling van de digitale overheid. Dat gaat
niet slechts om het samenbrengen van bestaande strategieën, maar om het leggen van
de nodige verbindingen daartussen om een aantal specifieke zaken echt aan te pakken.
Die gefocuste aanpak betekent ook dat de NDS niet elk onderdeel van bestaande digitale
overheidsstrategieën zal beslaan: we gaan gezamenlijk keuzes maken over wat we eerst
oppakken. Een aantal door uw Kamer genoemde strategieën blijven logischerwijs onverkort
van kracht. Bij het aanbieden van de NDS zal ik uw Kamer ook nader informeren over
de mate waarin vanuit de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren ingezette acties
zullen worden voortgezet.
Cloud
De leden van de fractie van NSC vragen of ik de urgentie ervaar van het verkrijgen
van het inzicht in het gebruik van clouddiensten en of ik mij zorgen maak over het
lage niveau van bewustzijn over dit probleem binnen veel onderdelen van de overheid.
Ook vragen zij of de doelstellingen in de NDS ten minste bevatten dat a) overheidsbreed
de eenzijdige afhankelijkheid van niet-Europese clouddiensten wordt afgebouwd, en
b) verplicht wordt gesteld, en dit gehandhaafd wordt, dat een risicoanalyse gemaakt
wordt bij gebruik van cloudopslag. Tot slot vragen zij welke stappen worden gezet
om onafhankelijke Nederlandse clouddienstverleners meer marktkansen te bieden en hoe
wordt daarbij Europese samenwerking benut.
Ik ervaar de urgentie van dit probleem zeer zeker. Ik zal met mijn collega’s in het
kabinet actie nemen om de ingezette inhaalslag te versterken en zo het departementaal
inzicht in het cloudgebruik te verbeteren en te komen tot betere departementale risicobeheersing.
Ik zal dit centraal ondersteunen. Meer zicht op individuele risico’s geeft ons vervolgens
ook de mogelijkheid te sturen op departement-overstijgende risico’s en dit bijvoorbeeld
mee te nemen in het onderzoek naar digitale autonomie.
In de kabinetsreactie op de initiatiefnota «Wolken aan de horizon»1 is aangegeven dat de huidige cloudmarkt vooral wordt ingevuld door grote, niet-Europese
aanbieders. Het kabinet zet zich in met diverse beleidsinitiatieven om de hierboven
geschetste problematiek te adresseren. Dit zal bijdragen aan goedwerkende cloudmarkt,
waarin Europese cloudaanbieders eerlijk kunnen concurreren met de hyperscalers. Hierdoor
zullen gebruikers voldoende keuzevrijheid ervaren in de clouddiensten die zij gebruiken.
Zoals ik ook aan de Kamer heb gemeld in mijn eigen evaluatie van het Rijksbreed cloudbeleid
20222en zoals ook uit de rapporten van ADR3 en AR4 gebleken is, behoeft het cloudbeleid vernieuwing. Het is mijn bedoeling het hernieuwde
cloudbeleid medio dit jaar met uw Kamer te delen. Hierin zal nadrukkelijker mijn monitorende
rol terugkomen en de verplichting voor de rijksorganisaties om zowel over- als inzicht
te hebben over cloudgebruik en dit ook te delen met mij. Met deze inzichten kan ik,
samen met de departementen, beter sturen op departement-overstijgende afhankelijkheden
en risico’s.
De complexe en veelzijdige problematiek op de Nederlandse cloudmarkt is niet uniek.
Het clouddossier staat dan ook bij diverse andere lidstaten en de Europese Commissie
hoog op de agenda. Vanwege de internationale aard van de marktproblematiek is het
van essentieel belang om problemen waar mogelijk in Europees verband beleidsmatig
aan te pakken. De lidstaten van de Europese Unie lopen tegen dezelfde problemen aan
en kunnen deze niet zelfstandig oplossen. Gezamenlijke oplossingen dragen daarnaast
bij aan een effectief functionerende Europese interne markt. In dit kader heeft de
CIO Rijk recent namens mij een intentieverklaring getekend met de Franse en Duitse
overheid om samen te werken op het gebied van digitale autonomie voor de overheid.
