Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 489 Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 20 januari 2025
Inleidende opmerkingen
De regering dankt de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid voor het verslag
dat zij heeft uitgebracht bij het wetsvoorstel Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke
rechtspersonen. De regering verontschuldigt zich voor de vertraagde afhandeling van
de voorliggende nota naar aanleiding van het verslag. Met veel belangstelling heb
ik kennisgenomen van de opmerkingen en vragen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA,
VVD, NSC, D66 en de SP. Hierna ga ik in op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen.
Daarbij volg ik zoveel mogelijk de indeling en volgorde van het verslag. De oorspronkelijke
tekst van het verslag is integraal opgenomen in deze nota en is cursief weergegeven.
Na de passages met vragen en opmerkingen uit het verslag volgt telkens de reactie
van de regering. In een aantal gevallen was sprake van soortgelijke vragen van de
verschillende fracties. Deze vragen heb ik, waar mogelijk, gezamenlijk beantwoord.
Algemeen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de Wijziging van Boek 2 en Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten
met het oog op het aanpassen van de regels inzake de digitale algemene vergadering
van rechtspersonen en de regels voor digitale oproeping voor de algemene vergadering
(Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen) (hierna: het
wetsvoorstel). Zij begrijpen de behoefte om algemene vergaderingen van privaatrechtelijke
rechtspersonen via huidige en toekomstige elektronische communicatiemiddelen te kunnen
houden. Zij zien de voordelen voor de rechtspersonen in de zin van tijd- en kostenbesparing.
Echter zien de aan het woord zijnde leden ook enkele mogelijke nadelen. Zij zullen
daar in het onderstaande nader op ingaan. De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen
van het wetsvoorstel. Zij kunnen het doel van het wetsvoorstel tot het faciliteren
van elektronische communicatiemiddelen ondersteunen en hebben nog een aantal vragen
en opmerkingen bij het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de NSC-fractie hebben
kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
en de bijbehorende stukken. Zij hebben hierover nog enkele vragen. De leden van de
SP-fractie hebben het wetsvoorstel gelezen. Zij hebben hier nog een aantal vragen
over.
Vraag 1
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
zien absoluut de voordelen van het digitaal vergaderen. Tijdens de coronajaren was
onze samenleving afhankelijk van deze vergadermogelijkheid en daarna zijn bedrijven,
organisaties en deelnemers de gemakken en voordelen van digitaal vergaderen blijven
zien. Voornoemde leden hebben echter ook de vrees dat het louter digitaal vergaderen
de kwaliteit van de besluitvorming niet ten goede komt. Aan digitaal vergaderen kleeft
het risico van gebrek aan interactie. Deze leden zien het belang van persoonlijk contact
en de beperking van mogelijkheden voor aandeelhouders om te spreken en (andere) risico’s
die samenhangen met het digitaal vergaderen. Kwaliteit van de besluitvorming valt
of staat met een gedegen afwegingsproces, zo menen deze leden. Tijdens de vergadering
moet goed naar elkaar geluisterd kunnen worden en moeten bedoelingen achter de gesproken
woorden ook gehoord en begrepen kunnen worden. Daarnaast moeten deelnemers goed op
elkaar kunnen reageren. Erkent de regering dat bij fysieke besluitvorming de kwaliteit
van besluitvorming beter geborgd is? Zo nee, kan de regering uitleggen hoe het bovengenoemde
geborgd kan worden bij een volledig digitale vergadering?
Dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid om een volledig digitale vergadering
te houden. De rechtspersoon bepaalt daarbij zelf of zij daar al niet gebruik van wenst
te maken. Het wetsvoorstel is in die zin dan ook faciliterend in plaats van normerend,
met respect voor de autonomie van de rechtspersoon en haar soevereiniteit ten aanzien
van interne kwesties. De rechtspersoon kan namelijk zelf bepalen of en zo ja, in welke
gevallen, zij (volledig) digitaal wenst te vergaderen. Om zoveel als mogelijk administratieve
lasten voor rechtspersonen te beperken, zijn geen techniek gebonden randvoorwaarden
voor het houden van een digitale algemene vergadering opgenomen.
Uit voorgaande volgt dat het aan de onderneming of organisatie zelf is om te bepalen
of zij al dan niet (volledig) digitaal wenst te vergaderen. De aandeelhouders, respectievelijk
leden, van de rechtspersoon kunnen het beste inschatten of dit opportuun is. Dat sluit
aan bij het stelsel van check-and-balances dat ons ondernemingsrecht voor rechtspersonen
kent.
Ik deel de visie van de leden van de NSC-fractie dat tijdens een algemene vergadering
aandeelhouders, respectievelijk leden, zoveel mogelijk volwaardig en interactief –
met wederzijds begrip en gelijkwaardige interventiemogelijkheden – moeten kunnen participeren.
Terecht merken deze leden op dat de kwaliteit van de besluitvorming valt of staat
met een gedegen afwegingsproces. In het wetsvoorstel is daarom de verplichting opgenomen
dat de leden en aandeelhouders de vergadering rechtstreeks moeten kunnen volgen met
beeld en geluid én dat zij met beeld en geluid kunnen deelnemen, door te kunnen stemmen,
maar ook door het woord te kunnen voeren. Deze verplichting is opgenomen in de artikelen 2:117a
en 2:227a BW (nieuw). Door deze verplichting wordt zo veel mogelijk geborgd dat er
interactie tussen bestuur, aandeelhouders, leden en andere vergadergerechtigden, kan
plaatsvinden.
Indien de voorzitter van de vergadering, in weerwil van deze verplichtingen, deelnemers
aan de algemene vergadering stelselmatig negeert of vragen structureel niet beantwoordt,
kan sprake zijn van schending van de inlichtingenplicht jegens de algemene vergadering
of schending van de wederzijds in acht te nemen redelijkheid en billijkheid ex artikel 2:8
BW. Wanneer door de rechtspersoon in strijd met inlichtingenplicht of de redelijkheid
en billijkheid wordt gehandeld, kan een genomen besluit op grond van artikel 2:15
lid 1 BW vernietigbaar zijn. Dit zorgt ervoor dat deelnemers volwaardig kunnen participeren.
Daarmee wordt zoveel mogelijk de kwaliteit van de besluitvorming geborgd.
Vraag 2
In het kader van hun streven naar goed bestuur en goede besluitvorming vragen de leden
van de NSC-fractie zich daarom af of het wel verstandig is om naamloze vennootschappen
(nv), besloten vennootschappen (bv) en verengingen van eigenaars (VvE) de mogelijkheid
te geven om hun vergaderingen volledig digitaal te beleggen. Het voordeel van een
hybride vergadering is namelijk dat aan de deelnemers de keuze wordt gelaten. Zeggenschap
van de leden of aandeelhouders hierover wordt nu geborgd via de statuten. Tenzij de
statuten anders bepalen, zo komt nu artikel 38, lid 6 van Boek 2 BW te luiden, kan
de bv, nv of VvE de algemene vergadering digitaal uitschrijven. Heeft de regering
nog overwogen om deze bepaling om te draaien, in die zin dat leden of aandeelhouders
expliciet moeten toestemmen als zo’n mogelijkheid in de statuten wordt opgenomen?
Zo nee, kan de regering uitleggen, waarom niet?
Allereerst verduidelijk ik graag dat het voorgestelde artikel 38 lid 6 van Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) enkel ziet op verenigingen. Er is voor gekozen
om de volledige digitale vergadering voor verenigingen op een laagdrempelige manier
mogelijk te maken, zonder noodzaak van een statutenwijziging met de daarbij behorende
moeite en – voor een kleine(re) vereniging – soms hoge kosten. Uitgangspunt is dat
de algemene ledenvergadering van de vereniging (met inbegrip van de VvE) een machtiging
aan de vereniging moet verlenen om volledig digitaal te vergaderen. De machtiging
kan in een voorafgaande vergadering worden verleend, voor bepaalde of onbepaalde tijd
en/of voor een of meerdere opvolgende vergadering(en). Tenzij de statuten anders bepalen,
besluit de algemene ledenvergadering bij gewone meerderheid of een vereniging al dan
niet volledig digitaal kan vergaderen.
Voor de N.V., B.V., coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij geldt dat inderdaad
een statutenwijziging nodig is om volledig digitaal te kunnen vergaderen. Voor een
statutenwijziging van een N.V. en B.V. volstaat een instemmend besluit van een gewone
(volstrekte) meerderheid, tenzij de statuten anders bepalen (zie de artikelen 2:121
lid 1 BW en 2:231 lid 1 BW). Voor wijziging van de statuten van een coöperatie en
onderlinge waarborgmaatschappij is in beginsel een gekwalificeerde meerderheid van
ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen nodig, maar de statuten kunnen een
andere stemverhouding voorschrijven (zie artikel 2:43 lid 1 jo. artikel 2:53a BW).
Kortom, volledig digitaal vergaderen is in deze gevallen slechts mogelijk na een daartoe
strekkende, expliciete, statutenwijziging.1 Het voorstel is daarmee in overeenstemming met hetgeen door de leden van de NSC-fractie
naar voren is gebracht.
Vraag 3
De leden van de NSC-fractie constateren dat dit wetsvoorstel enkel ziet op bv’s, nv’s
en VvE’s. Niet duidelijk wordt waarom alleen deze vormen van rechtspersonen hiertoe
worden aangewezen. Kan de regering hierop een nadere toelichting geven?
Graag verduidelijk ik dat het wetsvoorstel niet alleen ziet op N.V.’s, B.V.’s en VvE’s,
maar nadrukkelijk ook op verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen en coöperaties.
