Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Stoffer en Van der Plas over de actualisatie van de Beleidslijn grote rivieren
Vragen van de leden Stoffer (SGP) en Van der Plas (BBB) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de gevolgen van de actualisatie van de Beleidslijn Grote Rivieren (ingezonden 9 januari 2025).
Antwoord van Minister Madlener (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 20 februari
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1143.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de potentieel grote gevolgen van de voorgenomen actualisatie
van de Beleidslijn Grote Rivieren voor agrarische bedrijfsontwikkeling in overloopgebieden
als de Kampereilanden, waar tientallen melkveebedrijven actief zijn?1
Antwoord 1
Ja, naar aanleiding van de internetconsultatie is inderdaad kennisgenomen van de zorgen
die er zijn vanuit gebieden als Kampereiland over de actualisatie van de Beleidslijn
grote rivieren.
Vraag 2
Kunt u de gevolgen van de voorgenomen wijziging voor bewoners en ondernemers, zoals
die in het kader van het Beleidskompas in kaart zijn gebracht, met de Kamer delen?
Antwoord 2
Voor een laaggelegen delta als Nederland is waterveiligheid en een toekomstbestendig
rivierbeheer een basisvoorwaarde om grote delen van ons land veilig te houden. Dat
betekent dat er voldoende ruimte moet zijn om hoogwater (tijdig) af te voeren en te
bergen en dat de rivier voldoende ruimte houdt voor toekomstige rivierverruimingen.
Daarom is er (al vanaf 1996) een beleidslijn die tot doel heeft dat nieuwe activiteiten
of objecten de toekomstige rivierverruimingen niet moeilijker of duurder maken en
om te voorkomen dat er bij bewoners en ondernemers onnodige schade door hoogwater
ontstaat. Met de huidige inzichten weten we dat aanpassing van deze Beleidslijn grote
rivieren (Beleidslijn) nodig is om deze doelen te blijven bereiken, zeker omdat hoogwaters
vaker zullen gaan voorkomen. Door de aanpassingen zijn in een deel van het rivierbed
de ontwikkelmogelijk-heden voor bewoners en ondernemers van niet-riviergebonden activiteiten
beperkter geworden. Daarbij krijgt iedereen in de gebieden waar de regels strenger
zijn geworden nog een eenmalige uitbreidingsmogelijkheid van 10%. Voor de gevolgen
voor agrarische grondgebonden bedrijven wordt verwezen naar het antwoord op vraag
4.
Voor een meer uitgebreide weergave van de gevolgen van de wijziging van de Beleidslijn
wordt verwezen naar de brief die de Kamer parallel ontvangt over de Beleidslijn.
Vraag 3
Waarom is in het Beleidskompasformulier voor de internetconsultatie slechts één zin
opgenomen over de gevolgen van het voorstel, terwijl die in de praktijk groot kunnen
zijn?
Antwoord 3
Het beleidskompas bevat inderdaad slechts een summiere weergave van de gevolgen. Het
besluit (Bgr 2025) bevat wel een uitgebreide toelichting van de gevolgen. Ook zijn
er bij de stukken voor de internetconsultatie QenA’s gevoegd waarin specifiek wordt
ingegaan op de gevolgen van het besluit.
Vraag 4
Kunt u aangeven wat de gevolgen van de genoemde actualisatie zijn voor agrarische
bedrijven?
Antwoord 4
Voor agrarische bedrijven, die in de voormalige stroomvoerende regime liggen, verandert
er nagenoeg niets. Voor de bedrijven die in het voormalig bergend regime liggen gaan
de regels gelden die ook al golden voor de bedrijven in het stroomvoerend regime.
Dat betekent dat in deze gebieden het «nee-tenzij» principe ook gaat gelden. Dit is
nodig omdat de beleidsregels in het voormalige bergende regime te veel ruimte lieten
voor ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed. Zie hiervoor ook antwoord
9.
Dit betekent echter niet dat er niets meer kan. Naast riviergebonden activiteiten
wordt er, onder reeds bestaande voorwaarden, ook toestemming gegeven voor een aantal
niet-riviergebonden activiteiten.
Zo kan een grondgebonden agrarisch bedrijf op grond van artikel 5, onderdeel b, een
vergunning krijgen voor het uitbreiden en vernieuwen van het bedrijf, bijvoorbeeld
om te voldoen aan regelgeving op gebied van stikstof, dierenwelzijn, brandveiligheid,
etc.
Ook kan op basis van artikel 5 onderdeel c, een vergunning worden afgegeven voor activiteiten
die nodig zijn voor de verduurzaming van de energievoorziening van een agrarisch bedrijf,
zoals een mestvergistingsinstallatie, zonnepanelen of zonnecollectoren, warmtepomp
of warmtekrachtkoppeling.
