Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bikker en Ceder over het bericht 'Geboortezorg voor asielzoekers van 'onacceptabel' niveau, concluderen onderzoekers'
Vragen van de leden Bikker en Ceder (beiden ChristenUnie) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Asiel en Migratie over het bericht «Geboortezorg voor asielzoekers van «onacceptabel» niveau, concluderen onderzoekers» (ingezonden 20 november 2024).
Antwoord van Minister Faber – Van de Klashorst (Asiel en Migratie), mede namens de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 6 januari 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Geboortezorg voor asielzoekers van «onacceptabel»
niveau, concluderen onderzoekers»?1 Zo ja, vindt u dit reden tot grote zorg en kunt u de Kamer van een uitgebreide reactie
voorzien?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het rapport en het NOS-bericht en heb kennisgenomen van de aanbevelingen
die in het rapport worden gedaan. Voor een reactie op het rapport verwijs ik graag
naar de antwoorden op onderstaande vragen van uw Kamer.
Vraag 2
Welke verklaringen zijn er en wat gaat u doen met het feit dat de geboortesterfte
bij baby’s van asielzoekers ten minste anderhalf keer zo hoog is en een laag geboortegewicht
twee keer zo vaak voorkomt, wat een significant verschil betreft ten opzichte van
vrouwen zonder vluchtelingenachtergrond?
Antwoord 2
De constatering dat geboorte-uitkomsten bij vrouwen met een vluchtachtergrond significant
slechter zijn dan bij andere bevolkingsgroepen bleek al uit een eerder onderzoek,
waar het voorliggende EGALITE rapport op voortborduurt. Mijn ambtsvoorganger is schriftelijk
ingegaan op dit eerdere onderzoek en ik sluit mij volledig bij hem aan dat wij deze
cijfers betreuren.2 Ook ben ik bekend met het feit dat er bij baby’s van asielzoekers vaker sprake is
van een lager geboortegewicht en dat dit van invloed is op een kansrijke start.
Zoals ook in het rapport wordt aangegeven, is ongeveer de helft van de zwangere vrouwen
in de opvang reeds zwanger op het moment dat ze in Nederland aankomen. Dat betekent
dat zij in de eerste periode van hun zwangerschap mogelijk niet dezelfde zorg hebben
gehad als wij in Nederland gewend zijn. Daarbij komt dat deze vrouwen vaak een zware
reis achter de rug hebben op het moment dat zij in Nederland aankomen. Dit kan ook
effect hebben op de ontwikkeling van het nog ongeboren kind en daarmee het geboortegewicht
of geboorte-uitkomsten. Daarnaast herken en erken ik dat de huidige opvangsituatie
en de noodgedwongen inzet van noodopvang uitdagingen met zich meebrengt ten aanzien
van de leefomstandigheden en toegang tot zorg voor o.a. zwangere vrouwen.
Het staat buiten kijf dat ernstige geboorte-gerelateerde complicaties onder zwangere
vrouwen in opvanglocaties voorkomen moeten worden en zwangere vrouwen in opvanglocaties
moeten kunnen rekenen op volwaardige geboortezorg. Hier is reeds veel voor georganiseerd.
Zo heeft elke locatie een aandachtsfunctionaris zwangeren. Deze COA-medewerker is
het aanspreekpunt voor de betrokken zorgverleners en weet wie de zwangeren zijn op
de locatie. De aandachtsfunctionarissen wijzen de zwangere asielzoeksters de weg naar
de verloskundige zorg door te informeren, ondersteunen en signaleren. Ook geven zij
informatie over de organisatie van de verloskundige zorg en over de faciliteiten die
het COA biedt.
Desalniettemin leidt het gebruik van noodopvang, die vaak voor korte duur wordt opgetuigd
en weer moet worden afgebouwd, tot uitdagingen om dit alles goed te organiseren. De
in het Regeerprogramma opgenomen ambitie om noodopvang zo veel mogelijk te beperken
en duurzame opvangplekken te realiseren is hiervoor belangrijk. Deze ambitie wordt
momenteel verder uitgewerkt door het Ministerie van Asiel en Migratie.
