Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Mohandis en Van Nispen over de beantwoording van Kamervragen d.d. 3 oktober 2024 over de aanpak van misstanden in de danswereld
Vragen van de leden Mohandis (GroenLinks-PvdA) en Van Nispen (SP) aan de Staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de beantwoording van Kamervragen d.d. 3 oktober 2024 (ingezonden 11 december 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 31 januari 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 912.
Vraag 1
Hoe kijkt u naar de zorgplicht van de desbetreffende bonden, gezien de stelling uit
de beantwoording van 3 oktober dat «de rol en invloed van de bonden relatief beperkt
is en hun verantwoordelijkheid voor individueel grensoverschrijdend gedrag gering»?
En hoe kijkt u in het bijzonder naar de onder sportkoepel NOC*NSF ressorterende Nederlandse
Algemene Danssport Bond (NADB) en welke rol zij hebben naar hun leden of naar de dansers
die worden begeleid door bij de NADB-aangesloten dansleraren?
Antwoord 1
De zorgplicht van een sportbond heeft met name betrekking op verenigingen. Zodra melding
wordt gedaan van grensoverschrijdend gedrag binnen een vereniging door (bestuurs-)leden,
hebben verenigingen een meldplicht richting de bond of het Centrum Veilige Sport Nederland
(CVSN).
NOC*NSF heeft samen met de bonden algemene gedragsregels opgesteld om ongewenst gedrag
te verminderen. Alle sportbonden die zijn aangesloten bij NOC*NSF – inclusief de NADB –
hebben deze gedragsregels opgenomen in hun tuchtrecht. Zo zijn in ieder geval leden
van de desbetreffende sportbonden via hun lidmaatschap gebonden aan deze reglementen.
Om begeleiders, inclusief de bij de NADB-aangesloten dansleraren, te binden aan deze
reglementen kunnen zij tevens lid worden van de desbetreffende bond. Ook kunnen zij
op verzoek de Verklaring Onderwerping Tuchtrecht (VOT) tekenen, waarmee ze tevens
worden gebonden aan de reglementen uit het tuchtrecht.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat van de aanbevelingen die door een onafhankelijke projectgroep
binnen de NADB zijn gedaan het advies om excuses te maken niet wordt opgevolgd? Wat
vindt u van de uitblijvende excuses? Deelt u de mening dat de «erkenningsvideo» van
de door het Rijk gefinancierde Alliantie Dans Veilig niet toereikend is?1, 2
Antwoord 2
De Alliantie Dans Veilig heeft een brede erkenningsvideo gepubliceerd richting de
danssector waarmee zij haar erkenning uitspreekt aan alle dansers die zijn geconfronteerd
met grensoverschrijdend gedrag en het leed dat zij hebben ervaren.
Het is aan de bonden om te bepalen hoe de erkenning aan de dansers wordt ingevuld.
De NADB heeft ervoor gekozen dat te doen door te verwijzen naar deze erkenningsvideo.
Vraag 3
Wat kunnen de indieners van u verwachten met betrekking tot de tijdens het wetgevingsoverleg
Sport op 2 december 2024 overgenomen motie die u verzoekt «om een fatsoenlijke en
behandeling en erkenning voor de klokkenluider in het dansmisbruikdossier»?3
Antwoord 3
In het verleden zijn reeds gesprekken gevoerd waarbij een fatsoenlijke behandeling
altijd het uitgangspunt is geweest. Daarnaast zal het Ministerie van VWS binnenkort
opnieuw in gesprek treden met de betrokkene om de opties voor erkenning samen verder
te verkennen.
Vraag 4
Klopt het dat trainers, coaches, bestuurders en anderen in posities waarin sociale
veiligheid een rol speelt bij hun aanstelling binnen bijvoorbeeld de NADB nog altijd
geen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) hoeven aan te leveren? Zo ja, welke reden ligt
hieraan ten grondslag? En vanaf wanneer gaat die verplichting wel in?
Antwoord 4
Tot op heden zijn sportverenigingen en sportbonden – inclusief de NADB – niet verplicht
om naar een VOG te vragen bij vrijwilligers. Wel moedigt het kabinet samen met de
sportsector het gebruik van de VOG binnen de sport aan. Een sportvereniging kan via
de Regeling Gratis VOG die door het Ministerie van VWS wordt gesubsidieerd vrijwilligers
vergoeden.
Op dit moment wordt een wettelijke verplichting niet overwogen, met name omdat het
een zeer kostbare aangelegenheid is en het vrijwilligers mogelijk afschrikt. Ook zal
een wettelijke plicht niet leiden tot de benodigde cultuurverandering binnen een vereniging,
omdat die met name moet worden bereikt door het uitspreken en naleven van behoorlijke
omgangsnormen waardoor betrokkenen hopelijk de benodigde veiligheid ervaren om meldingen
te doen. Ten slotte hebben enkel uitspraken vanuit het strafrecht – en niet het tuchtrecht –
invloed op de verstrekking van een VOG.
Vraag 5
Waarom valt het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) onder de sportkoepel NOC*NSF
en is er niet gekozen voor een volledig onafhankelijke positie? Begrijpt u de bezwaren
van (oud-)dansers dat ze geen vertrouwen hebben in dit meldpunt? Zo ja, welke stappen
gaat u ondernemen?
Antwoord 5
NOC*NSF heeft in zijn professioneel statuut vastgelegd dat zowel vertrouwenspersonen,
casemanagers als overige medewerkers die werkzaam zijn bij het CVSN hun werk volledig
onafhankelijk van de directie van NOC*NSF moeten kunnen doen. Dit is doelbewust opgenomen
om het onafhankelijk functioneren van het CVSN te benadrukken zodat het doen van een
melding kan worden gefaciliteerd. Dat lijkt zijn vruchten af te werpen: het CVSN ervaart
de afgelopen jaren een toenemende meldingsbereidheid onder sporters en betrokkenen
in de sport.
Hoewel ik het betreur dat dansers geen vertrouwen hebben in het CVSN, heeft het meldpunt
tot op heden geen concrete signalen of anderszins ontvangen die gaan over de betrouwbaarheid
van het meldpunt.
Om sociale veiligheid in de sport te versterken, werk ik momenteel aan een wetsvoorstel
dat zal leiden tot de oprichting van een onafhankelijk integriteitscentrum, waarmee
het CVSN tevens wordt losgekoppeld van NOC*NSF. Tot die tijd blijft het CVSN beschikbaar
voor alle melders. Het CVSN heeft herhaaldelijk hulp aangeboden aan betrokkenen en
staat open voor iedereen die een melding wil doen. Ook kunnen melders zich wenden
tot andere hulporganisaties als zij dat wensen.
Vraag 6
Kunt u een eerste tussenrapportage geven over de Opvolgingscommissie Dansen en de
Ethische Commissie Dansen en aangeven welke stappen reeds zijn gezet?
Antwoord 6
De Instellingsbesluiten voor zowel de Opvolgingscommissie als de Ethische Commissie
Dansen zijn inmiddels gepubliceerd.4 Hiermee zijn de leden van de Ethische Commissie Dansen ook gelijk benoemd. Voordat
de beoogde leden van de Opvolgingscommissie worden benoemd, zal de Ethische Commissie
Dansen hierover eerst de Minister van OCW adviseren. Door een transparant vormgegeven
traject om te komen tot de benoeming van de leden van de Opvolgingscommissie wordt
gezorgd voor vergroting van het draagvlak voor het proces om tot verbeteringen te
komen in de danssector. Na hun benoeming kunnen zij aan de slag met de beoordeling
van de vraag in hoeverre de aanbevelingen uit het onderzoek Schaduwdansen voldoende zijn opgepakt door de betrokken partijen.
Vraag 7
Bent u op de hoogte van de door Alliantie Dans Veilig opgestelde gedragscode die geldt
voor leden van de expertgroepen die werken aan verbeteringen in de danssector? Zo
ja, bent u het eens met alle vijf de afspraken waarmee akkoord gegaan dient/diende
te worden om te kunnen toetreden?
Antwoord 7
De Minister van OCW en ik zijn op de hoogte van de afspraken die worden gemaakt met
de leden van de expertgroepen. Deze afspraken zijn gebaseerd op het tussen de aangesloten
partijen overeengekomen convenant dat is opgesteld door een integriteitsjurist.
Vraag 8
Klopt het dat van de circa 4.800 dansaanbieders maar zo’n zes procent valt onder de
vijftien (koepel)organisaties die samen de Alliantie Dans Veilig vormen? En klopt
het ook dat de «dansersachterban» van de Alliantie Dans Veilig, afgezet tegen de ongeveer
anderhalf miljoen dansers die in Nederland actief zijn, nog geen half procent beslaat?
Met andere woorden: wat zegt dit over het draagvlak, de slagkracht en reikwijdte van
de Alliantie Dans Veilig?
Antwoord 8
De Alliantie Dans Veilig is een samenwerkingsverband tussen een aantal partijen in
de danssector. Deze organisaties hebben de handen ineen geslagen om veiligheid en
integriteit binnen deze gehele sector te bevorderen. Zij beperken hun inspanningen
echter niet tot hun eigen «dansersachterban». Integendeel: de Alliantie Dans Veilig
tracht sociale veiligheid binnen de danssector in de breedste zin te verbeteren door
opvolging te geven aan de aanbevelingen uit het onderzoek Schaduwdansen. Daarmee is
hun beoogde slagkracht groot en hun reikwijdte breed.
Vanaf de oprichting van de Alliantie Dans Veilig kan elke dansorganisatie die wil
bijdragen aan een veilige danssector zich bij de Alliantie Dans Veilig aansluiten.
Hiermee wordt het draagvlak voor het proces verder bevorderd. Daarom moedigen Minister
van OCW en ik de organisaties die nog niet zijn aangesloten aan om alsnog deze stap
naar voren te zetten.
Vraag 9
Welke stappen worden gezet om de didactische vaardigheden, ethiek en integriteit te
verbeteren/borgen van het nog altijd onbeschermde beroep van dansdocent/leraar?
Antwoord 9
De Alliantie Dans Veilig werkt momenteel aan de verbetering van didactische vaardigheden
en ethiek en integriteit door het aanbieden van e-learnings via de website, handreikingen
voor de sociale veiligheid binnen de amateur dansscholen en (samen met Dans Belang)
de bredere inzet van het kwaliteitsregister en scholing onder dansdocenten. Tot slot
neemt Dans Belang een module over sociale veiligheid op in haar scholing voor dansdocenten.
Vraag 10
Kunt u aangeven wat uw aangekondigde «betrokken blijven bij de inspanningen» als bewindslieden
in concrete zin betekent? In hoeverre bent u betrokken?
Antwoord 10
De Ministeries van OCW en VWS financieren tot eind 2025 de Alliantie Dans Veilig en
de ethische- en opvolgingscommissie die de aanbevelingen uit het onderzoek Schaduwdansen evalueren. Daarnaast hebben het Ministerie van VWS en het Ministerie van OCW regelmatig
contact met de Alliantie Dans Veilig over de voortgang op dit dossier.
Vraag 11
In hoeverre verhoudt de aankondiging dat «gezien de nadere portefeuilleverdeling op
het Ministerie van OCW de Minister van OCW verantwoordelijk voor dit dossier is» zich
tot verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport op
dit dossier? Kunt u dit nader toelichten?
Antwoord 11
Ik ben als Staatssecretaris Jeugd Preventie en Sport verantwoordelijk voor het dansdossier
voor zover de dans betrekking heeft op sport (en in het bijzonder wedstrijddans).
De Minister van OCW is verantwoordelijk voor het dansdossier voor zover de dans betrekking
heeft op de culturele sector. Hoewel deze set Kamervragen ook aan de Staatssecretaris
van OCW is gesteld, heeft zij hier geen rol in. Onderhavige vragen zijn daarom beantwoord
door de Minister van OCW en mij.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.