Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over “de toenemende klimaatschade in Nederland”
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de toenemende klimaatschade in Nederland (ingezonden 21 januari 2025).
Antwoord van Minister Madlener (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Minister
van Klimaat en Groene Groei (ontvangen 18 februari 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Stijgende verzekeringspremies na bosbranden in LA:
gaat Nederland ook deze kant op?» in de Volkskrant van 17 januari 2025?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de waarschuwing in het artikel dat de klimaatschade in Nederland
de komende jaren sterk kan toenemen?
Antwoord 2
Het is te verwachten dat de schade de komende decennia zal toenemen. Ook verzekeraars
zien dat schade door toenemend extreem weer groeit en verwachten dat schade door extreem
weer zal toenemen2,
3.
De klimaatscenario’s (KNMI 2023)4 voor Nederland wijzen bijvoorbeeld op een verdere toename in frequentie en intensiteit
van extreme weersgebeurtenissen. Wat dit exact gaat betekenen in termen van schade
is niet aan te geven, maar in onderzoek vanuit het Nationaal Kennisprogramma Water
en Klimaat5 is becijferd dat de klimaatgerelateerde schadein de orde grootte ligt van 77,5 tot 173,6 miljard euro schade over de periode tot
2050. Op de website www.klimaatschadeschatter.nl zijn de getallen te vinden.
Kanttekeningen hierbij zijn dat dit onderzoek gedateerd is (in 2019 voor het laatst
geactualiseerd), niet uitgaat van de meest recente klimaatscenario’s en niet alle
schademechanismen zijn meegenomen (vanwege hiaten in de kennis). Er wordt op dit moment
verkend of en hoe dit geactualiseerd gaat worden.
Vraag 3
Kunt u een overzicht geven van de geschatte klimaatschade in Nederland over de afgelopen
vijf jaar, uitgesplitst naar verschillende sectoren zoals landbouw, infrastructuur,
natuur en waterbeheer?
Antwoord 3
Er is geen overzicht beschikbaar van de geschatte klimaatschade over de afgelopen
vijf jaar, uitgesplitst per sector. Wel heeft het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) in haar rapport Klimaatrisico's in Nederland (2024)6 de impact van een aantal extreme weergebeurtenissen in Nederland uiteengezet. Zo
hebben de overstromingen in Limburg in 2021 geleid tot meer dan 430 miljoen euro schade.
Ook noemenswaardig is de schade als gevolg van extreme droogte in 2018. De totale
economische schade voor de landbouw, binnenvaart en waterbeheerders bedroeg 450–2080 miljoen
euro. Naast schade is er overigens ook sprake van slachtoffers: zo heeft de hittegolf
in 2019 geresulteerd in 400 extra sterfgevallen7.
Het Verbond van Verzekeraars houdt al enkele jaren een klimaatschademonitor8 bij, maar dit betreft alleen verzekerde schade van particulieren en de grootste zakelijke
schades als gevolg van extreem weer. Voor de verzekerbare schade geldt dat ook portefeuillegroei
en inflatie bijdragen aan de omvang van de uitgekeerde schade.
Vraag 4
Kunt u een overzicht geven van de geschatte klimaatschade in Nederland voor de komende
25 jaar, uitgesplitst naar verschillende sectoren zoals landbouw, infrastructuur natuur
en waterbeheer?
Antwoord 4
Op dit moment is alleen de informatie uit de klimaatschadeschatter beschikbaar, zie
het antwoord op vraag 1.
Begin 2026 publiceert het PBL een rapport over de risico’s in het toekomstige klimaat,
op basis van onder meer de nieuwe klimaatscenario’s (2023) van het KNMI. Hierin zullen
de risico’s voor een groter aantal sectoren worden onderzocht.
Vraag 5
Hoe verhoudt de klimaatschade in Nederland zich tot andere Europese landen?
Antwoord 5
De economische schade in de EU in de periode 1980–2020 als gevolg van klimaatverandering
wordt in Europese studies geschat op € 433–487 miljard en het aantal (voortijdige)
sterfgevallen op 86.000–138.0009. Voor Nederland geven deze studies over dezelfde periode een geschatte schade van
€ 9,3–9,6 miljard en het aantal voortijdige sterfgevallen op 1 734 – 3 919. De economische
schade in Nederland ligt, met 2% van de totale schade in de EU, ver onder het gemiddelde
van de EU, zowel op lidstaatniveau als per hoofd van de bevolking. Hetzelfde geldt
voor het aantal voortijdige sterfgevallen.
