Schriftelijke vragen : De Brief 'Bijstelling planning Nationaal Programma Ruimte voor Defensie’
Vragen van het lid Van der Wal (VVD) aan de Staatssecretaris van Defensie over de Brief «Bijstelling planning Nationaal Programma Ruimte voor Defensie» (ingezonden 4 februari 2025).
Vraag 1
Kunt u toelichten waarom er niet eerder is gesignaleerd dat er meer tijd nodig zou
zijn voor het planMER-onderzoek en waarom deze vertraging pas nu wordt gecommuniceerd?
Vraag 2
Kunt u uiteenzetten welke specifieke verdiepende onderzoeken zo urgent zijn dat ze
deze vertraging rechtvaardigen?
Vraag 3
Waarom heeft u gekozen om alle resultaten te vertragen en niet de al bekende informatie
wel volgens de originele planning in het eerste kwartaal van 2025 te delen?
Vraag 4
Kunt u garanderen dat deze vertraging niet zal leiden tot verdere vertragingen in
het totale proces van de definitieve beleidsvisie die nog dit jaar gereed moet zijn?
Vraag 5
Hoe verhoudt deze vertraging zich tot de motie Van der Wal c.s. (Kamerstuk 36 124, nr. 51) over verbetering van de informatievoorziening die juist opriep tot betere en snellere
communicatie?
Vraag 6
Hoe rijmt u de vertraging in de bekendmaking van de voorlopige voorkeurslocaties met
de al bestaande onzekerheid voor de bewoners in de gemeenten waar in het kader van
het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie de afgelopen jaren onderzoeken verricht
zijn?
Vraag 7
Bent u zich bewust van de impact die deze vertraging heeft op lokale overheden die
hun eigen ruimtelijke ordeningsprojecten niet kunnen voortzetten vanwege de onzekerheid
over defensielocaties?
Vraag 8
In hoeverre heeft u overwogen dat deze vertraging mogelijk de Nederlandse defensiebelangen
schaadt, gezien de toenemende internationale spanningen en onze NAVO-verplichtingen?
Vraag 9
Welke waarborgen kunt u bieden dat de nieuwe planning van eind mei 2025 wel gehaald
gaat worden?
Indieners
-
Gericht aan
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie -
Indiener
C. van der Wal, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.