Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over hulpmiddelen en voorzieningen voor mensen met een beperking
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over hulpmiddelen en voorzieningen voor mensen met een beperking (ingezonden 8 januari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Maeijer (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 31 januari 2025).
Vraag 1
Herinnert u zich de eerder gestelde Kamervragen over hulpmiddelen voor mensen met
een beperking van 7 februari 2024?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat ondanks dat uw ambtsvoorganger de noodzaak erkent van snelle
levering en reparaties, er nog steeds regelmatig berichten zijn van mensen die ernstig
in hun leven of hun gezondheid worden belemmerd, omdat hulpmiddelen niet worden geleverd
of reparaties lang op zich laten wachten?
Antwoord 2
Ik vind het vreselijk als mensen (te) lang moeten wachten op de levering of reparatie
van hun hulpmiddel(en), zeker wanneer dat mensen betreft die ernstig nadeel ondervinden
van deze wachttijd, bijvoorbeeld doordat zij niet meer (zelfstandig) kunnen participeren
in de maatschappij. Zoals mijn ambtsvoorganger eerder aan uw Kamer schreef, treedt
er met name vertraging op als sprake is van een aan de cliënt aangepast complex hulpmiddel.
Ook zijn onderdelen niet altijd beschikbaar. Uit navraag bij branchevereniging Firevaned
blijkt dat er nog steeds sprake is van levertijden als gevolg van schaarste van onderdelen.
Firevaned geeft aan dat dit wordt versterkt door de grote diversiteit en complexiteit
van hulpmiddelen. In complexe situaties kan een hulpmiddel uit onderdelen van drie
tot vier fabrikanten bestaan. Ook heeft de hulpmiddelen branche nog steeds te maken
met een krappe arbeidsmarkt, met name in uitvoerende beroepen zoals bij monteurs.
Dit kan ook bijdragen aan langere wachttijden.
Daarnaast kan een lange duur van levering of reparatie aan communicatie tussen verschillende
partijen liggen. Dit komt vaker voor bij complexe problematiek. Daarvoor heeft mijn
voorganger met samenwerkingspartners het Convenant maatwerkprocedure toegang opgesteld met als doel dat cliënten met complexe op-maat-gemaakte hulpmiddelen en/of
in complexe situaties zo snel mogelijk een passend hulpmiddel ontvangen. In 2025 werk
ik aan het vergroten van de naleving van dit convenant. Zie hiervoor mijn antwoord
op vraag 10.
Vertegenwoordigers van gemeenten, zorgverzekeraars, zorgkantoren en leveranciers van
hulpmiddelen geven aan dat het algemene beeld is dat de meeste hulpmiddelen binnen
de gemaakte afspraken beschikbaar komen of worden gerepareerd. In individuele gevallen
kan het langer duren voordat een (gerepareerd) hulpmiddel beschikbaar komt.
Vraag 3
Is er een goed beeld van de wachttijden? Zo nee, bent u bereid om dit te monitoren?
Antwoord 3
De branchevereniging Firevaned geeft aan dat leveranciers zicht hebben op de wachttijden
voor levering en reparaties van hulpmiddelen. Deze informatie delen zij met de opdrachtgever,
op basis van gemaakte afspraken. Daarnaast is in het Landelijk normenkader hulpmiddelen opgenomen dat de gemeente afspraken maakt over de wacht- en levertijden in de overeenkomsten
met de leveranciers en daar ook op stuurt. En dat de gemeente en/of de leverancier
de cliënt proactief op de hoogte houdt van diens aanvraag en/of levering van het hulpmiddel,
zodat deze informatie ook inzichtelijk is voor de cliënt zelf.2
Ik vind het niet nodig om, naast de afspraken die veldpartijen maken over het in beeld
brengen van wachttijden, een monitor op te zetten. Wel ben ik bereid om te bekijken
of algemene ontwikkelingen met betrekking tot de (ervaren) problematiek rond wachttijden
een plek kunnen krijgen in de uitwerking van het VN-verdrag Handicap. Hier informeer
ik uw Kamer voor het zomerreces over.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het dagenlang moeten wachten op reparaties in tegenspraak is
met het VN-verdrag Handicap, onder meer artikel 9, 19, 20, 29 en 30?
Antwoord 4
Het belang van het naleven en het implementeren van het VN-verdrag Handicap, waaronder
de door u genoemde artikelen, onderschrijf ik. Gemeenten spelen een belangrijke rol
bij het implementeren van dit VN-verdrag, waaronder het zorgen voor passende ondersteuning,
zorg en toegang tot eventuele hulpmiddelen. Daarbij hebben gemeenten de vrijheid en
verantwoordelijkheid om deze verdragsverplichtingen in te vullen op een manier die
aansluit bij de specifieke, lokale context. Ik vertrouw erop dat gemeenten en aanbieders
zich maximaal inspannen om ervoor te zorgen dat mensen met een beperking die afhankelijk
zijn van hulpmiddelen zo snel mogelijk geholpen worden, zodat zij zo goed mogelijk
mee kunnen doen in de samenleving.
Vraag 5
Bent u bereid om in de stelselwetten, waar u in de vorige antwoorden naar verwijst,
afspraken op te nemen over wettelijke termijnen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, ik ben niet bereid om in de stelselwetten (Wmo, Zvw en Wlz) afspraken op te nemen
over wettelijke termijnen. Het is aan veldpartijen om daar gezamenlijk afspraken over
te maken en deze na te komen.
Bij het verstrekken van hulpmiddelen vanuit de Wmo geldt dat het aan gemeenten is
om passende afspraken te maken met leveranciers over de service aan hulpmiddelen,
ook specifiek voor de maatwerkvoorzieningen. In het Landelijk normenkader hulpmiddelen is opgenomen dat de gemeente afspraken maakt over de wacht- en levertijden in de
overeenkomsten met de leveranciers en daar ook op stuurt.
Het is aan zorgverzekeraars om ervoor te zorgen dat een Zvw-verzekerde altijd kan
beschikken over een geschikt hulpmiddel. Tevens hebben zorgverzekeraars een zorgplicht,
die al wettelijk is vastgelegd.3 Om hieraan te voldoen maken zorgverzekeraars onder andere afspraken over de toegang
en bereikbaarheid van hulpmiddelenzorg met gecontracteerde zorgverleners en maken
ze overeenkomsten met leveranciers van hulpmiddelen. Dit omvat ook afspraken over
eventuele reserve en vervangende hulpmiddelen.
Daarnaast kunnen hulpmiddelen ook vanuit de Wlz verstrekt worden. Dit geldt voor cliënten
met een Wlz-indicatie die verblijven in een zorginstelling. Zorgkantoren maken afspraken
met leveranciers van mobiliteitshulpmiddelen. Het Protocol Mobiliteitshulpmiddelen Wlz maakt deel uit van dit contract. Dit protocol omvat onder andere de levertijden van
hulpmiddelen. Voor andere individuele hulpmiddelen (zoals incontinentiemateriaal)
sluiten zorgkantoren ook contracten met leveranciers. Inhoudelijk sluiten zij hierbij
aan bij de contracten die zorgverzekeraars afsluiten. Tevens is in de Wlz vastgelegd
dat zorgkantoren én Wlz-uitvoerders een zorgplicht hebben.4
Vraag 6
Waar kunnen mensen naar toe op het moment dat de verantwoordelijke gemeente, het zorgkantoor
of de verzekeraar niet voldoet aan de domeinspecifieke afspraken of de zorgplicht?
Antwoord 6
Voor de Wmo geldt dat cliënten contact op kunnen nemen met het sociaal wijkteam of
het Wmo- of zorgloket van hun gemeente. Daarnaast is het mogelijk om een klacht in
te dienen bij de gemeente. Een onafhankelijke cliëntondersteuner kan hierbij ondersteunen.
Voor de Zvw geldt dat een verzekerde contact kan opnemen met de desbetreffende zorgverzekeraar
wanneer diegene het hulpmiddel niet (tijdig) ontvangt. Zo nodig kan de verzekerde
ook een klacht indienen bij de zorgverzekeraar. Voor de Wlz geldt dat de zorginstelling
het zorgkantoor kan verzoeken om te bemiddelen wanneer de hulpmiddelenleverancier
niet tijdig levert.
Als zorgverzekeraars of zorgkantoren in gebreke blijven, dan kan er een melding gedaan
worden bij de NZa. De NZa heeft hier een meldpunt voor ingericht.5 Specifiek voor de Zvw geldt dat een verzekerde ook contact op kan nemen met de Stichting
Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen en daar, zo nodig, een klacht in kan dienen.
Tot slot kunnen cliënten terecht bij de Nationale ombudsman met een klacht over een
overheidsinstelling of organisatie die een overheidstaak uitvoert.
Vraag 7
Wie controleert of gemeenten, zorgkantoren en verzekeraars zich houden aan de afspraken?
Is er ook een toezichthoudende instantie die kan handhaven en deze partijen op hun
verantwoordelijkheden wijst als die niet worden nagekomen?
Antwoord 7
Het is aan de gemeenteraad om erop toe te zien dat het college op een passende manier
invulling geeft aan de verplichtingen die gemeenten hebben in het kader van de Wmo.
De NZa houdt toezicht op het nakomen van de zorgplicht door zorgverzekeraars en zorgkantoren.
Vraag 8
Op welke manier heeft uw ambtsvoorganger de signalen doorgegeven aan gemeenten, zorgkantoren
en zorgverzekeraars en wat is daar vervolgens mee gedaan?
Antwoord 8
De signalen over wachttijden zijn doorgegeven aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG). De VNG heeft vervolgens een aantal keer overlegd met branchevereniging Firevaned
over mogelijke oplossingen. Maar, doordat een groot deel van de problematiek zit in
de schaarste van onderdelen en krapte op de arbeidsmarkt is deze problematiek niet
makkelijk te verhelpen.
Er is contact geweest met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over de wachttijden van
reparaties van hulpmiddelen. ZN gaf aan dat in de overeenkomsten die zorgverzekeraars
afsluiten met hulpmiddelenleveranciers, onder andere afspraken worden opgenomen over
reparaties, vervangende hulpmiddelen en hulpmiddelen die van levensbelang zijn.
Vanuit de zorgkantoren wordt aangegeven de signalen over te lange wachttijden bij
reparaties niet te herkennen. Hulpmiddelen in de Wlz worden enkel verstrekt aan cliënten
die verblijven in zorginstellingen. Doordat cliënten gezamenlijk op één locatie woonachtig
zijn, zijn leveranciers beter gefaciliteerd om tijdig onderhoud en reparaties, dus
op grotere schaal en efficiënt, uit te voeren. De zorgkantoren geven aan de performance
van de leveranciers te blijven monitoren en waar nodig, mede op basis van signalen
vanuit de zorginstelling, hierover het gesprek met de leverancier aan te gaan.
Vraag 9
Is er inmiddels een betere samenwerking tussen alle betrokken partijen om, indien
nodig, tijdelijk vervangende hulpmiddelen te leveren?
Antwoord 9
Naar aanleiding van uw eerdere Kamervragen heb ik het signaal over de behoefte voor
een hulpmiddelenpoule onder de aandacht gebracht bij zorgverzekeraars, gemeenten en
zorgkantoren. Daarbij wil ik vermelden dat in de Wlz bijna alle zorgkantoren al jarenlang
samenwerken door mobiliteitshulpmiddelen (zoals rolstoelen en aangepaste fietsen)
te verstrekken vanuit enkele regionale depots, waarbij de nadruk ligt op herverstrekking.
Verder geldt voor de huidige praktijk het volgende: Firevaned geeft aan dat bij lang
durende reparaties van hulpmiddelen, er wordt gezocht naar een passend vervangend
hulpmiddel, om cliënten zo mobiel mogelijk te houden. De VNG geeft aan dat in de contracten
met leveranciers is opgenomen dat een cliënt een vervangend hulpmiddel krijgt als
die hiervan afhankelijk is. ZN geeft aan dat zorgverzekeraars voor dergelijke gevallen
afspraken maken met de gecontracteerde aanbieders.
Vraag 10
Hebben inmiddels alle gemeenten de convenanten die zijn voortgekomen uit de Verbeteragenda
Hulpmiddelen ondertekend? Zo nee, bent u bereid om dit opnieuw onder de aandacht te
brengen bij de desbetreffende gemeenten?
Antwoord 10
Op 20 december 2024 heb ik uw Kamer het onderzoeksrapport «Implementatie Verbeteragenda
Hulpmiddelen» aangeboden.6 Van de aan het onderzoek deelnemende gemeenten geeft een meerderheid aan te handelen
volgens het Convenant maatwerkprocedure toegang (63 procent) en het Convenant meeverhuizen (83 procent), maar slechts een derde tot de helft heeft deze convenanten ondertekend.
De onderzoekers doen verschillende aanbevelingen om de naleving van de convenanten
te vergroten en knelpunten bij gemeenten voor het ondertekenen van de convenanten
weg te nemen. Ik vind het belangrijk dat er opvolging wordt gegeven aan deze aanbevelingen
en dat de betrokken partijen zich hiervoor inzetten. Ik ga daarom in gesprek met Firevaned
en de VNG voor de uitvoering van de aanbevelingen en zal de Tweede Kamer voor de zomer
van 2025 informeren over de uitkomsten van dit gesprek.
Vraag 11
Wat kunt u nog meer doen om op korte termijn te zorgen dat mensen die lang moeten
wachten op een hulpmiddel, geholpen worden?
Antwoord 11
De problematiek rondom wachttijden voor hulpmiddelen is helaas niet eenvoudig op te
lossen. In het geval van arbeidstekorten en schaarste van onderdelen zoeken leveranciers
onder andere de samenwerking met fabrikanten nadrukkelijker op om dit op te lossen,
bijvoorbeeld door meer in te zetten op standaardisatie van onderdelen. Daarnaast kan
de inzet van een casemanager vanuit de leverancier en/of gemeente waar nodig en mogelijk
helpen bij het vinden van een alternatieve oplossing voor mensen die lang moeten wachten
op een hulpmiddel. Tot slot zet ik in 2025 in op het verbeteren van de naleving van
de Verbeteragenda Hulpmiddelen. Dat doe ik door de producten uit de Verbeteragenda, waar mogelijk, te koppelen met
de uitwerking van het VN-verdrag Handicap. Daarnaast ga ik in gesprek met Firevaned en de VNG over de uitvoering van de aanbevelingen
uit het bij antwoord 10 beschreven onderzoeksrapport.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.