Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vermeer naar aanleiding van de Kamerbrief wijzigingen ontwikkelkader wind op zee
Vragen van het lid Vermeer (BBB) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de Kamerbrief wijziging ontwikkelkader windenergie op zee (ingezonden 22 januari 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei), mede namens de Staatssecretaris
            van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (ontvangen 4 maart 2025). Zie ook
            Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1312.
         
Vraag 1
            
Waarom wordt in het Ontwikkelkader windenergie op zee geen aandacht besteed aan de
               impact op de visserijsector, terwijl in het hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma
               deze sector expliciet als prioriteit wordt genoemd?
            
Antwoord 1
            
Het Ontwikkelkader windenergie op zee is een document waarin het kabinet enerzijds
               de technische kaders geeft voor het net op zee en anderzijds de volgorde van de ontwikkeling
               van windenergiegebieden op zee bepaalt. Dit laatste deel betreft de routekaart windenergie
               op zee. De laatste wijzigingen in de routekaart heeft het kabinet toegelicht in een
               brief van 21 november 20241 waarin is ingegaan op de mogelijkheden voor visserij in en rond windparken. Deze
               mogelijkheden onderzoekt het kabinet in aanloop naar de volgende tenderprocedures.
               De beleidsmatige afweging tussen visserij en windenergie op zee wordt gemaakt in het
               Programma Noordzee, niet in het Ontwikkelkader. Bij het inpassen van nieuwe windenergiegebieden
               in de Partiële Herziening van het Programma Noordzee, eind 2025 voorzien, kijkt het
               kabinet eerst naar ruimte voor de visserij. Ook zorgt het kabinet samen met de partijen
               van het Noordzeeoverleg voor een zorgvuldige balans met andere activiteiten op de
               Noordzee, waaronder naast visserij ook mijnbouw, scheepvaart en defensie, met oog
               voor de natuur, kustverdediging, zandwinning en maritiem erfgoed. De uitkomsten van
               wijzigingen van het Programma Noordzee zullen, waar nodig, wel verwerkt worden in
               het Ontwikkelkader.
            
De huidige wijzigingen betreffen het deel van het Ontwikkelkader dat gaat over het
               net op zee. Deze wijzigingen zijn technisch van aard en hebben geen betrekking op
               de visserij.
            
Met de wijziging van het Ontwikkelkader in december 2024 zijn de volgende wijzigingen
               gemaakt:
            
– Opgenomen is dat TenneT voorbereidende activiteiten voor Doordewind kavel II onderneemt,
                     zodat deze mee kunnen lopen met Doordewind kavel I. Het gaat hier o.a. om een survey,
                     onderzoek met een boot. Hiermee worden extra kosten en vertraging voor Doordewind
                     kavel II voorkomen.
                  
– LionLink is opgenomen. Met deze wijziging kan TenneT de aansluiting met het Verenigd
                     Koninkrijk ontwikkelen.
                  
– Splitsing van een aantal kavels van 1 x 2GW naar 2 x 1GW en actualisatie van de opleverdata
                     van Nederwiek 1-A en 1-B. Hiermee worden de windparken als 1GW kavels getenderd om
                     de behoefte van de markt tegemoet te komen.
                  
– Reserveren van een aantal klantaansluitingen. Hiermee wordt voorkomen dat projecten
                     die maatschappelijk gewenst zijn maar meer tijd kosten om te ontwikkelen geen gebruik
                     kunnen maken van een klantaansluiting omdat deze door andere projecten gebruikt zijn.
                  
– Wijziging van het aantal aansluitvelden waar twee inter-array kabels kunnen worden
                     aangesloten op een gelijkstroom platform. Hiermee wordt het aantal kabels waarmee
                     kan worden aangesloten op een platform aangepast, omdat hier geen fysieke ruimte voor
                     aanwezig was.
                  
– TenneT heeft in juli 20242 het convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) van de
                     SER ondertekend. Dit is nu verwerkt in het ontwikkelkader.
                  
Vraag 2
            
Hoe wordt geborgd dat windenergieprojecten niet ten koste gaan van de toekomst en
               economische positie van de visserij, zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord?
            