Vraag 6
Welke gebieden in Nederland lopen het grootste risico op ernstige klimaatschade en
welke specifieke maatregelen neemt u voor deze regio's?
Antwoord 6
Er zijn grote regionale verschillen in Nederland voor wat betreft de kwetsbaarheid
voor de effecten van klimaatverandering. Schade door extreme neerslag kan lokaal overal
voorkomen, maar op regionale schaal meer tot problemen leiden in heuvellandschap,
beekdalen en polders. Met name in het westen van het land, maar ook andere gebieden
met veenbodems speelt ook het probleem van bodemdaling, waardoor de schade door wateroverlast
toe kan nemen. Dit zijn ook gebieden die gevoelig zijn voor funderings- en zettingsschade
aan gebouwen en infrastructuur. Schade en inkomstenderving door zoetwatertekort speelt
meer op de hoge zandgronden van Nederland, en daar waar de zoetwaterbeschikbaarheid
afhankelijk is van de aanvoer vanuit de rivieren.
Voor de BES-eilanden geldt dat daar specifieke dreigingsbeelden van klimaateffecten
bestaan, zo is bijvoorbeeld schade door orkanen een veel prominenter risico dan in
Europees Nederland. IenW ontsluit gedetailleerdere informatie over gevolgen van klimaatverandering
voor bepaalde gebieden via de Klimaateffectatlas10 en de Klimaateffectatlas voor Caribisch Nederland11.
De benodigde maatregelen zijn erg afhankelijk van de lokale en regionale problematiek.
In het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) werken het Rijk, provincies, gemeenten
en waterschappen samen aan de opgave om Nederland zo in te richten dat we schade als
gevolg van toenemende droogte, hevige neerslag en overstromingen kunnen beperken.
Via dit programma heeft het Rijk met de Tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie
2021–202712 200 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een versnelling in de uitvoering van lokale
en regionale klimaatadaptatiemaatregelen. Daarbij was sprake van cofinanciering, de
bijdrage van andere overheden bedroeg 400 miljoen euro. Ook voor de aanpak van hittestress
heeft dit meekoppelkansen geboden.
Vraag 7
Welke aanvullende investeringen of maatregelen acht u noodzakelijk om de verwachte
klimaatschade te beperken?
Antwoord 7
Voor het beperken van klimaatschade is inzet nodig op het gebied van mitigatie en
op het gebied van klimaatadaptatie. Zoals aangekondigd in de Klimaatnota 2024 werkt
het kabinet momenteel aan maatregelen om het 2030-doel van 55% reductie binnen bereik
te brengen. Hierover vindt in het voorjaar besluitvorming plaats.
Ook werkt het kabinet aan het tweede Klimaatplan op basis van de Klimaatwet. Dit plan
wordt uiterlijk 1 april 2025 aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit Klimaatplan gaat
in op het beleid dat in gang wordt gezet richting klimaatneutraliteit in 2050, en
bevat het ontwerp van de beleidsagenda voor de jaren 2025–2035.
Zoals afgesproken in het Regeerprogramma komt het kabinet in 2026 met een nieuwe Nationale
Klimaatadaptatiestrategie waarin aangegeven wordt wat het Rijk zal doen om de verwachte
klimaatschade te beperken, maar ook welke maatregelen andere partijen – zoals bewoners,
bedrijven, maatschappelijke organisaties en decentrale overheden- kunnen nemen. Het
beperken van klimaatschade is namelijk niet alleen de verantwoordelijkheid van het
Rijk.
Daarnaast worden onder regie van de Minister van IenW bovenregionale stresstesten
wateroverlast uitgevoerd. Dit moet eind 2025 een landelijk beeld opleveren met knelpunten
als gevolg van grootschalige extreme neerslag. Dit beeld zal de basis zijn voor verdere
dialogen over mogelijke maatregelen.
In de kabinetsappreciatie van de KNMI ’23 scenario’s is aangegeven hoe de scenario’s
doorwerken in rijksbeleid13.
Vraag 8
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de klimaatschade eerlijk wordt verdeeld, volgens de principes
van de vervuiler/veroorzaker betaalt en niet onevenredig voor rekening komt van burgers
en al helemaal niet burgers met lagere inkomens?
