Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over het beschermen van dieren tegen hitte
Vragen van het lid Ouwehand (Partij voor de Dieren) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het beschermen van dieren tegen hitte (ingezonden 8 juli 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
11 februari 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2158.
Vraag 1
Bent u van mening dat het belangrijk is om dieren te beschermen tegen de hitte?
Antwoord 1
Ik vind het belangrijk om dieren te beschermen tegen negatieve welzijnseffecten die
op kunnen treden ten gevolge van hitte.
Vraag 2
Onderschrijft u de wetenschappelijke vaststelling van de European Food and Safety
Authority (EFSA) dat bij vleesvarkens al bij 25 graden Celsius hittestress optreedt,
met een versnelde hartslag, stijgende bloeddruk en versnelde oppervlakkige ademhaling
als gevolg?1
Antwoord 2
EFSA beschrijft verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd naar het effect van
warmte op dieren en noemt daarbij de Upper Criticial Temperature (UCT, de temperatuur waarboven het dier significant meer gebruik moet maken van fysiologische
processen om te voorkomen dat de lichaamstemperatuur stijgt tot boven de normaalwaarde).
Hierbij worden voor verschillende categorieën varkens (zeugen, vleesvarkens, beren,
gelten) van verschillende gewichten verschillende UCT’s aangegeven. Die verschillen
kunnen verklaard worden door verschillen tussen de onderzoeken (verschillende rassen,
verschillen in huisvesting, verschillen in eten etc.). Aan de hand van de resultaten
van deze onderzoeken, schat EFSA in dat de UCT voor vleesvarkens 25 graden Celsius
is. Hiermee is niet gezegd dat vleesvarkens boven deze temperatuur ook daadwerkelijk
hittestress ervaren, maar wel dat het risico op het ervaren van hittestress vanaf
die temperatuur toeneemt. Daarbij zijn er ook andere factoren die dit risico beïnvloeden,
zoals bijvoorbeeld de luchtvochtigheid.
Vraag 3
Onderschrijft u de wetenschappelijke vaststelling van de EFSA dat vleeskuikens door
hun extreme gewicht, waarop ze zijn doorgefokt, hun warmte niet goed kwijt kunnen
en door hun snelle stofwisseling zelf meer warmte produceren, waardoor ze al bij 25
graden last kunnen hebben van hittestress?2
Antwoord 3
Snelgroeiende vleeskuikens zijn sensitiever voor warme omgevingstemperaturen vanwege
een hogere eigen warmteproductie. Voor pluimvee gebruikt EFSA een andere methode om
de kritieke temperaturen voor transport te berekenen. EFSA geeft daarbij aan dat pluimvee
– waaronder ook vleeskuikens – vanaf 22 graden Celsius risico lopen om hittestress
te ervaren, sterk afhankelijk van de luchtvochtigheid. Net als bij het antwoord op
vraag 2 gaat het hier dus om een risico. Het risico op het ervaren van hittestress
neemt toe naarmate de temperatuur en/of de luchtvochtigheid toeneemt.
Vraag 4
Onderschrijft u de wetenschappelijke vaststelling van de EFSA dat koeien al bij temperaturen
boven de 25 graden niet op transport zouden moeten worden gezet, omdat dit hun welzijn
ernstig aantast?3
Antwoord 4
Hier geldt hetzelfde als bij het antwoord op vraag 2. Op basis van beschikbare wetenschappelijke
literatuur schat EFSA de UCT voor koeien in op 25 graden Celsius. Hiermee is niet
gezegd dat koeien boven deze temperatuur ook daadwerkelijk hittestress ervaren, maar
wel dat het risico op het ervaren van hittestress vanaf die temperatuur toeneemt.
Daarbij zijn er ook andere factoren die dit risico beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld
de luchtvochtigheid.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat het nog steeds is toegestaan om dieren bij 35 graden op transport
te zetten?
Antwoord 5
Op dit moment geldt de beleidsregel diertransport bij hoge temperaturen. Met deze
beleidsregel wordt voor de situatie van vervoer bij hoge temperaturen een invulling
gegeven aan het begrip «vervoeren of laten vervoeren van dieren op zodanige wijze
dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent» uit artikel 3
van Europese Verordening (EG) 1/2005 (hierna: de Transportverordening). Vervoer van
dieren onder warme weersomstandigheden kan leiden tot hittestress en lijden en daarmee
tot overtreding van dit verbod. Deze beleidsregel legt vast dat dit bij een buitentemperatuur
van 35 graden Celsius of meer altijd het geval is. Dit betekent dat het niet is toegestaan
om dieren – die onder de reikwijdte van de Transportverordening vallen – bij temperaturen
van 35 graden Celsius of meer te transporteren.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat de Kamer wil dat de maximumtemperatuur voor diertransporten
wordt verlaagd?4
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat de beleidsregel, die uw voorganger heeft voorbereid om de maximumtemperatuur
te verlagen naar 30 graden, zo goed als klaar is?
Antwoord 7
De beleidsregel waarmee de maximumtemperatuur voor diertransport verlaagd wordt, heeft
inmiddels een groot gedeelte van het proces om vastgesteld te kunnen worden, doorlopen.
De volgende processtap is notificatie bij de Europese Commissie. Deze stap neemt minimaal
drie maanden in beslag.
Vraag 8
Wanneer gaat u de aangekondigde beleidsregel notificeren bij de Europese Commissie?
Antwoord 8
Een Kamermeerderheid heeft mij gevraagd om deze beleidsregel te notificeren bij de
Europese Commissie5. Zoals ik op 7 februari aan uw Kamer heb geschreven in de Verzamelbrief Dierenwelzijn
(Kamerstuk 28 286, nr. 1380), start ik het notificatieproces.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat aan de hand van de EFSA-onderzoeken kan worden geconcludeerd
dat veel dieren bij een temperatuur van 30 graden nog steeds hittestress zullen ervaren?
Antwoord 9
Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4 gaat het hier om het risico
op het ervaren van hittestress. Het is dus geen gegeven dat dieren boven 30 graden
Celsius ook daadwerkelijk hittestress ervaren, maar wel dat het risico op het ervaren
van hittestress toeneemt naarmate de temperatuur hoger wordt.
Vraag 10
Heeft u gezien dat de Kamer heeft verzocht om de maximumtemperaturen in lijn te brengen
met de EFSA-adviezen?6, 7
Antwoord 10
Ik ben bekend met de moties die de Kamer heeft aangenomen op dit dossier.
Vraag 11
Wat gaat u met dit verzoek van de Kamer doen?
Antwoord 11
Ik start het notificatieproces bij de Europese Commissie. In mijn brief van 7 februari
(Kamerstuk 28 286, nr. 1380) heb ik geschetst hoe ik het verdere proces voor mij zie.
Vraag 12
Heeft u gezien dat uw voorganger heeft bevestigd dat het nog steeds voorkomt dat dieren
op hete dagen ellenlang in hete vrachtwagens voor de deur van slachthuizen moeten
wachten, of rondjes moeten blijven rijden tot ze worden uitgeladen?8
Antwoord 12
Ik ben bekend met de brieven die mijn ambtsvoorganger over dit onderwerp heeft gestuurd.
Vraag 13
Erkent u dat er ook een plan nodig is voor een lagere stalbezetting in warme maanden
om te voorkomen dat dieren in snikhete stallen komen te zitten of in bloedhete vrachtwagens
naar het slachthuis «moeten» worden afgevoerd omdat anders de stal te vol zou komen
te zitten?
