Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 691 Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Thailand, anderzijds (Trb. 2023, 12)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Algemene inleiding
1.1. De Europese Unie en Thailand
De diplomatieke samenwerking tussen de Europese Unie (hierna: «de EU» of «de Unie»)
en Thailand dateert van 1962 en is in de loop der jaren verder geïntensiveerd met
de opening van een EU-delegatie in Bangkok in 1979. Tot op heden bestaat er een diepgaand
samenwerkingsverband met Thailand, dat onder meer voortvloeit uit het op 24 februari
1976 te Denpasar tot stand gekomen Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië
(Trb. 2021, 12), dat op 12 juli 2012 voor de EU in werking is getreden, en voor Nederland op 2 augustus
2022. Met de komst van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst
inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten,
enerzijds, en het Koninkrijk Thailand, anderzijds (Trb. 2023, 12) (hierna: «de PSO» of «de overeenkomst») zullen de verhoudingen met Thailand worden
geactualiseerd.
1.2 Geschiedenis en totstandkoming van de partnerschapsovereenkomst
In 2004 besloot de EU de relatie met ASEAN-landen te intensiveren door onderhandelingen
over één regionale partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst te starten. In 2007
liepen de onderhandelingen hieromtrent vast, en werd besloten met specifieke individuele
landen van de ASEAN-regio aparte akkoorden te sluiten, waaronder Thailand. Hiervoor
had de Raad van de EU reeds in november 2004 een onderhandelingsmandaat verleend aan
de Europese Commissie. De onderhandelingen met Thailand gingen pas van start in maart
2013, en werden in 2014 onderbroken wegens de militaire coup dȎtat en de daaropvolgende onrust. Uiteindelijk zijn de onderhandelingen op 11 juni 2022
afgerond.
Op 5 augustus 2016 legden de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie de voorstellen
voor ondertekening en sluiting van de PSO tussen de EU en Thailand voor aan de Raad
in de vorm van een zogeheten EU-only overeenkomst, waarbij alleen de EU en Thailand partij zouden worden. Alhoewel de Raad
kon instemmen met de inhoud, heeft hij uiteindelijk op politiek niveau verzocht om
de juridische aard van de overeenkomst te wijzigen naar een gemengde overeenkomst,
waarbij zowel de EU als de lidstaten van de EU partij worden.
Het besluit tot ondertekening en voorlopige toepassing van deze gemengde overeenkomst
is, met als rechtsgrondslag artikelen 209 en 218, vijfde lid van het op 25 maart 1957
te Rome tot stand gekomen Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna:
«VWEU»), uiteindelijk op 24 oktober 2022 in de Raad vastgesteld, waarop de PSO op
14 december 2022 door de EU-lidstaten, waaronder Nederland, de EU en Thailand is ondertekend.1
Thailand is het zesde land in de ASEAN-regio waarmee de onderhandelingen over een
PSO nu afgerond zijn. Hiervoor werden al 5 soortgelijke overeenkomsten gesloten, te
weten: de op 9 november 2009 te Jakarta tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake
een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten,
enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds (Trb. 2010, 82), die voor Nederland en de EU op 1 mei 2014 in werking is getreden; de op 27 juni
2012 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap
en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Socialistische
Republiek Vietnam, anderzijds (Trb. 2012, 149), die voor Nederland en de EU op 1 oktober 2016 in werking is getreden; de op 11 juli
2012 te Phnom-Penh tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking
tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen,
anderzijds (Trb. 2012, 152), die voor Nederland en de EU op 1 maart 2018 in werking is getreden; en de op 19 oktober
2018 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen
de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds
(Trb. 2019, 25), die op 19 oktober 2018 door Nederland en de EU is ondertekend. Parallel aan de
onderhandelingen van de PSO met Thailand is tevens de op 14 december 2022 te Brussel
tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen
de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds
(Trb. 2023, 8) onderhandeld.
1.3 Inhoud en beoordeling van de partnerschapsovereenkomst
Met het sluiten van deze PSO willen de EU, de EU-lidstaten en Thailand de samenwerking
op uiteenlopende deelterreinen nader intensiveren, zoals ook past binnen de Indo-Pacific Strategie van de EU. Het doel van deze EU-strategie is om samenwerking met partners in Azië
te versterken. Niet alleen vanwege de grote economische en handelsbelangen, maar ook
vanuit geopolitieke overwegingen is het in Nederlands en Europees belang om intensiever
op te trekken met landen uit de ASEAN-regio, waaronder Thailand. De economische belangen
van Nederland in en met Thailand zijn namelijk omvangrijk, met aanzienlijke wederzijdse
handels- en investeringsstromen en goede wederzijdse economische betrekkingen. Zo
is de EU na China, Japan en de Verenigde Staten de op drie na grootste handelspartner
van Thailand, waarbij in 2021 9.6% van de Thaise import afkomstig was uit de EU, en
is Thailand als tweede economie van Zuidoost-Azië (na Indonesië) de 26e grootste handelspartner
van de EU. De PSO biedt in dat kader nog ruimere mogelijkheden om de positie van het
Nederlandse bedrijfsleven in de regio te versterken. Daarnaast is Nederland de grootste
EU-investeerder in Thailand en de op vijf na grootste ter wereld: vrijwel elke Nederlandse
multinational is in het land vertegenwoordigd. Tegelijkertijd is Nederland de nummer
één EU-bestemming voor Thaise directe overzeese investeringen.
Aan de PSO ligt een groot aantal algemene principes ten grondslag, waaronder de eerbiediging
van de democratie en mensenrechten. De overeenkomst bevat dan ook een groot aantal
bepalingen met (politieke) inspanningsverplichtingen voor de partijen bij het verdrag,
die ook in andere, soortgelijke samenwerkingsovereenkomsten van de EU zijn opgenomen.
Deze bepalingen zien toe op de bevordering van mensenrechten, het tegengaan van massavernietigingswapens,
samenwerking met het Internationaal Strafhof, bestrijding van terrorisme, het tegengaan
van lichte wapens, samenwerken op migratie en het bevorderen van goed bestuur. Het
doel van deze overeenkomst is dan ook voor partijen om een raamwerk voor een politieke
dialoog op de diverse deelonderwerpen te bieden, elkaars inspanningen op het gebied
van democratisering en ontwikkeling te ondersteunen en de handel en investeringen
tussen de EU en Thailand te versoepelen. Daarenboven geeft deze PSO de EU-Thailand
betrekkingen een nieuw en breder samenwerkingskader, dat beter is ingesteld op de
huidige mondiale uitdagingen. Zo schept de PSO een EU-kader waarbinnen Nederland de
eigen samenwerkingsagenda met Thailand verder vorm kan geven, onder andere op het
gebied van watermanagement, landbouw en mensenrechten. Thailand bezit daarnaast veel
potentie voor Nederland om – middels deze PSO – de diplomatieke relaties te versterken,
op prioriteitsgebieden als de internationale rechtsorde.
De regering ondersteunt derhalve de doelstellingen van de PSO. Deze overeenkomst zal
het partnerschap tussen de EU en Thailand versterken en de politieke en sectorale
samenwerking intensiveren. De partijen zullen gezamenlijk bijdragen aan de bevordering
van gedeelde waarden en beginselen waarbij de nadruk onder andere ligt op democratie
en de internationale rechtsorde. Thailand is een belangrijke partner voor de EU in
de aanpak van mondiale problemen. De EU en Thailand herbevestigen middels deze PSO
hun gezamenlijke inzet op het gebied van internationale vrede, veiligheid en stabiliteit,
waar zowel Nederland als de gehele EU baat bij heeft. Daarnaast kunnen zowel de EU
als Thailand ten aanzien van de sectorale samenwerking informatie, standpunten en
best practices uitwisselen op het gebied van onder andere vervoer, industrie en energie. De PSO
biedt op die manier een duurzame rechtsgrondslag voor de versterking van de samenwerking
tussen de EU en Thailand.
1.4 Aard van de partnerschapsovereenkomst
De overeenkomst behandelt een grote verscheidenheid aan onderwerpen en heeft een gemengd
karakter, wat betekent dat zowel de EU als haar lidstaten partij worden bij de overeenkomst.
Zo bevat de PSO bepalingen die tot de parallelle bevoegdheden van de Unie en de lidstaten
behoren. Parallelle bevoegdheden kunnen gelijktijdig door de Unie en de lidstaten
worden uitgeoefend. Het gaat dan met name om bepalingen op het terrein van ontwikkelingssamenwerking
en humanitaire hulp (artikel 4, vierde lid, VWEU).
De overeenkomst bevat ook bepalingen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands
en veiligheidsbeleid (hierna: «GBVB»). Voor het GBVB geldt dat de lidstaten bevoegd
zijn om extern naast de Unie op te treden (artikel 2, vierde lid, VWEU). Voor zover
de EU een positie heeft ingenomen, dienen de lidstaten deze te respecteren.
Daarnaast bevat de overeenkomst bepalingen die tot de exclusieve bevoegdheden van
de Unie behoren. Wanneer sprake is van een exclusieve Uniebevoegdheid, mag alleen
de EU optreden. Het gaat in dit geval bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van
de gemeenschappelijke handelspolitiek (artikel 3, eerste lid, VWEU).
De overeenkomst bevat voorts bepalingen die tot de gedeelde bevoegdheden van de Unie
en de lidstaten behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van
milieu en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (artikel 4, tweede lid, onder
e en j, VWEU). Bij deze gedeelde bevoegdheden kunnen zowel de EU als de lidstaten
optreden. Wel geldt dat wanneer de Unie interne EU-wetgeving vaststelt op basis van
een gedeelde bevoegdheid, de Unie op grond van artikel 3, tweede lid, VWEU, exclusief
bevoegd wordt om internationale overeenkomsten te sluiten op deze terreinen wanneer
deze overeenkomsten die interne EU-wetgeving kunnen aantasten of de strekking daarvan
kunnen wijzigen. De omvang en de uitoefening van EU-bevoegdheden om extern op te treden
is dus geen statisch gegeven, maar van rechtswege voortdurend in ontwikkeling.
Tot slot bevat de overeenkomst ook bepalingen die tot de ondersteunende bevoegdheden
van de Unie behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van onderwijs
en cultuur (artikel 6, onder c en e, VWEU).
1.5 Voorlopige toepassing
Delen van de PSO worden door Thailand en de EU per 20 oktober 2024 voorlopig toegepast.2 Het betreft een voorlopige toepassing door de EU en kan daarom ook alleen maar op
die onderdelen van de overeenkomst zien die onder de EU-bevoegdheden vallen. Het is
aan de Raad om een besluit tot ondertekening en voorlopige toepassing van deze internationale
overeenkomst namens de Unie aan te nemen. De Raad heeft op 24 oktober 2022 het Besluit
tot ondertekening en voorlopige toepassing van de overeenkomst vastgesteld.3
De EU kan onderdelen van de PSO met Thailand die onder de EU-bevoegdheden vallen voorlopig
toepassen. Het karakter van een EU-bevoegdheid (exclusief, gedeeld, parallel, ondersteunend,
GBVB) is daarbij niet beslissend. De voorlopige toepassing geeft geen indicatie welke
bepalingen van de Overeenkomst onder de exclusieve EU-bevoegdheden vallen. In Raadsbesluit
2022/2562/EU wordt het precieze karakter van de desbetreffende bevoegdheden van de
EU in het midden gelaten. Voor de vraag wanneer een bepaling aangelegenheden betreft
die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, wordt verwezen naar de vorige paragraaf.
Ingevolge artikel 59, derde lid, treedt de voorlopige toepassing in werking dertig
dagen na de datum waarop de EU Thailand in kennis heeft gesteld van de voltooiing
van de vereiste procedures, met vermelding van de delen van deze overeenkomst die
voorlopig zullen worden toegepast, en vice versa. De vereiste procedures zijn nog
niet voltooid. De voorlopige toepassing betreft de volgende delen van de PSO:
– Titel I
– Titel II
– Titel III
– Titel IV: de artikelen 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 29
– Titel V: de artikelen 30, 31, 32, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45,
46, 47, 48, 49
– Titel VI
– Titel VII
– Titel VIII
– Gezamenlijke verklaring inzake artikel 5
– Gezamenlijke verklaring inzake artikel 23
2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
De PSO bevat 64 artikelen. Hieronder volgt thematisch een toelichting met betrekking
tot de betreffende artikelen.
Preambule
De preambule bevat een opsomming van intenties en waarden die voor de partijen bij
de overeenkomst belangrijk zijn, en de basis vormen voor nauwere samenwerking. Zo
benadrukken partijen in de preambule het belang van de eerbieding van de democratische
beginselen en mensenrechten, en streven zij hun samenwerking te verdiepen op uiteenlopende
terreinen zoals duurzame ontwikkeling, klimaatverandering en de bestrijding van terrorisme.
Aard en toepassingsgebied (artikelen 1 tot en met 6)
In deze titel worden de algemene beginselen (artikel 1, eerste lid) uiteengezet die
de partijen onderschrijven en als een «essentieel element» van de PSO beschouwen.
Dit zijn democratische beginselen en de rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele
vrijheden, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
en andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten. Daarnaast identificeert
artikel 2 het doel van de overeenkomst als het streven naar een toekomstgerichte relatie
waarbij partijen hun samenwerking intensiveren op verscheidene terreinen, waaronder
de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens (artikel 3), de preventie
en uitroeiing van de illegale handel in handvuurwapens (artikel 4), ernstige misdrijven
(artikel 5) en het voorkomen en bestrijden van terrorisme (artikel 6). Ook bepaalt
artikel 2 dat de PSO zich ten doel stelt om samenwerking bij wederzijdse handel en
investeringen (artikelen 9 tot en met 19), vrijheid, veiligheid en recht (artikelen
20 tot en met 29), alsook in andere sectoren als de financiële sector (artikelen 30
tot en met 49), te bevorderen.
Bilaterale, regionale en internationale samenwerking (artikelen 7 en 8)
De partijen verbinden zich ertoe samen te werken en standpunten uit te wisselen binnen
de Verenigde Naties en andere internationale en regionale fora, als de Internationale
Arbeidsorganisatie («IAO»), de dialoog tussen de ASEAN en de EU, het regionale forum
van de ASEAN («ARF»), de bijeenkomst Azië-Europa («ASEM») en de Wereldhandelsorganisatie
(artikel 7). Deze geïntensiveerde samenwerking ziet ook op bilaterale samenwerking.
Partijen spreken bovendien in artikel 8 af op elke sector waarop wordt samengewerkt
of dialoog wordt gevoerd dankzij deze PSO, de daaruit voortvloeiende activiteiten
uit te voeren binnen een bilateraal of regionaal kader. Hierbij doen partijen hun
best om de hierbij komende voordelen voor en de betrokkenheid van alle geïnteresseerde
partijen te optimaliseren, en houden zij rekening met de haalbaarheid en de andere
activiteiten waarbij de EU en ASEAN betrokken zijn. Partijen kunnen in dat kader ook
besluiten om financiële steun te verlenen voor samenwerkingsactiviteiten op de in
de PSO beschreven of daarmee samenhangende gebieden.
Samenwerking inzake handel en investeringen (artikelen 9 tot en met 19)
Op het gebied van handel en investeringen streven partijen naar een verdere ontwikkeling
en diversifiëring van hun handels- en investeringsbetrekkingen om zo het wederzijds
voordeel voor partijen zo veel als mogelijk te kunnen bevorderen (artikel 9). Dit
uit zich door het voeren en bevorderen van een dialoog over bilaterale en multilaterale
handel en handelsgerelateerde vraagstukken en het elkaar op de hoogte houden van de
wederzijdse ontwikkelingen op dit vlak.
Ten behoeve van een intensievere samenwerking op het gebied van handel en investeringen,
zijn door partijen in de afspraken gemaakt over het oplossen van de in artikelen 10
tot en met 19 genoemde handelsproblemen, te weten: voedselveiligheid en sanitaire
en fytosanitaire vraagstukken (artikel 10), de wereldwijde transitie naar duurzame
voedselsystemen (artikel 11), het gebruik van internationale normen en internationale
accreditatieregelingen en soortgelijke normen, als bedoeld in de op 15 april 1994
te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie
(Trb. 1994, 235), in het kader van technische handelsbelemmeringen (artikel 12), het uitwisselen
van ervaring en de eventuele vergemakkelijking van douaneprocedures met het oog op
het op 27 november 2014 te Genève tot stand gekomen Protocol tot wijziging van de
Marrakesh Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 2015, 198) in het kader van douanesamenwerking en handelsbevordering (artikel 13). Ook onderstrepen
partijen het belang van samenwerking op het gebied van anti-dumping en bevestigen
zij de rechten en verplichtingen inzake anti-dumping die voortvloeien uit de voor
hen geldende op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Algemene Overeenkomst
inzake tarieven en handel 1994 (Trb. 1994, 235). Verder sporen partijen elkaar aan tot het bijdragen aan een grotere investeringsstroom
door het scheppen van een aantrekkelijk en gunstig klimaat voor wederzijdse investeringen
(artikel 15), stimuleren zij de doeltreffende vaststelling en toepassing van mededingingsregels
en de verspreiding van informatie (artikel 16) en gaan zij een consistente dialoog
aan om de handel in diensten tussen beide regio’s en op de markten van derde landen
te stimuleren (artikel 17). Ook wisselen partijen informatie uit en ervaringen, ook
bekend als best practices, uit op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten (artikel 18) en digitale handel.
Intensievere samenwerking op dit gebied is volgens partijen wenselijk vanwege het
belang van Thailand als partner voor het bevorderen van internationale handel en het
vergroten van de slagkracht van de Wereldhandelsorganisatie.
Samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (artikelen 20 tot en
met 29)
In artikelen 20 tot en met 29 wordt de samenwerking tussen partijen op de thema’s
vrijheid, veiligheid en recht geregeld. Artikel 20 bepaalt dat partijen bijzonder
belang hechten aan de bevordering van de rechtsstaat en aan het waarborgen van gelijke
toegang tot de rechter voor iedereen. De daaropvolgende bepalingen betreffen de bevordering
van samenwerking op deelterreinen zoals de bescherming van persoonsgegevens en privacy
(artikel 22), justitiële en juridische samenwerking (artikel 23), consulaire bescherming
(artikel 24), migratie (artikel 25) en drugsbeleid (artikel 29).
In het bijzonder regelt artikel 25, tweede lid, dat de partijen samen zullen werken
op migratie, en dan met name bij het aanpakken van de diepere oorzaken van irreguliere
migratie, kwesties van wederzijds belang op het gebied van visa, de veiligheid van
reisdocumenten en grensbeheer. Hierbij werken partijen samen op een wederzijds aanvaardbare
en holistische wijze, overeenkomstig hun respectieve internationale verplichtingen
en hun respectieve eigen wet- en regelgeving.
In artikel 25, derde lid, komen partijen overeen dat Thailand, op het verzoek van
een EU-lidstaat, alle eigen onderdanen overneemt die niet of niet langer voldoen aan
de geldende voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied
van die lidstaat, zonder verdere formaliteiten en zonder onnodige vertraging. Daarop
wordt elke EU-lidstaat gehouden, op verzoek van Thailand, alle eigen onderdanen op
te nemen die niet of niet langer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst,
aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Thailand, zonder verdere formaliteiten
en zonder onnodige vertraging. Artikel 25, vierde lid, regelt dat partijen in dialoog
zullen treden over de overname van migranten, waarbij deze dialoog op verzoek van
partijen kan leiden tot het sluiten van een EU-overnameovereenkomst, ook bekend als
EU Readmission Agreement («EURA»). Partijen kunnen onder dit artikel van de PSO ook overwegen om een visumversoepelingsovereenkomst
te sluiten.
Samenwerking in andere sectoren (artikelen 30 tot en met 49)
In artikelen 30 tot en met 49 komen verscheidene deelterreinen aan bod waarop partijen
hebben besloten hun samenwerking te intensiveren. Zo specificeert artikel 30 de samenwerkingsvormen
die partijen aangaan op het gebied van de bevordering en het beschermen van de mensenrechten
door middel van onder andere dialoog, capaciteitsopbouw en constructieve samenwerking
binnen de VN-organen. In het derde lid van artikel 30 committeren partijen zich aan
samenwerking bij het versterken van de onderlinge democratische beginselen, de rechtsstaat
en goed bestuur. De versterkte samenwerking wordt eveneens voorzien voorde volgende
terreinen, namelijk: financieel, fiscaal en economisch beleid (artikelen 31 tot en
met 35), informatie- en communicatietechnologieën (artikel 36), wetenschap, technologie
en innovatie (artikel 37), klimaat, milieu en energie (artikelen 38, 39, 43 en 44),
vervoer (artikel 40), onderwijs, cultuur en toerisme (artikelen 41 en 42), landbouw,
veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling (artikel 45), volksgezondheid (artikel
46), werkgelegenheid en sociale zaken (artikel 47), harmonisatie van statistische
methoden en werkwijzen (artikel 48) en het maatschappelijk middenveld (artikel 49).
Vormen van samenwerking (artikelen 50 en 51)
Om de samenwerkingsdoelstellingen van de overeenkomst te bereiken stellen partijen
voor zover mogelijk de nodige middelen, waaronder financiële middelen, beschikbaar
(artikel 50). Hierbij sporen de partijen tevens de Europese Investeringsbank aan om
haar activiteiten in Thailand voort te zetten, overeenkomstig de geldende procedures
en financieringscriteria.
Wat betreft ontwikkelingssamenwerking komen partijen in artikel 51 overeen dat zij
een regelmatige dialoog op zullen zetten over hun respectieve ontwikkelingsprogramma’s
in derde landen. Hiernaast komen zij overeen samen te werken aan gezamenlijke acties
die gericht zijn op het verlenen van bijstand voor duurzame ontwikkeling aan buurlanden
van Thailand en daarbuiten.
Institutioneel kader (artikel 52)
Met de komst van de PSO wordt ook een gemengd comité opgericht dat bestaat uit vertegenwoordigers
van de partijen op het hoogst mogelijke niveau (artikel 52). Dit gemengd comité heeft
niet alleen als taak om te zorgen voor een goede werking en uitvoering van de overeenkomst,
maar zal ook prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen die uit
de PSO voortvloeien en aanbevelingen hieromtrent doen. Bij eventuele geschillen rondom
de interpretatie, uitvoering of toepassing van de PSO overeenkomstig artikel 55 zal
dit comité tevens als taak hebben om onderzoek en overleg te plegen en om tot een
minnelijke oplossing te komen. Daarnaast kan dit comité gespecialiseerde werkgroepen
instellen ter ondersteuning van de uitvoering van zijn taken en zal het comité zijn
eigen reglement van orde vaststellen. Het gemengd comité komt in beginsel ten minste
eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in Bangkok en in Brussel, waarbij de datum
en agenda in onderling overleg worden vastgesteld.
Slotbepalingen (artikelen 53 tot en met 64)
In artikelen 53 tot en met 64 zijn de voor PSO’s gebruikelijke slotbepalingen opgenomen.
Het betreft, onder andere, regels omtrent: de verhouding van deze overeenkomst met
andere verdragen die de partijen zijn aangegaan (artikel 54); naleving van de verplichtingen
die uit deze PSO voortvloeien (artikel 55); het territoriaal toepassingsgebied van
de PSO (artikel 57); de inwerkingtreding, voorlopige toepassing door de EU en Thailand
(artikel 59) en de duur (artikel 60) daarvan. Ook staan hierin regels vervat omtrent
de wijziging van de PSO (artikel 61) en notificaties door partijen (artikel 63). In
artikel 62 is geregeld dat de aan deze overeenkomst als bijlage gehechte gezamenlijke
verklaringen een integrerend onderdeel vormen van de overeenkomst.
Gezamenlijke verklaringen
Bij de totstandkoming van het verdrag zijn door partijen twee gezamenlijke verklaringen
opgesteld en als bijlage bij de overeenkomst gevoegd. Krachtens artikel 62 maken de
gezamenlijke verklaringen en het begeleidend schrijven een integrerend deel uit van
de PSO. De verklaringen zien toe op artikel 5 (ernstige misdrijven die de internationale
gemeenschap met zorg vervullen) en artikel 23 (justitiële en juridische samenwerking)
van de PSO.
In de verklaring betreffende artikel 5 onderschrijven de partijen dat zij tevens ondertekenende
partijen zijn van het op 17 juli 1998 te Rome tot stand gekomen Statuut van Rome inzake
het Internationaal Strafhof (Trb. 1999, 13), dat een belangrijke ontwikkeling vormt voor het internationale rechtsstelsel en
de doeltreffende werking ervan. Het Statuut van Rome bepaalt dat genocide, misdaden
tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden «ernstige misdrijven zijn die de internationale
gemeenschap met zorg vervullen».
In de verklaring betreffende artikel 23 verklaart de regering van het Koninkrijk Thailand
dat het op alle mogelijke manieren zal handelen overeenkomstig haar wetten om ervoor
te zorgen dat een persoon niet de doodstraf zal ondergaan. Indien een lokaal gerechtshof
(«Hof») wel tot het uitspreken van de doodstraf komt, dan zal de regering van het
Koninkrijk Thailand een aanbeveling indienen voor gratieverlening door de Koning.
3. EEN IEDER VERBINDENDE BEPALINGEN
Naar het oordeel van de regering bevat het verdrag geen een ieder verbindende bepalingen
in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks
rechten toekennen of plichten opleggen.
4. KONINKRIJKSPOSITIE
De PSO zal wat betreft het Koninkrijk alleen voor het Europese deel van Nederland
gelden. De geografische reikwijdte van de PSO is vastgelegd in artikel 57, dat de
reikwijdte, waar het de EU-partij betreft, beperkt tot «elk grondgebied waarop het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden.».
Op grond van artikel 52, tweede lid, van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot
stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie (Trb. 1992, 74) en artikel 355, tweede lid, VWEU en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van
de Europese Unie vallen de Landen en Gebieden Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en daarnaast Bonaire, Sint Eustatius en Saba)
buiten dat toepassingsbereik.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.