Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee en Thijssen over het bericht dat Talpa jaarcijfers aan het zicht onttrekt
Vragen van de leden Van der Lee en Thijssen (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Financiën en van Economische Zaken over het bericht dat Talpa jaarcijfers aan het zicht onttrekt (ingezonden 20 januari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Economische Zaken (ontvangen 3 maart 2025)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat Talpa de jaarcijfers aan het zicht onttrekt via
de «Blokker-constructie»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Wat vindt u van dit bericht?
Bent u het ermee eens dat het kwalijk is dat Talpa al sinds 2012 geen jaarverslag
meer heeft uitgebracht?
Bent u het met het artikel eens dat het niet publiceren van de jaarverslagen van Talpa
middels de «Blokker-constructie» een schending van de publicatieplicht is?
Antwoord 2, 3 en 4
Alle nv’s en bv’s zijn in beginsel verplicht een jaarrekening op te stellen en openbaar
te maken in het handelsregister.2 De moedervennootschap die aan het hoofd van een groep staat, is verplicht een geconsolideerde
jaarrekening op te stellen en te publiceren.3 Dochtermaatschappijen waarvan de financiële gegevens zijn opgenomen in de geconsolideerde
jaarrekening van de moedermaatschappij, zijn onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld
van het publiceren van een eigen jaarrekening. Een van die voorwaarden is dat de moedermaatschappij
zich aansprakelijk stelt voor de schulden die voortvloeien uit de rechtshandelingen
van die dochtermaatschappijen (de zogenaamde «403-verklaring», in artikel 403 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek staan de voorwaarden voor de vrijstelling). Het
vervangen van de holding door een nieuwe holding binnen 2 jaar, zoals zou gebeuren
in het kader van de voorheen door Blokker en nu door Talpa kennelijk toegepaste constructie,
heeft niet tot gevolg dat de publicatieplicht van de dochtervennootschappen vervalt.
Die vervalt enkel wanneer de moeder tijdig een geconsolideerde jaarrekening heeft
openbaar gemaakt4 en aan de andere voorwaarden uit artikel 2:403, eerste lid, BW is voldaan. Is dat
niet het geval, dan is er inderdaad sprake van de schending van de wettelijke openbaarmakingsplicht.5
Vraag 5
Bent u het eens met uw voorganger, Staatssecretaris Mona Keijzer, die in 2018 vaststelde
dat de publicatieplicht terugvalt naar de dochter als de topholding verzuimt een jaarrekening
te publiceren?
Antwoord 5
Ja, indien de moedermaatschappij geen geconsolideerde jaarrekening heeft gedeponeerd,
is niet voldaan aan de vereisten voor de vrijstelling als bedoeld in artikel 2:403,
eerste lid, BW en dient de dochtervennootschap van die moedermaatschappij een enkelvoudige
jaarrekening te deponeren bij het handelsregister.6 Zie ook mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Vraag 6
Zal Talpa door u, uw ambtenaren of een toezichthoudende instantie worden aangesproken
op het schenden van de publicatieplicht of zullen er andere acties worden ondernomen
om ervoor te zorgen dat zij gaan voldoen aan de deponeringsplicht?
Antwoord 6
Het kabinet doet geen uitspraken over individuelen gevallen. In zijn algemeenheid
merk ik het volgende op.
Het niet deponeren van de jaarrekening is een economisch delict.7 Het betreft een overtreding op grond van artikel 2, vierde lid, van de Wet op de
economische delicten (WED).
Het proces werkt als volgt. De Kamer van Koophandel levert aan het Bureau Economische
Handhaving (BEH) van de Belastingdienst – dat een opsporingstaak heeft – de gegevens
van ondernemingen die niet of niet tijdig aan de deponeringsverplichting hebben voldaan.
De buitengewoon opsporingsambtenaren van het BEH zijn aangewezen als de bevoegde functionarissen
om proces-verbaal op te maken.8 Het BEH maakt een selectie uit die ondernemingen op basis van (prioriteits)criteria
die door het Openbaar Ministerie (OM) en het BEH zijn opgesteld. Het BEH stelt voor
die ondernemingen opsporingsonderzoeken in. De processen-verbaal die het BEH op basis
van die opsporingsonderzoeken opstelt, worden ter afdoening naar het Functioneel Parket
bij het OM gezonden. Het maximaal aantal daadwerkelijk te onderzoeken rechtspersonen
per jaar wordt in afstemming met het OM vastgesteld gegeven de beschikbare capaciteit
bij het BEH en het OM. Het Functioneel Parket van het OM beslist vervolgens binnen
de wettelijke kaders over de strafrechtelijke afhandeling.
Dit is een proces waar het kabinet in individuele gevallen niet in treedt, noch in
relatie tot het BEH, noch in de relatie tot het OM.
Vraag 7
Is de «Blokker-constructie» op dit moment legaal?
Antwoord 7
Als die constructie ertoe leidt dat er noch een geconsolideerde jaarrekening van de
moedermaatschappij, noch een jaarrekening van iedere dochtermaatschappij openbaar
wordt gemaakt, dan handelt de onderneming in strijd met de openbaarmakingsplicht.
Zie ook mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Vraag 8
Welke redenen kunnen bedrijven hebben om jaarcijfers achter te houden?
Antwoord 8
Ik heb begrepen dat Talpa Network B.V. (hierna: Talpa) zich beroept op de privacy
van de enig aandeelhouder John de Mol.9 Verder zullen sommige ondernemingen het mogelijk vervelend vinden om zaken als omzet
en winstcijfers te moeten delen met de buitenwereld, ze beschouwen die wellicht als
concurrentiegevoelig. Overigens is uit cijfers van de Kamer van Koophandel gebleken
dat de rechtspersonen die verplicht zijn een jaarrekening te deponeren bij de Kamer
van Koophandel tegenwoordig vrijwel allemaal aan die verplichting voldoen, zij het
soms met een vertraging van één tot drie jaar. Na drie jaar wordt een gemiddeld nalevingspercentage
van 99% bereikt. Talpa behoort dan ook tot een klein aantal uitzonderingen.