Het kabinet zet zich daarnaast actief in binnen samenwerkingsverbanden zoals Gaia-X
en Important Project of Common European Interest voor Cloud Infrastructure and Services
(IPCEI CIS). Beide Europese initiatieven beogen alternatieven te gaan bieden voor
het deels gesloten ecosystemen van bestaande grote cloudspelers. De komende jaren
worden verschillende resultaten verwacht, die zullen worden gedeeld met de relevante
sectoren. Dergelijke resultaten van investeringsprogramma’s kunnen bijdragen aan een
sterkere concurrentiepositie van het Europees bedrijfsleven en vergroten de keuzevrijheid
van eindgebruikers. In de reactie op aanbeveling 2g van de kabinetsreactie op de initiatiefnota
«Wolken aan de horizon» wordt hier ook nader op ingegaan.
Nederland heeft daarnaast specifieke aandacht voor mogelijk nieuw EU-cloudbeleid dat
in de mission letter voor de nieuwe Eurocommissaris Virkkunen is aangekondigd5. Hierin is de ambitie uiteengezet om een EU Cloud and AI Development Act uit te werken.
Deze zijn gericht op het stimuleren van onze competitiviteit door middel van het beschikbaar
stellen van financiering voor expansie en innovatie van de Europese cloud en AI infrastructuur.
Ook wordt de wens voor het ontwikkelen van een single EU-wide cloud policy for public
administrations and public procurement aangekondigd. Dit beleid zou een herziening
moeten gaan vormen van bestaande aanbestedingsrichtlijnen. Dit zou eraan moeten bijdragen
dat in cloud aanbestedingen meer rekening met de Europese sector gehouden kan worden.
Ook mogelijke aanvullende investeringen via nieuwe IPCEI trajecten worden op dit moment
onderzocht, waarbij het kabinet op dit moment nog niet vooruit kan lopen op mogelijk
Nederlandse deelname.
De leden van de fractie van de BBB vragen hoe het kabinet de voordelen van public
cloud maximaal gaat benutten in de uitwerking van de herzieningsvoorstellen, zonder
concessies te doen aan de soevereiniteit en gegevensbescherming zodat volgend jaar
het hernieuwde rijksbrede cloudbeleid vastgesteld kan worden. Ook vragen zij welke
passende maatregelen kunnen worden genomen om de risico’s rond soevereiniteit zo klein
mogelijk te maken. Daarnaast vragen zij of in de NDS vastgelegd kan worden wat de
exacte definitie is van soevereiniteit en wanneer we kunnen vaststellen dat hier sprake
van is.
In het hernieuwde cloudbeleid zoals ik dat dit jaar met de Kamer zal delen zal het
gebruik van public cloud door de Rijksoverheid aangescherpt worden, aangevuld met
kaders voor digitale autonomie. Dit heeft als consequentie dat er mogelijk minder
digitale diensten van de Rijksoverheid in de public cloud kunnen worden ontwikkeld,
afhankelijk van de te beschermen belangen bij desbetreffende diensten. Voor dergelijke
diensten zal dan ook onderzocht moeten worden of er een soevereine overheidscloud
opgezet kan worden. Er zullen aanvullende kaders worden gesteld aan maatregelen die
zich richten op het voorkomen van ongewenste afhankelijkheden op het gebied van marktconcentratie,
digitale soevereiniteit, de implementatie van exit-strategieën en continuïteit. Dit
naast de in de kabinetsreactie op de initiatiefnota «Wolken aan de Horizon» gebezigde
definitie van «soevereiniteit», «autonomie» en, de in Europees – en tevens Nederlands
– verband, gehanteerde definitie van (Digitale) Open Strategische Autonomie ((D)OSA).6
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen wat mijn visie is als het gaat
om de autonomie van verschillende departementen om zelf te kunnen bepalen van welke
(public) cloud provider zij gebruik willen maken. Ook vragen zij welke keuzes over
digitalisering moeten worden belegd bij individuele departementen en welke taken vragen
om centrale sturing. Daarnaast vragen zij welke instrumenten de toekomstige Nederlandse
Digitaliseringsstrategie (NDS) biedt om acties door te zetten bij alle departementen
en te handhaven dat Rijksbreed beleid wordt nageleefd.
