Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de voorhang subsidieregeling Instructeursbeurs mbo 2025 (Kamerstuk 31524-635)
2025D06089 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 29 januari 2025 inzake de Voorhang subsidieregeling
Instructeursbeurs mbo 2025 (Kamerstuk 31 524, nr. 635).
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de PVV-fractie
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de NSC-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie zijn tevreden met dit voorstel van de Minister. Tevens
zijn deze leden tevreden, dat ook «nieuwe» instructeurs in 2025 gebruik kunnen maken
van deze regeling en dat de Minister het negatieve advies van het ATR1 naast zich heeft neergelegd. Het is volgens de leden ook mooi, dat het eventuele
restant van het budget voor 2025, € 800.000,–, wordt toegevoegd aan de regeling voor
de zij-instromers.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn positief over de regeling, maar hebben
nog enkele vragen. Als de instructeursbeurs volgend jaar ophoudt te bestaan, welke
middelen worden er dan beschikbaar gesteld voor professionalisering van mbo-instructeurs
en mbo-docenten? Uit de ervaringen van gebruikers komt namelijk naar voren dat de
beurs voor velen leidt tot verbeterde didactische en pedagogische competenties, wat
mogelijk de kwaliteit van het onderwijs en het vertrouwen in de eigen onderwijsvaardigheden
bevordert. Het verhogen van de onderwijskwaliteit in het mbo is iets wat deze leden
zeer belangrijk achten, vandaar dat zij hopen dat de instructeursbeurs een regeling
wordt met structurele middelen of dat de Minister andere manieren voor ogen heeft
om instructeurs en docenten in het mbo te laten professionaliseren.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of er in deze subsidieronde
nog iets wordt gedaan aan het breder bekendmaken van de regeling, gezien ook de onderuitputting
die ten grondslag ligt aan de verlenging. Uit de evaluatie van Berenschotkomt naar
voren dat het bereik van de regeling beperkt is: ongeveer zes procent van de totale
doelgroep heeft gebruik gemaakt van de beurs, mogelijk door een gebrek aan bekendheid
van de beurs.2 De bekendheid van de beurs lijkt vooral te ontstaan via collega’s, wat verklaart
dat het gebruik van de beurs in bepaalde regio’s of instellingen laag blijft. Wat
gaat de Minister doen om de bekendheid en toegankelijkheid van de regeling te vergroten?
Welke formele kanalen gaat de Minister daarvoor inzetten?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Voorhang subsidieoverleg
Instructiebeurs mbo 2025. Deze leden zijn positief over het ontwerp van de Subsidieregeling
Instructeursbeurs mbo 2025 en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het beschikbare budget is aangepast van € 1.800.000,–
naar € 800.000,– als gevolg van onderuitputting in voorgaande jaren. Deze leden moedigen
realistisch begroten aan, maar vragen of de Minister de keuze voor dit bedrag nader
kan duiden en of de verwachting is dat dit budget wel uitgeput wordt. Zij vragen voorts
of er voldoende is gedaan om de bekendheid van deze regeling te vergroten, gezien
het feit dat deze subsidieregeling kan bijdragen aan het verminderen van het lerarentekort.
Is de Minister voornemens hier extra aandacht aan te besteden, zowel onder instructeurs
als onderwijsinstellingen? Zo ja, welke impact zou dit hebben op de uitvoerbaarheid
van deze subsidieregeling?
De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van het ATR dat dit adviseert de subsidie
niet in te dienen of vast te stellen.3 Het ATR merkt op dat de uitwerking van het voorstel niet voldoende is onderbouwd
voor een goed afgewogen besluit, met als reden dat de evaluatie van de oorspronkelijke
regeling niet tijdig is gestart. Deze leden begrijpen dat het toch invoeren van deze
regeling kan bijdragen aan het carrièreperspectief van onderwijspersoneel, maar vragen
waarom is besloten het advies van de ATR terzijde te leggen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van het ATR dat het onbekend is hoe
effectief en doelmatig de oorspronkelijke regeling was. Welke aanpassingen zijn er
gedaan om ervoor te zorgen dat de nieuwe subsidieregeling wel effectief en doelmatig
gaat zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen dat een verplichting voor een subsidie inhoudt dat
een student ten minste vijftien studiepunten moet behalen. Om welke reden is een resultaat
van 15 studiepunten als eis voor een subsidie vastgesteld? En waarom is de eis van
15 studiepunten ook vastgesteld voor studenten die per februari starten?
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de Voorhang subsidieregeling
Instructiebeurs mbo 2025 en hebben hierover een aantal opmerkingen en vragen.
De leden van de NSC-fractie vinden het belangrijk dat mensen die werkzaam zijn in
het primaire onderwijsproces volop kansen krijgen en gestimuleerd worden om zich in
professioneel opzicht verder te blijven ontwikkelen. Dit kan de kwaliteit van het
onderwijs alleen maar ten goede komen. Deze leden onderschrijven dan ook het doel
dat met de subsidieregeling Instructiebeurs mbo 2025 wordt beoogd.
Wel hebben de leden van de NSC-fractie met enige verontrusting gekeken naar de manier
waarop de subsidieregeling, tegen het advies van het ATR in, is voortgezet ondanks
dat de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling op dat moment nog onduidelijk
was. Deze leden menen daarin namelijk een terugkerend patroon te zien waarbij subsidies
door het Ministerie van OCW worden uitgekeerd, terwijl de effectiviteit ervan onvoldoende
geborgd is. Dat is in ieder geval een conclusie die ook de Algemene Rekenkamer al
meermaals heeft moeten trekken in haar verantwoordingsonderzoeken van de afgelopen
jaren; geld wordt uitgegeven terwijl onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het ook
ergens toe leidt. Zij vragen hoe het kan dat, de herhaaldelijke bevindingen van de
Algemene Rekenkamer ten spijt, de Minister er maar niet in lijkt te slagen hierin
verbetering aan te brengen. Kan de Minister hier een verklaring voor geven? En kan
de Minister aangeven welke maatregelen hij neemt om hierin verbetering aan te brengen?
De leden van de NSC-fractie vragen daarbij ook welke subsidieregelingen in het verleden
niet zijn voortgezet omdat de doelmatigheid en doeltreffendheid ervan onvoldoende aangetoond
kon worden.
Het stelt de leden van de NSC-fractie gerust dat uit het inmiddels verschenen evaluatierapport
blijkt dat instructeurs evenwel dankbaar gebruik van de subsidieregeling weten te
maken en dat naar verwachting velen van hen hierdoor een nieuwe opleiding afronden.
Tegelijkertijd merken deze leden op dat maar zeer weinig instructeurs een beroep doen
op de regeling en dat sinds de invoering ervan er jaarlijks een forse onderuitputting
van het beschikbare budget is.
Kan de Minister aangeven waarom vanaf 2020 tot en met 2023 het beschikbare budget
gelijk is gebleven aan € 1.800.000,–, ondanks dat jaar in jaar uit hoogstens een kwart
van het budget is uitgekeerd? Waarom is het budget niet bijgesteld? Welke maatregelen
zijn er in die periode genomen in antwoord op deze forse onderuitputting? Wat is er
met het resterende geld gebeurd?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorhang en
hebben verder geen vragen.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.