Amendement : Amendement van het lid Sneller over verduidelijking van de gronden voor voorlopige hechtenis
36 327 Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering)
Nr. 30 AMENDEMENT VAN HET LID SNELLER
Ontvangen 27 januari 2024
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel 2.5.27, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef, wordt na «worden gegeven» ingevoegd «indien er sprake is van een direct
gevaar dat van de verdachte uitgaat, en».
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. indien er een direct gevaar bestaat dat de verdachte het onderzoek zal frustreren;
3. Onderdeel c komt te luiden:
c. indien er een direct gevaar bestaat dat de vrijlating van de verdachte vanwege de
zwaarte van het strafbare feit waarvan hij wordt verdacht, tot een directe verstoring
van de openbare orde zal leiden;
4. In onderdeel d wordt «ernstig ermee rekening moet worden gehouden» vervangen door
«er duidelijke aanwijzingen zijn», wordt na «dat de verdachte» ingevoegd «opnieuw»
en vervalt «waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van zes jaar of
meer is gesteld of waardoor de staatsveiligheid of de gezondheid of veiligheid van
personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor goederen kan
ontstaan».
5. Onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel e vervalt onderdeel e.
II
In artikel 2.5.29, eerste lid, wordt «uit feiten of omstandigheden blijkt van ernstige
bezwaren tegen de verdachte» vervangen door «feiten of omstandigheden het aannemelijk
maken dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit».
Toelichting
De toepassing van voorlopige hechtenis in Nederland krijgt zowel nationale als internationale
kritiek.1 Het wordt te vaak en te gemakkelijk toegepast, terwijl alternatieven middels de schorsing
onder voorwaarden onvoldoende benut worden (gedragsinterventies, huisarrest, contactverbod,
borgsom, elektrisch toezicht). Uit onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat
een derde van de Nederlandse gevangenispopulatie in voorlopige hechtenis zit, aanzienlijk
meer dan het Europese gemiddelde van 25%.2 Vaak blijkt voorlopige hechtenis achteraf onnodig, te herleiden uit het aantal toegekende
schadevergoedingen aan ex-verdachten ter compensatie van de onrechtmatig doorgebrachte
tijd in voorarrest.3 Net als voor reguliere korte detenties geldt voor korte detenties in het kader van
voorlopige hechtenis dat deze detentieschade veroorzaken en dat recidivecijfers na
detentie hoog liggen.4 De indiener onderschrijft derhalve de ambities van de regering om tegemoet te komen
aan de kritiek. Net als de Raad van State5 vraagt indiener zich echter af of het nu voorliggende voorstel voldoende effectief
is om deze ambities waar te maken en stelt zich daarom het voorliggende amendement
voor.
Met dit amendement beoogd de indiener de gronden voor voorlopige hechtenis te verduidelijken.
Vanuit de rechtswetenschap en rechtspraktijk is gesteld dat de gronden voor voorlopige
hechtenis te zacht, te onduidelijk en te ruim te interpreteren zijn.6 De suggesties die zij doen voor het verduidelijken van de gronden voor voorlopige
hechtenis neemt de indiener met het voorliggende amendement over.7 De indiener is er van overtuigd dat een helder geformuleerde wettelijke regeling
de rechtspraktijk meer duidelijkheid kan bieden en het wetboek toegankelijker en inzichtelijker
kan maken. De drie basisvoorwaarden waar bij de oplegging van voorlopige hechtenis
aan moet zijn voldaan, namelijk een zekere ernst van het feit, een bepaalde mate van
verdenking en een grond maakt indiener weer zichtbaar, waarbij de verouderde en verwarrende
term «ernstige bezwaren» wordt vervangen door dat «feiten of omstandigheden» het aannemelijk
maken dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit. Met betrekking
tot de gronden kan een nieuwe overkoepelende eis worden opgenomen waarin duidelijk
is waar de rechter op moet letten, namelijk dat er sprake moet zijn van een direct
gevaar dat van de verdachte uitgaat. In aansluiting daarop kan de onderzoeksgrond
duidelijker worden omschreven als een direct gevaar dat de verdachte het onderzoek
zal frustreren. De recidivegrond kan dan worden beperkt tot het directe gevaar «dat
de verdachte, als hij op vrije voeten komt, verder gaat met het plegen van misdrijven».
De beperking tot feiten waarop zes jaar gevangenisstraf is gesteld, kan daarbij vervallen
waardoor de tweede recidivegrond daar als vanzelf onder valt en kan vervallen. De
grond met betrekking tot de ernstig geschokte rechtsorde dient te worden gericht op
het directe gevaar dat de vrijlating van de verdachte vanwege de zwaarte van het strafbare
feit waarvan hij wordt verdacht, tot een directe verstoring van de openbare orde zal
leiden.
Sneller
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Joost Sneller, Tweede Kamerlid