Antwoord 8
Het kabinet werkt aan het tweede Klimaatplan op basis van de Klimaatwet. Dit zal uiterlijk
1 april worden aangeboden aan de TK. Het Klimaatplan beschrijft rechtvaardigheid als
uitgangspunt in het klimaatbeleid, en maakt concreet vanuit welke principes het kabinet
hieraan invulling heeft. Er wordt gewerkt aan een evaluatiekader om in evaluaties
het beleid aan deze principes te kunnen toetsen. De principes die vraagsteller noemt,
zijn onderdeel van de principes die het kabinet heeft geformuleerd en waarmee in de
besluitvorming over het klimaatbeleid rekening wordt gehouden.
Ten behoeve van het ontwikkelen van de in het regeerprogramma aangekondigde Nationale
Klimaatadaptatiestrategie (2026) wordt een sociale impactanalyse opgesteld met als
doel om inzicht te geven in het verdelingsvraagstuk achter klimaatadaptatiebeleid,
ook voor Caribisch Nederland. De inzichten uit de sociale impactanalyse worden ingezet
in de Nationale Klimaatadaptatiestrategie om bij te dragen aan beleidskeuzes die de
gevolgen van klimaatverandering eerlijker verdelen tussen verschillende groepen.
Daarnaast is naar aanleiding van de motie van de leden De Hoop en Bromet een interdepartementale
werkgroep opgericht om een verkenning te doen naar oplossingsrichtingen om te voorkomen
dat mensen met lage- en middeninkomens achterblijven in de minst toekomstbestendige
woningen. Hierover is de Kamer geïnformeerd in de verzamelbrief voor het WGO Water
van 19 november 202414.
Vraag 9
In hoeverre wordt bij (economische) beleidsafwegingen rekening gehouden met klimaatschade,
aangezien de klimaatdoelen uit zicht raken en noodzakelijke hervormingen en structurele
oplossingen voor de klimaatcrisis uitblijven, zowel op het gebied van de eiwittransitie
als de ideologie van oneindige en «groene» groei?
Antwoord 9
Economisch beleid wordt geformuleerd vanuit het perspectief van brede welvaart. Het
voorkomen van klimaatschade is daar een onderdeel van, net als materiële welvaart.
Daarom streeft het kabinet naar groene groei. Brede welvaart wordt op drie manieren
meegenomen in de economische beleidsafweging:
– Ten eerste is brede welvaart onderdeel van het Beleidskompas. Onderdeel van het Beleidskompas
is de Gevolgenscan. Door middel van de Gevolgenscan worden de beleidseffecten op verschillende
dimensies van brede welvaart, waaronder klimaatschade, in kaart gebracht.
– Ten tweede kunnen met een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) beleidswijzigingen
worden beoordeeld op de gevolgen voor maatschappelijke baten en kosten. Klimaatschade
wordt meegenomen in de MKBA via CO2-prijzen die exponentieel oplopen richting 2050.
– Ten derde wordt gewerkt aan betere integratie van de factsheets Brede Welvaart van
het CBS in de begrotings- en verantwoordingscyclus. In de Kamerbrief van 8 oktober
2024 kondigt het Ministerie van Financiën aan dat deze factsheets verder worden doorontwikkeld
en voortaan worden gepubliceerd op Verantwoordingsdag, ten eerste in 2026, bij de
jaarverslagen van de departementen.
Verder heeft de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) op 12 juni 2024
het advies «Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat» uitgebracht. Daarbij
werd door de Rli terecht geconstateerd dat financiële prikkels om klimaatverandering
mee te laten wegen bij investeringsbeslissingen onvoldoende ontwikkeld zijn. In de
kabinetsreactie is aangegeven hoe het Rijk de aanbevelingen oppakt.15
Daarnaast wordt door het Ministerie van IenW gewerkt aan het goed ontsluiten van bestaande
data en beleidsinformatie over overstromings- en klimaatrisico’s, zodat er betere
inschattingen gemaakt kunnen worden door financiële instellingen en bedrijven. Dit
is belangrijk omdat banken, verzekeraars en bedrijven vanuit hun toezicht- en rapportageverplichtingen
rekening moeten houden met hoe fysieke risico’s als gevolg van overstromingen en klimaatverandering
hun portefeuilles en bedrijfsprocessen raken. Ook aanbieders van vitale infrastructuur,
zoals netbeheerders en het Rijk zelf moeten, mede als gevolg van de implementatie
van CER-richtlijn (de Wet Weerbaarheid Kritieke Entiteiten), beter nadenken over hoe
overstromings- en klimaatrisico’s tot uitval kan leiden die enorme gevolgen kan hebben
voor de maatschappij. Beter inzicht in risico’s en onzekerheden helpt hen om goede
investeringsbeslissingen te nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.