Ook bieden de aanbevelingen uit het EGALITE rapport mijn departement, het Ministerie
van VWS en het COA handvatten om verbeteringsmogelijkheden te bezien en nader uit
te werken, zowel op beleidsniveau als ook praktijkgerichte aanbevelingen voor zorgverleners
en medewerkers van het COA. De aanbevelingen uit dit onderzoek worden ook besproken
in de ketenwerkgroep geboortezorg asielzoeksters met vertegenwoordigers van alle betrokken
(zorg)organisaties.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het onwenselijk is om zwangere vrouwen in asielzoekerscentra
voor een afspraak met een verloskundige een lange reis te laten maken via het openbaar
vervoer? Bent u bekend met de problemen omtrent vervoer van zwangere vluchtelingen
door gecontracteerde taxibedrijven, zoals weigering van vrouwen met weeën, te lange
aanrijtijden en het niet op komen dagen van taxi’s? Wat gaat u doen om deze problemen
op te lossen?
Antwoord 3
Het bieden van volwaardige gezondheidszorg en geboortezorg houdt in dat deze zorg
toegankelijk moet zijn. Voor alle locaties van het COA geldt daarom dat er afspraken
zijn gemaakt met verloskundepraktijken in de omgeving om goede zorg en begeleiding
te kunnen waarborgen. Voor zwangere asielzoeksters geldt dat ze vanaf week 36 standaard
gebruik kunnen maken van taxivervoer van en naar zorgbestemmingen. Daarnaast kan de
verloskundig zorgverlener tot de conclusie komen dat de zwangere al voor de 36 weken
om medische redenen niet in staat is zelfstandig te reizen naar een zorgbestemming
(zoals de verloskundige of het ziekenhuis). Buiten de termijnen van het zorgtaxivervoer
kunnen COA locatiemanagers alternatief vervoer voor zwangere asielzoekers faciliteren,
zoals beschreven in de ketenrichtlijn. Wanneer de verloskundige inschat dat de termijn
van een uur aanrijtijd van een taxi te lang is voor de zwangere bij een naderende
bevalling moet de verloskundige om die reden een ambulance inschakelen.
Vraag 4
Hoe spant u zich in om geboortezorg te concentreren op de asielzoekerscentra zelf?
Wat zijn de «haken en ogen» aan het concentreren van de geboortezorg bij asielzoekerscentra
waar het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) over spreekt, kunt u de Kamer hier
nader over informeren?
Antwoord 4
Voor elke opvanglocatie is momenteel een verloskundige praktijk gecontracteerd en
de toegang tot geboortezorg gegarandeerd. Een van de genoemde randvoorwaarden in het
EGALITE rapport is het concentreren van zorg voor zwangere asielzoekers en statushouders
verblijvend in opvanglocaties. In de praktijk gebeurt dit in sommige gevallen al.
Sinds de zomer van 2023 plaatst het COA zwangere vrouwen die bij hun aankomst in Ter
Apel 34 weken of langer zwanger zijn namelijk in de locatie Musselkanaal. Alle betrokken
organisaties (COA, verloskundige praktijk, kraamzorg) op de locatie Musselkanaal zijn
hier goed op voorbereid. Door een specifieke locatie in te richten voor deze specifieke
doelgroep, kan kennis en ervaring op een nog efficiëntere manier opgedaan en ingezet
worden.
Bij het proces van het verplaatsen van zwangere asielzoekers naar Musselkanaal (wat
gezien kan worden als een vorm van concentratie van specifieke begeleiding en expertise)
moet echter een aantal kanttekeningen geplaatst worden. Zwangere vrouwen hebben gezondheidszorg
gericht op zwangerschap, bevalling en kraamperiode binnen een specifiek tijdsframe
nodig. Om deze specifieke begeleiding aan elke zwangere vrouw in een opvanglocatie
te kunnen bieden, zouden de bevallen vrouwen na de geboorte en kraamperiode weer moeten
verhuizen om ruimte te maken voor andere zwangere vrouwen.
Dit heeft ten eerste als consequentie dat er extra verhuisbewegingen gemaakt moeten
worden. Daarbij dient een goede afweging te worden gemaakt tussen de toegevoegde waarde
die deze specifieke locatie en bijbehorende begeleiding heeft, ten opzichte van het
negatieve effect van de verhuizing náár, en van de locatie. Daarbij speelt ook mee
dat oudere broers en zussen in de schoolgaande leeftijd mee zouden moeten verhuizen,
wat nadelig kan zijn voor deze kinderen. Ten tweede vormt de huidige opvangsituatie
nog geen passende context voor het concentreren van geboortezorg. Door een tekort
aan opvangplekken stagneert de doorstroom van bevallen vrouwen vanuit Musselkanaal
naar andere locaties, waardoor er niet altijd voldoende plekken vrijkomen voor nieuwe
zwangere vrouwen.