Dit volgt uit de artikelen 2:38 lid 6 en 2:53a BW (nieuw). De stichting kent wettelijk
geen algemene vergadering. Daarom valt de stichting buiten het bereik van dit wetsvoorstel.
Vraag 4
In navolging van de Afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling)
en anderen vragen de leden van de NSC-fractie speciale aandacht voor deelnemers van
de vergadering die minder digitaal vaardig zijn. Met name bij het organiseren van
VvE-vergaderingen kan dit een issue zijn. In de memorie van toelichting lezen deze
leden dat maar liefst 21% van de Nederlanders over onvoldoende digitale basisvaardigheden
beschikt. Voornoemde leden schrikken van dit percentage. Kan de regering uitleggen
waarom er dan toch voor gekozen is om alleen onder verwijzing naar de redelijkheid
en billijkheid hen alsnog tegemoetkoming te bieden? Waarom is niet gekozen voor een
inspanningsverplichting bij de rechtspersonen?
Ik benadruk dat het aan de organisatie zelf is én blijft om een keuze te maken om
al dan niet digitaal te vergaderen. De rechtspersoon heeft hieromtrent autonomie.
Om volledig digitaal te kunnen vergaderen is ofwel een statutenwijziging nodig, waarmee
de algemene aandeelhoudersvergadering moet instemmen, ofwel is het nodig dat de algemene
ledenvergadering van de vereniging hiertoe een machtiging afgeeft. De aandeelhouders,
respectievelijk leden, bepalen aldus zelf of zij fysiek, hybride of volledig digitaal
willen vergaderen.
Ik ben het met de leden van de NSC-fractie eens dat ook digitaal minder vaardige leden
de mogelijkheid moeten hebben om volwaardig deel te nemen aan de volledig digitale
algemene vergadering. Dat speelt inderdaad met name bij de vereniging en de VvE.2 In het wetsvoorstel is dan ook als uitgangspunt opgenomen dat de digitale vergadering
moet voldoen aan dezelfde c.q. materieel equivalente randvoorwaarden als een fysieke
vergadering. Dat betekent dat de leden volwaardig moeten kunnen deelnemen aan een
digitale vergadering. Onderdeel daarvan is dat degene, die namens de VvE de digitale
vergadering bijeenroept, uit hoofde van de redelijkheid en billijkheid (artikel 2:8
BW) een inspanningsverplichting heeft om digitaal minder vaardige leden in staat te
stellen deel te nemen aan de digitale vergadering. Deze inspanningsplicht kan er bijvoorbeeld
uit bestaan dat duidelijke instructies voor deelname worden gegeven, praktische hulp
wordt verleend of te faciliteren dat een lid bij iemand anders de vergadering digitaal
kan bijwonen of, omgekeerd, iemand ter plekke bijstand krijgt.
Verder ben ik het met de leden van de NSC-fractie eens dat het percentage van rond
de 20 procent van de Nederlanders, die over onvoldoende digitale vaardigheden beschikken,
hoog is.3 Dit hangt vaak nauw samen met laaggeletterdheid onder de Nederlandse bevolking. Zo’n
2,5 miljoen Nederlanders is laaggeletterd. Van de laaggeletterden in Nederland kan
ruim 30 procent niet goed omgaan met een computer.4 Uit onderzoek blijkt dat het kunnen lezen, schrijven en begrijpen van teksten noodzakelijk
zijn voor participatie in de digitale samenleving.5 Maatregelen die de regering neemt ter bestrijding van laaggeletterdheid kunnen dus
ook bijdragen aan digitale inclusie.6
Uit onderzoek blijkt dat extra aandacht nodig is op het vlak van digitale vaardigheden
bij ouderen en bij lager opgeleiden.7 De regering voelt de urgentie om in te zetten op een (digitaal) vaardiger Nederland.8 In het kader van de Werkagenda Waardengedreven Digitalisering wordt er gewerkt aan
digitale inclusie.9 Zo kunnen gemeenten via het interdepartementale programma Tel mee met Taal (van OCW,
SZW, VWS en BZK) praktische cursussen voor digitale vaardigheden aanbieden in bibliotheken,
buurthuizen en ROC’s. Via de app Digihandig kunnen mensen thuis oefenen om vaardig
te worden met hun smartphone. Via het programma Digitaal Burgerschap richten bibliotheken
zich op het vergroten van kennis en weerbaarheid van mensen in de online informatiesamenleving.
Ook kunnen minder digitaal vaardigen met vragen over digitale apparaten en diensten
telefonisch terecht bij de gratis Digihulplijn.10
Daarnaast werken de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Alliantie Digitaal
Samenleven aan lokale ondersteuningsnetwerken voor digitale inclusie, samen met publieke,
private en maatschappelijke partijen.11
1. Doel en aanleiding wetsvoorstel
Vraag 5
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering nader te onderbouwen waarom
met het mogelijk maken van een volledig digitale vergadering de betrokkenheid van
leden en aandeelhouders bij verenigingen en ondernemingen gestimuleerd zou worden.
Dat het gebruik maken van elektronische communicatiemiddelen eraan bijdraagt dat leden
en aandeelhouders kunnen deelnemen aan de algemene vergadering nemen deze leden graag
aan. Zij begrijpen echter niet waarom de al toegestane hybride vormen van vergadering
daarvoor onvoldoende zijn. Kan de regering daar nader op ingaan?
Het nadeel van een hybride algemene vergadering is dat deze vorm van vergaderen extra
kosten met zich mee brengt. De rechtspersoon moet in dat geval namelijk zowel fysiek
als digitaal de algemene vergadering mogelijk maken. Dit maakt de hybride vergadering
in veel gevallen minder aantrekkelijk. Om die reden is ervoor gekozen om in dit wetsvoorstel
de volledig digitale algemene vergadering mogelijk te maken, zonder de mogelijkheden
van een hybride vergadering te willen uitsluiten.
Door volledig digitaal vergaderen mogelijk te maken, kunnen ook aandeelhouders en
leden deelnemen die door bijvoorbeeld ziekte, handicap of verblijf in het buitenland
niet in staat zijn om fysiek aanwezig te zijn bij de algemene vergadering. Deze aandeelhouders
en leden kunnen bij de digitale vergadering wel deelnemen, waardoor mogelijk de betrokkenheid
van de aandeelhouders en leden bij de rechtspersoon kan worden vergroot.
Uit ervaringen in het buitenland met volledig digitaal vergaderen blijkt dit ook.
In de Verenigde Staten heeft de invoering van een volledig digitale vergadering geleid
tot een hogere participatie tijdens de vergadering.12 Ook in Duitsland, Ierland en Hongarije zijn positieve ervaringen met de digitale
algemene vergadering.13
Ter verduidelijking vermeld ik nog dat ook de hybride vorm van vergaderen onder dit
wetsvoorstel nog steeds mogelijk blijft. De aandeelhouders, respectievelijk leden,
bepalen welke vorm van vergaderen zij prefereren.
Vraag 6
De aan het woord zijnde leden zijn bevreesd dat in het geval er geen ruimte meer is
voor een fysieke vergadering en er enkel digitaal vergaderd gaat worden, dat dan aandeelhouders
of leden die minder digitaal vaardig zijn of zich wellicht geremd voelen om via een
digitaal kanaal te communiceren juist in hun actieve deelname worden belemmerd. Kan
de regering ook hier nader op ingaan?
In reactie op een vergelijkbare vraag van leden van de NSC-fractie is gewezen op de
vele maatregelen die de regering neemt ter bevordering van het vaardiger maken van
Nederland, ook op digitaal gebied. In aanvulling daarop zij opgemerkt dat de algemene
vergadering zelf bepaalt of zij digitaal wenst te vergaderen en of dat in haar geval
opportuun is.
Daarbij merk ik verder op dat – indien wordt gekozen om een volledig digitale algemene
vergadering mogelijk te maken – gebruik van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel
verplicht wordt. Daarnaast is vereist dat de deelnemer aan de vergadering digitaal
het woord moet kunnen voeren en moet kunnen stemmen. Hiertoe heeft de rechtspersoon
een inspanningsverplichting. Deze verplichtingen zijn opgenomen opdat de deelnemer
– gelijk aan de fysieke algemene vergadering – volwaardig moet kunnen deelnemen aan
de volledig digitale algemene vergadering.
Vraag 7
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen over de zorgen die leven bij aandeelhouders
over de kwaliteit van vergaderingen die geheel of gedeeltelijk digitaal gehouden worden.
Dit komt, zo lijkt een breed gedeeld sentiment, de kwaliteit van bestuur en de Algemene
Vergadering van Aandeelhouders (AVA) niet ten goede. Deze leden vragen daarom of de
regering niet ten principale een rol voor zichzelf weggelegd ziet om de kwaliteit
van het ondernemingsbestuur en de besluitvorming te verbeteren. Waarom wordt hier
in het wetsvoorstel (en toelichting) niets over gezegd? Wat is de visie van de regering
op dit punt?
Onze wetgeving schept, waar mogelijk en nodig, concrete kaders en heldere randvoorwaarden
voor de onderneming. Verwezen zij naar Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en in de
wet verankerde code voor goed bestuur van beursgenoteerde vennootschappen (Corporate
Governance Code).14 De Monitoring Commissie Corporate Governance Code controleert of en hoe beursgenoteerde
bedrijven zich aan deze code houden. Goed bestuur en besluitvorming hebben aldus de
aandacht van de regering.
Meer in het algemeen zet de regering zich in voor goed bestuur binnen een rechtspersoon,
met inachtneming van de bevoegdheden van de algemene vergadering. Ter illustratie
zij gewezen op de wettelijke bepalingen over de décharge van het bestuur inzake de
jaarrekening (artikelen 2:101 en 2:210 BW), verhoogde eisen aan het bestuurs- en jaarverslag
(artikel 2:394 BW), de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders (artikel 2:9
BW), de invoering, in specifieke gevallen, van een civielrechtelijk bestuursverbod
bij apert wanbeleid (met name de artikelen 106a e.v. Faillissementswet, 2:20 e.v.
