Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Inge van Dijk over het bericht 'Einde Buy Now Pay Later stap dichterbij'
Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Einde Buy Now Pay Later stap dichterbij» (ingezonden 22 oktober 2024).
Antwoord van Minister Heinen (Financiën), mede namens de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 21 januari 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU inzake Buy Now Pay
Later (BNPL), dat er wél sprake is van een kredietvergoeding wanneer de kredietgever,
om economisch voordeel te krijgen, bij het sluiten van de overeenkomst er op anticipeert
dat de consument de betalingsverplichting niet na zal komen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het onderzoek van de AFM dat BNPL-aanbieders tot 40% van hun inkomsten
halen uit te laat betalen, en dat dit zo’n groot deel van de inkomsten is, dat dit
een onderdeel is van het verdienmodel?
Antwoord 2
Wij zijn bekend met het rapport van de AFM. De AFM stelt dat in 2021 de aanmaningskosten
een substantieel deel (tot 40%) vormden van de inkomsten van sommige BNPL-aanbieders
en deze inkomsten kunnen winstgevend zijn.2
Vraag 3
Klopt het daarom dat BNPL niet buiten de Richtlijn consumentenkrediet kan vallen,
en daarom net zo goed aan de regels moet voldoen?
Antwoord 3
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof) heeft op 17 oktober jl. uitspraak3 gedaan over de betreffende zaak waar onder meer het verdienmodel van een BNPL-aanbieder
ter discussie stond. De Nederlandse staat heeft tijdens dit proces zijn zienswijze
gedeeld met het Hof. Samenvattend oordeelt het Hof dat de rente en de kosten van niet-nakoming
in beginsel geen deel uitmaken van de «rente» en de «andere kosten» in de zin van
artikel 2, lid 2, onder f), van richtlijn 2008/48, ongeacht of de toepassing en de
hoogte van die rente en die kosten bij wet zijn voorzien dan wel in de kredietovereenkomst
zijn vastgelegd. BNPL is in beginsel uitgezonderd van de Richtlijn consumentenkrediet,
tenzij de BNPL-aanbieder al bij het sluiten van de overeenkomst anticipeert op wanbetaling
om economisch voordeel te behalen, oftewel de niet-nakomingskosten deel uitmaken van
het verdienmodel van de aanbieder. Het Hof verwijst in de uitspraak tevens naar de
zienswijze van Nederland. Of er sprake is van een economisch voordeel hangt af van
de omstandigheden rond de sluiting van de betrokken overeenkomst en andere relevante
omstandigheden, zoals met name de wettelijke dan wel contractuele aard van de rente
en de kosten van niet-nakoming, de termijnen waarbinnen die rente en kosten opeisbaar
worden en het bedrag van deze rente en kosten. Om te kunnen bepalen of de betreffende
BNPL-aanbieder in deze specifieke zaak binnen het toepassingsbereik van de huidige
Richtlijn consumentenkrediet valt en welke implicaties dit heeft, moet de uitspraak
van de rechter worden afgewacht. Voor deze casus zal de Hoge Raad de vragen van de
kantonrechter te Arnhem beantwoorden, waarna de kantonrechter, die over de feitelijke
beoordeling gaat, uitspraak zal doen. Een nadere uitleg hierover treft u aan in de
heden verzonden Kamerbrief over BNPL.
Vraag 4
Bent u het met ons eens dat voor BNPL dus moet worden gewaarschuwd voor de risico’s
van kredieten, dat duidelijk moet zijn wat de kosten zijn en waarbij de kredietwaardigheid
van de consument moet worden beoordeeld?
Antwoord 4
Nederland heeft zich er tijdens de onderhandelingen over de herziening van de richtlijn
consumentenkrediet sterk voor ingezet om BNPL onder de reikwijdte van de herziene
Europese Richtlijn consumentenkrediet te plaatsen, zodat onder meer de in de vraag
genoemde maatregelen, verplicht worden voor BNPL-aanbieders. Deze inzet is succesvol
geweest; de aanbieders van BNPL-betaaldiensten komen dan ook te vallen onder de herziene
Europese Richtlijn consumentenkrediet. Vanaf dan moeten ook de aanbieders van BNPL-betaaldiensten
aan dezelfde, strenge regels voldoen als de aanbieders van consumptief krediet. In
de praktijk betekent dit dat de aanbieders onder andere een krediettoets moeten gaan
uitvoeren (waaronder een BKR-toets) en moeten voldoen aan regels ten aanzien van informatieverstrekking
en reclame-uitingen.
Vraag 5
Kunt u nagaan bij de Hoge Raad wat hun tijdsplanning is om deze uitspraak verder te
beoordelen?
Antwoord 5
Na ontvangst van de uitspraak van het Hof worden de partijen in de procedure en de
belanghebbende die zich in de procedure heeft gemeld, door de Hoge Raad uitgenodigd
om schriftelijke opmerkingen te maken naar aanleiding van de uitspraak van het Hof
(het partijdebat). Vervolgens wordt aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad gelegenheid
gegeven voor het nemen van een nadere conclusie in de zaak. Daarna bepaalt de Hoge
Raad de dag waarop hij uitspraak zal doen. De Hoge Raad heeft aangegeven dat de tijd
waarop hij zal beslissen naar huidige verwachting zal worden bepaald op een dag in
de tweede helft van 2025.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën -
Mede ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.