Vraag 9
Hoeveel bedrijven in Nederland maken gebruik van deze constructie?
Antwoord 9
Het is niet bekend hoeveel bedrijven gebruikmaken van de door Talpa toegepaste constructie.
Het wordt niet door de desbetreffende ondernemingen gerapporteerd dat die is toegepast.
Vraag 10
Is er naar aanleiding van de berichtgeving over de «boekhoudkundige truc» van Blokker
in 2018 iets veranderd om deze constructie tegen te gaan? Zo ja, wat? Zo niet, ziet
u daar nu wel aanleiding toe?
Antwoord 10
In de beantwoording van Kamervragen over de «Blokker-constructie» in 2018 hebben de
Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven
dat er geen aanleiding is voor wijziging van de wetgeving. Met hen constateer ik dat
de deponeringsplicht onverkort van toepassing is, dat de voorheen door Blokker en
nu door Talpa kennelijk toegepaste constructie niet het gewenste effect heeft en dat
tegen het niet voldoen aan de publicatieverplichting de nodige sanctiemogelijkheden
openstaan (zie hierna en in vraag 6). Bovendien is mij niet gebleken dat deze constructie
vaak wordt toegepast en blijkt dat de openbaarmakingsverplichtingen door de meeste
bedrijven uiteindelijk worden nageleefd.
Vraag 11
Klopt het dat de boete voor het schenden van de deponeringsplicht slechts 23.000 EUR
bedraagt?
Antwoord11
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 6 is het niet deponeren van de jaarrekening
een overtreding op grond van artikel 2, vierde lid, WED. Voor deze overtreding kan
op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel 5°, WED een hechtenis van ten hoogste
een jaar, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie als straf worden
opgelegd. Een geldboete van de vierde categorie bedraagt op grond van artikel 23,
vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten hoogste EUR 25.750. Op grond van
artikel 23 lid 7 Sr is bij rechtspersonen verhoging tot een boete van de vijfde categorie
mogelijk. Een geldboete van de vijfde categorie bedraagt ten hoogste EUR 103.000.
In artikel 23, negende lid, Sr is bepaald dat de bedragen van de geldboetecategorieën
elke twee jaar met ingang van de eerste januari bij algemene maatregel van bestuur
worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex sinds de vorige
aanpassing van deze bedragen. Voorts voorziet de WED in artikelen 7 en 8 in bijkomende
straffen en maatregelen, zoals openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Tot slot
zouden opdrachtgevers en feitelijk leidinggevenden op grond van artikel 51 Sr vervolgd
kunnen worden. Het is het Openbaar Ministerie dat de strafvervolging kan instellen.
Het Openbaar Ministerie bepaalt binnen deze wettelijke kaders de daadwerkelijk op
te leggen straf. De boete is overigens niet gerelateerd aan de omvang van het vermogen
van de vennootschap.
Vraag 12
In hoeverre zorgt deze straf voor een afschrikkende werking van het gebruik van dit
soort juridische foefjes, als de eigenaren miljonairs of miljardairs zijn?
Antwoord 12
Een boete is niet het enige instrument in geval van het niet-naleven van de verplichting
om de jaarrekening openbaar te maken in het handelsregister. Ten eerste kan iedere
belanghebbende10 de nakoming vorderen van die verplichting, zo nodig in een procedure voor de civiele
rechter (artikel 2:394, zevende lid, BW). Het is dan niet voldoende als Talpa zou
stellen, zoals in het FD-artikel staat vermeld, dat zij de jaarrekening «waar nodig»
beschikbaar heeft voor leveranciers en crediteuren. Het gaat bij de hier bedoelde
vordering om het afdwingen van de naleving van de algemene verplichting om de jaarrekening
via het handelsregister openbaar te maken, zodat eenieder er kennis van kan nemen.
Ten tweede lopen bestuurders het risico om in persoon aansprakelijk gesteld te worden
in geval van een faillissement van de vennootschap. Iedere bestuurder is hoofdelijk
aansprakelijk jegens de failliete boedel als het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk
heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Heeft het bestuur de jaarrekening niet openbaar gemaakt, dan heeft het zijn taak onbehoorlijk
vervuld en wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement
(artikelen 2:138 BW voor de nv respectievelijk artikel 2:248 BW voor de bv). Dit brengt,
kort gezegd, met zich mee dat, indien een rapportageplichtige dochtervennootschap
failliet zou gaan en zij noch een eigen enkelvoudige jaarrekening heeft gedeponeerd
noch is meegenomen in de geconsolideerde jaarrekening van haar moedermaatschappij,
de bestuurders van die dochtervennootschap hun taak onbehoorlijk hebben vervuld en
dat wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Zij lopen
dan het risico aansprakelijk te zijn voor het boedeltekort.
Vraag 13
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze constructie om de publicatieplicht te
omzeilen niet meer kan worden gebruikt en bedrijven als Talpa netjes hun jaarverslagen
publiceren?
Antwoord 13
Zoals hiervoor is uitgelegd, wordt met deze constructie de publicatieplicht niet omzeild,
zij is in strijd met de publicatieplicht. Ik zie dan ook geen reden om deze publicatieplicht
aan te passen. Er is namelijk voldoende regelgeving ter handhaving van de wettelijke
verplichting tot publicatie van de jaarrekening.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken -
Mede namens
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.