Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rikkers-Oosterkamp over het bericht 'Gronings UMC gaat met overheidssubsidie zelf een prijzig buitenlands kankermedicijn maken'
Vragen van het lid Rikkers-Oosterkamp (BBB) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Gronings UMC gaat met overheidssubsidie zelf een prijzig buitenlands kankermedicijn maken» (ingezonden 4 februari 2025).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 4 maart
2025).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de recente toekenning van € 16,5 miljoen subsidie door het
Zorginstituut aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) voor de ontwikkeling
van een CAR-T behandeling?1
Antwoord 1
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Vraag 2
Hoe verhoudt deze subsidie zich tot de eerder verstrekte € 30 miljoen aan het UMCG
in 2020 voor een vergelijkbaar project?
Antwoord 2
Beide subsidies zijn verstrekt vanuit de Subsidieregeling veelbelovende zorg. De projecten
zijn vergelijkbaar in de zin dat het in beide gevallen om een CAR-T behandeling gaat,
maar er zijn ook verschillen, bijvoorbeeld in de ziekte die wordt behandeld.
Vraag 3
Bent u bekend met de zorgen van het bedrijfsleven over de wijze waarop UMC’s lijken
te worden voorgetrokken bij de ontwikkeling van CAR-T-behandelingen?2
Antwoord 3
Ja, ik ben daarover geïnformeerd door de voorzitter van HollandBio, de branchevereniging
van de Nederlandse biotechnologiebedrijven. Zij heeft mij deze zorgen uitgebreid toegelicht.
Ik deel dit signaal ook met het Zorginstituut.
Vraag 4
Waarom wordt er door het UMCG een CAR-T therapie ontwikkeld voor een ziekte waarvoor
al een geregistreerd en goedgekeurd alternatief beschikbaar is?
Antwoord 4
Ik wil allereerst benadrukken dat ik blij ben met alle initiatieven voor ontwikkeling
van nieuwe geneesmiddelen, zowel van farmaceutische bedrijven als vanuit academische
centra. Ik erken en waardeer de autonomie van zowel academische onderzoekers als bedrijven
om zelf hun onderzoeksrichting te bepalen. Het is ook niet ongebruikelijk dat er voor
een ziekte meerdere verschillende geneesmiddelen in parallel worden ontwikkeld.
Ik heb begrepen dat het UMCG-onderzoek gaat doen naar de (kosten)effectiviteit van
een door hen ontwikkelde CAR T-celtherapie. Het UMCG verwacht dat deze behandeling
extra gezondheidswinst voor de patiënt oplevert en daarnaast ook goedkoper is dan
vergelijkbare CAR-T producten die door de industrie worden ontwikkeld. Dit omdat het
geneesmiddel op locatie binnen het ziekenhuis wordt geproduceerd.
Dit neemt niet weg dat ik het signaal dat er mogelijk subsidie is verstrekt aan een
interventie waarvoor een alternatief al een handelsvergunning heeft verkregen, erg
serieus neem. In de huidige voorwaarden van de regeling is opgenomen dat er alleen
subsidie kan worden verstrekt voor onderzoek naar interventies die nog niet via de
Zorgverzekeringswet (Zvw) worden vergoed. Ook moet in een subsidieaanvraag aannemelijk
worden gemaakt dat sprake is van marktfalen, waardoor de interventie zonder deze subsidie
niet, niet in dezelfde mate, of niet onder dezelfde voorwaarden op de Nederlandse
markt kan worden aangeboden. De subsidieaanvragen worden namens mij, mede na advies
van de Advezo commissie, op de criteria uit de regeling beoordeeld door het Zorginstituut.
Ik vertrouw erop dat de toekenning van deze subsidie voldoet aan de juridische voorwaarden.
Tegelijkertijd begrijp ik de genoemde zorgen en wil ik graag benadrukken dat ik streef
naar het stimuleren van (academische) ontwikkeling van geneesmiddelen, vooral op terreinen
waar nog geen adequate alternatieven beschikbaar zijn. Ik zal dit bespreken met het
Zorginstituut.
Ik merk hierbij op dat de Subsidieregeling veelbelovende zorg afloopt per 1 januari
2026. De regeling zal hierna worden geëvalueerd en de uitkomsten van de evaluatie
lopen mee in vervolgbeleid voor onderzoek naar zorg die nog niet via de Zvw wordt
vergoed. Voor de lopende aanvragen zal ik samen met het Zorginstituut onderzoeken
of de subsidievoorwaarden van de Subsidieregeling veelbelovende zorg nog passend zijn
bij de bredere beleidsinzet op innovatieve geneesmiddelen. Ik wil hier op korte termijn
uitsluitsel over.
Vraag 5
Vindt u het gerechtvaardigd om belastinggeld in te zetten (momenteel € 16,5 miljoen,
eerder in 2020 al € 30 miljoen) voor een ontwikkelde therapie, terwijl er al een goedgekeurde
behandeling op de markt is?
Antwoord 5
Zoals aangegeven bij vraag 4 ga ik in overleg met het Zorginstituut of de subsidieregeling
nog goed aansluit bij de bredere beleidsinzet op innovatieve geneesmiddelen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het inzetten van belastinggeld voor de ontwikkeling van een
me-too CAR-T therapie, terwijl er al een goedgekeurde en werkzame therapie bestaat,
niet in het belang van patiënten is?
Antwoord 6
Ik begrijp deze vraag goed. Het is op dit moment nog niet bekend hoe de kwaliteit
van het CAR-T middel van het UMCG zich verhoudt tot andere CAR-T producten. Daarvoor
is onderzoek nodig. Het UMCG en het Zorginstituut verwachten dat de kwaliteit beter
zal zijn, omdat het geneesmiddel op locatie binnen het ziekenhuis wordt geproduceerd.