Het concentreren van geboortezorg zou zorgen voor meer specialiteit en ervaring van
specifieke geboortezorgverleners met de doelgroep. Dit zou uiteraard een positieve
ontwikkeling zijn. Met het oog op de huidige stokkende doorstroom van asielzoekers
zou dit echter als consequentie kunnen hebben dat niet alle zwangere vrouwen toegang
zouden hebben tot deze selecte groep gespecialiseerde verloskundigen en er een verschil
in zorgkwaliteit voor deze doelgroep kan ontstaan. Om deze reden is het allereerst
van belang dat elke geboortezorgverlener bekend is met de Ketenrichtlijn Geboortezorg
Asielzoekers en deze implementeert in zijn/haar behandeling van asielzoekers – in
lijn met één van de drie randvoorwaarden die in het EGALITE rapport genoemd worden.
Het concentreren van geboortezorg, bijvoorbeeld door het uitbreiden van het initiatief
in Musselkanaal, zou alleen onderzocht en uitgelopen kunnen worden op het moment dat
de doorstroom vanuit dergelijke locaties gegarandeerd kan worden door het COA.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat overplaatsingen door het COA veelal gebeuren zonder overleg
met zorgverleners?
Antwoord 5
In principe delen locaties dagelijks een overzicht van alle vertrekkende bewoners
met de lokale GZA-praktijk. Om de continuïteit van zorg rondom verhuizingen zoveel
mogelijk te waarborgen zijn hierover afspraken gemaakt en vastgelegd in de ketenrichtlijn
geboortezorg. Daarnaast is er ook een «Ketenrichtlijn continuïteit van zorg bij verhuizingen».
Deze is samen met de zorgpartners GZA en JGZ tot stand gekomen. Deze richtlijn beschrijft
de algemene stappen die COA-medewerkers moeten zetten bij de verhuizing van bewoners
zodat medische risico's zoveel mogelijk voorkomen worden, zeker als het gaat om risicogroepen
(zoals zwangeren).
Vraag 6
Wat gaat u doen om voortaan te voorkomen dat er gevallen ontstaan waarbij er geen
medische overdracht bij overplaatsing van zwangere vrouwen plaatsvindt? In hoeverre
acht u het van belang om op elke (nood)opvanglocatie aanwezigheid van de Gezondheidszorg
Asielzoekers (GZA) te faciliteren voor een gedegen gegevensoverdracht bij overplaatsing
en adequate medische screening?
Antwoord 6
Zie ook het antwoord op vraag 5.
Op elke opvanglocatie is toegang tot de huisartsenzorg georganiseerd, grotendeels
door GZA. De medische screening door GZA gebeurt bij instroom (de dag na de registratie
bij het COA), in de col in Ter Apel, Budel en Zevenaar. Op basis van de informatie
die is opgehaald in de medische intake, informeert GZA het COA over de faciliteiten
die noodzakelijk zijn voor de vervolgopvang. Personen die niet via de centrale ontvangstlocatie
Ter Apel instromen, ontvangen de medische intake op de eerste locatie waar zij verblijven.
De gegevensoverdracht gebeurt automatisch via het centrale huisartsensysteem van GZA.
Indien nodig verzorgt GZA de overdracht.
Vraag 7
Welke maatregelen zijn er in het verleden al genomen rondom de overdracht van medische
gegevens naar aanleiding van eerdere incidenten bij de medische zorg voor asielzoekers?3 Hoe staat het met de uitvoering van die maatregelen? Blijken eerder genomen maatregelen
onvoldoende gezien de conclusie van de onderzoekers4, of worden ze in de praktijk niet uitgevoerd? Indien dat laatste het geval is, kunt
u aangeven hoe dit komt en wat u kunt doen om dit te verbeteren?
Antwoord 7
Zie ook het antwoord op vraag 5.
Naar aanleiding van de signalen in het verleden zijn nadere afspraken gemaakt met
en tussen de verschillende partijen die de huisartsenzorg verzorgen op de opvanglocaties.
Deze afspraken hebben er toe geleid dat de informatieoverdracht bij verhuizingen op
dit moment goed verloopt. Een belangrijk aandachtspunt hierbij was het zo snel registreren
van de asielzoekers en het uitvoeren van de medische intake. Zowel de achterstanden
in de registratie als ook in de medische intake zijn toen weggewerkt. Tijdens de medische
intake wordt ook gelijk een medisch dossier aangelegd waardoor in principe iedere
asielzoeker vrijwel direct na aankomst beschikt over een medisch dossier dat ook bij
verhuizingen wordt overgedragen. Ook met GGD-GHOR zijn afspraken gemaakt ten aanzien
van het in beeld krijgen en houden van kinderen met het oog op de jeugdgezondheidszorg.
Door het inrichten van een zogeheten registratieschil zijn de asielzoekerskinderen
in beeld en lukt het in de regel om tijdig, binnen zes weken, de kinderen te zien.
Verder is er een «Ketenrichtlijn continuïteit van zorg rondom verhuizingen» opgesteld.
Hierin is opgenomen welke partij welke rol speelt in de continuïteit van zorg rondom
verhuizingen van zwangeren. Het COA gaat de aanbeveling met betrekking tot de continuïteit
van zorg bij overplaatsingen, net als de andere aanbevelingen uit het EGALITE rapport,
nader onderzoeken in samenwerking met de betrokken partijen uit de keten, waaronder
GZA, KNOV, NVOG, KCKZ en GGD GHOR.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het aantal overplaatsingen van zwangere vrouwen omlaag moet,
zeker nu uit onderzoek blijkt dat overplaatsingen nog met regelmaat na 34 weken zwangerschap
plaatsvinden, wat in strijd is met de ketenrichtlijn Geboortezorg Asielzoekers? Zo
ja, hoe spant u zich in om het aantal overplaatsingen te verlagen?
Antwoord 8
Ik ben het eens met de aanbeveling uit het EGALITE rapport dat het aantal verhuizingen
zo veel mogelijk gereduceerd moet worden. Dit geldt niet alleen voor zwangere asielzoekers.
Verhuisbewegingen tijdens het asielproces moeten tot een minimum beperkt worden, zeker
voor kwetsbaren, aangezien deze kunnen leiden tot stress of problemen met onderwijs-
of zorgcontinuïteit. Helaas komen verhuizingen momenteel om diverse redenen veelvuldig
voor, bijvoorbeeld vanwege het sluiten van (nood)opvanglocaties, het kortstondig moeten
onderbrengen van asielzoekers voor wie geen plek is in Ter Apel, op aangeven van asielzoekers
zelf of als gevolg van de asielprocedure. Ik streef er dan ook naar het aantal verhuisbewegingen
terug te brengen. Momenteel wordt de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielsysteem
uitgewerkt en geïmplementeerd. Dit toekomstbeeld van het asielopvanglandschap is gestoeld
op het uitgangspunt om het aantal verhuisbewegingen tot een minimum te beperken.
Zwangere asielzoeksters worden normaal gesproken en in algemene zin 6 weken voor de
uitgerekende datum tot 6 weken na de bevalling niet meer verhuisd of overgeplaatst.
Zoals u ook aankaart in uw vraag, komt het desondanks toch voor dat zwangere asielzoekers
ook na 34 weken zwangerschap overgeplaatst worden (bijvoorbeeld om te verhuizen van
een centrale opvanglocatie naar een regulier azc). Dit gebeurt alleen in overeenstemming
met GZA, de verloskundig zorgverlener en de asielzoekster en na uitsluiting van medische
risico’s.
Vraag 9
In hoeverre bent u bekend met omstandigheden van zwangere vrouwen op noodopvanglocaties,
waarbij het voorkomt dat vrouwen te maken krijgen met bijvoorbeeld ongedierte, onvoldoende
privacy en hygiëne? Hoe verhoudt dit zich tot het voornemen uit het regeerprogramma
om opvang verder gedifferentieerd te versoberen?
Antwoord 9
Zoals ik in mijn reactiebrief5 aan uw Kamer van 4 november jl. over asielkinderen in de noodopvang in o.a. Assen
al aangaf, wordt het punt ten aanzien van de hygiëne niet herkend. Ik erken wel dat
de inzet van noodopvang om de druk op de opvang te verlichten effect heeft op de mogelijkheden
die het COA heeft om te allen tijde passende begeleiding en omstandigheden te realiseren
voor kwetsbare doelgroepen, waaronder zwangere vrouwen. Het uitgangspunt is dat in
de noodopvang zo min mogelijk kwetsbare personen worden opgevangen. Helaas is het
gezien de grote druk op de opvang noodzakelijk om soms ook kwetsbaren zoals zwangere
vrouwen op te vangen in de noodopvang. Daarom blijft het ook in de noodopvang van
groot belang dat er aandacht is en blijft voor de kwetsbare situatie van zwangere
vrouwen. Benadrukt moet worden dat medewerkers van onder andere het COA en GZA zich
dagelijks inspannen om de opvang en zorg zo goed mogelijk te laten verlopen.
In het Regeerprogramma en de regeringsbrief van 25 oktober jl. beschrijft het kabinet
haar plannen om in te zetten op het (gedifferentieerd) versoberen van de asielopvang
en sobere voorzieningen voor statushouders. Deze plannen worden momenteel uitgewerkt
door het Ministerie van Asiel en Migratie. Het Ministerie houdt zich in de uitwerking
van de kabinetsplannen te allen tijde aan de in de (herziene) Opvangrichtlijn vastgestelde
normen voor de toegang tot gezondheidszorg voor asielzoekers en kwetsbare groepen,
inclusief zwangere vrouwen, als ook aan de in de Kwalificatieverordening gestelde
normen voor de toegang tot zorg voor statushouders, inclusief zwangere vrouwen. Hierbij
wil ik nogmaals onderstrepen dat zwangere vrouwen in opvanglocaties moeten kunnen
rekenen op volwaardige geboortezorg. Dit sluit ook aan bij de in het Regeerprogramma
genoemde doelen om gelijkwaardige toegang tot zorg te waarborgen en in te zetten op
een kansrijke start, een maatregel die niet alleen een preventief werkt om latere
zorgkosten te besparen maar ook goede geboortezorg omvat.
Vraag 10
In hoeverre is inzichtelijk wat het voorgenomen besluit om de spreidingswet in te
trekken voor gevolgen heeft in deze kwestie van zorg voor zwangere vluchtelingen?
Kunt u toezeggen dat de zorg voor zwangere vluchtelingen ook dan niet zal verslechteren,
maar verbeteren?
Antwoord 10
Uw Kamer is door de Minister-President bij brief van 25 oktober 2024 geïnformeerd
over het voornemen van het kabinet om de spreidingswet in te trekken, zo mogelijk
nog dit jaar. Dit laat onverlet dat het COA zich onverminderd blijft inzetten om voldoende
opvangplekken te creëren in bestaande en nieuwe azc’s. Zoals ik in mijn antwoord op
vraag 9 al aangaf, houdt het Ministerie van Asiel en Migratie zich in de uitwerking
van de kabinetsplannen te allen tijde aan de vastgestelde normen voor de toegang tot
gezondheidszorg voor asielzoekers en statushouders. Ik zeg toe dat mijn departement
samen met betrokken organisaties de aanbevelingen uit het EGALITE rapport ter harte
neemt en in gezamenlijkheid uitwerkt op welke wijze deze aanbevelingen meegenomen
kunnen worden.
Vraag 11
Zijn er extra middelen nodig om deze misstanden te voorkomen en zo ja, hoeveel? Zo
nee, op welke termijn zijn deze misstanden opgelost?
Antwoord 11
Medische zorg voor asielzoekers is vastgelegd en gewaarborgd in de Opvangrichtlijn
als ook in de Regeling Medische Zorg Asielzoekers (RMA). De toegang tot zorg is in
Nederland goed geregeld en asielzoekers kunnen rekenen op professionele en toegankelijke
zorg. De term «misstanden» vind ik om die reden dan ook geen recht doen aan de organisatie
en kwaliteit van- en toegang tot zorg voor asielzoekers. Dit betekent niet dat er
geen verbeterpunten zijn, dit laten de constateringen en aanbevelingen uit het EGALITE
rapport duidelijk zien. Alle betrokken departementen en organisaties zullen deze aanbevelingen
verder bestuderen en uitwerken hoe hier invulling aan gegeven kan worden. Het is daarom
te vroeg om nu al aan te geven of er mogelijk extra kosten of middelen nodig zijn
om aanbevelingen uit het rapport op te volgen.
In relatie tot de ambities uit het Regeerprogramma kan wel gesteld worden dat het
beperken van dure noodopvanglocaties en het realiseren van meer duurzame opvangplekken
kostenbesparend kan werken. Dit draagt naar verwachting bij aan de leefomstandigheden
voor asielzoekers, die op reguliere plekken over het algemeen beter zijn dan op noodopvanglocaties
die zijn ingericht op zeer kortdurend verblijf.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie -
Mede namens
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.