Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dassen en Piri over de onlangs verschenen rapporten van Amnesty, Human Rights Watch en Artsen Zonder Grenzen over de situatie in Gaza
Vragen van de leden Dassen (Volt) en Piri (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de onlangs verschenen rapporten van Amnesty, Human Rights Watch en Artsen Zonder Grenzen over de situatie in Gaza (ingezonden 9 januari 2025).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 27 januari 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport ««You feel like you are subhuman»: Israel’s
genocide against Palestinians in Gaza»1, het rapport «Israel’s Crime of Extermination, Acts of Genocide in Gaza»2 en het rapport «Gaza: Life in a death trap»3?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het rapport «You feel like you are subhuman»: Israel’s genocide against
Palestinians in Gaza van Amnesty International?
Antwoord 2
Ik verwijs u hiervoor graag naar de aan uw Kamer gestuurde brief n.a.v. verzoeken
vanuit de Tweede Kamer over het Genocideverdrag en appreciatie rapporten van NGO’s.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de reactie van de Israëlische regering, die heeft gezegd: «The deplorable
and fanatical organisation Amnesty International has produced a fabricated report
that is entirely false and based on lies.» (The Guardian, 5 december 2024)
Antwoord 3
Het is aan ieder land zelf om een appreciatie te geven van het rapport van Amnesty
International.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de conclusie dat Israël zich schuldig maakt aan de handeling «het
doden van leden van de groep», die strafbaar is onder het Genocideverdrag?
Antwoord 4
Het kabinet ziet het groot menselijk lijden in de Gazastrook en de ernst van de situatie.
Genocide is een zeer ernstig misdrijf, en complex om vast te stellen, met name daar
waar het gaat om het aantonen van genocidale opzet. Voor de vaststelling of een bepaalde
gebeurtenis als genocide kan worden gekwalificeerd, is grondig feitenonderzoek van
groot belang. Nederland is in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren.4 Volgens het staand beleid van het kabinet zijn bij het doen van dergelijke kwalificaties
uitspraken van (internationale) gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend
uit wetenschappelijk onderzoek of vaststellingen door de VN (Veiligheidsraad) zwaarwegend.
Hoewel het rapport van Amnesty een bijdrage levert aan het feitenonderzoek, bestaat
voor het kabinet in dit geval geen reden om af te wijken van de gebruikelijke terughoudendheid
bij het kwalificeren van gebeurtenissen als genocide.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de conclusie dat Israël zich schuldig maakt aan de handeling «het
toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep», die
strafbaar is onder het Genocideverdrag?
Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u de conclusie dat Israël zich schuldig maakt aan de handeling «het
opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele
of gedeeltelijke vernietiging», die strafbaar is onder het Genocideverdrag?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Onderschrijft u Amnesty International's interpretatie van de «only reasonable inference
test» van het Internationaal Gerechtshof (p. 101–103 van het Amnesty-rapport)?
Antwoord 7
De definitie van genocide bestaat uit meerdere elementen, waaronder het element van
genocidale opzet. Het aantonen van genocidale opzet is in de praktijk echter lastig.
Uit jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof (IGH) volgt dat wanneer bewijs
van genocidale opzet enkel uit een patroon van handelingen bestaat, het noodzakelijk is dat de enige redelijke
gevolgtrekking («the only reasonable inference») van deze handelingen het doel is om de groep als zodanig te vernietigen.
Ook Amnesty International zet de standaarden voor het vaststellen van genocidale opzet
uiteen volgens de jurisprudentie van internationale hoven en tribunalen, waaronder
het IGH. Amnesty International merkt daarbij op dat deze «only reasonable inference»-standaard tot reacties heeft geleid. Sommige experts hebben gewaarschuwd dat deze
standaard zodanig strikt zou kunnen worden uitgelegd, dat dit het vaststellen van
genocidale opzet in oorlogstijd in feite onmogelijk zou maken; dit terwijl het Genocideverdrag
expliciet stelt dat genocide ook in oorlogstijd verboden is.
De benadering van Amnesty International voor het afleiden van genocidale opzet uit
een handelingspatroon verwijst op bepaalde onderdelen naar die van Nederland. De discussie
over de uitleg van de «only reasonable inference»-standaard speelt ook ten aanzien van gebeurtenissen elders. Zo heeft Nederland een
standpunt ingenomen ten aanzien van deze discussie in een gezamenlijke interventie
in de IGH-zaak tussen Gambia en Myanmar over vermeende genocide jegens de Rohingya
in Myanmar. In deze interventie stellen de interveniërende landen, waaronder Nederland,
onder meer dat het Hof een evenwichtige benadering zou moeten hanteren bij het afleiden
van genocidale opzet uit een patroon van handelingen, waarbij de ernst van het misdrijf
in acht wordt genomen zonder dat de drempel voor het vaststellen van genocidale opzet
te hoog wordt. Hierbij is het onder andere van belang dat het beschikbare bewijsmateriaal
op een alomvattende manier wordt getoetst. Volgens de interveniërende landen kan een
dergelijke evenwichtige benadering worden gebaseerd op de bestaande jurisprudentie
van het IGH.