BW en 2:298 BW) en de mogelijkheid een enquêteprocedure te starten bij de Ondernemingskamer
(artikel 2:344 e.v. BW). Daarnaast is recentelijk het civielrechtelijk bestuursverbod
geëvalueerd15 en is een expertgroep verzocht om voorstellen te doen voor modernisering van het
NV-recht. Ik zal uw Kamer te zijner tijd berichten over de uitkomsten en het standpunt
van de regering daarover.
Dit biedt maatwerk en geeft gehoor aan de wens uit de praktijk tot het mogelijk maken
van een volledig digitale algemene vergadering. Daarnaast kan de digitale algemene
vergadering ervoor zorgen dat de betrokkenheid van aandeelhouders, respectievelijk
leden, wordt vergroot, waardoor de kwaliteit van de besluitvorming wordt verbeterd.
Vraag 8
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke mogelijkheden er op dit moment
zijn voor het gespreid houden van een aandeelhoudersvergadering (in een fase van overleg
en een fase van besluitvorming). Zij vragen bovendien op welke manier de Nederlandse
wetgeving op dit punt overeenkomt of verschilt met die van omliggende landen.
Bij gespreid vergaderen wordt eerst een informatieve bijeenkomst georganiseerd waar
dialoog mogelijk is, zonder dat er direct nadien een stemming plaatsvindt en de stemmingsuitslag
wordt vastgesteld. Korte tijd na de informatieve bijeenkomst wordt vervolgens een
algemene vergadering voor de stemming c.q. het vaststellen van de stemmen georganiseerd.
Tot deze vergadering hoeven aandeelhouders geen fysieke toegang te krijgen.16
Een dergelijk gespreide algemene vergadering is in enkele omringende landen in beperkte
mate mogelijk. Zo is de gespreide algemene vergadering naar Duits recht mogelijk voor
de (Duitse) coöperatie. De vergadering voor de Duitse coöperatie bestaat uit een hybride
of volledig digitale «bespreekfase» en een schriftelijke of digitale «stemfase» waarin
enkel de stemmen worden uitgebracht.17 In Groot-Brittannië is de gespreide algemene vergadering ook mogelijk.18
Naar huidig Nederlands recht is het mogelijk om voorafgaand aan de algemene vergadering
een informatieve sessie te organiseren. In de praktijk komt het voor dat dergelijke
informatieve sessies voorafgaand aan de aandeelhoudersvergadering worden gehouden
voor met name grote aandeelhouders.19
Het wettelijke inlichtingenrecht (artikelen 2:107 lid 2 en 2:217 lid 2 BW) geldt ook
voor de tweede vergadering, waardoor aandeelhouders ook tijdens de tweede vergadering
vragen kunnen stellen en er op de tweede vergadering ook discussies kunnen plaatsvinden.
Dit zal voor veel rechtspersonen een extra last geven, waardoor gespreid vergaderen
veelal als inefficiënt en daarmee onaantrekkelijk wordt ervaren.20
Om gespreid vergaderen efficiënt en aantrekkelijk te maken, zal een wetswijziging
nodig zijn. Op dit moment zie ik echter geen aanleiding om tot een dergelijke wijziging
over te gaan, nu mij geen breed gedragen praktijkbehoefte is gebleken. Die indruk
wordt bevestigd door een deeladvies van de Expertgroep modernisering NV-recht d.d.
30 maart 2021. Uit dit advies blijkt dat de expertgroep niet unaniem van mening is
dat er een dergelijke wijziging moet komen.21
Vraag 9
De leden van de VVD-fractie stellen dat de coronacrisis heeft laten zien dat het technisch
en sociaal-maatschappelijk wenselijk is dat verenigingen en andere privaatrechtelijke
rechtspersonen digitaal kunnen vergaderen. Daarom hebben zij ook de Tijdelijke wet
Covid-19 Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 35 434) gesteund, waardoor een wettelijke grondslag werd gecreëerd voor onder andere besturen
van rechtspersonen, onder bepaalde voorwaarden, te bepalen dat aandeelhouders of leden
enkel digitaal konden deelnemen aan vergaderingen. Zijn er bij de toepassing van de
Tijdelijke wet nog knelpunten naar voren gekomen? Is geïnventariseerd hoe vaak procedures
aanhangig zijn gemaakt waarin tussen partijen in geschil was hoe de Tijdelijke wet
moest worden geïnterpreteerd?
Onder de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid konden aandeelhouders respectievelijk
leden hun vragen voorafgaand aan de algemene vergadering bij het bestuur indienen.
Deze vragen werden tijdens de algemene vergadering beantwoord en op de website van
de rechtspersoon gepubliceerd. Het bestuur moest zich ervoor inspannen dat tijdens
de vergadering nadere vragen konden worden gesteld, tenzij dit in het licht van de
omstandigheden niet kon worden gevergd. In de praktijk betekende dit veelal dat er
tijdens de algemene vergadering minder interactie was tussen het bestuur en de deelnemers.
Daarnaast bleek het vaak niet mogelijk om live aan de stemming deel te nemen.22
Deze knelpunten zijn in het wetsvoorstel ondervangen door het gebruik van een tweezijdig
audiovisueel communicatiemiddel verplicht te stellen, zodat zoveel mogelijk wordt
geborgd dat interactie mogelijk is tussen bestuur, aandeelhouders respectievelijk
leden en andere vergadergerechtigden. Daarnaast wordt straks verplicht dat de leden
en aandeelhouders de vergadering rechtstreeks kunnen volgen met beeld en geluid en
dat zij aan de beraadslaging kunnen deelnemen. Ook moeten stemgerechtigde deelnemers
tijdens de volledig digitale algemene vergadering live kunnen stemmen.
Er zijn mij geen procedures bekend waarbij tussen partijen in het geschil was hoe
de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid met betrekking tot de digitale algemene
vergadering moest worden geïnterpreteerd.
Vraag 10
De leden van de VVD-fractie begrijpen de stelling van de regering dat digitaal vergaderen
voor een vermindering van het aantal reisbewegingen zorgt en daarmee een milieuvriendelijk,
CO2-reducerend en duurzaam alternatief is voor fysieke vergaderingen. Kan een inschatting
worden gemaakt van de vermindering van het aantal reisbewegingen die er zal zijn als
gevolg van het wetsvoorstel? Hoeveel CO2 wordt gereduceerd als gevolg van het wetsvoorstel?
De veronderstelling dat digitaal vergaderen voor minder reisbewegingen zorgt en zo
een milieuvriendelijk en duurzaam alternatief kan zijn voor fysieke vergaderingen,
berust op het ervaringsfeit dat minder reizen en milieuvriendelijker werken over het
algemeen tot een CO2-winst leidt.
Op dit moment ontbreken helaas zowel een nulmeting als een concreet en betrouwbaar
inzicht in een divers palet van andere relevante factoren, zoals: het aantal straks
te vervallen reisbewegingen, de afstand en duur ervan, het gebruikte transportmiddel
en de eventueel gebruikte brandstof, de hoeveelheid aandeelhouders, leden van verenigingen
of aangeslotenen bij de rechtspersoon die het betreft, zowel in absolute zin als per
rechtspersoon, de besparing aan distributie van papieren stukken, de met een fysieke
vergadering bespaarde energiebehoefte alsmede het aantal rechtspersonen dat van een
volledig digitale algemene vergadering gebruik zal gaan maken.
Artikel V van het wetsvoorstel voorziet in een wetsevaluatie na 5 jaar. Ik zeg u graag
toe dat ik bij die gelegenheid in overleg met het betrokken bedrijfs- en verenigingsleven
zal bezien of het redelijkerwijs mogelijk is om een op z’n minst globale indicatie
van de verwachte CO2-reductie te geven.
Vraag 11
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de regering al enkele jaren voornemens is
digitale vergaderingen beter mogelijk te maken voor rechtspersonen. In dat kader verwijzen
zij bijvoorbeeld naar een van de voortgangsbrieven over de voortgang van de modernisering
van het ondernemingsrecht van 27 juni 2022 (Kamerstukken 29 752, nr. 15). Hierin schreef de Minister voor Rechtsbescherming over dit onderwerp dat niet elke
rechtspersoon behoefte heeft aan digitaal vergaderen, onder andere omdat het (exclusief)
digitaal vergaderen ook nadelen heeft. Zo schreef de Minister dat digitaal vergaderen
bijvoorbeeld als afstandelijk kan worden ervaren. Ook komt de interactie tussen bestuur
en leden soms niet goed uit de verf. Daarna schreef hij dat hij ruimte wil bieden
voor de individuele behoeften van rechtspersonen en de hiervoor gesignaleerde nadelen
zoveel mogelijk ondervangen in de inrichting en vormgeving van de regeling. Kan de
regering uiteen zetten hoe deze nadelen in het voorliggende wetsvoorstel zijn ondervangen
en welke alternatieven zijn overwogen om deze nadelen te ondervangen?