Antwoord 13
Een plan vanuit de overheid acht ik hier niet voor nodig, ik verwacht hierbij een
zekere mate van flexibiliteit van de sector zelf. Niet alleen vanwege zaken die zich
tot op zekere hoogte laten voorspellen zoals hitte, maar bijvoorbeeld ook voor onvoorspelbare
scenario’s zoals bijvoorbeeld uitbraken van dierziekten. Het borgen van dierenwelzijn
en diergezondheid is immers de verantwoordelijkheid van de dierhouder, ook in dergelijke
situaties. Er zijn meerdere manieren om deze flexibiliteit en verantwoordelijkheid
in te regelen, waar een lagere stalbezetting er één van is. Ik vertrouw daarbij op
de kennis en ervaring binnen de Nederlandse sector om daar plannen voor te maken en
dit goed in te regelen.
Vraag 14
Kunt u bevestigen dat het voor houders van dieren wettelijk verplicht is om dieren
in weilanden te beschermen tegen slechte weersomstandigheden, waaronder hitte?
Antwoord 14
In het Besluit houders van dieren (BhvD) is vastgelegd dat een dier, indien het niet
in een gebouw wordt gehouden, bescherming moet worden geboden tegen slechte weersomstandigheden
(artikel 1.6, derde lid, BhvD).
Vraag 15
Kunt u bevestigen dat de Kamer in 2023 heeft verzocht om beschuttingsmogelijkheden
voor weidedieren landelijk te verplichten?9
Antwoord 15
Ja, dit kan ik bevestigen.
Vraag 16 en 17
Wat is uw boodschap aan veehouders die ondanks deze wettelijke verplichting hun dieren
nog steeds geen beschermingsmogelijkheden bieden tegen extreme temperaturen?
Wat gaat u doen om dieren deze zomer te beschermen op hete dagen, zowel in de stallen,
als op transport en in de weide?
Antwoord 16 en 17
Het is de verantwoordelijkheid van de houders om hun dieren te voorzien van de benodigde
beschutting tijdens warme dagen. Een deel van de houders loopt echter tegen een aantal
uitdagingen aan in het kader van vergunningverlening voor het plaatsen van beschutting
in weilanden. In dit kader is het project «Beschutting voor dieren in de weide» binnen
het programma Kennis op Maat goedgekeurd. Het doel van dit project is praktische en
juridische kennis over beschutting te verspreiden onder dierhouders, gemeentes en
andere stakeholders. Dit project loopt nu. Ik zal u via het plan van aanpak hittestress
informeren over de voortgang.
De NVWA voert in warme periodes controles uit bij veehouderijen en andere bedrijven
waarbij er extra aandacht is voor de bescherming van de dieren tegen de hitte. De
NVWA controleert of dieren in de wei voldoende beschermd worden tegen hitte en of
er voldoende aandacht is voor goede klimaatbeheersing in stallen. Daarnaast zijn er
extra controles op veetransporten bij (zeer) warme dagen. De NVWA controleert dan
extra op mogelijke symptomen van hittestress bij de dieren. De transporten worden
voornamelijk gecontroleerd op de plaats van bestemming, zodat de vervoermiddelen met
dieren niet nog een keer extra stil moeten staan tijdens de hitte.
Vraag 18
Bent u bereid om een hitteplan te ontwikkelen om te voorkomen dat dieren onnodig lijden
in warme periodes? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
Via het plan van aanpak voor hittestress bij landbouwhuisdieren werk ik al samen met
de NVWA en de sector aan het voorkomen van hittestress bij landbouwhuisdieren in de
wei, in de stal, tijdens transport en in slachterijen. In dit plan van aanpak is ook
het nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen opgenomen. In dit plan
– bestaande uit onder andere NVWA werkvoorschriften en sectorprotocollen – staat aangegeven
bij welke temperaturen welke maatregelen worden genomen bij diertransport en welke
verantwoordelijkheden de verschillende organisaties hebben.
Vraag 19
Kunt u deze vragen binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Antwoord 19
Het is vanwege de voor de beantwoording benodigde afstemming helaas niet gelukt om
de vragen binnen de daarvoor gestelde termijn te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.