Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dijk over het bericht ‘Ook na de pandemie boekt Pfizer nog een miljardenwinst’
Vragen van het lid Dijk (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Ook na de pandemie boekt Pfizer nog een miljardenwinst» (ingezonden 17 december 2024).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Staatssecretaris
van Financiën (ontvangen 11 februari 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ook na de pandemie boekt Pfizer nog een miljardenwinst»
en wat is uw reactie hierop?1
Antwoord 1
Ik ben van het bericht op de hoogte. Het maakt melding van de geconsolideerde winst
die gemaakt is door de Nederlandse Pfizer-dochter C.P. Pharmaceuticals International C.V. Het bericht geeft ook aan dat onder dit dochterbedrijf bedrijven uit zo’n 60 landen
vallen. Deze (geconsolideerde) winst bestaat daarom niet (alleen) uit de in Nederland
behaalde resultaten.
Vraag 2
Deelt u de mening en dat een winstbedrag, namelijk 11,4 miljard dollar, onacceptabel
is voor een bedrijf dat de volksgezondheid zou moeten bevorderen? Zo ja, op welke
manier gaat u dit kenbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het is niet aan mij om een waardering te geven aan de winsten die bedrijven maken,
of ze al dan niet te beperken. Ik vind wel dat bedrijven een morele plicht hebben
om de balans te houden tussen publieke inspanningen om geneesmiddelen te ontwikkelen
en bij de patiënt te krijgen, en prijzen die bedrijven voor geneesmiddelen vragen.
Temeer daar er sprake is van alsmaar stijgende uitgaven aan nieuwe geneesmiddelen.
Die worden mede veroorzaakt door hoge prijzen en leggen een grote druk op onze solidariteit.
Hoge prijzen van geneesmiddelen gaan ten koste van de betaalbaarheid van zorg. In
mijn gesprekken met fabrikanten en brancheverenigingen blijf ik dan ook aandacht vragen
voor dit onderwerp.
Vraag 3
Hoeveel van deze 11,4 miljard dollar is afgelopen jaar in Nederland verdiend? Kunt
u hiervan ook een overzicht geven van de afgelopen vijf jaar?
Antwoord 3
Ik kan geen informatie delen over de fiscale positie van een individuele belastingplichtige
op grond van de fiscale geheimhoudingsplicht van art. 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Ik kan u dan ook niet voorzien in een overzicht van de afgelopen vijf jaren.
Vraag 4
Hoeveel van deze winst is afgelopen vijf jaar geïnvesteerd in onderzoek naar nieuwe
medicijnen en hoeveel is verdwenen in de zakken van aandeelhouders?
Antwoord 4
Op grond van de beschikbare informatie is niet vast te stellen welk percentage van
de winst die in Nederland wordt gemaakt, aan R&D wordt besteed. Voor de cijfers die
het bedrijf publiceert en de bedragen die het bedrijf naar eigen zeggen in totaal
aan onderzoek en ontwikkeling besteedt, verwijs ik u naar de website en bronnen van
het bedrijf zelf2. Overigens is daaruit niet zonder meer vast te stellen welke middelen daadwerkelijk
aan het geneesmiddelenonderzoek worden uitgegeven. Een interpretatie van aan onderzoek
en ontwikkeling toe te schrijven kosten is mogelijk.
Vraag 5
Hoeveel belasting heeft Pfizer afgelopen vijf jaar bijgedragen aan de staatskas?
Antwoord 5
Ik kan geen uitspraken doen over de fiscale positie van een individuele belastingplichtige
op grond van de fiscale geheimhoudingsplicht van art. 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Vraag 6
Hoeveel euro heeft de Rijksoverheid aan Pfizer afgelopen vijf jaar betaald voor het
leveren van vaccins of medicijnen?
Antwoord 6
Hierover kan ik geen uitsluitsel geven, omdat diverse overeenkomsten met Pfizer over
de levering van (corona-)vaccins en (corona-) medicatie vertrouwelijke elementen bevatten.
Vraag 7, 8 en 9
Vind u dat er afspraken gemaakt zouden moeten worden met (farmaceutische) bedrijven
over percentages winst die zij maken over goederen of diensten die de publieke zaak
dienen? Zo ja, welke stappen gaat u hiervoor zetten? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat de monopoliemacht van sommige farmaceutische bedrijven tot overwinsten
leidt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de mening dat deze monopoliemacht van de farmaceutische industrie en de daarmee
gepaarde perverse winsten aan banden moet worden gelegd? Zo ja, welke plannen heeft
u om dit te bereiken?
Antwoord 7, 8 en 9
Ten eerste is het niet aan mij om een waardering te geven van de winsten die individuele
bedrijven maken binnen de mogelijkheden die de beschermingsmechanismen ze bieden.
Om geneesmiddelenontwikkeling te stimuleren, zijn er in de loop der jaren diverse
instrumenten ingezet die het voor fabrikanten interessant maakt innovatieve geneesmiddelen
te ontwikkelen. Door bijvoorbeeld het patentrecht en de dossierbescherming die enkele
jaren geldt, hebben fabrikanten het alleenrecht op de productie en verhandeling van
een geneesmiddel. Het is belangrijk dat patenten en aanvullende beschermingsmechanismen
vernieuwing stimuleren, maar ook voldoende ruimte bieden voor concurrentie. Maar de
maatregelen worden nu soms ook gebruikt om het alleenrecht van de fabrikant in stand
te houden. Daar ben ik zeer kritisch over, want er is dan geen ruimte voor concurrentie
door goedkopere generieke medicijnen, en de fabrikant bepaalt dan zelf de prijs van
het medicijn. De prijs wordt voor vernieuwende medicijnen vaak gebaseerd op «wat de
samenleving bereid is ervoor te betalen», en niet op gemaakte kosten en een redelijke
winst. In Nederland let de Autoriteit Consument en Markt (ACM) hierop en pakt onaanvaardbaar
gedrag aan. Internationaal kan het Europees Hof van Justitie beoordelen of farmaceutische
bedrijven geen misbruik maken van hun positie.
Met u ben ik van mening dat bedrijven geen overwinsten mogen maken over de rug van
patiënten en burgers, maar de bovengenoemde instrumenten zijn internationaal vastgelegd,
in bijvoorbeeld handelsverdragen en Europese verordeningen. Ook al vind ik dat de
huidige praktijk ongewenste effecten heeft, zorgt dit ervoor dat mijn mogelijkheden
om hier iets aan te doen, beperkt zijn. Toch vindt ook herziening van internationale
regelgeving plaats. Zo heeft de Europese Commissie wetsvoorstellen gepubliceerd ter
herziening van de EU-basiswetgeving voor geneesmiddelen, de Verordening voor geneesmiddelen
voor zeldzame ziekten en de Verordening voor geneesmiddelen voor kinderen. Doel is
om op diverse onderdelen het systeem van stimulerende maatregelen (incentives) aan
te passen, om meer te kunnen sturen op de ontwikkeling van (wees-)geneesmiddelen voor
onvervulde medische behoeften, en om concurrentie op onderdelen te vergroten. In de
bespreking van de wetgeving zet ik mij actief in voor een werkbaar systeem dat meer
tegemoetkomt aan de behoeften van patiënten en tegelijkertijd voorkomt dat bedrijven
onevenredig veel winst kunnen maken.3
Ten tweede kan ik niet sturen op de winst van bedrijven, eens te meer omdat het geneesmiddelen
op een mondiale markt met internationale bedrijven betreft. Belangrijker vind ik het
om me te richten op de beheersing van de uitgaven aan geneesmiddelen. Daarbij speelt
de kosteneffectiviteit van een geneesmiddel een belangrijke rol. Instrumenten om kosten
voor nieuwe geneesmiddelen te beheersen, liggen deels besloten in Europese wet- en
regelgeving en in nationaal vergoedingsbeleid. Ik vind het daarom belangrijk om duidelijker
aan te geven aan welke geneesmiddelen de maatschappij behoefte heeft en wat we bereid
zijn om daarvoor te betalen.
Dat vraagt om een meer vraag gedreven ontwikkeling van geneesmiddelen en een afweging
van wat maatschappelijk aanvaardbare prijzen en uitgaven aan geneesmiddelen zijn.
Over een meer leidende rol van de maatschappelijke behoefte in het sturen van geneesmiddelenontwikkeling
en -vergoeding stuur ik voor de zomer een brief aan de Tweede Kamer.
In februari 2023 heeft mijn voorganger mede naar aanleiding van de motie Kuiken de
ACM, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Zorginstituut Nederland (ZIN) verzocht
om te komen tot een gezamenlijk beleidsadvies ten aanzien van maatschappelijk aanvaardbare
uitgaven en prijzen van geneesmiddelen in Nederland. Dit advies verwacht ik in de
zomer van 20254.
Vraag 10
Erkent u dat publiek gefinancierd onderzoek vaak de basis vormt voor de ontwikkeling
van nieuwe medicijnen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Ja dat herken en erken ik.
Vraag 11
Kunt u een lijst naar de Kamer toesturen van medicijnen die de afgelopen jaren zijn
ontwikkeld met publiek geld maar waarvan de winsten nu privaat zijn? Om welke bedragen
gingen zowel de financiering als de winsten?
Antwoord 11
Nee dat kan ik niet, ik heb een dergelijk overzicht niet. Omdat het ontwikkelproces
van een geneesmiddel erg lang is, wel 10–15 jaar, en er veel verschillende innovaties
in kunnen worden toegepast, is het ook niet altijd mogelijk om een nieuw geneesmiddel
ter herleiden naar een enkel publiek gefinancierde «ontdekking». Daarnaast speelt
dit onderzoek zich af in een internationale context, het merendeel van de geneesmiddelen
die we in Nederland gebruiken zijn in het buitenland ontdekt en ontwikkeld, en dus
ook niet met Nederlands publiek geld gefinancierd. Ik kan u wel verwijzen naar een
aantal specifieke voorbeelden die zijn uitgewerkt, om zo een compleet beeld te geven
van het ontwikkelpad van een geneesmiddel, dat gebaseerd is op een publieke ontdekking.
Deze zijn onderdeel van het voornoemde onderzoek naar het ecosysteem van geneesmiddelenontwikkeling
dat eerder met uw Kamer is gedeeld5, 6. Als u met winst de financiële winst bedoelt; dan kan ik daar niet op productniveau
informatie over verstrekken. Winst wordt in de publieke jaarverslagen van bedrijven
niet op productniveau weergegeven.
Vraag 12
Zie u een rol weggelegd voor de overheid in het ontwikkelen van nieuwe medicijnen
en behandelingen? Zo ja, op welke manier gaat u hieraan uitvoering geven? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 12
U heeft mij eerder in een motie opgeroepen om een voorstel uit te werken voor een
publiek geneesmiddelenfonds. Ik verwacht dit voorstel en mijn standpunt daarbij dit
voorjaar naar uw Kamer te sturen.
Vraag 13
Welke plannen heeft u om te zorgen dat we minder afhankelijk worden van (buitenlandse)
farmaceutische bedrijven door de productie van medicijnen zo veel mogelijk in eigen
land en in eigen hand te produceren? Wanneer kunnen we deze plannen in de Kamer verwachten?
Antwoord 13
Ik ben niet voor het in eigen hand produceren van geneesmiddelen. Het produceren van
geneesmiddelen is de verantwoordelijkheid van de markt en kan het best aan de markt
worden gelaten. Dat betekent niet dat de overheid geen rol heeft. Waar mogelijk stimuleer
ik dat deze productie dichtbij huis plaatsvindt. Ook verleen ik subsidies voor innovaties
van nieuwe producten en productieprocessen. Ik ben ook in gesprek met geneesmiddelenfabrikanten
om de knelpunten voor de productie van geneesmiddelen in Nederland en in Europa in
kaart te brengen. Dit doe ik ten behoeve van meer gericht beleid. In mijn volgende
Kamerbrief over de beschikbaarheid van geneesmiddelen, welke ik eerder aan uw Kamer
heb toegezegd, informeer ik uw Kamer hierover.
Vraag 14
Hoe staat het met de uitvoering van de met algemene stemmen aangenomen motie Dijk/Krul
om de productie van geneesmiddelen zoveel mogelijk in eigen land organiseren?
Antwoord 14
In mijn Kamerbrief van 12 december 2024 (Kamerstuk 29 477, nr. 918) licht ik toe dat het, gezien de complexiteit van de productieketens, niet realistisch
is om alle productie van (kritieke) geneesmiddelen in Nederland te laten plaatsvinden.
Via de Critical Medicines Alliance werk ik aan een gezamenlijk plan van aanpak voor meer productie in Europa. Dit is
aanvullend op de rol die de Health Emergency Preparedness and Response Authority (HERA) heeft bij de borging van productie en verdeling van medische producten in
crisissituaties. Daarnaast ben ik zoals gezegd met het bedrijfsleven in gesprek over
de knelpunten voor productie in Nederland en Europa. Zoals in de eerdere genoemde
Kamerbrief aangegeven heb ik hiermee de motie van de leden Dijk (SP) en Krul (CDA)
gestand gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.