Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kröger en Van der Lee over het rapport "Dutch financial institutions decarbonising their energy portfolios. Analysing financial flows to fossil fuels and renewable energy" van de Eerlijke Geldwijzer
Vragen van de leden Kröger en Van der Lee (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over het rapport «Dutch financial institutions decarbonising their energy portfolios. Analysing financial flows to fossil fuels and renewable energy» van de Eerlijke Geldwijzer (ingezonden 18 november 2024).
Antwoord van Minister Heinen (Financiën), mede namens de Minister van Klimaat en Groene
Groei (ontvangen 4 maart 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025,
nr. 775.
Vraag 1 en 2
Bent u bekend met het rapport «Dutch financial institutions decarbonising their energy
portfolios: Analysing financial flows to fossil fuels and renewable energy» van de
Eerlijke Geldwijzer?1
Bent u bekend met dit rapport waaruit blijkt dat de onderzochte instellingen nu gemiddeld
voor elke euro in fossiel, slechts 20 cent investeren in duurzame energie? Bent u
bekend met de bevinding uit de Net Zero Roadmap (2023) van de IEA2 dat de verhouding tussen investeringen in hernieuwbare energie en investeringen in
fossiele brandstoffen veranderen in zes euro aan investeringen in hernieuwbare energie
voor elke euro in fossiele energie (6:1) in 2030, als we de opwarming van de aarde
willen beperken tot 1,5°C? Hoe gaat u zorgen voor de benodigde versnelling, aangezien
uit het rapport van de Eerlijke Geldwijzer blijkt dat de onderzochte instellingen
nu gemiddeld voor elke euro in fossiel slechts 20 cent investeren in duurzame energie?
Antwoord 1 en 2
Ja, ik ben bekend met deze rapporten. Om te zorgen dat groene investeringen toenemen,
is het allereerst van belang dat zij rendabeler worden ten opzichte van investeringen
in fossiele projecten. Het kabinet werkt hieraan via een afgewogen klimaatbeleid,
met een combinatie van subsidies, beprijzingen en normerende maatregelen. Voor de
financiële sector is het verder belangrijk dat dit klimaatbeleid gericht is op de
lange termijn, zodat transitiepaden voor de economie en belangrijke sectoren duidelijk
zijn. Dit voorjaar zal het kabinet daarom het Klimaatplan met de Kamer delen, dat
de kaders zet voor een voorspelbaar langetermijnbeleid, gericht op het bereiken van
de klimaatdoelen.
Naast de rol van de overheid, heeft de financiële sector ook een rol om de klimaat-
en energietransitie verder te brengen, door het vergroenen van private kapitaalstromen.
Het kabinet stimuleert dit onder meer via betrokkenheid bij het Klimaatcommitment
van de financiële sector. Daarnaast vraagt Europese wetgeving van financiële instellingen
dat zij hun duurzaamheidsrisico’s beheersen, onder meer door hun portefeuilles in
lijn te brengen met het 1,5°C-doel van het Klimaatakkoord van Parijs. Ook organiseert
Invest-NL financieringstafels met de overheid en de financiële sector op specifieke
klimaat- en energieonderwerpen. Het doel hiervan is om knelpunten voor meer private
financiering te achterhalen en deze op te lossen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat banken, pensioenfondsen en verzekeraars hun bijdrage zouden
moeten leveren aan het afgesproken «energy-package» tijdens de ÍP28 in Dubai waarin
afgesproken is om fossiele energie uit te faseren en investeringen in hernieuwbare
energiebronnen te verdriedubbelen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Nederlandse financiële
sector haar bijdrage hieraan levert?
Antwoord 3
Tijdens COP28 hebben landen die zijn aangesloten bij de Framework Convention on Climate
Change van de Verenigde Naties een verklaring ondertekend, waarin ze zich committeren
aan een transitie uit fossiele brandstoffen. Het kabinet onderschrijft dat private
partijen een belangrijke rol spelen in deze transitie. Dat geldt dus ook voor de financiële
sector. Het kabinet ondersteunt dit op verschillende manieren, onder andere via het
in antwoord op vraag 1 en 2 besproken Klimaatcommitment.
Vraag 4
Hoe wordt de voortdurende en zelfs stijgende financiering van fossiele energiebronnen
sinds het Klimaatakkoord van Parijs meegenomen in het micro- en macroprudentieel toezicht
door De Nederlandsche Bank en de Europese Centrale Bank en hoe moet deze financiering
worden meegewogen in de risicomodellen van banken, verzekeraars en pensioenfondsen?
Antwoord 4
De Nederlandsche Bank (DNB) maakt zich sterk voor een stabiel en betrouwbaar financieel
stelsel met solide financiële instellingen. DNB controleert of instellingen financieel
solide zijn en of zij kunnen voldoen aan hun wettelijke verplichtingen, ook in het
geval van onvoorziene omstandigheden. Het bankentoezicht door de Europese Centrale
Bank (ECB) en het toezicht op de niet-systeembanken, verzekeraars en pensioenfondsen
door DNB is daarbij gericht op risicobeheer door instellingen. Klimaat- en milieurisico’s
kunnen een prudentieel risico vormen voor deze financiële instellingen. Om die reden
verwachten de ECB en DNB dat banken, verzekeraars en pensioenfondsen rekening houden
met klimaat- en milieurisico’s bij (i) het formuleren en uitvoeren van hun bedrijfsstrategie,
(ii) in hun governance- en (iii) in risicobeheerkaders en (iv) dat zij daar transparant
over zijn.
De financiering van fossiele energiebronnen kan een transitierisico (risico’s als
gevolg van de transitie naar een duurzame economie) vormen voor financiële instellingen.
De ECB en DNB verwachten daarom dat financiële instellingen deze adequaat beheersen.
In dit kader verwachten toezichthouders dat banken, verzekeraars en pensioenfondsen
de risico’s die financiering van fossiele energiebronnen met zich meebrengen, meenemen
in alle fasen van het kredietverlenings- en beleggingsproces. Dit vereist onder meer
dat banken, verzekeraars en pensioenfondsen deze risico’s meewegen in hun risicomodellen.
Vanwege de systemische aard van klimaat- en milieurisico’s kan de materialisatie ervan
meerdere financiële instellingen gelijktijdig en via meerdere kanalen raken. Daarom
kunnen transitierisico’s ook leiden tot macro-prudentiële risico’s. Om de stabiliteit
van het financiële systeem te bewaken, brengt DNB periodiek deze macro-prudentiële
duurzaamheidsrisico’s in kaart, onder meer via haar Overzicht Financiële Stabiliteit.
Vraag 5
Gaat u met de ondertekenaars van het klimaatcommitment en de financiële sector in
gesprek om afspraken te maken om tot de noodzakelijke 6:1 ratio, 6 euro duurzaam versus
1 euro fossiel, te komen in 2030 in hun energieportefeuille?
Antwoord 5
Een groot aantal financiële instellingen heeft zich er via ondertekening van het Klimaatcommitment
aan gecommitteerd om reductiedoelstellingen te formuleren voor 2030 en daartoe actieplannen
op te stellen. Daarnaast zijn de ondertekenaars een inspanningsverplichting aangegaan
voor het financieren van de energietransitie. In de voortgangsrapportage van het Klimaatcommitment
van 2024 (boekjaar 2023) rapporteren instellingen voor het eerst over de verhouding
tussen investeringen in fossiele en hernieuwbare energiebronnen. Daarmee leggen de
ondertekenaars verantwoording af over de door hen aangegane inspanningsverplichting.
Alhoewel de door de IEA genoemde ratio over nieuwe investeringen gaat en de voortgangsrapportage
in gaat op totale financiering, is een verschuiving van fossiele naar duurzame financieringen
onderdeel van de transitie. Het kabinet is hierover reglmatig in gesprek met financiële
sectorpartijen, onder meer via de reeds genoemde financieringstafels.