Daarnaast blijft de algemene bepaling bestaan om de bestaande bebouwing eenmalig met
maximaal 10% uit te breiden. Dit geldt overigens niet alleen voor de agrarische bebouwing,
maar voor alle bestaande bebouwing. Dus ook voor overige bedrijfsgebouwen, woningen,
etc. In het voormalige bergende regime verschuift de peildatum hiervoor naar de ingangsdatum
van de Bgr 2025.
Ook kan voor kleine of tijdelijke activiteiten en activiteiten van ondergeschikt belang
nog steeds een vergunning worden verkregen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om: sloop
en herbouw van bestaande bouwwerken, kleine bouwwerken zoals overkappingen en schuilgelegenheden,
grondverzet, beplanting, erfafscheidingen, hekwerken en rasters, etc.
Voor veel kleine activiteiten, zoals bebouwing kleiner dan 30 m2 of ophogingen tot 50 m3 is overigens geen vergunning van de Minister van IenW nodig.
Vraag 5
Deelt u de analyse dat de voorgenomen wijziging het voor agrarische bedrijven veel
lastiger maakt om hun bedrijven met het oog op de toekomst te ontwikkelen en te verduurzamen,
omdat er weinig ruimte meer geboden wordt voor wettelijk verplichte en maatschappelijk
gewenste stal- en bedrijfsvernieuwing voor onder meer dierenwelzijn (meer ruimte per
dierplaats), brandveiligheid (grotere afstand tussen stallen) en mestverwerking?
Antwoord 5
Nee, zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Wat is het perspectief voor agrarische bedrijven in overloopgebieden en andere buitendijkse
gebieden als nauwelijks ruimte geboden wordt voor wettelijk verplichte of juridisch
noodzakelijke bedrijfsontwikkeling en stalvernieuwing, inclusief financiering daarvoor?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 4, de bepalingen uit artikel 5 van de Bgr bieden ruimte
voor dergelijke noodzakelijke activiteiten.
Vraag 7
Heeft de voorgenomen wijziging van de Beleidslijn Grote Rivieren gevolgen voor het
gebruik van (dierlijke) meststoffen?
Antwoord 7
Nee.
Vraag 8
Deelt u de analyse dat de forse inperking van de toekomstige gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden
in een gebied als de Kampereilanden, waarbij ook waterveilige woningbouw op terpen
onmogelijk lijkt te worden gemaakt, de leefbaarheid van zo’n gebied onder grote druk
zetten?
Antwoord 8
Nee, deze analyse wordt niet gedeeld. We hebben kennisgenomen van de zorgen uit dit
gebied. Er heeft een ambtelijk gesprek plaatsgevonden met de gemeente Kampen. Tijdens
dit overleg is besproken hoe het gemeentelijke en provinciale beleid zich verhoudt
tot de geactualiseerde Bgr 2025. Gebleken is dat de beleidskaders goed op elkaar aansluiten.
De actualisatie van de Bgr vormt geen significante belemmering voor de huidige gebruiksfuncties
en activiteiten en de ontwikkelmogelijkheden in het gebied, ook omdat alle bestaande
bebouwing (woningen, (agrarische) bedrijven, etc.) en bijbehorende erven op het Kampereiland
buiten het toepassingsbereik van de Bgr vallen en deze uitzonderingspositie ook onder
de Bgr 2025 behouden blijft. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Vraag 9
Waarom zouden de huidige afspraken voor Kampereilanden als overloopgebied, waarbij
is vastgelegd dat alle ontwikkelingen op de Kampereilanden overstromingsbestendig
moeten zijn en er zo nodig compensatie voor waterberging plaatsvindt, onvoldoende
waarborgen bieden voor de (toekomstige) waterveiligheid?
Antwoord 9
De voormalige regels boden onvoldoende waarborgen voor een toekomstbestendig rivierbeheer
en voor de waterveiligheid omdat de beleidsregels met name in het voormalige bergende
regime te veel ruimte lieten voor ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed.
Onder de voormalige regels waren grootschalige woningbouw en zelfs de aanleg van nieuwe
dorpen toegestaan, zolang er werd voldaan aan de eisen voor compensatie. Dit zou ingeval
van verwachte grotere en frequentere perioden van hoogwater grote risico's met zich
mee brengen en de ruimte van noodzakelijke rivierverruimingsmaatregelen (op termijn)
onnodig beperken en de kosten van maatregelen verhogen. Als uitwerking van de wettelijk
vastgelegde systeemverantwoordelijkheid van de Minister van IenW zijn door de actualisatie
van het beleid deze risico’s beperkt, zonder daarmee alle ontwikkelingen in het rivierbed
stop te zetten. Daarmee wordt een betere balans bereikt tussen toekomstbestendig waterbeheer
en waterveiligheid en gewenste en noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen.
Vraag 10
Waarom wilt u het onderscheid tussen het bergend deel van een rivierbed en het stroomvoerend
deel laten vervallen, terwijl er qua waterveiligheid een groot verschil zit tussen
het stroomvoerend deel van een rivierbed en bijvoorbeeld een overloopgebied beschermd
door een regionale kering dat bijvoorbeeld eens in de vijfhonderd jaar mag overstromen?