Het huidige cloudbeleid geeft sturingsmogelijkheden aan individuele departementen.
Zoals ook uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer is gebleken heeft dit na twee
jaar nog niet geleid tot voldoende operationalisering. In de aankomende herziening
van het cloudbeleid, die opgestart wordt voorafgaand aan de NDS, zal dit punt worden
meegenomen.
Antwoorden op vragen gerelateerd aan de verzamelbrief digitalisering Q4
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA stellen dat de motie Kathmann (Kamerstuk
36 382, nr. 14) bedoeld is om het voor alle aanvragers en verstrekkers van open data duidelijk te
maken onder welke voorwaarden dit moet gebeuren en duidelijkheid te scheppen over
de samenhang van Nederlandse en Europese wetgeving. De indiener wil voorkomen dat
juridische onduidelijkheid leidt tot onnodige drempels in de toegang tot data die
van ons allemaal is. De leden vragen op welke manier de in de motie genoemde partijen
betrokken zijn bij het tot stand komen van deze handleiding. Ook vragen zij hoe ik
kan verzekeren dat deze werkwijze breed gedragen is onder verstrekkers, aanvragers
en handhavers.
Deze handleiding, opgesteld ter uitvoering van motie Kathmann (Kamerstuk 36 382, nr. 14), is opgesteld in samenwerking met departementen binnen de Rijksoverheid, het Nationaal
Archief, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het InterProvinciaal Overleg
(IPO), de Unie van Waterschappen (UVW) en Kenniscentrum Europa Decentraal (KED). Al
deze organisaties hebben deze handleiding ter akkoord aangeboden aan hun achterban.
Zo is bijvoorbeeld deze handleiding in conceptversie gedeeld met de Chief Data Officers
bij het Rijk en is vervolgens de opgehaalde input en feedback in deze eerste definitieve
versie verwerkt. De Autoriteit Persoonsgegevens is op een soortgelijke manier betrokken
bij de totstandkoming van deze handleiding. Omdat er volgens een «open aanpak» wordt
gewerkt, en deze handleiding een open source product is, kunnen alle belanghebbenden
hun input en feedback kwijt binnen de Github-omgeving van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Er wordt aan actief versiebeheer gedaan en openstaande
punten worden in de doorontwikkeling van deze handleiding meegenomen.
De leden van de fractie van de VVD stellen dat er wordt gewerkt aan een Federatief
Datastelsel. Daarvoor is een wettelijke grondslag nodig. Zij vragen wat de stand van
zaken is als het gaat om de voorbereiding van deze wetgeving.
Het Federatief Datastelsel is in de kern een afsprakenstelsel voor overheidsorganisaties.
Niet voor alle onderdelen daarvan is wetgeving nodig. Welke wet- en regelgeving noodzakelijk
is wordt momenteel onderzocht.
De leden van de fractie van de VVD stellen dat de aanbeveling is gedaan om de toezichthouders
van stelselhouders te harmoniseren, onder andere door het hanteren van één generieke
set aan verticale verantwoordingseisen over het management van informatiebeveiliging.
Zij vragen wat er wordt gedaan met deze aanbeveling.
(Overheids-)organisaties hebben te maken met specifieke cyberbeveiligingsverplichtingen
waarover zij zich moeten verantwoorden en waarop veelal specifiek toezicht wordt gehouden.
Dit heeft gevolgen voor hun auditlasten. Deze problematiek is al door mijn voorganger
geadresseerd met de actie om een wettelijke zorgplicht voor cybersecurity en bijbehorend
toezicht op te nemen met als doel om de auditlast bij medeoverheden te verlagen.
Het organiseren van een wettelijke grondslag voor cybersecurityregels inclusief zorgplicht,
meldplicht en toezicht voor de overheid zal plaatsvinden via de Cyberbeveiligingswet
(Cbw). Op de naleving van de Cbw zal onder meer toezicht worden gehouden door de Rijksinspectie
Digitale Infrastructuur (RDI).