Vraag 6
Bent u bereid om als onderdeel van de implementatie van de Corporate Sustainability
Reporting Directive (CSRD) en de transpositie van de Corporate Sustainability Due
Diligence Directive (CSDDD) naar Nederlandse wetgeving, alle financiële instellingen
te verplichten om een klimaatplan op te stellen waarin onder andere wordt opgenomen
hoe Nederlandse financiële instellingen de benodigde 1:6 ratio in 2030 zullen halen?
Antwoord 6
De kabinetsinzet is een zuivere implementatie van EU-richtlijnen in nationale wetgeving.
Dat betekent, in lijn met hoofdlijnenakkoord, dat hier bovenop geen nationale regels
komen.
Daarnaast zet het kabinet zich in Europees verband in op een vermindering van de rapportagelasten
die voortkomen uit het raamwerk voor duurzame financiering. De Europese Commissie
heeft recent, op 26 februari jl., voorstellen gepresenteerd om de bovengenoemde wetten
te versimpelen. De Tweede Kamer zal op korte termijn worden geïnformeerd over de precieze
inhoud van deze voorstellen en de voorgenomen kabinetsinzet.
Vraag 7 en 8
Wanneer wordt de verkenning naar hoe de bijdrage van de financiële sector aan de klimaattransitie
kan worden versterkt via wettelijke en alternatieve maatregelen naar de Tweede Kamer
gestuurd, aangezien deze verkenning rond de zomer van 2023 naar de Tweede Kamer gestuurd
worden?
Wanneer komt er een overzicht van genomen acties en een actualisatie van de beleidsagenda
duurzame financiering met concrete, tijdens de lopende regeerperiode te nemen acties?
Antwoord 7 en 8
In maart 2023 heeft de toenmalige Minister van Financiën, mede namens de toenmalige
Minister voor Klimaat en Energie, aangekondigd een verkenning naar klimaatmaatregelen
voor de financiële sector te starten om te onderzoeken of en hoe wetgeving de bijdrage
van de financiële sector aan de klimaattransitie kan versterken. Ik heb de Kamer recent,
in mijn visie op de financiële sector1, laten weten dat ik geen nieuwe (rapportage)verplichtingen zal opleggen aan financiële
instellingen ten aanzien van duurzame financiering en geen verdere stappen zet op
nationale wetsvoorstellen op dit vlak. Over de precieze uitkomsten van voornoemde
verkenning zal ik uw Kamer op korte termijn informeren. Daarbij zal ik ook in gaan
op mijn prioriteiten op het gebied van verduurzaming van de financiële sector voor
de komende periode.
Vraag 9
Deelt u de mening dat financiële instellingen hun financierings- en investeringsportefeuilles
volledig openbaar moeten maken zodat belanghebbenden – waaronder overheden, accountants,
maatschappelijke organisaties en onderzoekers – financieringen en investeringen beter
kunnen monitoren?
Antwoord 9
Er bestaan reeds diverse monitoringsinstrumenten ten aanzien van de investeringen
van financiële instellingen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4, houdt DNB
vanuit prudentieel oogpunt toezicht op de wijze waarop financiële instellingen risico’s
wegen en beheersen, ook in het kader van hun kredietverleningsproces. In aanvulling
hierop controleren accountants informatie die financiële instellingen op grond van
wettelijke verplichtingen openbaar maken, waaronder informatie over duurzaamheid.
De instrumenten om te monitoren zijn er dus al. Verplichte algehele openbaarmaking
op grote schaal is ook niet proportioneel omdat commerciële, bedrijfsgevoelige informatie
op straat kan komen te liggen. Dergelijke informatie geniet juist wettelijke bescherming.
Ook gevoelige privégegevens van particuliere klanten (zoals via hypotheken en consumptieve
leningen) zouden in grote hoeveelheden geopenbaard moeten worden voor een volledig
overzicht. Dit is onwenselijk en in strijd met privacywetgeving.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën -
Mede namens
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.