Schriftelijke vragen : Het bericht ‘Agent kan voortaan ook eed zweren op Allah of andere god’.
Vragen van het lid Diederik van Dijk (SGP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Agent kan voortaan ook eed zweren op Allah of andere god» (ingezonden 7 januari 2025).
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Agent kan voortaan ook eed zweren op Allah of andere
               god»?1
Vraag 2
            
Wanneer heeft u de Kamer geïnformeerd dat in aanvulling op het onderhandelingsakkoord
               ook de eedsaflegging bij de politie aangepast zou gaan worden? Vindt u ook dat dergelijke
               keuzes, gelet op het feit dat het blijkens de nota van toelichting een principiële
               wijziging betreft en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties recent
               andere verwachtingen heeft gewekt, voorafgaand expliciet aan de Kamer voorgelegd zouden
               moeten worden?2
Vraag 3
            
Wat is uw reactie op het feit dat bovengenoemde wijziging in strijd is met hetgeen
               uitdrukkelijk door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is benoemd,
               namelijk dat op het punt van religie geen wijzigingen beoogd worden in de bekrachtingsformulieren?3 Onderkent u dat het alleen al daarom discutabel is om deze wijziging op deze manier
               toch door te voeren?
            
Vraag 4
            
Deelt u de mening dat de opstelling van de politie opvallend is ten opzichte van andere
               overheidswerkgevers en dat het onwenselijk is dat iedere overheidsorganisatie op nationaal
               niveau er een eigen formule op nahoudt? Waarom zou de positie van de politie op dit
               punt zo uniek zijn dat afwijking van andere nationale instanties en de rijksoverheid
               noodzakelijk zou zijn?
            
Vraag 5
            
Waarom heeft u gekozen voor een dergelijke verstrekkende aanpassing, gelet op het
               feit dat u in de nota van toelichting onderkent dat de eed van de politie moet aansluiten
               bij de formulieren van de rijksoverheid en Defensie? Waarom heeft u er niet voor gekozen
               om de constructie van artikel 7 van de Regeling ambtseed burgerambtenaren Defensie
               over te nemen in plaats van de onbepaalde, risicovolle wijziging dat ieder zelf een
               invulling kan kiezen?
            
Vraag 6
            
Waarom heeft u zich niet veel uitvoeriger rekenschap gegeven van de achtergronden
               en dilemma’s bij de eedsaflegging, waarbij tot op heden bewust sprake is van een zekere
               terughoudendheid om eedsformules aan te passen teneinde de eed herkenbaar te houden?
            
Vraag 7
            
Welke kaders hanteert u voor de uitwerking die betrokkenen zelf geven aan de religieuze
               eedsaflegging, onder andere met het oog op de waardigheid en geldigheid van de eed?
               Gaat de politie uit van een lijst van overtuigingen, zoals bijvoorbeeld uit de formulieren
               van de provincies te distilleren valt? Hoe voorkomt u dat straks situaties ontstaan
               waarbij de politie bijvoorbeeld moet gaan beoordelen of een beroep op het pastafarisme
               geldig is, zoals in de jurisprudentie reeds aan de orde is geweest?4
Indieners
- 
              
                  Gericht aan
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 
              
                  Gericht aan
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Indiener
Diederik van Dijk, Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.