Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Diederik van Dijk over het bericht ‘Agent kan voortaan ook eed zweren op Allah of andere god’
Vragen van het lid Diederik van Dijk (SGP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Agent kan voortaan ook eed zweren op Allah of andere god» (ingezonden 7 januari 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister van
            Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 3 maart 2025). Zie ook Aanhangsel
            Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1145
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Agent kan voortaan ook eed zweren op Allah of andere
               god»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2 en 3
            
Wanneer heeft u de Kamer geïnformeerd dat in aanvulling op het onderhandelingsakkoord
               ook de eedsaflegging bij de politie aangepast zou gaan worden? Vindt u ook dat dergelijke
               keuzes, gelet op het feit dat het blijkens de nota van toelichting een principiële
               wijziging betreft en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties recent
               andere verwachtingen heeft gewekt, voorafgaand expliciet aan de Kamer voorgelegd zouden
               moeten worden?2
Wat is uw reactie op het feit dat bovengenoemde wijziging in strijd is met hetgeen
               uitdrukkelijk door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is benoemd,
               namelijk dat op het punt van religie geen wijzigingen beoogd worden in de bekrachtingsformulieren?3 Onderkent u dat het alleen al daarom discutabel is om deze wijziging op deze manier
               toch door te voeren?
            
Antwoord 2 en 3
            
Mijn ambtsvoorganger en de korpschef, als werkgever van de politie, en de politievakbonden
               sloten op 19 december 2023 het arbeidsvoorwaardenakkoord met een looptijd van 1 juli
               2024 tot en met 30 november 2025. In dit arbeidsvoorwaardenakkoord maakten partijen,
               binnen de kaders van het mandaat, afspraken over de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie
               van politiemedewerkers. Onderdeel hiervan is de afspraak om de tekst van de eed en
               belofte te moderniseren en meer inclusief te maken. Zodat de tekst van de eed en belofte
               meer herkenbaar en aansprekend is voor alle politiemedewerkers en zij uiting kunnen
               geven aan hun eigen geloofs- of levensovertuiging. Voor het moderniseren en meer inclusief
               maken van de eed en belofte van de politie is het model van de eed of belofte voor
               rijksambtenaren van 2023 ter inspiratie genomen. Deze tekst heeft de Minister van
               Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties in 2023 per brief aan uw Kamer doen toekomen.4 De wijziging van de eed en belofte betreft een rechtspositionele wijziging tussen
               werkgever van politie en de politievakbonden binnen mandaat van het kabinet.
            
De Minister van BZK is enkel politiek verantwoordelijk voor het werkgeverschap Rijk.
               Bij de wijziging van de eed en belofte van de sector Rijk heeft de Minister van BZK
               op geen enkele wijze beoogd verwachtingen te wekken met betrekking tot ambtseden van
               andere sectoren dan voor de sector Rijk.
            
Vraag 4 en 5
            
Deelt u de mening dat de opstelling van de politie opvallend is ten opzichte van andere
               overheidswerkgevers en dat het onwenselijk is dat iedere overheidsorganisatie op nationaal
               niveau er een eigen formule op nahoudt? Waarom zou de positie van de politie op dit
               punt zo uniek zijn dat afwijking van andere nationale instanties en de rijksoverheid
               noodzakelijk zou zijn?
            
Waarom heeft u gekozen voor een dergelijke verstrekkende aanpassing, gelet op het
               feit dat u in de nota van toelichting onderkent dat de eed van de politie moet aansluiten
               bij de formulieren van de rijksoverheid en Defensie? Waarom heeft u er niet voor gekozen
               om de constructie van artikel 7 van de Regeling ambtseed burgerambtenaren Defensie
               over te nemen in plaats van de onbepaalde, risicovolle wijziging dat ieder zelf een
               invulling kan kiezen?
            