Allereerst is gekozen om de regeling facultatief te maken, dat wil zeggen: het is
en blijft aan de rechtspersoon zelf om te kiezen of men fysiek, hybride of digitaal
vergadert. Autonomie van de rechtspersoon staat hierin voorop. Er zijn hierbij verschillende
alternatieven overwogen.23 Een overwogen alternatief is dat het bestuur beslist in welke vorm de vergadering
wordt gehouden. Deze optie sluit aan bij de regeling zoals deze was neergelegd in
de Tijdelijke Wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Een ander overwogen optie legt
de beslissingsbevoegdheid bij de aandeelhouders en leden, waarbij de statuten gewijzigd
moeten worden. Uiteindelijk is aansluiting gezocht bij de tweede optie, waarbij is
toegevoegd dat voor verenigingen – met inbegrip van VvE’s – een machtiging van de
algemene vergadering tot volledig digitaal vergaderen volstaat, waardoor het voor
de vereniging niet nodig is de statuten te wijzigen om volledig digitaal te vergaderen.
Voor deze optie is gekozen omdat op deze manier leden en aandeelhouders zeggenschap
behouden over de vormgeving van hun eigen algemene vergadering.
Met de genoemde mogelijke nadelen van het digitaal vergaderen is in het wetsvoorstel
rekening gehouden. Zo is in de artikelen 2:117a en 2:227a BW (nieuw) voorzien in de
verplichting om gebruik maken van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel,
dat zowel beeld als geluid doorgeeft, waardoor deelnemers – naast de mogelijkheid
om te stemmen – ook het woord kunnen voeren. Hierdoor wordt de volwaardige participatie
van deelnemers en interactie tussen bestuur en deelnemers zoveel mogelijk geborgd.
Daarnaast is de voorzitter van de algemene vergadering er verantwoordelijk voor dat
de aandeelhouders of leden een redelijke kans krijgen om vragen te stellen. Dat is
naar bestaand recht al zo voor een fysieke of hybride vergadering, en dat uitgangspunt
geldt ook voor de volledig digitale vergadering. Het bestuur is gehouden hier naar
beste weten op te antwoorden. Indien deelnemers stelselmatig worden genegeerd of vragen
structureel niet worden beantwoord, kan sprake zijn van schending van de inlichtingenplicht
van het bestuur of schending van de jegens elkander in acht te nemen redelijkheid
en billijkheid ex artikel 2:8 BW. Wanneer door de rechtspersoon in strijd met de redelijkheid
en billijkheid is gehandeld, kan onder omstandigheden een genomen besluit op grond
van artikel 2:15 lid 1 BW vernietigbaar zijn. Hier kan bijvoorbeeld sprake van zijn
indien de voorzitter van de volledig digitale algemene vergadering een kritische deelnemer
geen mogelijkheid geeft om een vraag te stellen of te reageren zonder hiervoor een
goede reden te hebben.
2. Het huidige stelsel
2.1. Digitaal vergaderen op grond van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid
Vraag 12
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie weten dat in de coronaperiode de Tijdelijke
wet COVID-19 Justitie en Veiligheid het mogelijk maakte om een volledig digitale algemene
vergadering te houden. Deze leden kunnen zich voorstellen dat vanwege de pandemie
toen een digitale vergadering deze enige optie was, maar vragen waarom een toen uit
nood geboren oplossing permanent mogelijk moet worden. Kan de regering hier nader
op ingaan? Kan de regering daarbij de reactie vanuit de Vereniging van Effectenbezitters
betrekken die meent dat de interactie bij volledig digitale vergaderingen onvoldoende
uit de verf komt en de corporate governance zou schaden?
De ervaringen die in de afgelopen jaren, naar aanleiding van de coronapandemie, zijn
opgedaan met de tijdelijk gecreëerde wettelijke mogelijkheid van een volledig digitale
algemene vergadering wijzen uit dat de mogelijkheid om volledig digitaal te vergaderen
een waardevolle aanvulling kan zijn voor die ondernemingen en verenigingen die daar
aan behoefte hebben. Denk met name aan de internationaal opererende onderneming die
veel buitenlandse aandeelhouders heeft die nu (nog) niet deelnemen aan de jaarlijkse
vergadering of aan de landelijk opererende vereniging waarbij alle leden vanuit alle
hoeken van Nederland naar de vergaderplaats moeten afreizen. Dit wetsvoorstel voorziet
voor deze rechtspersonen, leden en aandeelhouders in een reële behoefte.
Vanuit het bedrijfs- en verenigingsleven klinkt een sterke roep om een wettelijke
regeling die voorziet in de mogelijkheid om volledig digitaal te vergaderen. Dit blijkt
ook uit de verschillende consultatiereacties, onder meer van Stichting VvE Belang,
Vastgoed Management Nederland (VGM NL) en Vereniging Effecten Uitgevende Ondernemingen
(VEUO).
Daarnaast is, gezien de voortschrijdende digitalisering en technische ontwikkelingen,
de tijd rijp voor het introduceren van de mogelijkheid van een volledig digitale algemene
vergadering. De introductie van een permanente regeling voor een volledig digitale
vergadering kan bovendien een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en concurrerend
houden van het Nederlands vestigingsklimaat.
Ik heb de zorgen van onder meer de Vereniging van Effectenbezitters (VEB), zoals in
de consultatie naar voren gebracht, serieus genomen. In dit wetsvoorstel is getracht
deze zorgen te ondervangen, allereerst doordat een statutenwijziging nodig is om de
volledig digitale vergadering mogelijk te maken. Dit betekent dat de betrokkenheid
van de aandeelhouder bij de invoering van de digitale algemene vergadering bij een
BV of NV is gewaarborgd. Verder bevat de wet ook waarborgen door het gebruik van een
tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel bij het digitaal vergaderen verplicht te
stellen, waardoor deelnemers, naast de mogelijkheid om digitaal te stemmen, tijdens
de vergadering ook het woord kunnen voeren. Op die manier wordt geborgd dat aandeelhouders
of leden volwaardig kunnen deelnemen aan de besluitvorming van de vergadering. Ik
meen dat er hiermee een gebalanceerd voorstel voorligt dat aan de genoemde zorgen
tegemoet komt. De door de aan het woord zijnde leden genoemde vrees van de VEB voor
het schaden van de corporate governance deel ik niet.
Vraag 13
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid
een grondslag gaf om in bepaalde (nood)omstandigheden digitaal te vergaderen ook zonder
statutaire grondslag of machtiging. Hoe vaak is hier gebruik van gemaakt? Voorzag
deze bepaling in een duidelijke behoefte van rechtspersonen? Heeft deze bepaling in
de praktijk tot conflicten geleid?
Om de verspreiding van COVID-19 te beperken, waren fysieke bijeenkomsten in de jaren
2020–2022 niet of slechts in (zeer) beperkte mate mogelijk. Om die reden heeft de
wetgever destijds reden gezien om een voorziening te treffen om volledig digitaal
te kunnen vergaderen. Over de tijdelijke afwijkingen van de bepalingen van Boek 2
BW is destijds informeel overleg gepleegd met diverse partijen uit het werkveld. Zij
onderstreepten de noodzaak van deze afwijkingen, zoals deze waren opgenomen in de
Tijdelijke Wet COVID-19 Justitie en Veiligheid.24
Veel vennootschappen hebben gebruik gemaakt van de in de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie
en Veiligheid geboden mogelijkheid om een volledig digitale of hybride algemene vergadering
te houden. Van de in 2021 gehouden algemene vergaderingen van Nederlandse beursvennootschappen
met aandelen die worden verhandeld op een Nederlandse markt was 82% volledig digitaal,
4% hybride en 14% fysiek.25 In 2022 staan deze percentages op 15% volledig digitaal, 28% hybride respectievelijk
57% fysiek.26 Het verschil valt vermoedelijk te verklaren door de afwijkende situatie in 2021 en
2022 rondom de COVID-19 uitbraak en de daarbij behorende noodzaak om fysieke bijeenkomsten
zoveel mogelijk te beperken.
Over het MKB en verenigingen zijn geen cijfers bekend, maar uit signalen die zijn
ontvangen van belanghebbenden volgt dat veelvuldig gebruik is gemaakt van de voorzieningen
uit de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Dat is ook logisch te verklaren,
aangezien de meeste rechtspersonen (al dan niet op grond van een wettelijke verplichting)
ten minste jaarlijks een vergadering uitschrijven – en deze vergadering deels tijdens
de COVID-19 pandemie gehouden is.
Vraag 14
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Afdeling onder andere heeft gevraagd om te
voorzien in een regeling om in noodgevallen (zoals Covid-19) digitale vergaderingen
mogelijk te maken, zoals ook was voorzien in de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en
Veiligheid. De regering schrijft dat er momenteel een traject loopt om het staatsnoodrecht
te herzien en in dat kader te bezien of een noodregeling voor digitaal vergaderen
nodig is. Kan de regering expliciteren wanneer en in welk wetstraject dit zal worden
meegenomen? Is dat de aangekondigde Noodwet rechtspleging, die in de routekaart is
voorzien in 2025? Deze leden merken op dat het wetstechnisch niet heel ingewikkeld
zou zijn om de noodregeling uit de Tijdelijke wet (eventueel in licht gewijzigde vorm)
op te nemen in onderhavig wetsvoorstel. Waarom is hier niet voor gekozen als deze
noodvoorziening wel in een behoefte voorzag?
Het is juist dat in dit wetsvoorstel geen voorziening is opgenomen om in bepaalde
(nood)situaties volledig digitaal te vergaderen, ook zonder statutaire grondslag of
machtiging, mogelijk te maken. Momenteel wordt herziening van het staatsnoodrecht
onderzocht. Daarbij zal ook onderzocht worden of het treffen van een nadere (nood)regeling
voor de digitale algemene vergadering nodig is en zo ja, onder welke voorwaarden.
Daarbij is inderdaad denkbaar dat de regeling die was voorzien in de Tijdelijke wet
COVID-19 Justitie en Veiligheid als basis kan dienen. Er wordt hierbij goed gekeken
naar de te stellen randvoorwaarden voor het houden van een volledige digitale vergadering
in noodsituaties, indien inderdaad wordt besloten om een voorziening te treffen.
Daarnaast wordt breder bekeken of verdere noodvoorzieningen wenselijk zijn, waarbij
inderdaad aanpassing van onder meer de Noodwet rechtspleging zal worden bezien. Deze
wet zal op zijn vroegst in 2025 in consultatie worden gebracht.27 Omwille van coherentie van het bredere staatsnoodrecht is er voor gekozen geen voorziening
voor noodsituaties in dit wetsvoorstel op te nemen. Hiermee wordt onnodige versnippering
van het staatsnoodrecht voorkomen.
Vraag 15
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast naar een appreciatie van het voorstel
van onder andere Eumedion om een overgangsbepaling op te nemen die een beursvennootschap
verplicht om bij de eerstvolgende statutenwijziging na inwerkingtreding van de wet
aan de algemene vergadering het voorstel te doen om ten minste in noodsituaties de
mogelijkheid te hebben om een volledig digitale algemene vergadering uit te schrijven.
Wat zijn de voor- en nadelen hiervan en is de regering bereid hierop te reageren?
Zoals hiervoor reeds aangegeven is in dit wetsvoorstel geen voorziening opgenomen
om in bepaalde (nood)situaties digitaal vergaderen, ook zonder statutaire grondslag
of machtiging, mogelijk te maken. Reden hiervoor is, zoals aangegeven, o.a. om onnodige
versnippering van het staatsnoodrecht te voorkomen.
Op grond van dit wetsvoorstel kunnen rechtspersonen wel zelf een noodregeling opnemen.
Het wetsvoorstel biedt rechtspersonen daarmee maatwerk. Voorstelbaar is dat rechtspersonen
een bepaling in de statuten opnemen of machtiging afgeven, waarin is opgenomen dat
volledig digitaal vergaderd wordt in geval van bijvoorbeeld een epidemiologische uitbraak,
oorlogssituatie of een natuurramp.
Het voordeel van het niet opnemen van een dergelijke verplichting tot statutenwijziging
is dat hiermee kosten voor vennootschappen bespaard worden.
3. Hoofdlijnen van het voorstel
3.1. Introductie facultatieve regeling voor een volledig digitale vergadering
Vraag 16
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat in veel andere landen het houden
van een volledig digitale algemene vergadering al (permanent) mogelijk is. Welke ervaringen
zijn er uit die landen bekend ten aanzien van de toegankelijkheid voor deelnemers
tot die vergaderingen, in welke mate aandeelhouders of leden met minder digitale vaardigheid
toch volwaardig kunnen deelnemen en of de volledige digitale vergaderingen inderdaad
een volwaardig alternatief voor een fysieke of hybride vorm van vergaderen zijn?
In verschillende EU-lidstaten, zoals bijvoorbeeld in Oostenrijk, Duitsland, Tsjechië,
Slovenië, Estland en Zweden, is het mogelijk om een volledig digitale algemene vergadering
te houden.28
De mogelijkheid tot een digitale vergadering volgt uit de Aandeelhoudersrichtlijn.
Deze richtlijn noemt drie vormen van digitale deelname, waarvan lidstaten minimaal
één dienen toe te staan.29 EU-lidstaten moeten een digitale vergadering in enige vorm aldus toestaan. In Nederland
is het mogelijk om hybride te vergaderen (artikelen 2:117a en 2:227a BW).
In diverse lidstaten zijn, evenals in dit wetsvoorstel, waarborgen voor de (volledig)
digitale vergadering ingebouwd, zoals bijvoorbeeld het verplicht stellen van het gebruik
van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel. De digitale algemene vergadering
is c.q. wordt daarmee in Nederland, maar ook in andere lidstaten, een volwaardig alternatief
voor een fysieke of hybride vorm van vergaderen.30 Van bijzondere ervaringen in deze EU-landen met de deelname van mensen die minder
digitaal vaardig zijn is niet gebleken.
Vraag 17
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar noodsituaties. Het lijkt hen logisch
in noodsituaties de mogelijkheid te kunnen bieden om een aandeelhoudersvergadering
volledig digitaal te organiseren zonder daarvoor op dat moment de statuten te hoeven
wijzigen. Deze leden vragen waarom in deze wet niet al een bepaling is opgenomen die
vennootschappen verplicht in hun statuten op te nemen dat bij een noodsituatie overgegaan
kan worden op een geheel digitale vergadering. Deze leden vragen bovendien waarom
de regering stelt dat de noodzaak tot het treffen van een dergelijke regeling noodzakelijk
is, terwijl daar in de Tijdelijke wet COVID-19 al een bepaling voor was opgenomen.
In de antwoorden op de vragen 13 en 14 is reeds nader ingegaan op het herziening van
het staatsnoodrecht in relatie tot dit wetsvoorstel. In aanvulling hierop vermeld
ik nog dat voor wat betreft de volledig digitale algemene vergadering de Tijdelijke
wet COVID-19 Justitie en Veiligheid op 1 februari 2023 is komen te vervallen. Om die
reden wordt op dit moment onderzocht of, zoals de aan het woord zijnde leden impliceren,
een voorziening bij noodsituaties tot volledig digitaal vergaderen zonder statutenwijziging
nodig is.
3.2. Voorwaarden voor de hybride en volledige digitale vergadering
Vraag 18
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat voor de meeste rechtspersonen een
statutaire grondslag voor het houden van een volledig digitale vergadering nodig wordt.
Daarbij bepaalt de rechtspersoon zelf de inhoud van die statutaire bepaling(en). Begrijpen
de aan het woord zijnde leden het goed dat dat ook kan betekenen dat alleen het bestuur
kan beslissen of de algemene vergadering volledig digitaal plaatsvindt? Waarom wordt
tenminste niet wettelijk vastgelegd dat een meerderheid van de algemene vergadering
nodig is voordat de mogelijkheid tot volledig digitaal vergaderen in de statuten kan
worden vastgelegd? Waarom schrijft het wetsvoorstel niet voor dat besluitvorming tot
het opnemen van de mogelijkheid van een volledig digitale algemene vergadering in
de statuten met een versterkte gekwalificeerde meerderheid moet worden genomen? Naar
de mening van de aan het woord zijnde leden heeft een dergelijk besluit wel degelijk
een ingrijpend karakter omdat het de wijze waarop het bestuur van een rechtspersoon
gecontroleerd kan worden betreft. Naar de mening van deze leden kan een digitale vergadering
een andere impact hebben of dynamiek krijgen dan een fysieke vergadering met als gevolg
dat het moeilijker wordt om een bestuur te verantwoording te roepen. Kan de regering
hier nader op in gaan? Hoe en zo ja, op welke manier kan een minderheid van bijvoorbeeld
activistische aandeelhouders nog invloed uitvoeren op een besluit om enkel nog digitaal
te vergaderen?
Volledigheidshalve verwijs ik allereerst naar het antwoord op vraag 2, waarin onder
andere wordt ingegaan op het vereiste van statutenwijziging om volledig digitaal vergaderen
mogelijk te maken. Ter verduidelijking benadruk ik dat in geval van een N.V., B.V.,
onderlinge waarborgmaatschappij en coöperatie een statutenwijziging noodzakelijk is
om volledig digitaal vergaderen mogelijk te maken. Hiervoor is in ieder geval een
meerderheid van de aandeelhouders nodig (zie de artikelen 2:121 lid 1 BW, 2:231 lid 1
BW en artikel 2:43 lid 1 jo. artikel 2:53a BW).31
Een dwingend voorschrift van een gekwalificeerde meerderheid of unanimiteit komt weinig
voor in Boek 2 BW en is over het algemeen voorbehouden aan besluitvorming over ingrijpende
voorstellen (bijvoorbeeld een besluit tot splitsing van de vennootschap (artikel 2:334ee
BW)). Hier is niet voor gekozen in voorliggend wetsvoorstel. Reden hiervoor is om
het zoveel mogelijk aan de rechtspersoon zelf te laten om te bepalen hoe zij tot het
besluit komt om al dan niet volledig digitaal te vergadering. Het is immers mogelijk
dat statuten van een rechtspersoon bepalen dat een gekwalificeerde meerderheid of
unanimiteit nodig is om volledig digitaal vergaderen mogelijk te maken. Hiermee biedt
dit wetsvoorstel ruimte voor maatwerk.
Een minderheid van aandeelhouders moet conform de Corporate Governance Code volwaardig
kunnen deelnemen aan de algemene vergadering en aldus haar standpunt naar voren kunnen
brengen. Vervolgens kan de algemene vergadering – met al dan niet inachtneming van
dit standpunt – haar besluit nemen. Op grond van de artikelen 2:121 BW en 2:231 BW
besluit de meerderheid van de algemene vergadering vervolgens of de volledig digitale
vergadering mogelijk wordt. Dat past bij het uitgangspunt dat dit wetsvoorstel zoveel
mogelijk de autonomie van een rechtspersoon inzake interne kwesties wil waarborgen,
om aldus maatwerk mogelijk te maken.
Vraag 19
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen de mening van de regering dat ook bij
een digitale aandeelhoudersvergadering sprake moet kunnen zijn van volwaardige participatie
en bijbehorende interactie. Daartoe wordt verplicht gesteld dat de leden en aandeelhouders
met beeld en geluid aan de beraadslaging kunnen deelnemen. Hoe wordt vastgelegd en
in de praktijk vormgegeven dat die deelnemers dat recht ook kunnen gaan uitoefenen?
Hoe kan worden voorkomen dat kritische leden of aandeelhouders ervan weerhouden worden
om bestuursleden te kunnen aanspreken op het gevoerde en te voeren beleid?
In mijn antwoorden op de vragen 1 en 11 heb ik uiteengezet dat dit wetsvoorstel de
verplichting tot het gebruik van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel voorschrijft.
Deze verplichting borgt een volwaardige deelname van leden respectievelijk aandeelhouders
aan de algemene vergadering. In aanvulling daarop benadruk ik dat de rechtspersoon
een inspanningsplicht heeft om alle deelnemers volwaardig te laten participeren. Ook
moet de rechtspersoon in de oproep tot vergadering informatie opnemen over de procedure
voor deelname aan de algemene vergadering en het uitoefenen van het stemrecht door
middel van een elektronisch communicatiemiddel (zie artikel 2:114 lid 1 onderdeel c
BW (nieuw)). Dit moet ervoor zorgen dat de deelnemers daadwerkelijk aan de digitale
vergadering kunnen deelnemen die gelijkwaardig is aan een fysieke algemene vergadering.
Bij een digitale vergadering waar deelnemers stelselmatig worden genegeerd of vragen
structureel niet worden beantwoord, kan sprake zijn van een schending van de inlichtingenplicht
jegens de deelnemers en/of schending van de jegens elkander in acht te nemen redelijkheid
en billijkheid (ex artikel 2:8 BW). Hier kan bijvoorbeeld ook sprake van zijn indien
aandeelhouders willekeurig worden behandeld. Indien dit het geval is, kan de betreffende
deelnemer hier een beroep op doen en kan het genomen besluit vernietigbaar zijn. Ditzelfde
geldt al voor fysieke algemene vergaderingen.
Vraag 20
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat een rechtspersoon een inspanningsverplichting
heeft om leden of aandeelhouders die minder digitaal vaardig te zijn toch deel te
kunnen laten nemen aan een vergadering. Die inspanningsverplichting vloeit voort uit
de jegens elkander in acht te nemen redelijkheid en billijkheid op grond van artikel 2:8
BW. De aan het woord zijnde leden menen dat in dit geval de bepaling ten aanzien van
redelijk en billijkheid te weinig specifiek is. Waarom kiest de regering er niet voor
om expliciet wettelijk te verankeren dat een rechtspersoon verplicht wordt om deelnemers
die niet op eigen kracht aan een digitale vergadering kunnen deelnemen te faciliteren
zodat zij alsnog in staat worden gesteld om daadwerkelijk deel te nemen aan een vergadering?
Uit artikel 2:8 BW vloeit voort dat degene die de digitale vergadering bijeenroept
inspanningen dient te verrichten wanneer bij hem bekend is dat er aandeelhouders respectievelijk
leden (kunnen) zijn die niet of in minder mate beschikken over digitale vaardigheden
of faciliteiten. Doel hiervan is om deze digitaal minder vaardige deelnemers alsnog
in staat te stellen deel te nemen aan de volledig digitale vergadering. Ook uit de
memorie van toelichting is opgemerkt dat een dergelijke inspanningsverplichting voor
de rechtspersoon bestaat (Kamerstukken II 2023/24, 36 489, nr. 3, p. 14). Gelet hierop zie ik geen reden om een dergelijke inspanningsverplichting
expliciet in de wet te verankeren.
Vraag 21
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering in kan gaan op de risico’s
voor de positie van de aandeelhouder doordat voor het oproepen van een aandeelhoudersvergadering
de instemmingsverplichting vervalt.
Voor alle rechtspersonen geldt op dit moment dat er gebruik kan worden gemaakt van
de mogelijkheid om langs elektronische weg op te roepen, tenzij de statuten anders
bepalen. Deze oproeping vereist een leesbaar en reproduceerbaar bericht aan het adres
dat aan de rechtspersoon voor dit doel is bekend gemaakt, zoals een e-mailadres of
een ander soort elektronische berichtenbox. Daarnaast moet de aandeelhouder of vergadergerechtigde
met digitale oproeping hebben ingestemd. Deze laatste voorwaarde, het instemmingsvereiste
inzake de oproeping, wordt onder dit wetsvoorstel geschrapt.
Indien geen elektronisch adres bekend is, dan zal alsnog op een andere wijze opgeroepen
moeten worden, bijvoorbeeld door het plaatsen van de oproep in een landelijk dagblad
bij de NV (artikel 2:113 lid 2 BW) of het oproepen per brief bij de BV (artikel 2:223
lid 1 BW).
In de praktijk vindt oproeping overigens al vaak (tevens) plaats via de website van
de vennootschap.32 Dat werkt in de praktijk goed. De omstandigheid dat een genomen besluit op een algemene
vergadering die vooraf is gegaan door een gebrekkige oproeping op grond van artikel 2:15
lid 1 BW vernietigbaar is, vormt een passende prikkel voor vennootschappen om zorgvuldig
op te roepen. Ik voorzie dan ook geen risico’s van het schrappen van het instemmingsvereiste
met betrekking tot de oproeping.
Vraag 22
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat er al een aantal vennootschappen
is die een mogelijkheid heeft tot het uitschrijven van een geheel digitale aandeelhoudersvergadering.
Nieuwe aandeelhouders hebben dan dus beperkte zeggenschap over de vergadervorm. Is
dat niet onwenselijk, zo vragen deze leden. Hoe kunnen de belangen van deze nieuwe
aandeelhouders beter geborgd worden?
Voor zover mij bekend hebben sommige vennootschappen in hun statuten al de mogelijkheid
tot volledig digitaal vergaderen vastgelegd, vooruitlopend op de inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel.33 Nieuwe aandeelhouders in een rechtspersoon die volledig digitaal vergadert, kunnen
dit op het moment van het kopen van de aandelen weten. Voor het volledig digitaal
vergaderen is namelijk vereist dat dit is vastgelegd in de statuten. Als daarin is
voorzien in een digitale vergadering, en een eventuele aandeelhouder dit bijzonder
bezwaarlijk acht, kan de aspirant-aandeelhouder afzien van de koop. Buitenlandse aandeelhouders
kunnen in het digitaal vergaderen juist een prikkel zien om aandeelhouder te worden.
Zij kunnen immers digitaal aan de algemene vergadering deelnemen, en hoeven daarvoor
niet naar Nederland te komen. Zeggenschap als aandeelhouder, over de wijze waarop
de algemene vergadering vergadert, kan op de gebruikelijke wijze worden uitgeoefend.
Vraag 23
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vernomen dat er casussen zijn waarin
tegen de wil van een minderheid van de aandeelhouders in een omschakeling naar geheel
digitaal vergaderen is doorgezet. Deze leden vragen of de regering bekend is met deze
casussen en het met hen eens is dat dit onwenselijk is. Deze leden vragen bovendien
waarom er daarom niet voor gekozen wordt de lat voor goedkeuring van dergelijke besluiten
te verhogen, bijvoorbeeld naar 75%, omdat deze drempel ook al bij een aantal andere
belangrijke besluiten gehanteerd wordt.
Hiervoor heb ik in mijn antwoord op vraag 18 aangegeven waarom er niet voor is gekozen
voor een gekwalificeerde meerderheid van de algemene vergadering om een volledig digitale
algemene vergadering mogelijk te maken.
Ik merkte verder al op dat enkele beursvennootschappen recent in hun statuten een
bepaling hebben opgenomen die het mogelijk maakt om, zodra de wet volledig digitaal
vergaderen toestaat, meteen digitaal te kunnen vergaderen. Dit betreffen veelal vennootschappen
die bij een beursgang hun statuten meteen hebben aangepast en/of vennootschappen met
een geconcentreerd aandeelhouderschap.34 Hierbij merk ik op dat de meerderheid van de aandeelhouders in deze vennootschappen
– na beraadslaging door de algemene vergadering – met deze statutenwijziging heeft
ingestemd.
Overigens is mij ook een geval bekend waarbij de meerderheid van de aandeelhouders
tegen een dergelijke statutenwijziging heeft gestemd.35 Hierbij zij herhaald dat de aandeelhouders zelf bepalen of zij al dan niet volledig
digitaal wensen te vergaderen, en hoe daartoe wordt besloten. Maatwerk voor iedere
rechtspersoon is daarbij het devies.
Vraag 24
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het risico van
toepassing van deepfaketechnologie wordt benoemd. Dat vinden zij terecht. Onder andere
door deepfaketechnologie nemen de risico’s rond identiteitsfraude de komende jaren
alleen maar toe. De regering meent dat het enkel en alleen aan de betrokken rechtspersoon
is om te bepalen welke maatregelen passend zijn om deze risico’s te beperken, en dat
bij of krachtens statuten (en voor verenigingen in de oproeping) rechtspersonen zelf
voorwaarden kunnen stellen aan het gebruik van elektronische communicatiemiddelen.
Deze leden hebben aandacht gevraagd voor het beperken van de risico’s rondom deepfaketechnologie,
zoals bij de wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het notarisambt
in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees Parlement
en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking
tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht
(PbEU 2019, L 186). Dankzij dit wetsvoorstel zijn een aantal eisen vastgelegd voor
systemen van gegevensverwerking die worden gebruikt voor het online passeren van notariële
akten en in een verordening van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB)
is voorzien in passende beveiligingsmaatregelen zoals het versleutelen van data, minimaal
opslag van data en opslag van data alleen bij Nederlandse of Europese bedrijven. Deze
leden merken op dat onderhavig wetsvoorstel geen enkele wettelijke waarborg bevat
dat dergelijke eisen in de praktijk bij verenigingen en andere rechtspersonen zullen
worden gesteld. Kan de regering motiveren waarom niet is gekozen voor een set minimale
waarborgen om risico’s rond deepfaketechnologie te beperken, gelet op het grote risico
op identiteitsfraude met grote gevolgen voor het rechtsverkeer? Is hierover overleg
gevoerd met experts op het gebied van digitale criminaliteit en de risico’s van deepfake?
Zo nee, kan dat alsnog gebeuren?
Ik deel de zorgen van de leden van de VVD-fractie over het mogelijke gebruik van deepfaketechnologie
met betrekking tot de identificatie van deelnemers aan een algemene vergadering. Naar
aanleiding hiervan heeft de regering in 2022 door experts onderzoek laten doen naar
de risico’s van deepfaketechnologie, het juridisch kader hieromtrent en naar maatregelen
die denkbaar zijn om deze risico’s te beperken. Dit heeft geresulteerd in het onderzoeksrapport
«Deepfakes: De juridische uitdagingen van een synthetische samenleving».36 Naar aanleiding van dit onderzoek is op 16 juni 2023 een beleidsreactie aan de Tweede
Kamer gezonden.37 Eén van de conclusies van het onderzoek is dat onwenselijk gebruik van deepfakes
of deepfaketechnologieën via het huidig recht in algemene zin goed te adresseren is.
In dit kader verwijs ik verder nog naar de Europese AI-verordening (Verordening (EU)
2024/1689, PbEU 2024, L 2024/1689) die regelt dat specifieke AI-systemen aan minimale
transparantieverplichtingen moeten voldoen, zoals deepfakes.38 De Ministeries van BZK, JenV en EZ werken aan verschillende acties om de implementatie
van deze EU-wetgeving goed te laten verlopen.39
Er is bewust niet gekozen om aan het gebruik van middelen om deelnemers te identificeren
minimale technische eisen te stellen, zoals het gebruik van bepaalde software, hardware
of andere voorzieningen. Het bij of krachtens de wet verplichten van bepaalde te gebruiken
voorzieningen kan leiden tot ongewenste nieuwe administratieve lasten, mede omdat
het risico zal verschillen van rechtspersoon tot rechtspersoon. Zo zullen bij een
groot internationaal bedrijf de risico’s rondom deepfaketechnologie eerder groter
zijn dan bij een plaatselijke buurtvereniging. Van een groot internationaal bedrijf
mag daarom worden verwacht dat zij voldoende waarborgen inbouwt om een betrouwbare
identificatie van de deelnemers aan de digitale vergadering te borgen. Ook hierbij
is maatwerk het devies.
Vraag 25
Is de regering voorts bereid ondernemingen en verenigingen bij de inwerkingtreding
van het wetsvoorstel beter te informeren over deze risico’s en de maatregelen die
zij kunnen treffen deze risico’s te beperken? Is hier bijvoorbeeld een voorlichtingscampagne
een geschikt instrument? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een reactie van
de regering hierop.
Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens dat voorlichting hier een goede rol
kan spelen. De regering werkt aan campagnes om meer bewustwording te creëren over
deepfakes. Zo geeft de website www.slachtofferwijzer.nl informatie over de gevaren van deepfakes en hoe deze te herkennen.40 Waar het gaat over bewustwording van deepfakes in het kader van desinformatie, is
het uitgangspunt dat de rechtspersoon de informatie op waarde kan inschatten. Om de
burger en daarmee de rechtspersoon, daarbij te helpen, heeft het Netwerk Mediawijsheid
met subsidie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken de website www.isdatechtzo.nl opgezet, waar onder andere informatie te vinden is over hoe deepfakes werken en hoe
deze kunnen worden herkend.
In aanvulling hierop ben ik bereid om in overleg met andere betrokken departementen
en met betrokken organisaties, zoals VNO-NCW, Ondernemend Nederland (ONL) en MKB Nederland,
aandacht te vragen voor de door de VVD-fractie genoemde risico’s en best practices
om deze risico’s zoveel mogelijk te verkleinen. In algemene zin merk ik overigens
op dat rechtspersonen steeds meer geavanceerde software ter beschikking staat om –
ook direct – deepfakes te herkennen en tegen te gaan.41
Vraag 26
De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel regelt dat een rechtspersoon
zelf bepaalt of de algemene vergadering volledig digitaal plaatsvindt en onder welke
voorwaarden en dat voor de meeste rechtspersonen een statutaire grondslag wordt voorgeschreven.
Deze leden lezen dat de rechtspersoon zelf de inhoud van de statutaire bepaling(en)
bepaalt en dat daarin bijvoorbeeld kan staan dat het bestuur beslist of de algemene
vergadering volledig digitaal plaatsvindt. Ook kan in de statuten staan dat de mogelijkheid
van volledig digitaal vergaderen voor bepaalde besluiten wordt uitgesloten of dat
juist het houden van fysieke vergaderingen volledig wordt uitgesloten. Deze leden
wijzen erop dat er signalen uit de praktijk zijn dat een volledig digitale algemene
vergadering een negatieve impact kan hebben op de rol die de algemene vergadering
heeft binnen de checks and balances van een vennootschap en dat het wetsvoorstel wel
degelijk ingrijpende besluiten betreft. Deelt de regering de mening dat een vereiste
van besluitvorming met versterkte meerderheid daarom toch op zijn plaats kan zijn,
ook ter bescherming van de positie van minderheidsaandeelhouders? Zo nee, kan de regering
dat toelichten? Deze leden geven ook aan dat het de duidelijkheid en zekerheid, zeker
voor minderheidsaandeelhouders, zou bevorderen als vennootschappen in ieder geval
vooraf zouden vastleggen onder welke voorwaarden en bij welk soort besluiten een volledig
digitale vergadering kan plaatsvinden en bij welke niet. Deelt de regering deze mening
en is zij bereid om dit mee te nemen in het wetsvoorstel?
In mijn antwoorden op de vragen 2 en 18 ben ik reeds ingegaan op de besluitvorming
van de rechtspersoon met betrekking tot de volledig digitale vergadering. Volledigheidshalve
verwijs ik hiernaar.
Voor wat betreft de vraag onder welke voorwaarden en bij welk soort besluiten een
digitale vergadering zal plaatsvinden en bij welke niet, het volgende. Ten eerste
zal de rechtspersoon voorafgaand aan de statutenwijziging de algemene vergadering
informeren over de voorgenomen statutenwijziging. In deze kennisgeving zal voor zover
van toepassing ook moeten staan onder welke voorwaarden en omstandigheden, en voor
welke besluiten volledig digitaal vergaderen mogelijk wordt. Het is aan de rechtspersoon
zelf om te bepalen in welke situaties zij al dan niet volledig digitaal wenst te vergaderen.
Het wetsvoorstel biedt de rechtspersoon daarmee de mogelijkheid tot maatwerk bij gelijktijdig
respect voor de interne autonomie.
3.3. Digitale oproeping
Vraag 27
De leden van de SP-fractie merken dat zij enig ongemak voelen bij een mogelijk gevolg
van deze wet waarin mensen die geen toegang hebben tot digitale middelen zouden kunnen
worden uitgesloten van een algemene ledenvergadering (ALV) omdat er is besloten door
de vereniging of de organisatie om te besluiten een digitale ALV te houden. Hoewel
er sprake moet zijn van draagvlak en redelijkheid vanuit een bestuur om hier rekening
mee te houden, is het niet uitgesloten dat een kleine minderheid van leden die geen
digitale vaardigheden of middelen heeft, op deze manier niet zou kunnen meedoen aan
een ALV. Dit is een verschil met de fysieke en de hybride mogelijkheid die er nu is
binnen de wetgeving. Vindt de regering het voldoende geborgd dat deze groep wél kan
deelnemen aan een ALV? Op welke manier kan de regering ervoor zorgen dat de positie
van deze groep mensen kan worden versterkt? Is er nagedacht over de mogelijkheid om
enkel bij geen bezwaar tot een digitale ALV over te gaan, zodat niemand op deze manier
gepasseerd wordt?
In mijn antwoorden op de vragen 4 en 5 heb ik nader uiteengezet hoe de algemene digitale
vergadering ook voor leden respectievelijk aandeelhouders, die digitaal minder vaardig
zijn, toegankelijk moet zijn. Op de rechtspersoon rust hiertoe een inspanningsverplichting.
Daarbij merk ik nog op dat ook een fysieke vergadering in sommige gevallen niet voor
iedereen toegankelijk is. Denkbaar is dat sommige leden niet aan een fysieke algemene
vergadering kunnen deelnemen door bijvoorbeeld een fysieke beperking of ernstig lichamelijk
ongemak. Aldus heeft ook de fysieke algemene vergadering zijn beperkingen. In dit
wetsvoorstel is ervoor gekozen om de keuze op welke manier vergaderd wordt, bij de
algemene vergadering van de rechtspersoon te laten, zodat zij kan beslissen of zij
al dan niet en onder welke omstandigheden digitaal wenst te vergaderen. Dat is op
zich nu niet anders.
Hierbij herhaal ik dat het bestuur van de vereniging of VvE, indien hem bekend is
dat er leden zijn die niet of in mindere mate beschikken over digitale vaardigheden
of faciliteiten, inspanningen dient te verrichten om deze leden in staat te stellen
daadwerkelijk deel te nemen aan de vergadering. Dit vloeit voort uit de redelijkheid
en billijkheid ex artikel 2:8 BW. Een dergelijke verplichting van de vereniging of
VvE kan ook door de algemene vergadering in de machtiging tot digitaal vergaderen
worden vastgelegd. Voorstelbaar is ook dat de algemene ledenvergadering bepaalt dat
enkel tot digitaal vergaderen wordt overgegaan indien alle leden hiermee instemmen.
Ik wil dit vanuit de maatwerkgedachte en de autonomie van een rechtspersoon over interne
kwesties zoveel mogelijk aan de vereniging of organisatie zelf laten.
4. Verhouding tot Europees recht
Vraag 28
De leden van de NSC-fractie constateren dat het wetsvoorstel in overeenstemming is
met de Richtlijn nr. 2007/36/EG. Deze richtlijn schrijft de lidstaten voor dat zij
beursvennootschappen moeten toestaan hun aandeelhouders in de gelegenheid te stellen
om langs elektronische weg deel te nemen aan de algemene ledenvergadering. Voornoemde
leden vragen de bevestiging van de regering dat het Europese recht dus niet voorschrijft
dat de Nederlandse wetgever verplicht is om aan bv’s, nv’s en VvE’s de mogelijkheid
te bieden om volledig digitale vergaderingen uit te schrijven? Graag ontvangen de
aan het woord zijnde leden een reactie van de regering op dit punt.
Artikel 8 lid 1 Aandeelhoudersrichtlijn (Richtlijn nr. 2007/36/EG) schrijft inderdaad
voor dat lidstaten aandeelhouders van beursvennootschappen in de gelegenheid moeten
stellen om langs elektronische weg aan de algemene vergadering deel te nemen. Het
Europese recht schrijft voor – en verplicht Nederland daarmee – om het mogelijk te
maken dat aandeelhouders langs elektronische weg kunnen deelnemen aan een algemene
vergadering. Deze verplichting is vastgelegd in de artikelen 2:117a en 2:227a BW,
en biedt de mogelijkheid tot het hybride vergaderen. Inherent hieraan is dat het EU-recht
als zodanig – zoals de leden van de NSC-fractie terecht opmerken – Nederland niet
verplicht tot de introductie van een volledig digitale vergadering.
5. Advies en consultatie
5.1. Internetconsultatie en adviezen
Vraag 29
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat verschillende geconsulteerde partijen
terecht aandacht hebben gevraagd voor de positie van personen die digitaal minder
vaardig zijn. Met name bij sommige verenigingen van eigenaren, kunnen personen sterk
hechten aan deelname aan fysieke vergaderingen. Ook de Afdeling betwijfelt of met
het wetsvoorstel en de toelichting daarop de belangen van de digitaal minder vaardige
burger voldoende zijn gewaarborgd. Kan de regering hierop nader reflecteren? Hoe kan
de positie van deze burgers nog beter worden gewaarborgd? Acht de regering het bijvoorbeeld
wenselijk om wettelijk vast te leggen dat de keuze van een VvE om voortaan over te
gaan op digitaal vergaderen (en dus niet hybride of fysiek) een versterkte of gekwalificeerde
meerderheid vereist? Deze leden vrezen dat een aantal personen zonder de mogelijkheid
van op z’n minst hybride vergaderen tussen wal en schip zal vallen. Hoe kan dit risico
worden beperkt? Welke mogelijkheden heeft een kleine groep digitaal minder vaardige
burgers om te bevorderen dat mogelijkheden voor hybride vergaderingen voor hen beschikbaar
blijven?
Allereerst verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 4, 5 en 27, waarin ik uiteen
heb gezet hoe digitaal minder vaardige leden respectievelijk aandeelhouders volwaardig
kunnen deelnemen aan de algemene vergadering. Hierbij merk ik nog op dat in het geval
van de VvE geldt dat de algemene vergadering een machtiging aan de VvE moet geven
voor het volledig digitaal vergaderen. De meerderheid van de leden zal dus moeten
instemmen met het volledig digitale vergaderen. Zoals in de toelichting is opgemerkt,
zal de algemene vergadering van de vereniging bij de vraag of volledig digitaal wordt
vergaderd en zo ja, onder welke voorwaarden, moeten bezien of er personen zijn die
digitaal minder vaardig zijn en hoe aan hun wensen tegemoet kan worden gekomen (Kamerstukken II 2023/24, 36 489, nr. 3, p. 13, 14).
Vraag 30
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat bij een digitale
vergadering waar aandeelhouders stelselmatig worden genegeerd of vragen structureel
niet worden beantwoord, er volgens de regering sprake kan zijn van schending van de
inlichtingenplicht jegens aandeelhouders of schending van de jegens elkander in acht
te nemen redelijkheid en billijkheid. Kan de regering nadere omstandigheden en voorbeelden
geven van situaties waarin naar het oordeel van de regering sprake is van een schending
van de inlichtingenplicht of jegens elkander in acht te nemen redelijkheid en billijkheid,
zodat ook de rechter meer handvatten heeft om te beoordelen of er inderdaad sprake
was van schending van de inlichtingenplicht jegens aandeelhouders? Hoe kan de rechter
dat goed beoordelen? Op grond van welke criteria en omstandigheden moet de rechter
dit bepalen?
De vraag wanneer sprake is van schending van de inlichtingenplicht of schending van
de jegens elkander in acht te nemen redelijkheid en billijkheid is diverse keren in
jurisprudentie aan bod gekomen. Hieruit blijkt, samengevat, het volgende. In het algemeen
heeft de algemene vergadering recht op gegevens die aandeelhouders nodig hebben voor
de uitoefening van hun stemrecht ten aanzien van besluiten zoals bestuurdersbenoemingen-
en ontslagen, bezoldigingsbeleid, vaststelling van de jaarrekening, statutenwijziging
en goedkeuring van bestuurdersbesluiten.42 Indien hier niet aan wordt voldaan, zal in beginsel sprake zijn van schending van
de inlichtingenplicht.43 In dat geval kan de aandeelhouder een vordering tot informatieverstrekking instellen.44
Ook buiten de algemene vergadering kan er sprake zijn van een informatieplicht van
het bestuur en raad van commissarissen tegenover de aandeelhouders. Onder omstandigheden
moet het bestuur uit hoofde van artikel 2:8 BW op verzoek van een aandeelhouder tijdig
relevante informatie verschaffen.45 Die omstandigheden kunnen zijn belangenverstrengeling binnen het bestuur, waarbij
een minderheidsaandeelhouder niet in het bestuur is vertegenwoordigd46 of het voornemen tot transacties of besluiten die mogelijk leiden tot benadeling
van de aandeelhouder.47
Er kan bijvoorbeeld ook sprake zijn van schending van de inlichtingenplicht wanneer
het bestuur aandeelhouder(s) zonder goede reden het woord ontneemt of willekeur toepast
in welke aandeelhouders zij wel en welke zij niet aan het woord laat.
Vraag 31
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering het wenselijk acht dat ten tijde
van de besluitvorming over statutenwijziging om digitaal vergaderen mogelijk te maken,
alle deelnemers, leden en aandeelhouders kennis moeten kunnen hebben nemen van een
regeling of protocol waarin de modaliteiten voor het uitschrijven van een volledig
digitale vergadering zijn opgenomen, en zo ja, wat de regering voornemens is te doen
om dit zoveel mogelijk te bevorderen.
De algemene vergadering beslist over een statutenwijziging. Hiervoor is in elk geval
een meerderheid nodig. De rechtspersoon zal de voorgenomen statutenwijziging vooraf
aan de vergadering kenbaar moeten maken.48 Het ligt op de weg van de rechtspersoon om dan ook de regeling of protocol waarin
de modaliteiten zijn opgenomen te overleggen, zodat de algemene vergadering zo goed
mogelijk is geïnformeerd. Vennootschappen die al een regeling voor de digitale vergadering
in hun statuten hebben opgenomen, hebben in veel gevallen een dergelijk protocol opgesteld.49
Indien volledig digitaal vergaderen door statutenwijziging mogelijk wordt, dan moeten
in de oproeping van de algemene vergadering de procedure voor digitale deelname aan
de algemene vergadering en de digitale uitoefening van het stemrecht worden opgenomen.
Vraag 32
De leden van de SP-fractie constateren dat er de nodige kritiek is geleverd vanuit
particulieren op de nieuwe mogelijkheid voor het organiseren van een digitale ALV.
Deze kritiek is echter in de memorie van toelichting vrij beperkt toegelicht terwijl
veel inbrengen hierover zijn geleverd. Voornoemde leden horen graag wat de grootste
pijnpunten zijn waar deze personen tegenaan zijn gelopen en op welke manier de wetgeving
hier al in is aangepast. Kan de regering meer uitgebreid reflecteren op de zorgen
over het gebrek aan interactie, persoonlijk contact en de zogenoemde andere zorgen?
Via de internetconsultatie zijn inderdaad veel reacties van particulieren binnengekomen,
waarbij een aanzienlijk deel lijkt ingegeven door een oproep van de Vereniging voor
Effectenbezitters om te reageren op de internetconsultatie.50 Met de VEB brengen veel van deze particulieren als kritiekpunt naar voren dat zij
in hun beleving de digitale vergadering vanwege onder meer de beperkte interactie
inferieur vinden aan de fysieke vergadering.51 Voor de N.V., B.V., onderlinge waarborgmaatschappij en coöperatie is echter statutaire
verankering als voorwaarde voor de digitale algemene vergadering voorgeschreven. Hierdoor
ligt de keuze om volledig digitaal te vergaderen bij de algemene vergadering.
Daarnaast is in het wetsvoorstel opgenomen dat deelname aan de digitale vergadering
langs een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel mogelijk moet zijn (zie artikel 2:117a
lid 2 en 2:227a lid 2 BW). Doel hiervan is om qua interactie het fysiek vergaderen
zoveel mogelijk te laten benaderen, met live participatie door de deelnemers, zowel
door te kunnen stemmen als door het woord te kunnen voeren. Op die manier wordt geborgd
dat aandeelhouders of leden volwaardig kunnen deelnemen aan de besluitvorming van
de algemene vergadering. Dit laat uiteraard de verplichting van het bestuur om te
handelen conform de redelijkheid en billijkheid onverlet (artikel 2:8 BW).
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid