Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Gabriëls en Piri over de erkenning van het recht op een gezonde leefomgeving in het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens
Vragen van de leden Gabriëls en Piri (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de erkenning van het recht op een gezonde leefomgeving in het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (ingezonden 16 januari 2025).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 18 februari 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Actiegroep pleit voor wettelijk recht op gezond
milieu: Nederland blijft achter»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens met de stelling van het artikel, dat Nederland achterloopt op andere
EU-landen als het gaat om het wettelijk verankeren van het recht op een gezond milieu,
gezien landen zoals Duitsland, België en Frankrijk dit recht al grondwettelijk hebben
vastgelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u voornemens dit recht ook in Nederlandse
wetgeving op te nemen?
Antwoord 2
Het klopt dat er een aantal EU-lidstaten zijn die expliciet een vorm van het recht
op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu erkennen in hun Grondwet of in nationale
wetten. Echter, evenals Duitsland en diverse andere EU-lidstaten, waaronder Denemarken
en Zweden,2 heeft Nederland dit recht niet expliciet in de Grondwet verankerd. In lijn met artikel 37
van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag betreffende
toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake
milieuaangelegenheden (het Verdrag van Aarhus) biedt het Nederlandse rechtssysteem
een hoog niveau van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu,
waarmee invulling wordt gegeven aan mogelijke componenten van het recht. Zie in dat
kader bijvoorbeeld artikel 21 van de Grondwet, de Omgevingswet, de Wet milieubeheer
(en de bijbehorende besluiten), de Wet bodembescherming en de Klimaatwet, in combinatie
met de directe doorwerking van de mensenrechtenverdragen waar Nederland partij bij
is.
De inspanningsverplichting van artikel 21 van de Grondwet is in de Omgevingswet uitgewerkt.
De Omgevingswet heeft namelijk tot doel de bewoonbaarheid van het land en de bescherming
en verbetering van het leefmilieu te waarborgen. Daartoe verplicht de wet een ieder
tot het voldoende zorg dragen voor de fysieke leefomgeving en moet voorkomen dat door
zijn handelen nadelige gevolgen voor het milieu optreden. De wet en de bijbehorende
algemene maatregelen van bestuur stellen verder brede sets concrete eisen die deze
zorg borgen. Verder is het recht vertaald in diverse sectorale wetten, zoals de Wet
milieubeheer en de Kernenergiewet. Daarin is opgenomen dat een ieder voldoende zorg
voor het milieu in acht moet nemen en moet voorkomen dat door zijn handelen nadelige
gevolgen voor het milieu optreden.
Er is op dit moment geen eenduidige uitleg of interpretatie van het recht op een schoon,
gezond en duurzaam leefmilieu of een eenduidige toepassing van het recht door de verschillende
lidstaten van de EU en de Raad van Europa (RvE). Op dit moment bestudeert Nederland
de erkenning van dit recht nader in de context van de RvE. Het Stuurcomité mensenrechten
van de RvE (CDDH), heeft een rapport opgesteld over mogelijke juridisch bindende en
niet-juridisch bindende instrumenten op het gebied van mensenrechten en milieu. Uw
Kamer wordt over deze inzet t.z.t. geïnformeerd per Kamerbrief conform motie 32 735 nr. 373.
Vraag 3
Is het standpunt van het kabinet nog steeds dat Nederland het werk van de Raad van
Europa zal versterken in lijn met de VN-resoluties waarin het recht op een schoon,
gezond en duurzaam leefmilieu wordt erkend, zoals eerder is beantwoord in reactie
op Kamervragen door het Eerste Kamerlid De Boer? Zo nee, waarom niet?3
Antwoord 3
In de reactie op de Kamervragen gesteld door het Eerste Kamerlid De Boer, waarnaar
in de vraag wordt verwezen, is aangegeven dat Nederland in de Mensenrechtenraad van
de Verenigde Naties (MRR) en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN)
vóór resoluties heeft gestemd waarin het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu
wordt erkend. In diezelfde beantwoording van deze Kamervragen is tevens aangegeven
dat Nederland tijdens de Top van 2023 in Reykjavik, tezamen met alle andere RvE-lidstaten,
heeft ingestemd om in lijn met deze resoluties het werk van de RvE ten aanzien van
de mensenrechtenaspecten hiervan te versterken.
Deze inzet is conform de Beleidsnota Mensenrechten, Democratie en Internationale Rechtsorde,
waarin is opgenomen dat Nederland zich inzet voor een eerlijke en inclusieve transitie
en vermindering van klimaatkwetsbaarheid door ondersteuning van het recht op een schoon,
gezond en duurzaam leefmilieu.4
Vraag 4
Gaat Nederland de erkenning van het recht op een gezond leefmilieu in het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens ondersteunen tijdens de vergaderingen van het
Committee of Ministers op 23 januari en 25 februari 2025, in navolging van de VN-resoluties?
Antwoord 4
De resoluties van de AVVN en MRR waarin het recht op een schoon, gezond en duurzaam
leefmilieu wordt erkend, zijn niet bindende instrumenten. Een equivalent hiervan zou
een erkenning van het recht zijn in een niet-bindende aanbeveling van het Comité van
Ministers. Dat is echter niet hetzelfde als de erkenning van het recht op een schoon,
gezond en duurzaam leefmilieu in het systeem van het Europees verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM), bijvoorbeeld in een additioneel protocol bij het EVRM.
Het CDDH, waarin alle 46 RvE-lidstaten zijn vertegenwoordigd, heeft recentelijk een
rapport aangenomen waarin de noodzaak en haalbaarheid wordt onderzocht van een eventueel
nader bindend of niet-bindend instrument op het gebied van mensenrechten en milieu.
In het rapport wordt het huidige beschermingsniveau op het gebied van milieu en mensenrechten
beschreven en zijn op een neutrale wijze diverse mogelijkheden uiteengezet voor wat
betreft juridisch bindende en niet-juridisch bindende instrumenten op het gebied van
mensenrechten en milieu. Het CDDH heeft op basis van de inhoud van het rapport een
tweetal conclusies aangenomen, die ter bespreking zullen worden voorgelegd aan het
Comité van Ministers van de RvE. Deze conclusies lopen overigens niet vooruit op een
eventuele keuze voor een aanvullend instrument, en geven de volgende overwegingen
mee aan het Comité van Ministers van de RvE (vertaald naar het Nederlands):5
– Het onderzoeken van de mate en/of reikwijdte van politieke steun voor elk van de opties
die door het CDDH zijn geïdentificeerd voor verder werk op het gebied van mensenrechten
en het milieu, inclusief of een nieuw instrument moet worden opgesteld, al dan niet
juridisch bindend, dat het mensenrecht op een gezond milieu garandeert, alsook wat
de meest geschikte vorm van een instrument zou zijn;
– Het CDDH opdracht geven een verdere analyse uit te voeren met betrekking tot de aard,
inhoud en implicaties van het mensenrecht op een schoon, gezond en duurzaam milieu,
om verder te onderzoeken of het recht neergelegd zou moeten worden in een nieuw instrument
en, in het geval dat zo is, wat de meest geschikte vorm van het instrument zou moeten
zijn.
De in deze Kamervragen genoemde data betreffen vergaderingen van de Rapporteurgroep
Mensenrechten (GR-H). In dit gremium zal geen politieke beslissing worden genomen.
De precieze datum van agendering in het Comité van Ministers is vooralsnog niet bekend.
Het rapport is online raadpleegbaar.6
Nederland heeft enkel vanuit een technisch-juridische invalshoek aan de discussie
binnen het CDDH deelgenomen zonder zich te verbinden aan vervolgstappen. Nederland
heeft derhalve geen positie ingenomen voor wat betreft de keuze van een nader instrument
in het kader van de RvE. Momenteel wordt een Kamerbrief voorbereid met een appreciatie
van het CDDH rapport, met inbegrip van een exercitie van de verschillende opties en
welke implicaties die opties hebben voor Nederland, alsook de voorgestelde nationale
positie. Uw Kamer wordt t.z.t. over deze inzet geïnformeerd per Kamerbrief conform
motie 32 735 nr. 373.
Vraag 5
Gaat Nederland zich daarbij aansluiten bij de negen landen, waaronder Frankrijk, Spanje,
Portugal en IJsland, die hun steun al hebben uitgesproken voor de erkenning van dit
recht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Op dit moment wordt een Kamerbrief voorbereid met een appreciatie van het CDDH rapport.
Op basis hiervan zal een nationale positie worden voorgesteld. Uw Kamer wordt t.z.t.
over deze inzet geïnformeerd per Kamerbrief conform motie 32 735 nr. 373.
Vraag 6
Welke afgevaardigden zullen namens Nederland de vergaderingen gaan bijwonen?
Antwoord 6
Alvorens documenten worden voorgelegd aan het Comité van Ministers van de RvE, zijn
er diverse voorportalen binnen de RvE waarin de documenten zullen worden besproken.
In dit geval zal het gaan om de Rapporteurgroep Mensenrechten (GR-H). Afgevaardigden
van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de RvE
nemen deel aan de GR-H en het Comité van Ministers.
Vraag 7
Deelt u de mening dat door de oplopende milieuproblemen en de verergerende klimaatcrisis
in Europa en de rest van de wereld, de erkenning van het recht op een gezonde leefomgeving
in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens een dringende noodzaak is? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 7
Op 16 en 17 mei 2024 vond de vierde Top van de RvE plaats in Reykjavik, IJsland. Tijdens
de Top werd de urgentie van gecoördineerde actie om het milieu te beschermen middels
het tegengaan van de triple planetary crises van vervuiling, klimaatverandering en biodiversiteitsverlies benadrukt. Daarom is
besloten dat de RvE het werk met betrekking tot mensenrechten en het milieu zal gaan
versterken en dat milieu meer een prioriteit moet worden voor de RvE. Dit is opgenomen
in Appendix V van de Reykjavik Verklaring. De Verklaring is gebaseerd op de politieke
erkenning van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu, overeenkomstig
AVVN Resolutie 76/300 (Appendix V, politieke eindverklaring). De Verklaring is door
alle RvE-lidstaten gesteund, ook door Nederland.7
De Verklaring ging tevens in op het werk van het CDDH en dringt erop aan dat het rapport
over de noodzaak en haalbaarheid van een eventueel aanvullend instrument op het gebied
van mensenrechten en milieu zo snel mogelijk moest worden afgerond door de CDDH. In
het CDDH rapport zijn op een neutrale wijze diverse opties uiteengezet voor juridisch
bindende en niet-juridisch bindende instrumenten. Deze opties, inclusief de implicaties
en gevolgen van de opties, worden momenteel onderzocht. Uw Kamer wordt t.z.t. over
deze inzet geïnformeerd per Kamerbrief conform motie 32 735 nr. 373.
Vraag 8
Erkent u dat de vervuiling van het milieu, zoals blijkt uit de vele milieu-incidenten
in het hele land, het gevolg is van het ontbreken van een stevige juridische basis
voor de bescherming van het recht op een gezond leefmilieu? Zo ja, deelt u dan niet
de mening dat de erkenning van dit recht op zowel nationaal als Europees niveau cruciaal
is om vervuiling van het milieu zo veel als mogelijk te voorkomen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Nederland is gebonden aan diverse internationale en Europeesrechtelijke instrumenten
op het gebied van milieu. Deze instrumenten zien op de bescherming van het milieu
en het tegengaan van milieuvervuiling en milieuschade.
Wat de erkenning van een eventueel recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu
zou kunnen betekenen (en in welke vorm) wordt momenteel onderzocht door het kabinet.
Dit wordt mede op basis van het openbare CDDH-rapport gedaan. Uw Kamer wordt t.z.t.
over deze inzet geïnformeerd per Kamerbrief conform motie 32 735 nr. 373.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het opnemen van het recht op een gezond leefmilieu zou bijdragen
aan zowel de bescherming van de mens en natuur, maar ook een belangrijke stimulans
is voor het ontwikkelen van krachtig beleid op het gebied van milieu en klimaat? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 9
Wat een eventueel recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu zou kunnen betekenen
(en in welke vorm) wordt momenteel onderzocht. Dit wordt mede op basis van het openbare
CDDH-rapport gedaan. Daarbij wordt ook gekeken naar de verhouding van zo’n recht tot
milieu- en klimaatbeleid. Uw Kamer wordt t.z.t. over deze inzet geïnformeerd per Kamerbrief
conform motie 32 735 nr. 373.
Vraag 10
Deelt u de overtuiging dat de erkenning van dit recht kan bijdragen aan meer rechtszekerheid
en samenhang waarmee er een gelijker speelveld komt in Europa? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Wat een eventueel recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu zou kunnen betekenen
(en in welke vorm) wordt momenteel door het kabinet onderzocht. Dit wordt mede op
basis van het openbare CDDH-rapport gedaan. Daarbij wordt ook gekeken naar wat zo’n
recht zou kunnen bijdragen aan het bestaande nationale recht en welke mogelijke gevolgen
zo’n recht kan hebben. Uw Kamer wordt t.z.t. over deze exercitie en voorgestelde inzet
geïnformeerd per Kamerbrief conform motie 32 735 nr. 373.
Vraag 11
Klopt het dat u op 14 mei 2025 een beslissing moet nemen over de positie van Nederland
met betrekking tot de erkenning van het recht op een gezond leefmilieu in Europa tijdens
de 134ste sessie van het Committee of Ministers? Bent u bereid om tijdens die sessie
alles in het werk te stellen om te zorgen dat het recht op een schoon leefmilieu erkend
wordt in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, om zodoende het werk van
de Raad van Europa te versterken? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 11
Op 13 en 14 mei 2025 zal de jaarlijkse ministeriële vergadering van de RvE plaatsvinden.
De agenda van deze vergadering is nog niet vastgesteld. Ook staat nog niet vast dat
het rapport van het CDDH waarin de noodzaak en haalbaarheid wordt onderzocht van een
eventueel nader bindend of niet-bindend instrument op het gebied van mensenrechten
en milieu ook daadwerkelijk op de agenda staat.
Ik kan op dit moment geen uitspraken doen over een nationale positie aangaande dit
recht, omdat op dit moment nog onderzoek wordt gedaan ter voorbereiding van een voor
te stellen nationale positie. Uw Kamer wordt t.z.t. hierover geïnformeerd per Kamerbrief
conform motie 32 735 nr. 373.
Vraag 12
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.