Antwoord 10
Het vasthouden aan het «ja, mits» principe van het voormalig bergend regime was onverstandig,
omdat uit onderzoek2 bleek dat dit in het rivierbed te veel ruimte gaf voor niet-riviergebonden activiteiten,
zoals grootschalige woningbouw, vakantieparken en grootschalige niet-riviergebonden
industriële bebouwing. Met de verwachte hogere rivierafvoeren en zeespiegelstijging
is terughoudendheid noodzakelijk met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen in
het rivierbed om schade te voorkomen en ruimte te houden voor toekomstige rivierverruiming
en dijkversterking. Daarnaast bleek het onderscheid tussen stroomvoerend en bergend
regime moeilijk te maken vanwege de complexe rivierkundige rol van gebieden tijdens
hoogwater. Waterveiligheidsexperts van het Expertise Netwerk Waterveiligheid ondersteunen
in hun advies over de actualisatie van de Bgr daarom ook de keuze voor uniforme regels
voor alle gebieden in het rivierbed die vallen onder het toepassingsbereik van de
Bgr.
Voor een aantal specifieke locaties, zoals de Kampereilanden, de Afgedamde Maas en
de Hollandse IJssel, waar buitendijks gelegen gebieden tot op zekere hoogte beschermd
zijn door aangewezen keringen wordt in 2025 nader onderzoek opgestart naar de begrenzing
van het toepassingsgebied van de Bgr. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek
wordt samen met de betreffende decentrale overheden gekeken of er aanpassingen in
het toepassingsgebied van de Bgr 2025 nodig en wenselijk zijn.
Vraag 11
Welke opties heeft u onderzocht om in overloopgebieden en andere waterbergingsgebieden
meer of minder ruimte te geven voor niet riviergebonden activiteiten ten opzichte
van het stroomvoerende deel van rivierbedden? Waarom heeft u niet voor een minder
vergaande optie gekozen?
Antwoord 11
Zoals in het beleidskompas is te lezen zijn opties als een publiekscampagne en financiële
instrumenten onderzocht als mogelijke maatregelen om het beleidsdoel te realiseren.
Hoewel deze opties waardevol zijn, bieden ze op zichzelf onvoldoende garantie om ongewenste
ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed structureel te voorkomen. Daarom is ook
gekozen voor het actualiseren van de beleidsregels.
Vraag 12
Bent u bereid te bezien wat de mogelijkheden zijn om gebieden aan te wijzen, zoals
de Kampereilanden, waar meer ruimte kan komen voor niet riviergebonden activiteiten,
zoals in de grondgebonden agrarische sector, zo nodig met compenserende maatregelen
in de vorm van extra waterberging elders, waarbij de toekomstige waterveiligheid geborgd
blijft?
Antwoord 12
Ja. Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 10 wordt dit jaar gestart met nader
onderzoek naar de begrenzing van een aantal specifieke gebieden, waaronder Kampereiland,
de Afgedamde Maas en Hollandse IJssel. Verder blijven er op grond van de nieuwe Bgr
in het gehele rivierbed ontwikkelmogelijkheden voor de grondgebonde agrarische sector.
Zie ook het antwoord op onder andere vragen 4 en 8.
Vraag 13
Bent u bereid te bezien wat de mogelijkheden zijn om bestaande agrarische bedrijven
in overloopgebieden ruimte te geven om hun bedrijfslocatie aan te passen aan de wettelijke
eisen en maatschappelijke opgaven?
Antwoord 13
Ja, daar is reeds in voorzien. Deze mogelijkheden biedt de nieuwe Bgr nog steeds,
zie de antwoorden op vragen 4 en 8.
Vraag 14
Gaat u in overleg met betrokken gemeenten en de agrarische sector over de mogelijkheden
om onnodig grote gevolgen van de te wijzigen Beleidslijn Grote Rivieren, en daarmee
samenhangende regelgeving, te voorkomen?
Antwoord 14
De verwachting is dat er geen sprake zal zijn van grote gevolgen voor de grondgebonden
agrarische sector. Mocht dit desondanks in een bepaalde situatie toch het geval zijn,
dan is er uiteraard de bereidheid om hierover in overleg te treden.
Vraag 15
Hoe worden agrarische bedrijven financieel gecompenseerd of anderszins perspectief
geboden, mocht de voorgenomen wijziging doorgezet worden?
Antwoord 15
De grondgebonden agrarische sector wordt nog steeds perspectief geboden, door de uitzonderingsmogelijkheden
die daarvoor expliciet in de nieuwe Bgr zijn opgenomen, zie het antwoord op vraag
4.
Daarnaast geldt in algemene zin dat op grond van artikel 15.1 van de Omgevingswet
iedereen het recht heeft om een verzoek tot schadevergoeding in te dienen indien daartoe
een aanleiding mocht bestaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.