Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Roon over weigering door Algerijnse ambassade om door rechter toegewezen ontslagvergoeding te betalen
Vragen van het lid De Roon (PVV) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over weigering door Algerijnse ambassade om door rechter toegewezen ontslagvergoeding te betalen (ingezonden 24 december 2024).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 17 januari 2025).
Vraag 1
Klopt het dat u van mening bent dat u helemaal niets kunt doen voor een voormalig
medewerker van de Algerijnse ambassade in Nederland, aan wie die ambassade weigert
een door een Nederlandse rechter toegewezen ontslagvergoeding ad € 140.000 te betalen1?
Antwoord 1
Op een paar uitzonderingen na, is een Nederlandse rechter gemachtigd om uitspraken
te doen volgens het Nederlandse arbeidsrecht over zaken die lokaal personeel van buitenlandse
ambassades in Nederland aangaan.2 In verreweg de meeste gevallen wordt het Nederlandse arbeidsrecht door de vreemde
staat gerespecteerd. Er zijn helaas uitzonderingen waarbij vreemde staten deze rechterlijke
uitspraken niet opvolgen. De Nederlandse staat is zelf geen partij bij arbeidsgeschillen
tussen lokale werknemers en buitenlandse ambassades. Dat neemt niet weg dat het ministerie
het belangrijk vindt dat uitspraken van de Nederlandse rechter worden nageleefd. In
de brief van 23 december 2022 heeft toenmalig Minister Hoekstra de Tweede Kamer geïnformeerd
over het juridisch kader en diplomatieke stappen die mijn ministerie onderneemt bij
deze arbeidsgeschillen. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik u naar deze brief.3
Het ministerie heeft de ontvangen klacht van de voormalig medewerker van de Algerijnse
ambassade over niet-naleving van de uitspraak van de Nederlandse rechter door de Algerijnse
autoriteiten zonder meer serieus genomen. Dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken
zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, volgt uit de intensieve inspanningen om langs
diplomatieke weg naar oplossingen te zoeken.
Daarbij verwijs ik u naar het verslag van de commissie voor de Verzoekschriften en
de Burgerinitiatieven over het verzoekschrift van dhr. K. inzake een klacht over het
handelen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat op 21 november 2024 is gepubliceerd.4 In dit verslag staan de inspanningen van het ministerie beschreven.
De commissie heeft geoordeeld dat het ministerie de zaak van betrokkene serieus heeft
behandeld. De commissie ziet geen aanleiding om op dit punt een voorstel aan de Kamer
te doen. De commissie heeft het verslag doorgestuurd naar de vaste commissie voor
Buitenlandse Zaken.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het dat de Algerijnse ambassadeur zijn houding toelicht met «ik doe
wat ik wil in Nederland» en er in ieder geval blijk van geeft geen boodschap te hebben
aan een uitspraak van de Nederlandse rechter?
Antwoord 2
Ik betreur het ten zeerste dat de Algerijnse autoriteiten ondanks herhaaldelijke verzoeken
van het ministerie het vonnis van de Nederlandse rechter niet naleven.
Vraag 3
Heeft u de ambassadeur op het matje geroepen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 4
Is er van Algerijnse zijde enige inhoudelijke uitleg gegeven waarom de uitspraak van
de Nederlandse rechter wordt genegeerd? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Antwoord 4
Als bemiddelende partij tussen de voormalig medewerker van de Algerijnse ambassade
en de autoriteiten van Algerije heeft het ministerie zowel schriftelijk als in gesprekken
meermaals aandacht gevraagd voor deze zaak bij de autoriteiten in Algerije en bij
de Algerijnse ambassade in Nederland. De contacten vonden plaats op hoog ambtelijk
niveau. In aanvulling daarop heeft toenmalig Minister Hoekstra de Algerijnse Minister
van Buitenlandse Zaken op 17 juli 2023 persoonlijk per brief om aandacht gevraagd
voor de zaak van betrokkene. In deze brief is gewezen op het Verdrag van Wenen inzake
diplomatiek verkeer waarin is vastgelegd dat diplomatieke missies de wet- en regelgeving
van het gastland moeten respecteren. Specifiek is benoemd dat hieronder ook uitspraken
van de Nederlandse rechter vallen in arbeidsgeschillen met lokale werknemers, zoals
het vonnis van het gerechtshof van 5 juli 2022. Het belang dat Nederland hecht aan
het respecteren en naleven van het vonnis van de Nederlandse rechter is daarbij benadrukt.
Ondanks herhaaldelijke verzoeken, is er door ons ministerie geen schriftelijke reactie
ontvangen op deze brief. Wel kan uit een mondelinge reactie van de Algerijnse autoriteiten
op de brief worden opgemaakt dat niet wordt overwogen over te gaan tot betaling. Daarbij
is geen inhoudelijke uitleg gegeven. Hiermee is na twee jaar een einde gekomen aan
de bemiddelende rol die het ministerie op zich heeft genomen.
Vraag 5
Vindt u het gepast dat Nederlandse ambtenaren of bewindspersonen na zo'n Algerijnse
middelvinger nog feestjes of recepties van de Algerijnse ambassade bezoeken? Zo neen,
wilt u dan in het kabinet bespreken om daarvan af te zien?
Antwoord 5
Nederland en Algerije onderhouden diplomatieke betrekkingen. Als onderdeel van die
betrekkingen vinden ook contactmomenten tussen de diplomatieke vertegenwoordiging
en het Ministerie van Buitenlandse Zaken plaats. Dergelijke gelegenheden worden ook
gebruikt om kwesties als de onderhavige op te brengen.
Vraag 6
Zijn er andere mogelijkheden om druk op deze zaak te zetten?
Antwoord 6
Ik ben mij zeer bewust van de financiële en persoonlijke gevolgen die de afwikkeling
van arbeidsgeschillen kunnen hebben. Ik merk hierbij op dat het niet aan Nederland,
maar aan Algerije is, om het vonnis na te leven. Nederland kan hierin uitsluitend
een rol spelen als bemiddelende partij en heeft deze rol ook op zich genomen. In alle
gevallen moet rekening worden gehouden met het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek
verkeer. Daarin staat weliswaar dat de wetten en regelingen van de ontvangende staat
moeten worden gerespecteerd, maar tegelijkertijd genieten vreemde staten en hun ambassades
immuniteit van executie waardoor de naleving van nationale vonnissen niet kan worden
afgedwongen. De Algerijnse autoriteiten overwegen niet om over te gaan tot betaling.
Hiermee is na twee jaar een einde gekomen aan de bemiddelende rol die het ministerie
op zich heeft genomen. Uit het artikel van Omroep West maak ik op dat door betrokkene
wordt overwogen om de nationale rechtsmiddelen uit te putten door beslaglegging om
zo te komen tot tenuitvoerlegging van de nationale uitspraak.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.