Het startmateriaal voor de productie van CAR-T geneesmiddelen is celmateriaal van
de patiënt zelf. Op dit moment verschepen commerciële aanbieders dit naar een centrale
productielocatie, wat tijd kost en wat verschillende behandelstappen met zich meebrengt,
zoals het moeten invriezen en later weer ontdooien van de cellen. Het UMCG verwacht
dat hun product een beter resultaat kan geven, omdat deze stappen niet nodig zijn.
Of dat ook zo is zal moeten blijken uit de studies.
Vraag 7
Bent u van mening dat het verstrekken van subsidies uit de regeling «Veelbelovende
Zorg» aan instellingen zoals het UMCG, terwijl er al marktpartijen actief zijn, een
voorbeeld is van «marktfalen»? Zo ja, hoe zou u de definitie van «marktfalen» in dit
geval duiden? Zo nee, hoe wordt de toekenning van de subsidie dan gerechtvaardigd?
Antwoord 7
Alle subsidieaanvragen binnen de Subsidieregeling veelbelovende zorg worden getoetst
op het criterium marktfalen. Uit de beoordeling is gekomen dat er bij deze aanvraag
van het UMCG sprake is van marktfalen, zoals vastgelegd in de subsidieregeling. Ik
heb in mijn antwoord op vraag 4 al aangegeven dat ik zal kijken of de subsidievoorwaarden
nog passend zijn bij de bredere beleidsinzet op innovatieve geneesmiddelen. Daarin
neem ik ook de invulling van het begrip marktfalen mee.
Vraag 8
Kunt u aangeven waarom het Zorginstituut het mogelijk maakt dat een academisch ziekenhuis
als het UMCG, met de hulp van belastinggeld, een product ontwikkelt dat direct concurreert
met bestaande farmaceutische innovaties, en wat is de rol van het ministerie hierin?
Antwoord 8
Het Zorginstituut verstrekt namens mij subsidies via de Subsidieregeling veelbelovende
zorg. Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven heeft HollandBio naar aanleiding
van de subsidieverstrekking contact met mij opgenomen. Ik neem hun signaal erg serieus
en neem dit mee bij het overleg met het Zorginstituut.
Vraag 9
In hoeverre bent u bereid om te onderzoeken of er sprake is van een oneerlijke concurrentie
tussen de publieke en private sector, waarbij publieke middelen ingezet worden om
producten te ontwikkelen die al beschikbaar zijn in de markt?
Antwoord 9
Ik ga eerst met het Zorginstituut in gesprek over de regeling en mijn bredere beleidsinzet
op innovatieve geneesmiddelen. Op basis daarvan zal ik eventuele vervolgstappen ondernemen.
De voorwaarden van de subsidieregeling zijn bij het vaststellen van de regeling zorgvuldig
afgewogen. Het is niet ongebruikelijk dat een subsidieregeling met het verstrijken
van de tijd niet meer passend is bij de huidige beleidsinzet. Subsidieregelingen worden
hierop ook geëvalueerd en niet altijd voortgezet. Zoals ik heb aangegeven bij mijn
antwoord op vraag 4 zal ook deze regeling worden geëvalueerd. Ik wil daarnaast opmerken
dat er ook publieke middelen worden ingezet om onderzoek en ontwikkeling door de farmaceutische
industrie te stimuleren.
Vraag 10
Bent u bereid om samen met het Ministerie van Economische Zaken (EZ) in gesprek te
gaan met relevante stakeholders, zoals het bedrijfsleven, Universitair Medisch Centra
en patiëntenverenigingen, om te zorgen voor een evenwichtige benadering van subsidies,
waarbij de focus blijft liggen op de gezondheidswinst voor patiënten?
Antwoord 10
Ik heb regelmatig overleg met genoemde partijen. Ik vind het belangrijk dat subsidies,
of andere stimulerende maatregelen, zo doelmatig mogelijk worden ingezet, en zijn
gericht op gezondheidswinst voor patiënten tegen een maatschappelijk aanvaardbare
prijs.
Alle genoemde partijen spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van geneesmiddelen.
Ik wil inzetten op synergie zodat alle betrokken partijen hun expertise kunnen bijdragen.
Ik ondersteun daarom initiatieven vanuit zowel de academie, als vanuit commerciële
partijen. Om de inzet van betroken partijen te ondersteunen en stroomlijnen heb ik,
samen met het Ministerie van EZ, gewerkt aan het opzetten van het expertisecentrum
FAST (Centre for Future Affordable Sustainable Therapy Development)3. FAST streeft ernaar om bij therapieontwikkeling zoveel mogelijk het maatschappelijk
belang en het economisch belang met elkaar te verbinden. FAST zorgt voor een centrale
plek waar innovatoren vanuit academie, start-ups en bedrijven laagdrempelig op weg
kunnen worden geholpen en (regulatoire) multidisciplinaire ondersteuning kunnen krijgen.
Zoals aangegeven bij vraag 4, streef ik naar het stimuleren van (academische) ontwikkeling
van geneesmiddelen, vooral op terreinen waar sprake is van unmet medical need of marktfalen. Tegelijkertijd ondersteun ik ook (deels commerciële) initiatieven
zoals het Nationale Groeifonds project Pharma NL en de projecten gericht op innovatieve
geneesmiddelenproductie onder de daartoe opgezette IPCEI (Important Project of Common
European Interest).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.