Vraag 8
Zo nee, waarom niet en waarin verschilt deze interpretatie van die van Nederland in
de interventie van november 2023 bij het Internationaal Gerechtshof in de zaak Gambia vs. Myanmar?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 7. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het IGH zich nog
niet heeft uitgesproken over het in de gezamenlijke interventie ingenomen standpunt.
Vraag 9
Bent u van mening dat het door Amnesty gepresenteerde bewijsmateriaal voor genocidale
intentie zoals bedoeld in artikel II (twee) van het genocideverdrag aan de «only reasonable
inference test» van het Internationaal Gerechtshof voldoet?
Antwoord 9
Amnesty International zet uiteen hoe het, in het licht van de jurisprudentie van het
Internationaal Gerechtshof en de bestaande discussie over deze bewijsstandaard, te
werk is gegaan bij het afleiden van genocidale opzet uit o.a. het patroon van handelingen
van de Israëlische autoriteiten, naast meer rechtstreeks bewijs zoals uitspraken van
Israëlische gezagsdragers. Vervolgens concludeert Amnesty International dat de onder
het Genocideverdrag verboden handelingen zijn uitgevoerd met genocidale opzet.
Onder andere vanwege de complexiteit van het aantonen van genocidale opzet, is het
kabinet – zoals gesteld in het antwoord op vraag 4 – in de regel terughoudend om situaties
als genocide te kwalificeren. Volgens het staand beleid van het kabinet zijn bij het
doen van dergelijke kwalificaties uitspraken van (internationale) gerechts- en strafhoven,
eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek of vaststellingen door
de VN (Veiligheidsraad) zwaarwegend. Dit geldt ook voor de huidige situatie in de
Gazastrook. Op dit moment loopt bij het Internationaal Gerechtshof een zaak tussen
Zuid-Afrika en Israël over schendingen van verplichtingen van Israël onder het Genocideverdrag.
Indien de zaak inhoudelijk wordt behandeld, zal Hof zich ook buigen over bewijs van
genocidale opzet. Het kabinet loopt niet vooruit op deze uitspraak.
Vraag 10
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 11
Welke aanbevelingen die Amnesty International doet aan derde staten, waaronder Nederland
(paragraaf 8.2.4), bent u van plan over te nemen?
Antwoord 11
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief waarin de Nederlandse inzet
wordt beschreven.
Vraag 12
Welke aanbevelingen bent u van plan niet over te nemen en waarom niet?
Antwoord 12
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief waarin de Nederlandse inzet
wordt beschreven.
Vraag 13
Als u van mening bent dat er geen sprake is van genocide of genocidale handelingen,
kwalificeert u de handelingen van Israël zoals beschreven in hoofdstuk 6 van het rapport
van Amnesty International dan als misdrijven tegen de menselijkheid en/of als systematische
of grootschalige oorlogsmisdrijven?
Antwoord 13
Om te kwalificeren als misdrijf tegen de menselijkheid moet sprake zijn van bepaalde
handelingen gepleegd als onderdeel van een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht
tegen een burgerbevolking. Het kabinet is over het algemeen terughoudend bij het kwalificeren
van handelingen van een vreemde krijgsmacht, buiten het Nederlandse grondgebied, ook
als het mogelijke oorlogsmisdrijven betreft. Dit neemt niet weg dat de omschreven
handelingen vragen oproepen over de naleving van internationaalrechtelijke verplichtingen
door Israël. Feitenonderzoek is hiervoor van belang.
Vraag 14
Zo nee, meent u dan dat er sprake is van rechtmatig optreden van Israël in Gaza?
Antwoord 14
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Vraag 15
Hoe beoordeelt u het rapport van Human Rights Watch «Israel’s Crime of Extermination,
Acts of Genocide in Gaza», uitgebracht op 19 december 2024?
Antwoord 15
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Vraag 16
Hoe beoordeelt u de conclusie van het Human Rights Watch rapport dat de Israëlische
autoriteiten Palestijnen in Gaza opzettelijk onvoldoende toegang tot water hebben
verleend sinds oktober 2023, resulterende in mogelijk duizenden doden?
Antwoord 16
Het rapport van Human Rights Watch onderstreept de catastrofale situatie in de Gazastrook.
Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over het tekort aan water voor de burgerbevolking.
Israël heeft op basis van het bezettingsrecht de plicht de bevolking van de bezette
Palestijnse Gebieden te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen en andere noodzakelijke
basisbehoeften, waaronder water.
Het opzettelijk onthouden van toegang tot voldoende water is in strijd met het humanitair
oorlogsrecht en kan een internationaal misdrijf vormen. Het is uiteindelijk aan een
rechter om te bepalen of, en welke, schendingen zijn begaan.
Het kabinet heeft de strijdende partijen voortdurend opgeroepen zich aan het humanitair
oorlogsrecht te houden. Dat omvat ook het verbod op het aanvallen, vernietigen, verwijderen
of onbruikbaar maken van objecten die onmisbaar zijn voor het overleven van de burgerbevolking.
Vraag 17
Bent u het eens met de conclusie van Human Rights Watch dat de Israëlische autoriteiten
opzettelijk levensomstandigheden hebben gecreëerd om de Palestijnen in Gaza geheel
of gedeeltelijk fysiek te vernietigen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 18
Zal Nederland de aanbeveling van Human Rights Watch om een wapenembargo tegen Israël
en sancties tegen de Israëlische regering in te voeren om een eind te maken aan het
risico dat Nederland medeplichtig is aan Israëlische misdaden tegen de menselijkheid
en genocidale daden, opvolgen?
Antwoord 18
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief waarin de Nederlandse inzet
wordt beschreven.
Vraag 19
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 19
Zie het antwoord op vraag 18.
Vraag 20
Hoe beoordeelt u het rapport van Artsen Zonder Grenzen «Gaza: Life in a death trap»,
uitgebracht op 19 december 2024?
Antwoord 20
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Vraag 21
Wat is uw reactie op de conclusie van Artsen Zonder Grenzen dat de tekenen van etnische
zuivering in Gaza onmiskenbaar zijn?
Antwoord 21
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Vraag 22
Deelt u de conclusie van Artsen Zonder Grenzen dat Israël geen maatregelen heeft getroffen
om genocide in Gaza te voorkomen?
Antwoord 22
Als partij aan het Genocideverdrag heeft Israël onder meer de verplichting om genocide
te voorkomen. Deze verplichting strekt zich ook uit tot de andere in artikel III genoemde
feiten van het Genocideverdrag, zoals het rechtstreeks en openbaar aanzetten tot genocide.
Israël ontkent dat er sprake is van genocide. Als onderdeel van de voorlopige maatregelen
die aan Israël zijn opgelegd in de IGH-zaak aangespannen door Zuid-Afrika, moet Israël
rapporteren over de maatregelen die het neemt om genocide te voorkomen. Deze rapporten
zijn echter vertrouwelijk en Israël doet hier in het openbaar geen uitspraken over.
Nederland wijst Israël, samen met partners, consequent op de verplichting om zich
te houden aan het internationaal recht, waaronder de implementatie van de voorlopige
maatregelen van het IGH.
Vraag 23
Zo nee, kunt u concrete maatregelen noemen die Israël getroffen heeft om genocide
in Gaza te voorkomen?
Antwoord 23
Zie het antwoord op vraag 22.
Vraag 24
Bent u bereid via de Europese Unie (EU) in de Associatieraad te eisen dat Israël op
korte termijn met een stappenplan komt om humanitaire toegang en bescherming van humanitaire
werkers mogelijk te maken in Gaza?
Antwoord 24
Het is evident dat de humanitaire situatie in de Gazastrook – ook na ingaan van het
staakt-het-vuren – catastrofaal is. Deze vraagt om onmiddellijke verbetering. Dit
betreft zowel de kwantiteit en kwaliteit van goederen, als mogelijkheden voor hulporganisaties
om deze veilig en ongehinderd te verspreiden. Het kabinet blijft Israël met klem oproepen
tot het verruimen en versnellen van toegang van humanitaire hulp. Dit doen we bilateraal
maar ook in Europees en multilateraal verband. Het is de Nederlandse inzet om dit
ook onderdeel van de mogelijk aanstaande Associatieraad te maken.
Vraag 25
Op welke manier voldoet Nederland aan de plicht voor partijen bij het Genocideverdrag
om Israëls genocide in Gaza te stoppen of te voorkomen?
Antwoord 25
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Vraag 26
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden vóór de voortzetting van het commissiedebat
Midden-Oosten op 14 of 21 januari?
Antwoord 26
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.