Antwoord 4 en 5
            
Voor het moderniseren en meer inclusief maken van de eed en belofte van de politie
               is onder meer aangesloten bij artikel 7 van de Regeling ambtseed burgerambtenaren
               Defensie, waarin ook open wordt gelaten hoe de formulering van de «andere wijze van
               afleggen» wordt ingevuld. Ook is het model van de eed of belofte voor rijksambtenaren
               van 2023 ter inspiratie genomen. De aanpassingen in de tekst van de eed en belofte
               van politie, ten opzichte van die voor rijksambtenaren, zijn vervolgens verder toegespitst
               op de werkzaamheden van de politiemedewerkers. Het werk van de politie is immers niet
               identiek aan de werkzaamheden van rijksambtenaren of defensieambtenaren en behoeft
               daarom nadere vormgeving.
            
In de tekst van de nieuwe eed en belofte van politie is bijvoorbeeld specifiek opgenomen
               dat politiemedewerkers in het algemeen belang voor onze samenleving werken en zij
               zich volledig inzetten voor de taken die aan de politieorganisatie zijn toebedeeld.
               Een ander verschil is dat de politie, in de nieuwe tekst van de eed en belofte, zich
               beroept op het gedragen volgens de beroepscodes, naast de wetten en het recht. Bij
               de politie gelden andere beroepscodes dan de gedragsregels voor rijksambtenaren en
               defensieambtenaren.
            
Vraag 6
            
Waarom heeft u zich niet veel uitvoeriger rekenschap gegeven van de achtergronden
               en dilemma’s bij de eedsaflegging, waarbij tot op heden bewust sprake is van een zekere
               terughoudendheid om eedsformules aan te passen teneinde de eed herkenbaar te houden?
            
Antwoord 6
            
De samenleving, arbeidsmarkt en de politie zijn meer divers geworden in culturele
               achtergrond, leefstijlen, geloofs- en levensovertuiging. De politie wil er voor iedereen
               zijn en elke collega doet ertoe. Daarom is het van belang om meer ruimte te bieden
               aan verschillende identiteiten binnen de politie. De politie wil dit ook tot uiting
               brengen door gelijkwaardigheid en inclusie na te streven in de arbeidsvoorwaarden
               en de rechtspositie van de politie, waaronder met de nieuwe eed en belofte.
            
Het afleggen van de eed of belofte is een belangrijk ritueel waarbij politiemedewerkers
               trouw zweren of beloven aan de Koning en de Grondwet en zich verbinden aan de missie
               en kernwaarden van de politie. Met de aanpassing van de eed en belofte van politie
               is het voor politiemedewerkers mogelijk om bij het afleggen van de eed, voor de uitvoering
               van de taak, expliciet de hulp van diens «god» te vragen om de kracht en wijsheid
               te vinden het goede te doen ter bescherming tegen misstappen.
            
Vraag 7
            
Welke kaders hanteert u voor de uitwerking die betrokkenen zelf geven aan de religieuze
               eedsaflegging, onder andere met het oog op de waardigheid en geldigheid van de eed?
               Gaat de politie uit van een lijst van overtuigingen, zoals bijvoorbeeld uit de formulieren
               van de provincies te distilleren valt? Hoe voorkomt u dat straks situaties ontstaan
               waarbij de politie bijvoorbeeld moet gaan beoordelen of een beroep op het pastafarisme
               geldig is, zoals in de jurisprudentie reeds aan de orde is geweest?5
Antwoord 7
            
Voor de uitvoering van de nieuwe eed en belofte heeft de werkgever, samen met de politievakbonden,
               een werkinstructie opgesteld, waarmee een eenduidige lijn in de uitvoering wordt bewerkstelligd.
               In deze werkinstructie zijn de antwoordteksten en gebaren, behorende bij de eed, voor
               de meest voorkomende denominaties uitgewerkt, namelijk het christendom, hindoeïsme,
               Islam en Jodendom. Deze uitwerking is gebaseerd op de instructie die Defensie gebruikt
               voor het militaire personeel. De verwachting is dat deze werkinstructie het overgrote
               deel van de mogelijkheden afdekt. Bij de beoordeling of iets als godsdienst kan worden
               aangemerkt, neemt de politie de jurisprudentie hierover als uitgangspunt, zoals de
               uitspraak van de Raad van State over pastafarisme. Bij de beëdiging zijn religieuze
               kledingstukken of uitingen toegestaan, zoals een keppel of hoofddoek, behalve in combinatie
               met het politie-uniform.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.