Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 546 Wijziging van de Jeugdwet, de Wet marktordening gezondheidszorg en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp en gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg)
Nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 6 januari 2025
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen I, onderdelen A en V, II, onderdelen A, E, H, J en T, en VII wordt
«Onze Minister voor Rechtsbescherming» telkens vervangen door «Onze Minister van Justitie
en Veiligheid».
B
Het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 2.22 komt te luiden:
Artikel 2.22
De voordracht voor een krachtens artikel 2.17, artikel 2.19, eerste lid, onderdeel
a, onder 1° of onderdeel c, onder 1°, of artikel 2.21, eerste lid, vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp
aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
C
In artikel I, onderdeel I, wordt in het eerste lid van het voorgestelde artikel 4.5.2
«over elk kalenderjaar» vervangen door «jaarlijks over het voorafgaande kalenderjaar».
D
In artikel I wordt na onderdeel V een onderdeel ingevoegd, luidende:
W
Na artikel 10.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.3
1. Gedurende de periode waarin de met artikel I, onderdeel G, van de Wet verbetering
beschikbaarheid jeugdzorg voorziene artikelen 2.19, eerste lid, onderdeel a, en 2.21
van de Jeugdwet nog niet in werking zijn getreden heeft de taak van de zorgautoriteit,
bedoeld in artikel 9a.2, eerste lid, betrekking op het zo vroeg mogelijk signaleren
van risico’s die ertoe kunnen leiden dat colleges niet kunnen voorzien in een toereikend
aanbod van of het signaleren van een ontoereikend aanbod van:
a. bij algemene maatregel van bestuur te bepalen vormen van jeugdhulp, en
b. gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen
en jeugdreclassering.
2. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
E
Artikel II, onderdeel M, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste subonderdeel wordt «over elk kalenderjaar» vervangen door «jaarlijks
over het voorafgaande kalenderjaar».
2. In het tweede subonderdeel wordt «7.» vervangen door «8.».
F
Artikel II, onderdeel T, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de voorgestelde artikelen 71b, eerste lid, en 71c, eerste lid, vervalt «de Stichting
Inlichtingenbureau,».
2. Het voorgestelde artikel 71d wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «verstrekt de Stichting Inlichtingenbureau» vervangen door
«verstrekken de colleges».
b. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde
lid wordt een nieuw lid ingevoegd luidende:
2. De verstrekking van persoonsgegevens door de colleges aan de zorgautoriteit, bedoeld
in het eerste lid, geschiedt door tussenkomst van de Stichting Inlichtingenbureau.
Indien de Stichting Inlichtingenbureau op grond van de eerste zin persoonsgegevens
verwerkt, is het voor deze verwerking verwerkingsverantwoordelijke.
c. Het vijfde lid (nieuw) vervalt.
Toelichting
Met deze nota van wijziging worden enkele wijzigingen doorgevoerd in het wetsvoorstel
verbetering beschikbaarheid jeugdzorg («het wetsvoorstel»). Deze nota van wijziging
wordt ingediend mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De wijzigingen worden hieronder per
onderdeel toegelicht.
Onderdeel A
Dit onderdeel bevat een technische wijziging van het wetsvoorstel. De wijziging houdt
verband met het feit dat de aanduiding Minister voor Rechtsbescherming niet meer voorkomt.
In plaats daarvan moet worden verwezen naar Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
Onderdeel B
Zoals toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag is in de vragen van verschillende
Tweede Kamerfracties aanleiding gezien om voor te stellen dat niet alleen bij de initiële
vaststelling van de regio-indeling een voorhangprocedure geldt, maar ook bij een eventuele
wijziging hiervan. Met dit onderdeel is het voorgestelde artikel 2.22 van de Jeugdwet
hierop aangepast.
Onderdeel C en onderdeel E
Deze onderdelen bevatten technische wijzigingen die samenhangen met de Verzamelwet
VWS 2023 (Stb. 2024, 291). Artikel V, onderdeel A, subonderdeel 1, van de Verzamelwet VWS 2023 expliciteert
in artikel 40b, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) dat de
door een zorgaanbieder jaarlijks openbaar te maken jaarverantwoording betrekking heeft
op het voorafgaande kalenderjaar. Artikel I, onderdeel I, en artikel II, onderdeel
M, van het wetsvoorstel zijn hierop aangepast. Daarnaast is in verband met artikel
V, onderdeel A, subonderdeel 2, van de Verzamelwet VWS 2023 het voorgestelde zevende
lid van artikel 40b Wmg vernummerd naar het achtste lid.
Onderdeel D
Met dit onderdeel wordt gerealiseerd dat er wetstechnisch geen belemmeringen zijn
om de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) reeds voor het ingaan van de verplichte regionale
samenwerking te belasten met een vroegsignaleringstaak ten aanzien van de specialistische
jeugdzorg.
Het beoogde uitgangspunt is dat gemeenten voor de verplichtingen omtrent de regionale
samenwerking een implementatietijd van één jaar krijgen. Deze implementatietijd is
niet nodig voor de vroegsignaleringstaak van de NZa. Voor de omschrijving van de jeugdzorgvormen
waar de vroegsignaleringstaak van de NZa betrekking op heeft is in het wetsvoorstel
echter een koppeling gemaakt met de vormen van jeugdzorg die op grond van het wetsvoorstel
verplicht ten minste regionaal of landelijk moeten worden gecontracteerd of gesubsidieerd.
Dit is gedaan door te verwijzen naar de voorgestelde artikelen 2.19, eerste lid, onderdeel
a, en 2.21 van de Jeugdwet. In de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van
deze artikelen is dat een belemmering voor de uitvoering van de vroegsignaleringstaak
door de NZa. Dat is niet wenselijk. Het uitvoeren van de vroegsignaleringstaak door
de NZa kan ook in de periode voordat de verplichting tot regionale samenwerking geldt
bijdragen aan het zicht op eventuele risico’s op of een daadwerkelijk ontoereikend
aanbod van specialistische jeugdzorg.
Met het oog hierop is overgangsrecht opgenomen. In een nieuw voorgesteld artikel 10.3
van de Jeugdwet wordt vastgelegd dat gedurende de periode dat de artikelen 2.19 en
2.21 van de Jeugdwet nog niet in werking zijn getreden de vroegsignaleringstaak betrekking
heeft op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen jeugdhulpvormen en gecertificeerde
instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
Bij algemene maatregel van bestuur zullen de jeugdhulpvormen worden opgenomen die
vanaf de inwerkingtreding van artikel 2.19 van de Jeugdwet verplicht ten minste regionaal
moeten worden gecontracteerd. De doelgroep van de vroegsignaleringstaak is aldus hetzelfde,
zowel voor als na de inwerkingtreding van de voorgestelde artikelen 2.19 en 2.21 van
de Jeugdwet.
In het kader van de vroegsignaleringstaak zijn verschillende informatiebepalingen
opgenomen in het wetsvoorstel. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat in de periode
dat de artikelen over de verplichte regionale samenwerking nog niet gelden er formeel
nog geen Jeugdregio’s in de zin van de Jeugdwet bestaan en derhalve ook geen informatieverplichtingen
bestaan voor in de praktijk reeds bestaande regionale samenwerkingsverbanden. In die
periode gelden primair informatieverplichtingen voor de colleges van burgemeester
en wethouders, jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen en de organisatie
die in de praktijk (vrijwillig) door gemeenten is belast met de landelijke contractering
van bepaalde hoogspecialistische jeugdhulpvormen (in de praktijk de VNG).
Onderdeel F
Subonderdeel 1
Dit subonderdeel bevat een wijziging van de voorgestelde artikelen 71b, eerste lid,
en 71c, eerste lid, Wmg. Bij de uitwerking van de (ontwerp) ministeriële regeling
waarin de gegevensuitwisseling ten behoeve van de NZa-taken wordt opgenomen is geconcludeerd
dat de mogelijkheden die deze artikelen voor de NZa bieden om van de Stichting Inlichtingenbureau
bepaalde gegevens of inlichtingen te ontvangen niet noodzakelijk zijn. Het wetsvoorstel
is hierop aangepast. Voor wat betreft de verstrekking van gegevens via de Stichting
Inlichtingenbureau kan worden volstaan met het voorgestelde artikel 71d Wmg (zie subonderdeel
2).
Subonderdeel 2
Dit subonderdeel bevat een technische wijziging van het voorgestelde artikel 71d Wmg.
Dit artikel heeft betrekking op de verstrekking van gepseudonimiseerde persoonsgegevens
aan de NZa ten behoeve van het stelselonderzoek.
Omwille van de consistentie van wetgeving is ervoor gekozen de formulering van het
artikel nauwer aan te laten sluiten bij de tekst van artikel 7.4.3a van de Jeugdwet
zoals dat vanaf 1 januari 2025 – na inwerkingtreding van de Wet bevorderen samenwerken
en rechtmatige zorg – komt te luiden. Zowel in het voorgestelde artikel 71d Wmg als
het hiervoor aangehaalde artikel 7.4.3 van de Jeugdwet gaat het namelijk om een verstrekking
van gegevens van colleges van burgemeester en wethouders die verplicht via de Stichting
Inlichtingenbureau als beheerder van het Berichtenverkeer Jeugdwet plaatsvindt en
waarbij de Stichting Inlichtingenbureau voor de betreffende verstrekking verwerkingsverantwoordelijke
is.
Daarnaast wordt voorgesteld het lid te schrappen waarin was opgenomen dat de NZa de
Stichting Inlichtingenbureau een redelijke vergoeding verstrekt voor de verstrekking
van de gepseudonimiseerde gegevens. