Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Piri , Ceder, Koekkoek en Podt over het bericht 'Faber beperkt inspraak van adviesorganen bij overhaaste wetgeving’
Vragen van de leden Piri (GroenLinks-PvdA), Ceder (ChristenUnie), Koekkoek (Volt) en Podt (D66) aan de Minister-President en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister van Asiel en Migratie over het bericht «Faber beperkt inspraak van adviesorganen bij overhaaste wetgeving» (ingezonden 11 december 2024).
Antwoord van Minister Faber – Van de Klashorst (Asiel en Migratie) (ontvangen 22 januari
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nrs. 920 en 959.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Faber beperkt inspraak van adviesorganen bij overhaaste
wetgeving»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u toelichten waarom u niet de gangbare consultatieperiode van minimaal vier weken
hanteert bij deWijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de introductie
van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de vereisten bij nareis?
Antwoord 2
Het kabinet vindt het noodzakelijk om met urgentie in te zetten op een breed pakket
aan maatregelen om de asielketen per direct en duurzaam te ontlasten. De invoering
van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de voorwaarden voor nareis zijn onderdeel
van die maatregelen, zoals ook is opgenomen in het regeerprogramma.2 Om die reden is het wetgevingsproces, waaronder de consultatiefase, versneld doorlopen
zodat het wetsvoorstel nog in 2024 aan de Afdeling advisering van de Raad van State
kon worden voorgelegd. Daarmee heb ik uitvoering gegeven aan de brieven van 25 oktober
2024 en van 14 november 2024.3 Ik merk overigens op dat uw Kamer door middel van een motie heeft gevraagd om een
nog spoediger tijdpad, waarin de wetsvoorstellen in 2024 aan de Tweede Kamer zouden
worden voorgelegd.4
Zoals ik aangaf in het commissiedebat van 19 december 2024, en zoals in de memorie
van toelichting staat vermeld, zal ik adviezen die op een later moment nog worden
ontvangen alsnog betrekken in het wetgevingsproces. In dit verband heeft onder meer
de Raad voor de rechtspraak een nader advies aangekondigd.5
Vraag 3 en 4
Kunt u toelichten waarom de asielnoodmaatregelenwet niet ter consulatie is gestuurd
naar de Nederlandse Orde van Advocaten, in tegenstelling tot wat u eerder schreef
in de kamerbrief van 14 november?6
Aan welke organisaties is de asielnoodmaatregelenwet wel ter consulstatie voorgelegd?
Antwoord 3 en 4
Gelet op de hierboven beschreven urgentie is het concept voor een Asielnoodmaatregelenwet
voorgelegd aan de organisaties die in hun uitvoering direct door het voorstel worden
geraakt. Het concept is daarom voorgelegd aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND), de Dienst Terugkeer en Vertrek, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State, de Raad voor de rechtspraak, het openbaar ministerie en de politie. In
de kamerbrief van 14 november 2024 is overigens niet opgenomen dat het concept voor
een Asielnoodmaatregelenwet aan de Nederlandse Orde van Advocaten zou worden voorgelegd.
Vraag 5 en 13
Op basis van welke kenmerken kan een wetsvoorstel als vertrouwelijk geclassificeerd
worden en kunt u aangeven welke van deze kenmerken voorkomen bij de asielnoodmaatregelenwet?
Kunt u motiveren waarom maartschappelijke organisaties zonder toelichting van u de
vraag krijgen om vertrouwelijke met informatie om te gaan? Hoe gebruikelijk is deze
werkwijze?
Antwoord 5 en 13
Als uitgangspunt geldt dat een consultatieronde niet vertrouwelijk is. Dat was ook
in dit geval beoogd. Op het briefhoofd van de aanbiedingsbrief waarmee het wetsvoorstel
ter consultatie is voorgelegd was echter de aanduiding «Dep. vertrouwelijk» blijven
staan. Dit is abusievelijk gebeurd en inhoudelijk ook niet juist, aangezien bij een
consultatie-uitnodiging naar haar aard geen sprake is van departementaal vertrouwelijke
informatie. In de tekst van de aanbiedingsbrief zelf is ook niet om vertrouwelijkheid
gevraagd. De beide wetsvoorstellen zijn na toezending ervan aan de Afdeling advisering
van de Raad van State actief openbaar gemaakt door publicatie op de wetgevingskalender.
Vraag 6
Welke maatregelen treft u om de verkorte consultatieperiode niet tot gebruikelijke
werkwijze te maken?
Antwoord 6
Ik heb op dit moment geen voornemen om ook in andere trajecten op het gebied van asiel
en migratie deze verkorte consultatietermijn te hanteren.
Vraag 7
Kunt u aangeven of het proces voor beide wetsvoorstellen geheel verloopt volgens de
Aanwijzingen voor de regelgeving? Zo nee, op welke punten wordt precies afgeweken
en waarom?
Antwoord 7
In de Aanwijzingen voor de regelgeving7 is geen minimumtermijn opgenomen voor het in consultatie geven van wetgeving.
Vraag 8
Hoe verhoudt dit proces zich tot de recent gepubliceerde eerste versie van de Staat
van de wetgeving?8
Antwoord 8
In de Staat van de Wetgevingskwaliteit wordt opgemerkt dat bij spoedwetgeving de uitdaging
is om een balans te vinden tussen de gewenste snelheid en zorgvuldigheid in het wetgevingsproces.
In het onderhavige geval is een afweging gemaakt tussen de noodzaak om op zeer korte
termijn maatregelen te nemen om de asielketen te ontlasten, en het belang om het wetgevingsproces
zo zorgvuldig mogelijk te doorlopen. Dat heeft ertoe geleid dat in dit geval het wetgevingsproces
versneld is doorlopen.
Vraag 9
Wordt het gebruikelijke proces van ambtelijke afstemming en onderraden doorlopen,
of gaan deze twee wetsvoorstellen zonder de gebruikelijke voorfase direct naar de
ministerraad? Zo ja, wat is hiervan de precieze reden?
Antwoord 9
De wetsvoorstellen zijn vanwege de urgentie niet in een ambtelijk voorportaal besproken,
maar geagendeerd voor de Raad Asiel en Migratie en daar op 17 december 2024 behandeld.
Vervolgens zijn de wetsvoorstellen op 20 december 2024 door de ministerraad behandeld.
Vraag 10
Klopt het dat de IND niet voor alle wetsvoorstellen die op de planning staan vooraf
een uitvoeringstoets heeft kunnen doen en klopt het dat de IND hiertegen (formeel)
bezwaar heeft ingediend? Zo ja, bij welke wetsvoorstellen is dit niet gebeurd en wat
bent u voornemens te doen na het bezwaar van de IND?
Antwoord 10
De IND is bij het opstellen van de wetsvoorstellen betrokken en heeft ook in de consultatiefase
advies uitgebracht. De IND heeft daarbij de zorg uitgesproken dat er onvoldoende inzicht
is in de effecten van de beoogde veranderingen op de IND. Deze zorg neem ik serieus.
Bij het bepalen van het precieze tijdstip van invoering van de wetsvoorstellen en
de daarin opgenomen maatregelen, zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met
de (on)mogelijkheden van de relevante uitvoeringsorganisaties, waaronder de IND.
Vraag 11 en 12
Herkent u het beeld dat de Nederlandse Orde van Advocaten door uw werkwijze «buiten
spel» wordt gezet? Zo nee, waarom niet?
Bent u in gesprek met de Nederlandse Orde van Advocaten over de bezwaren die zij uiten,
waaronder de ingekorte consultatieperiode? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11 en 12
Ik herken dit beeld niet. Het advies van de Nederlandse Orde van Advocaten van 2 december
2024 is bij het opstellen van het wetsvoorstel tot invoering van een tweestatusstelsel
betrokken. Ik ben op dit moment niet in gesprek met de Nederlandse Orde van Advocaten.
Vraag 14
Kunt u aangeven bij welke op de planning staande wetsvoorstellen u de spoedprocedure
met een verkorte consultatie periode wilt hanteren, en kunt u per wetsvoorstel toelichten
waarom het gebruik van de spoedprocedure gerechtvaardigd is?
Antwoord 14
Ik heb op dit moment geen voornemen om ook in andere trajecten op het gebied van asiel
en migratie deze verkorte consultatietermijn te hanteren.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Nispen
(SP), ingezonden 11 december 2024 (vraagnummer 2024Z20786).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.