Antwoord 2
            
Op verschillende momenten wordt er geborgd dat windenergieprojecten zo min mogelijk
               gevolgen hebben voor de visserij. Dit doet het kabinet allereerst door het betrekken
               van de visserij bij het aanwijzen van windenergiegebieden op zee, zoals momenteel
               plaatsvindt in een Partiële Herziening van het Programma Noordzee 2022–2027. Daarbij
               zoekt het kabinet nieuwe windenergiegebieden zoveel mogelijk buiten waardevolle visgronden.
               Ook heeft het kabinet in het Programma Noordzee 2022–2027 twee eerder aangewezen windenergiegebieden3 op waardevolle visgronden geschrapt. Zo heeft het kabinet ruimte behouden op het
               voor de visserij meest waardevolle, zuidelijke deel van de Nederlandse Noordzee.
            
Verder is er in het Programma Noordzee 2022–2027 afgesproken om windparken op zee
               zo compact mogelijk te bouwen, door de windturbines relatief dicht op elkaar te plaatsen,
               namelijk met een dichtheid van 10 megawatt per vierkante kilometer. Op die manier
               blijft er zoveel mogelijk ruimte buiten de windparken beschikbaar voor o.a. visserij.
               In vergelijking met het eerste grootschalige windpark Borssele wordt vanaf de windparken
               in IJmuiden Ver bijna 2,5 keer zoveel productiecapaciteit per vierkante kilometer
               gerealiseerd en heeft dit windpark daarmee een 60% kleinere omvang dan in het geval
               de uitgangspunten van windpark Borssele zouden zijn gebruikt. Nog compactere windparken
               zouden leiden tot te veel productieverlies doordat de windturbines dan in te sterke
               mate elkaars wind afvangen.
            
Ook wordt economische impact verminderd door het faciliteren van passieve visserij
               binnen bepaalde windparken. Zo is er ruimte aangewezen voor passieve visserij in de
               gebiedspaspoorten van al gerealiseerde windparken – in Borssele en in Hollandse Kust
               (zuid) en (noord).
            
Tot slot onderzoekt de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en
               Natuur óf en zo ja onder welke voorwaarden vormen van actieve visserij op termijn
               in windparken toegestaan kunnen worden, rekening houdend met ecologie en ander gebruik.
               Dit ook ter invulling van de gewijzigde motie Van der Plas4 (BBB). Als deze onderzoeken aanleiding geven tot het aanpassen van het beleid voor
               medegebruik kan dit opgenomen in het volgende Programma Noordzee 2028–2033.
            
Vraag 3
            
Wordt de visserijsector structureel betrokken bij de planning van wind op zee, volgens
               de toezegging om stakeholders vroegtijdig te betrekken?
            
Antwoord 3
            
Ja. Het kabinet betrekt de visserijsector structureel bij de planning van windenergie
               op zee. Dat gebeurt via bilaterale gesprekken met sectorvertegenwoordigers en via
               het Noordzeeoverleg, waaraan de visserijorganisaties deelnemen. Over de Partiële Herziening
               van het Programma Noordzee heeft het Noordzeeoverleg zijn aanbevelingen gegeven aan
               het kabinet. Die worden meegenomen bij besluitvorming.
            
Vraag 4
            
Welke stappen zet u om de cumulatieve effecten van windenergie op visserij en mariene
               ecosystemen in kaart te brengen, in lijn met de uitgangspunten van duurzaam beleid
               uit het regeerprogramma?
            
Antwoord 4
            
Zowel bij het aanwijzen van windenergiegebieden in (een Partiële Herziening van) het
               Programma Noordzee 2022–2027 als bij de kavelbesluiten voor de individuele windparken
               onderzoekt het kabinet de milieueffecten van windenergie op zee. De gevolgen voor
               de natuur en andere gebruikers op zee, waaronder visserij, staan samengevat in milieueffectrapportages
               die voor deze besluiten worden opgesteld. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de best
               beschikbare en meest recente informatie die onder andere voortkomt uit gerichte onderzoeksopdrachten
               uitgevoerd door onafhankelijke expertise- of onderzoeksbureaus en uit langjarige onderzoeksprogramma’s,
               zoals het Wind op zee ecologisch onderzoeksprogramma (Wozep), dat in mijn opdracht
               de cumulatieve ecologische effecten van windparken op zee onderzoekt. Ook werkt het
               Rijk aan het in kaart brengen van de stapeling van effecten door verschillende ruimtelijke
               ontwikkelingen op de visserij. Daarnaast wordt in de Partiële Herziening van het Programma
               Noordzee 2022–2027 ook vastgelegd dat er onder andere aandacht moet zijn voor de cumulatieve
               effecten van voorgestelde en geplande gebiedssluitingen en -beperkingen voor visserij
               op de primaire Nederlandse aanvoersector en de visserijketen en -gemeenschappen.
            
Vraag 5
            
Is compensatie of ondersteuning voor getroffen vissers voorzien, zoals overeengekomen
               om sectoren een duurzame toekomst te bieden?
            
Antwoord 5
            
Bij de vaststelling van het Programma Noordzee 2022–2027 heeft het kabinet middelen
               gereserveerd voor de inpassing van windenergie op zee in relatie tot andere gebruikers
               van de Noordzee. Hierin is er ook geld gereserveerd voor de visserijsector. Een budget
               van 199 miljoen euro is vanuit het Klimaatfonds beschikbaar gesteld voor de aanpassing
               en verdere verduurzaming van de visserij en deels reeds ingezet voor subsidieregelingen
               voor verduurzaming van de visserij. Daarnaast is hiervan 30 miljoen ter beschikking
               gesteld voor de landzijdige keten en visserijgemeenschappen om zich aan te passen
               aan de gevolgen van de krimp van de visserij. In 2024 zijn daartoe afspraken gemaakt
               tussen het Rijk en het Bestuurlijk Platform Visserij over de besteding van deze middelen
               via het Visserij Ontwikkel Plan5.
            
Daarnaast zijn er in het Noordzeeakkoord door het Rijk afspraken gemaakt over de balans
               tussen de transities van energie, visserij/voedsel en natuur op zee. Tevens is een
               budget beschikbaar gesteld van 45 miljoen euro (10 miljoen nationale middelen die
               op de begroting staan bij de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en
               Natuur, 35 miljoen EMFAF gelden) voor de verduurzaming van de kottervisserijsector.
               Ook deze middelen zijn deels via subsidieregelingen reeds ter beschikking van de sector
               gesteld.
            
Vraag 6
            
In hoeverre is visserij binnen bestaande en/of nieuwe windmolenparken mogelijk?
Antwoord 6
            
In het Noordzeeakkoord en in het Programma Noordzee 2022–2027 is de mogelijkheid van
               medegebruik in windparken opgenomen. Er zijn momenteel vier vormen van medegebruik
               toegestaan, waaronder passieve visserij en aquacultuur. Ruimte voor deze vormen van
               voedselwinning uit zee wordt aangewezen in de gebiedspaspoorten die de Minister van
               Infrastructuur en Waterstaat vaststelt. Daarin wordt een afweging gemaakt tussen alle
               vormen van medegebruik. Niet alle vormen van medegebruik kunnen in combinatie met
               elkaar plaatsvinden.
            
Andere vormen van visserij zijn vooralsnog niet toegestaan vanuit veiligheidsoogpunt
               en om schade aan windparken en bekabeling te voorkomen. In 2019 hebben er drie studies6 plaatsgevonden naar de mogelijkheden voor actieve visserij binnen windparken op zee.
               Op basis van de resultaten van deze studies is indertijd in het Noordzeeakkoord vastgelegd
               actieve visserij in windparken niet toe te staan. Dit had vooral te maken met de meerkosten
               voor de inrichting van het windpark en hoogte van verzekeringspremies voor de vissers.
            
Door de toegenomen druk op de ruimte en naar aanleiding van de gewijzigde motie Van
               der Plas (BBB)7 acht het Kabinet een nadere overweging van dit beleid noodzakelijk. De Staatssecretaris
               van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur onderzoekt om die reden wederom
               óf en zo ja onder welke voorwaarden toch vormen van actieve visserij op termijn in
               windparken toegestaan kunnen worden, rekening houdend met haalbaarheid, uitvoerbaarheid
               en veiligheid. Als deze onderzoeken aanleiding geven tot het aanpassen van het beleid
               voor medegebruik, kan dit worden opgenomen in het volgende Programma Noordzee 2028–2033.
            
Vraag 7
            
Is het mogelijk om natuurcompensatie voor windmolens op zee te realiseren binnenin
               de kavel van het te bouwen windmolenpark op zee? Zo ja, wat zijn de richtlijnen en
               vereisten voor natuurcompensatie bij dit type projecten?
            
Antwoord 7
            
Er zijn tot op heden, anders dan de wettelijke kaders zoals die volgen uit de Omgevingswet,
               geen vereisten of voorschriften voor actief natuurherstel of natuurcompensatie binnen
               windparken.
            
Het kavelbesluit, dat bepaalt waar en onder welke voorwaarden een windpark op zee
               aangelegd wordt en in bedrijf genomen mag worden, wordt getoetst aan de wettelijke
               kaders uit de Omgevingswet. Op grond van die toets kunnen mitigerende maatregelen
               noodzakelijk blijken, die de negatieve effecten op de Noordzeenatuur verminderen.
               Voor de noodzakelijke mitigerende maatregelen bevatten de kavelbesluiten verplichtende
               voorschriften.
            
De noodzaak voor, en aard van mitigerende maatregelen wordt bepaald op basis van de
               milieueffectrapportage en een Passende beoordeling die voor elk kavelbesluit worden
               opgesteld. De noodzaak en aard hangen af van de specifieke locatie van het kavel en
               de daar voorkomende soorten en habitat(s). Daarbij worden ook alle fasen van een windpark
               beschouwd: zo is er een geluidsbelasting voor zeezoogdieren bij de aanleg en ontstaat
               een aanvaringsrisico voor vogels in de operationele fase.
            
Wanneer met natuurcompensatie compensatie wordt bedoeld in de zin van Natura 2000
               wetgeving, dan gaat dat specifiek om de zogenoemde ADC-toets. Het gaat hier om de
               effecten op eventueel naast gelegen Natura 2000-gebieden, windparken worden namelijk
               niet in deze gebieden gebouwd. Deze ADC-toets is de laatste stap die genomen kan worden
               wanneer een Passende beoordeling significant negatieve effecten niet op voorhand kan
               uitsluiten. Voor de betreffende activiteit mogen er dan geen reële alternatieven zijn,
               moet er sprake zijn van een dwingende reden van groot openbaar belang en moet natuurcompensatie
               plaatsvinden. Voor deze vorm van natuurcompensatie gelden strenge juridische voorwaarden.
               In het geval de ADC-toets succesvol wordt doorlopen, zijn de compenserende maatregelen
               onderdeel van de voorwaarde waaronder de vergunning wordt verleend. Tot nu toe is
               voor windparken op zee geen gebruik gemaakt van de ADC-toets.
            
Bovenop de mitigerende maatregelen bevatten recente kavelbesluiten ook voorschriften
               voor natuur-inclusief bouwen, dat wil zeggen een zo natuurvriendelijk mogelijke aanleg
               van windparken, die kansen voor natuurontwikkeling stimuleert. Daarmee dragen de windparken
               bij aan herstel en versterking van de Noordzeenatuur en daarmee aan het vergroten
               van de ecologische draagkracht.
            
Een andere manier waarop nu al wordt ingezet op versterking en herstel van de Noordzeenatuur
               vindt plaats via de criteria van de procedures (tenders) waarmee de vergunningen voor
               de windparken op zee worden verstrekt. Die criteria dagen de biedende partijen uit
               tot het toepassen van nieuwe innovatieve maatregelen.
            
Ten slotte kunnen er ook kansen zijn voor natuurherstel en -versterking in de ruimte
               tussen de windturbines, die niet tot het windpark behoort. Het gaat dan om een vorm
               van medegebruik. Via een gebiedspaspoort wordt aangegeven welke vorm van medegebruik
               waar binnen een windpark kan plaatsvinden. Dit gebiedspaspoort wordt door de Minister
               van Infrastructuur en Waterstaat opgesteld. Actief natuurherstel is één van de vormen
               van medegebruik.
            
Vraag 8
            
In hoeverre zijn de mogelijke negatieve effecten van de bouw en exploitatie van windmolenparken
               op zee op de natuur goed in kaart gebracht? Zijn er specifieke studies of rapporten
               die hierover zijn opgeleverd?
            
Antwoord 8
            
De effecten van windparken op de Noordzeenatuur behoren tot de meest grondig in kaart
               gebrachte effecten van alle menselijke activiteiten op zee. Toch zijn er ook nog kennislacunes,
               mede doordat meten en monitoren op zee kostbaar en tijdrovend is. Het Rijk werkt samen
               met veel partijen om de kennisbasis zo snel mogelijk te vergroten en de impact op
               natuur zo te minimaliseren. Dit vindt voornamelijk plaats via het langjarige Wind
               op zee ecologisch onderzoeksprogramma (Wozep), dat in mijn opdracht de cumulatieve
               ecologische effecten van windparken op zee onderzoekt. Daarnaast is er het bredere
               programma Monitoring-Onderzoek-Natuurversterking-Soortbescherming (MONS), dat als
               doel heeft de vraag te beantwoorden of en hoe het veranderende gebruik van de Noordzee
               past binnen de ecologische draagkracht van de Noordzee. De meest recente wetenschappelijke
               kennis van Wozep en MONS wordt verzameld op het Noordzeeloket8.
            
Ten behoeve van besluitvorming voor windenergie op zee wordt steeds de meest recente
               kennis gebruikt. Voor de analyse van de effecten van windenergie op de Noordzeenatuur
               wordt gebruik gemaakt van het speciaal ontwikkelde Kader ecologie en cumulatie (KEC),
               dat de impact van alle windparken op de Noordzee tezamen op o.a. zeezoogdieren, vogels
               en vleermuizen in kaart brengt. Voor andere menselijke activiteiten op zee is een
               dergelijke cumulatieve aanpak nog niet gemeengoed. Ook het in kaart brengen van de
               cumulatieve effecten van alle drukfactoren, zoals wind op zee, scheepvaart en visserij,
               tezamen op de Noordzeenatuur vergt nog aanvullend onderzoek, dat nu onder andere via
               het Greater North Sea Basin Initiative samen met de andere Noordzeeladen in gang is
               gezet.
            
Alle kennis wordt verwerkt in de milieueffectrapportages die ten grondslag liggen
               aan de besluitvorming voor windenergie op zee. Voor het aanwijzen van windenergiegebieden
               in het Programma Noordzee stelt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat verplicht
               een plan-milieueffectrapport en Passende beoordeling op. Deze gaan – op hoog abstractieniveau
               – ook in op de effecten op natuur. Voor ieder afzonderlijk kavelbesluit wordt vervolgens
               verplicht een gedetailleerd project-milieueffectrapport, Passende beoordeling en soortenbeschermingstoets
               opgesteld. Deze rapporten worden tezamen met de kavelbesluiten gepubliceerd.
            
Vraag 9
            
Is het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) betrokken
               bij de planning of/en evaluatie van de effecten van windmolenparken op zee op de natuur?
            
Antwoord 9
            
Ja, de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is verantwoordelijk
               voor toetsing van projecten op natuurwetgeving. In een vroegtijdig stadium is de Staatssecretaris
               betrokken bij de aanwijzing van windenergiegebieden op zee in het Programma Noordzee.
               Daarnaast worden kavelbesluiten in overeenstemming met deze Staatssecretaris genomen.
               Het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is ook betrokken
               bij de stuurgroep Wozep.
            
Vraag 10
            
In hoeverre is het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) «Schipperen
               met ruimte» meegenomen in de wijziging ontwikkelkader windenergie op zee?
            
Antwoord 10
            
De recente wijziging van het Ontwikkelkader windenergie op zee betreft technische
               wijzigingen voor het net op zee. Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor de scheepvaartveiligheid.
            
Vraag 11
            
Met hoeveel schepen moet de Kustwacht uitbreiden voor de bewaking van de veiligheid
               op zee door het toenemende aantal windmolenparken op zee?
            
Antwoord 11
            
De Kustwacht heeft opdracht gegeven tot het verwerven van een extra 24/7 handhavingsvaartuig.
               Dat betekent extra capaciteit voor het handhaven van wet- en regelgeving in- en rondom
               windparken op zee. Binnen het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur wordt
               er ook gekeken naar de capaciteiten van de Kustwacht om een grotere rol, in het beschermen
               van de infrastructuur op de Noordzee, te kunnen spelen. Overigens heeft de Koninklijke
               Marine hierin ook een actieve betrokkenheid en een samenwerking met de Kustwacht.
               Over het Actieplan ter bescherming van de infrastructuur is de Kamer geïnformeerd
               op 10 juli 20249. In deze brief is de Kamer ook geïnformeerd over de incidentele middelen die voor
               2024 en 2025 zijn vrijgemaakt om dit Actieplan te kunnen gaan uitvoeren. Van deze
               incidentele middelen zijn ook investeringen gedaan in de middelen voor de Kustwacht.
               Over welke dit zijn wordt de Kamer in het tweede kwartaal van dit jaar nader geïnformeerd.
               Hierin zal de Kamer ook worden geïnformeerd welke middelen structureel nodig zijn
               om vanaf 2026 de Noordzee te kunnen beschermen.
            
Vraag 12
            
Wordt de Kustwacht betrokken bij de bescherming van windmolenparken op zee?
Antwoord 12
            
Ja, de Kustwacht is intensief betrokken bij de bescherming van windmolenparken op
               zee.
            
Vraag 13
            
Hoe wordt er samengewerkt met de Kustwacht en andere schepen om de veiligheid en het
               beheer van de parken te waarborgen?
            
Antwoord 13
            
Er wordt samengewerkt met zes opdrachtgevende departementen en de beheerder binnen
               de Raad voor de Kustwacht.
            
Vraag 14
            
Wordt er in de plannen voor de aanleg van onderzeese kabels voor windmolenparken op
               zee rekening gehouden met de toegenomen dreigingen vanuit Rusland, zoals schade aan
               kabels?
            
Antwoord 14
            
Ja, TenneT heeft hierin als netbeheerder van het net op zee een eigen verantwoordelijkheid
               om de integriteit en veiligheid van het net op zee te waarborgen. Zie ook antwoord
               vraag 15.
            
Vraag 15
            
Zijn er specifieke maatregelen getroffen om de kabels te beveiligen?
Antwoord 15
            
Nederland heeft groot belang bij de aansluiting van windparken op zee. Incidenten,
               zoals de sabotage van de Nord-Streamleidingen in september 2022 en recentere sabotage
               in de Oostzee, laten het belang zien van de beveiliging van infrastructuur. Sabotage,
               manipulatie of spionage zou de energievoorziening kunnen verstoren en daarmee een
               grote economische en sociale impact kunnen hebben.
            
Voor de beveiliging van energie-infrastructuur werkt de Rijksoverheid nauw samen met
               TenneT en Gasunie en de veiligheidsdiensten om te zorgen dat securityintegraal wordt meegewogen bij de aanleg van de onderzeese infrastructuur. Ook nemen
               TenneT en Gasunie conform hun wettelijke taak zelf verantwoordelijkheid om de weerbaarheid
               van kabels en leidingen te verhogen.
            
Momenteel worden de European Critical Entities Resilience (CER), de Network and Information
               Security directive (NIS2) omgezet in de Nederlandse Wet weerbaarheid kritieke entiteiten
               en de Cyber beveiligingswet. Deze wetgevingen leiden tot een verdere versterking van
               de digitale en fysieke weerbaarheid van de vitale infrastructuur. Entiteiten die onder
               deze wetgevingen komen te vallen moeten aanvullend passende en evenredige weerbaarheidsverhogende
               maatregelen nemen. Daarnaast is op 13 juni 2024 de Netcode Cybersecurity (NCCS) in
               werking getreden. Deze sectorspecifieke Europese wetgeving over grensoverschrijdende
               cybersecurity in de elektriciteitssector stelt aanvullend op de NIS2 concretere en
               bindende grensoverschrijdende cybersecurityeisen vast voor elektriciteitsentiteiten.
            
Daarnaast zet het kabinet in op een robuuste aanpak om de bescherming van de infrastructuur
               op de Noordzee te kunnen borgen en waar nodig te verbeteren. De Minister van Infrastructuur
               en Waterstaat coördineert het Programma Bescherming Noordzee infrastructuur (PBNI).
               Over de strategie en het Actieplan ter bescherming van de infrastructuur is de Kamer
               geïnformeerd op 10 juli 202410. Mijn departement, inclusief de programma’s voor wind op zee en netten op zee, is
               op het PBNI aangesloten.
            
Vraag 16
            
Is er een plan voor het vervangen van verouderde windmolens op zee en voor het efficiënter
               plaatsen van nieuwe windmolens, bijvoorbeeld door betere technologie of optimalisatie
               van de locaties of dichter op elkaar zetten op een kavel?
            
Antwoord 16
            
Aan het eind van de vergunningsduur moet een windpark op zee in z’n geheel worden
               verwijderd. Dit is bepaald in de Omgevingswet. Voor oudere windparken, die destijds
               onder de Waterwet zijn vergund, kan de vergunninghouder een verlenging van de vergunning
               aanvragen. Het initiatief daarvoor ligt bij de vergunninghouder.
            
Voor de recentere windparken die zijn vergund onder de Wet windenergie op zee bepaalt
               die wet dat de maximale vergunningsduur 40 jaar bedraagt. Dit is inclusief de bouw-
               en verwijdertijd.
            
De ontwikkeling van windturbines laat nog steeds vooruitgang zien. Turbines worden
               nog steeds groter en efficiënter, waardoor er meer energie tegen lagere kosten is
               te produceren. Grotere windturbines zijn daarnaast ook gunstiger voor het beperken
               van aanvaringsslachtoffers van vogels en vleermuizen.
            
De ontwikkeling naar grotere windturbines en de resultaten van de in antwoord 6 vermelde
               studies naar de mogelijkheden voor actieve visserij binnen windparken op zee hebben
               er toe geleid dat windparken op zee steeds «compacter» zijn geworden, in de zin dat
               er meer productievermogen (uitgedrukt in megawatt, MW) per oppervlakte-eenheid (uitgedrukt
               in vierkante kilometer (km2)) wordt gerealiseerd. Waar er bij de windparken in het windenergiegebied Borssele
               nog ongeveer 4 MW/km2 staat is er in het Programma Noordzee 2022–2027 bepaald dat 10 MW/km2 voortaan het uitgangspunt is. De meest recent vergunde windparken in windenergiegebieden
               Hollandse Kust (west) en IJmuiden Ver hanteren al dit uitgangspunt. Oftewel voor hetzelfde
               productievermogen wordt nog maar 40% van de oorspronkelijke ruimte gebruikt. Daarmee
               blijft er meer ruimte over voor andere activiteiten buiten het windpark. Keerzijde
               is wel dat de businesscase van de windparken nadelig wordt beïnvloed, doordat de windturbines
               in grotere mate elkaar wind afvangen, en dat ruimte-intensief medegebruik, zoals actieve
               visserij, binnen windparken uitdagend(er) is.
            
Vraag 17
            
Wat zijn de verwachte kosten voor de bouw en exploitatie van windmolenparken op zee?
               Hoe worden deze kosten gedekt?
            
Antwoord 17
            
De geschatte investeringskosten voor een windpark op zee zijn 2 tot 2,5 miljard euro
               per gigawatt geïnstalleerd windvermogen. De geschatte operationele kosten voor een
               windpark op zee bedragen ongeveer 120 miljoen euro per jaar per gigawatt geïnstalleerd
               windvermogen. Dit zijn private kosten, die door de windparkontwikkelaar worden betaald.
            
Vraag 18
            
Is het mogelijk om subsidie te verkrijgen voor de bouw van windmolenparken op zee
               op basis van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie?
               Zo ja, onder welke voorwaarden?
            
Antwoord 18
            
Op basis van het huidige Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie
               is het niet mogelijk om subsidie te verlenen aan windparken op zee. In het verleden
               hebben windparken wel subsidiebeschikkingen verkregen op basis van dit Besluit, maar
               de laatste jaren zijn windparken op zee zonder subsidie verleend en is deze mogelijkheid
               er niet meer.
            
Vraag 19
            
Gaat het Rijk de toegenomen kosten voor de bouw en exploitatie van windmolenparken
               compenseren door middel van subsidies?
            
Antwoord 19
            
De toegenomen kosten zullen niet worden gecompenseerd zolang deze kosten passen binnen
               de businesscase van de windparkontwikkelaar. Indien blijkt dat de bouw van een windpark
               op zee niet meer uit kan zonder subsidie, dan zal het kabinet verschillende maatregelen
               overwegen die de businesscase kunnen verbeteren.
            
Vraag 20
            
Wat zijn de plannen voor het beheer van windmolenparken na het einde van hun levensduur?
Antwoord 20
            
Aan het eind van de vergunningsduur moet een windpark op zee op grond van de Omgevingswet
               in z’n geheel worden verwijderd. Onder de Wet windenergie op zee is de vergunninghouder
               van het windpark verplicht de kosten voor verwijdering te dragen. Hiertoe dient zij
               een bankgarantie te overleggen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- 
              
                  Mede namens
 J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