Met de inwerkingtreding van de Cbw, en de genoemde uniformering die hiermee gepaard
gaat, zijn er voldoende zekerheden om met de verschillende kabinetsleden te inventariseren
of het stellen van eigen specifieke cyberbeveiligingsregels aan medeoverheden nog
nodig is en of daardoor ook de noodzaak van specifiek toezicht kan vervallen. Niettemin
hebben en houden de vakministers telkens zelf een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien
van de beveiliging van hun informatieketens en -systemen.
De leden van de fractie van de VVD stellen dat het kabinet voornemens is om de gehele
overheid binnen het bereik van de Cyberbeveiligingswet te laten vallen. Dat betekent
een wetswijziging. Zij vragen wanneer de Kamer een wetsvoorstel tegemoet kan zien.
De Cyberbeveiligingswet is een nieuwe wet die nog in voorbereiding is. In het wetsvoorstel
is geregeld dat de gehele overheid binnen de reikwijdte van de Cyberbeveiligingswet
zal komen te vallen. Hiervoor is dan ook geen wetswijziging nodig. Het wetsvoorstel
ligt op dit moment ter advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Het
streven van de Minister van Justitie en Veiligheid is om het wetsvoorstel in het eerste
kwartaal van 2025 naar uw Kamer te sturen. Dit is uiteraard ook afhankelijk van wanneer
de Afdeling advisering van de Raad van State met haar advies komt en hoeveel tijd
er nodig is voor de verwerking van het advies in een nader rapport.
De leden van de NSC-fractie vragen welke specifieke maatregelen ik neem om dubbele
dataverzameling te voorkomen. Ook vragen zij hoe ik voornemens ben het «once only-principe»
te implementeren in alle lagen van de overheid, zodat burgers niet herhaaldelijk dezelfde
gegevens hoeven aan te leveren, het risico op datalekken wordt verminderd en privacy
wordt gewaarborgd. Daarnaast vragen zij welk toezichtmechanisme zal zorgen voor naleving
van dit principe.
Met de introductie van het Federatief Datastelsel (FDS) geven we een nieuwe impuls
aan het gebruiken van data bij de bron in plaats van het maken van onnodige kopieën
door overheidsorganisaties. Als overheidsorganisaties een wettelijke taak hebben om
gegevens te mogen verwerken, dan zorgen de afspraken, standaarden en waarborgen in
het FDS ervoor dat de gegevens van de deelnemers aan het FDS hergebruikt worden zodat
die gegevens niet opnieuw bij burgers en bedrijven te hoeven worden opgevraagd. Het
toezicht op naleving hiervan moet nog nader uitgewerkt worden. Ik merk hierbij wel
op dat het «once only-principe» niet absoluut is. Hierop geldt een aantal wettelijke
uitzonderingen. Bijvoorbeeld in het geval dat er gegevens nodig zijn om iemand te
identificeren. Dan mogen gegevens toch opnieuw worden uitgevraagd.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen dat digitalisering bij uitstek een ethisch
onderwerp is waar moet worden nagedacht over hoe bestaande waarden als privacy, veiligheid,
democratie en het welzijn van kinderen op een compleet nieuwe manier geborgd moeten
worden. Zij vragen hoe het kabinet zijn rol ziet in deze ethische vraagstukken. Ook
vragen zij of het kabinet van mening is dat het een normerende rol op zich zou moeten
nemen en, zo ja, hoe die eruit zou moeten zien. Daarnaast vragen zij op welke manier
het kabinet van plan is de veiligheid van burgers te borgen in een veranderende digitale
wereld.
Het kabinet organiseert ethische sessies rondom diverse onderwerpen omtrent het thema
digitalisering. Het kabinet selecteert ieder jaar diverse onderwerpen binnen het thema
digitalisering op specifieke technische toepassingen en gaat dan het gesprek aan met
burgers, bedrijven, eindgebruikers en professionals die met de techniek werken. Tijdens
deze sessies komen bestaande waarden als privacy, veiligheid, democratie en welzijn
(ook van kinderen) aan de orde. De uitkomsten van deze sessies dienen als input voor
beleid en/of regelgeving.
Daarnaast is ook een meerjarige dialoogsessie gestart over de digitale samenleving.
Op basis van dit programma wordt in kaart gebracht welke waarden belangrijk zijn voor
verschillende groepen burgers. Hierbij wordt geïnventariseerd waar spanningen tussen
waarden ontstaan en welke opvattingen burgers hebben over de verantwoordelijkheden
van bijvoorbeeld bedrijven, de overheid en zichzelf.
Ook blijft het kabinet inzetten op een meerjarige campagneaanpak waarin verschillende
departementen samen optrekken om burgers en ondernemers meer bewust te maken van online
risico’s en hen weerbaar te maken tegen verschillende vormen van digitale dreigingen,
zoals online oplichting en hacks. Zo heeft het kabinet bijgedragen aan de ontwikkeling
van een laagdrempelige en interactieve online nationale cursus digitale weerbaarheid,
die gericht is op iedereen vanaf 12 jaar.7 De cursus bestaat onder meer uit de modules «phishing en babbeltrucs», «bankhelpdeskfraude»,
«fake news», «privacy», «sexting», «AI en security» en bewustwording over verantwoord
gebruik van smartphones.
Meer in het bijzonder waar het gaat om het welzijn van kinderen in de digitale wereld
voert het kabinet beleid gericht op bescherming en veiligheid. Dit is neergelegd in
de brief aan uw Kamer van 14 juni 20238 en geactualiseerd bij brief van december 20249, die in de bijlage een overzicht van alle beleidsacties en tijdslijnen bevat.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de houding van het kabinet tegenover
Big Tech en grote online platforms of bedrijven. Dit vragen deze leden mede in het
licht van de recente keuze van het techbedrijf Meta om samenwerking met factcheckers
te stoppen. Hoe ziet het kabinet deze keuze en wat zijn verwachte gevolgen omtrent
desinformatie online, vragen deze leden. Ziet het kabinet deze ontwikkelingen als
een risico, en hoe willen zij desinformatie zo veel mogelijk tegengaan?
7 januari 2025 werd bekend dat Meta zijn samenwerking met factcheckers stopt in de
Verenigde Staten. Voorlopig geldt deze verandering alleen in de Verenigde Staten en
is het nog onduidelijk wat dit betekent voor de Europese Unie. In de Europese Unie
moet Meta zich houden aan Europese wetgeving, waaronder de Digital Services Act (DSA).
De beoordeling of Meta voldoet aan de DSA ligt bij de Europese Commissie als toezichthouder.
Sinds Facebook en Instagram in 2023 zijn erkend als zeer groot online platform, heeft
de Europese Commissie zeven informatieverzoeken ingediend en startte twee formele
procedures. In het licht van de nieuwe ontwikkelingen, blijven wij de beslissingen
van de Europese Commissie nauwgezet volgen.
In juni 2024 werd de «Voortgangsbrief Rijksbrede strategie desinformatie» met de Kamer
gedeeld. De meeste acties in deze brief zijn momenteel in uitvoering of worden dit
jaar gestart. Een voorbeeld van een actie is een vergelijkend onderzoek naar verschillende
vormen van content moderatie, waarvan is toegezegd de Kamer in het najaar van 2025
over de resultaten te informeren. Maar ook een aanvullende subsidie voor het factcheckers
consortium BENEDMO waarbij zij onderzoeken hoe factcheckers duurzaam en onafhankelijk
kunnen blijven opereren. Tevens stimuleert het kabinet de ontwikkeling van AI-toepassingen
om de negatieve gevolgen van online mis- en desinformatie tegen te gaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen dat vijf jaar na het ingaan van het besluit
Digitale Toegankelijkheid slechts zes procent van de overheidswebsites volledig toegankelijk
is voor mensen met een beperking zijn. Zij vragen hoe het kabinet van plan is deze
toegankelijkheid te verbeteren en hoe wordt dit bij de NDS betrokken.
Digitale toegankelijkheid is een belangrijke voorwaarde voor mijn ambitie om de basis
op orde te krijgen. Ik wil op dit dossier standaardiseren. De te nemen stappen om
de digitale toegankelijkheid van overheidsorganisaties te verbeteren wordt opgenomen
in het Nationaal Actieplan Webbeleid dat in Q2 naar uw Kamer zal worden gestuurd.
In dit Nationaal Actieplan Webbeleid breng ik samenhang in domeinbeheer en de verplichte
standaarden voor digitale toegankelijkheid en veiligheid. Ook ga ik hiermee zorgen
dat het aantal overheidswebsites omlaaggaat, en het duidelijk is dat iemand te maken
heeft met een overheidswebsite.»
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het kabinet uitvoering gaat geven
aan de motie-Ceder (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 62) om de Europese toegankelijkheidsakte te verwerken in wet- en regelgeving voor zorg
en onderwijs. Ook vragen zij wanneer de Kamer kan verwachten dat de toegankelijkheidsakte
verwerkt wordt.
Onder coördinatie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) werkt
het kabinet aan de uitwerking van de werkagenda horende bij de nationale strategie
voor de implementatie van het VN-verdrag Handicap. De uitwerking van de werkagenda
wordt vóór de zomer van 2025 aan uw Kamer verstuurd door de Staatssecretaris Langdurige
en Maatschappelijke Zorg. Om de Europese toegankelijkheidsakte te verwerken in wet-
en regelgeving voor zorg en onderwijs vindt er momenteel nadere afstemming plaats
tussen de Ministeries van VWS, BZK en OCW.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het staat met de uitvoering van de
motie Ceder (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 61) om het probleem op te lossen dat wettelijke vertegenwoordigers soms noodgedwongen
in overtreding zijn bij DigiD-machtigingen?
In mijn brief Plan van aanpak aangenomen ontraden moties d.d. 4 maart 2025 (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 73) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze motie.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke concrete punten de publiekscampagne
gaat aanstippen om kinderen en ouders bewuster te maken over verantwoordelijk gebruik
van digitale diensten.
Het kabinet wil ouders stimuleren hun kinderen online te beschermen door ze te voorzien
van handzame informatie over de kansen en risico’s en hierover met hun kinderen het
gesprek aan te gaan en bijvoorbeeld afspraken te maken. Dit doet het kabinet vanaf
najaar 2025 met een meerjarige, multimediale publiekscampagne. De focus in het eerste
jaar van de campagne ligt op het praten over en het maken van afspraken door ouders
met hun kinderen bij aanschaf van hun eerste smartphone. In de campagne komen verschillende
thema’s aan de orde zoals schermtijd, online pesten en schadelijke content.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het gaat met de wens van de Kamer
voor eenduidige richtlijnen voor verantwoordelijk smartphonegebruik en een onafhankelijk
classificatiesysteem. Ook vragen zij wanneer de Kamer deze zaken kan verwachten en
op welke wijze het kabinet deze richtlijnen onder de aandacht gaat brengen.
De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport werkt momenteel aan eenduidige richtlijnen
voor verantwoord en gezond smartphone- en sociale mediagebruik. Medio februari worden
twee onderzoeken opgeleverd: (1) Handelingsperspectief voor ouders met kinderen die
voor het eerst een smartphone krijgen en (2) internationaal vergelijkend onderzoek
naar beleidsmaatregelen rond dit thema in andere landen. De resultaten van deze onderzoeken
zijn een deel van de input voor deze richtlijnen. Daarnaast worden de richtlijnen
uitgewerkt aan de hand van expertsessies met wetenschappers en deskundigen. Ook zal
vanzelfsprekend toetsing bij ouders en jongeren plaatsvinden. Planning is om in het
voorjaar van 2025 met aangescherpte en eenduidige richtlijnen en adviezen te komen.
Deze richtlijnen worden onder meer onder de aandacht gebracht door de publiekscampagne
over digitale kinderrechten. Daarnaast werkt de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie
en Sport aan een implementatieplan voor de richtlijnen en wil hij daarbij partijen
als de GGD’en en Jeugdgezondheidszorg nauw betrekken.
In het kader van een classificatiesysteem voor games, ontwerpt het Trimbos instituut
op dit moment een gamewijzer (Gamecheck) die de gebruiker informatie geeft omtrent
verleidingstechnieken die door de ontwikkelaar in de game zijn verwerkt.
Op basis van ervaringen met deze Gamecheck ga ik dit jaar bekijken of ik zoiets ook
voor andere digitale diensten, zoals social media, kan ontwikkelen. Hierover worden
reeds verkennende gesprekken met het NICAM gevoerd. Ook bekijk ik of Europese inbedding
hiervan mogelijk is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.T.P. Wingelaar, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier