Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Beckerman en Dijk over de artikelen 'Er zijn genoeg leraren, maar ze staan niet voor de klas', 'The hidden reserve of nurses and teachers in the Netherlands' en 'Increasing the working hours of nurses and teachers: Evidence from a discrete choice experiment'
Vragen van de leden Beckerman en Dijk (beiden SP) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de artikelen «Er zijn genoeg leraren, maar ze staan niet voor de klas», «The hidden reserve of nurses and teachers in the Netherlands» en «Increasing the working hours of nurses and teachers: Evidence from a discrete choice experiment» (ingezonden 5 december 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 29 januari 2025). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 923.
Vraag 1
Bent u bekend met het recente onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en
Arbeidsmarkt (ROA) en Maastricht Universiteit waaruit blijkt dat tienduizenden mensen
met een diploma in de zorg of het onderwijs niet werkzaam zijn in het beroep waarvoor
ze zijn opgeleid?1
2
3
Antwoord 1
Ja. Het krantenartikel behandelt een onderzoek waarover in februari 2024 gepubliceerd
werd in ESB4 en waarover het Kamerlid De Kort (VVD) toen ook vragen stelde aan mij. Die zijn op
10 april beantwoord.5
Vraag 2
Hoe verklaart u dat de «stille reserve» van, sinds 2000 afgestudeerden, gekwalificeerde
docenten (62.000 personen) en verpleegkundigen (28.000 personen) aanzienlijk groter
is dan de huidige tekorten in respectievelijk het onderwijs en de zorg?
Antwoord 2
Ik wil nogmaals benadrukken dat het belangrijk is en goed voor het onderwijs, dat
mensen die voor het beroep leraar kiezen ook voor de klas willen blijven staan en
hiertoe aangemoedigd worden. Datzelfde geldt voor de mensen die ervoor kiezen om als
verpleegkundige aan de slag te gaan. Deze professionals moeten we koesteren zodat
zij hun belangrijke werk in de zorg en het onderwijs kunnen en willen voortzetten.
Dat er toch sprake is van een stille reserve in beide sectoren heeft meerdere redenen:
1) waar iemand wil werken blijft een individuele keuze, de onderwijs- en zorgsector
zijn daarin niet anders dan andere beroepssectoren. 2) Uit eerder onderzoek van OCW
blijkt ook dat er een onderlinge wisselwerking is van stille reserve in de zorg en
het onderwijs. 3) Daarnaast hebben we te maken met een krappe arbeidsmarkt waarin
sectoren onderling veel concurreren. Met name de onderwijs- en zorgsector staan in
een dergelijke krappe markt voor een grote uitdaging.
Voor het onderwijs geldt verder dat we ook tijdelijke verschuivingen zien waarin leraren
tijdelijk iets anders gaan doen om vervolgens toch weer te kiezen voor het onderwijs.
De praktijk wijst verder uit dat een groot deel van de stille reserve in het onderwijs
en de zorg niet per se woont op de plaats waar ook de meeste behoefte is aan meer
leerkrachten of verpleegkundigen.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke maatregelen u reeds heeft genomen of van plan bent te nemen
om deze stille reserve te activeren en terug te laten keren naar hun oorspronkelijke
beroep?
Antwoord 3
De Minister van VWS en ik willen de stille reserve inspireren om weer aan de slag
te gaan, via het bredere arbeidsmarktbeleid dat wij voeren om de tekorten in de zorg
en het onderwijs aan te pakken. Een goede en aantrekkelijke arbeidsmarkt voor de zorg-
en onderwijssector heeft onze hoogte prioriteit. Het direct benaderen en/of aanschrijven
van de stille reserve is AVG technisch niet mogelijk.6 Wel is een algemeen bericht naar de ABP deelnemers uitgegaan via de nieuwsbrief van
het ABP. Dit waren interviews met gepensioneerden die doorwerken na AOW of zijn heringetreden
in het onderwijs.7
Er zijn meerdere stappen gezet om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken en
daarmee ook de stille reserve aan te moedigen om weer te kiezen voor het onderwijs.
Zo is geïnvesteerd in het verhogen van de salarissen van leraren waarmee de loonkloof
tussen het po en vo is gedicht. Daarnaast is er geïnvesteerd in het verlichten van
de werkdruk in het po en vo. Met de Nationale Aanpak Professionalisering Leraren (NAPL)
die in 2024 van start is gegaan, geven we een serieuze impuls aan de verdere professionalisering
van leraren. Ook hebben we 21 januari de landelijke campagne «Werken met de Toekomst»
gelanceerd om mensen enthousiast te maken voor een baan in het onderwijs: het is de
plek waar je verschil kunt maken in de levens van kinderen, jongeren en jong-volwassenen.
Over deze en andere maatregelen is de Kamer zeer recent ook nog geïnformeerd.8
Ook de Minister van VWS zet stappen om het werken in de zorg aantrekkelijk te maken.
Daarvoor wordt ingezet langs drie lijnen, namelijk 1) het halveren van de administratietijd
onder andere door de inzet van artificial intelligence, 2) de juiste inzet van medewerkers
onder andere door arbitrage tussen zorgwetten waarbij de minste inzet van medewerkers
uitgangspunt wordt en medisch technische zorginnovaties die arbeidsbesparend werken
en 3) het vergroten van vakmanschap en werkplezier onder meer via een leidraad die
werkgevers concrete handvatten biedt om hiermee aan de slag te gaan. Deze maatregelen
moeten er gezamenlijk aan bijdragen dat de zorgvraag afneemt en het aantrekkelijk
is en blijft om in de zorg te werken, ook voor mensen die tot de stille reserve behoren.
Vraag 4
In het onderzoek wordt aangegeven dat veel mensen uit de stille reserve hun huidige
werk aantrekkelijker vinden dan werken in de zorg of het onderwijs, onder meer vanwege
een betere werk-privébalans en meer autonomie; wat doet u om de werkdruk in deze sectoren
te verlichten en de autonomie van werknemers te vergroten?
Antwoord 4
Voor de aanpak van werkdruk zijn elk jaar werkdrukmiddelen beschikbaar voor po en
vo. Scholen kunnen kiezen hoe zij de middelen inzetten. In opdracht van OCW wordt
het proces en de effectiviteit van de werkdrukaanpak gemonitord. In december 2024
is de eindevaluatie opgeleverd.9 Dit rapport laat zien dat de werkdrukmiddelen lijken bij te dragen aan vermindering
van de ervaren taakeisen en een toename van de regelmogelijkheden. Maar we zien ook
dat het effect van de werkdrukmiddelen niet blijvend toeneemt en het gesprek over
werkdruk minder vaak wordt gevoerd dan de eerste jaren na invoering van de werkdrukmiddelen.
De komende maanden vinden met het onderwijsveld gesprekken plaats over het verlagen
van werkdruk, de inzet van de werkdrukmiddelen en het vergroten van werkplezier, waarna
beleidsopties worden uitgewerkt. De Kamer wordt hierover voor de zomer van ’25 geïnformeerd.
De mate van autonomie en professionele ruimte van leraren verschilt sterk per school.
Een belangrijk instrument is het professioneel statuut waarin afspraken gemaakt worden
over autonomie en de professionele ruimte tussen bestuur en onderwijsprofessionals.
De Kamer is in de lerarenbrief geïnformeerd dat we binnenkort met een beleidsreactie
komen op het onderzoek over het professioneel statuut.
Om de werkdruk in de zorg te verlichten wil de Minister van VWS in de eerste plaats
de administratieve lasten verlagen en ervoor zorgen dat medewerkers op de juiste manier
worden ingezet, onder meer met behulp van arbeidsbesparende technologie. Daarnaast
wordt vanuit verschillende initiatieven ingezet op het bevorderen van professionele
autonomie en zeggenschap van werknemers. Zo zijn er subsidiemiddelen beschikbaar om
op instellingsniveau met zeggenschap aan de slag te gaan, om leermiddelen te ontwikkelen
en activiteiten te organiseren om professionele autonomie te stimuleren10. Met de Monitor Zeggenschap wordt de formele en ervaren zeggenschap van professionals
in kaart gebracht. De rapportage van de eerste her-meting en de bijhorende factsheet
worden op korte termijn naar de Tweede Kamer verzonden. Deze informatie helpt werkgevers
om gerichter zeggenschap en professionele autonomie in de zorg te kunnen verbeteren.
Vraag 5
Bent u bereid samen te werken met werkgeversorganisaties om flexibele werktijden en
andere maatregelen, zoals het beperken van nachtdiensten, te stimuleren, zodat met
name vrouwen met zorgtaken makkelijker kunnen terugkeren naar de zorg?
Antwoord 5
De gezondheidszorg gaat 24 uur per dag en 7 dagen per week door, waardoor veel werk
geen 9-tot-5 is. Ook in de nacht hebben we medewerkers nodig die klaarstaan om zorgvragen
te vervullen. Gelukkig zijn er veel mensen die ook (of juist) op deze «afwijkende»
werktijden willen werken. Tegelijkertijd zullen er mensen zijn met andere voorkeuren
voor werktijden, omdat die bijvoorbeeld beter te combineren zijn met zorgtaken of
andere verplichtingen in het privéleven. Op dit moment is het door het Arbeidstijdenbesluit
niet altijd mogelijk voor werkgevers in de zorg om in de grote diversiteit van wensen
en voorkeuren van medewerkers te voorzien. De wet- en regelgeving hieromtrent ligt
op het beleidsterrein van de Minister van SZW. De Minister van VWS vindt het een interessant
idee en gaat daarom, in navolging van de motie-Tielen11 die hier ook op ziet, in overleg met het Ministerie van SZW en vertegenwoordigers
van werkgevers en werknemers in de zorg na of flexibilisering van de arbeidstijdenregelgeving
op dit punt wenselijk en haalbaar is.
Vraag 6
Eerder onderzoek wees uit dat starters in het onderwijs vaak uitvallen door gebrek
aan goede begeleiding; wat doet u om te zorgen dat alle scholen een degelijk inwerkprogramma
voor nieuwe docenten hebben?
Antwoord 6
Goede begeleiding is essentieel, en dat geldt ook voor loopbaanontwikkeling. Begeleiding
krijgt in de cao’s gelukkig al meer aandacht en geld. Daarnaast zien we dat dat steeds
meer starters worden begeleid. De begeleiding van de startende leraren ligt op ongeveer
90% in po en vo en 77% in het mbo.
De afgelopen jaren is er gewerkt aan een helderder structuur tussen scholen, opleidingen
en leraren voor betere kwaliteit van de begeleiding van starters. Daarnaast worden
er in de Nationale Aanpak Professionalisering Leraren verschillende ontwikkelpaden
gerealiseerd. Dit betekent in het begin van je carrière dat je bijvoorbeeld van start-
naar vakbekwaam kan komen. Daarnaast kan een ervaren leraar een loopbaanpad kiezen
waarin begeleiding van beginnende leraren een belangrijk onderdeel is. De verschillende
loopbaanpaden helpen bij duidelijkere kwalitatieve kaders voor de begeleiding van
startende leraren en ervaren docenten.
Vraag 7
Heeft u zicht op de financiële en praktische haalbaarheid van een nationaal actieplan
om de stille reserve te mobiliseren? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de stappen
die u op dit gebied heeft gezet of gaat zetten?
Antwoord 7
De Minister van VWS en ik zetten in op een breed spectrum aan maatregelen om het werk
in zorg en welzijn en het onderwijs aantrekkelijker te maken voor iedereen – inclusief
de stille reserve. Zie ook de beantwoording van vraag 3 met de maatregelen die wij
hiervoor nemen.
Vraag 8
Hoe kan de overheid bijdragen aan een cultuurverandering binnen de zorg- en onderwijssectoren,
zodat medewerkers meer waardering en ondersteuning ervaren, met als doel zowel uitstroom
te beperken als herintreders te werven?
Antwoord 8
Langs verschillende lijnen is er inzet op beleid dat er aan bijdraagt dat het onderwijs
een prettige plek is om als professional te werken. Zo beperken we de uitstroom van
leraren en vergroten we de instroom van herintreders. In het funderend onderwijs wordt
dit bijvoorbeeld gedaan met financiële middelen voor strategisch personeelsbeleid
en een inspiratiebundel voor scholen over dit onderwerp. In aanvulling daarop wordt
gewerkt aan het wetsvoorstel Strategisch personeelsbeleid. Doelstelling van het wetsvoorstel
is het bevorderen van professionele ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid van onderwijsprofessionals.
Op deze manier zou onderwijspersoneel ook meer waardering en ondersteuning kunnen
ervaren. Strategisch personeelsbeleid geeft invulling aan goed werkgeverschap en kan
daarmee helpen de personeelstekorten in de sector te verminderen. Het streven is dat
het wetsvoorstel voor de zomer van 2025 naar de Raad van State gaat. Met de onlangs
gepresenteerde lerarencampagne (zie beantwoording vraag 3) benadrukken we ook nogmaals
het belang en de waardering voor het werk van leraren.
Ook in de zorg is er veel aandacht voor het aantrekkelijker maken van het werken in
zorg en welzijn. De Minister van VWS zet via ondersteuning van het Preventieplan voor medewerkers in zorg en welzijn in op het tegengaan van ongewenste uitstroom. Dit is een aanpak die ervoor zorgt
dat werkgevers het verzuim en verloop in hun organisatie terugdringen door sámen met
hun medewerkers te kijken naar oorzaken van hiervan en wat er daadwerkelijk nodig
is om mensen gezond aan het werk te houden12. Een gezond en veilig werk- en leerklimaat, een leidinggevende die de werknemer in
zijn of haar kracht zet en waardering uit en het betrekken van medewerkers in de besluitvorming
zijn belangrijke elementen die in de eerste fase van het Preventieplan naar voren
zijn komen. De Minister van VWS is van plan om samen met de initiatiefnemers de bevindingen
zo breed mogelijk te verspreiden. Ook is de Minister van VWS voornemens om de aanpak
van het Preventieplan op te nemen op het platform dat zij dit voorjaar tijdens een
zorgtop zal lanceren. Op dit platform komen effectieve initiatieven die een bijdrage
kunnen leveren aan het sverminderen van het arbeidsmarkttekort in de zorg. Dit levend
platform zal voortdurend in ontwikkeling blijven en meebewegen met de tijd. Daarmee
levert het naar verwachting ook een bijdrage aan de cultuurverandering in de zorgsector.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.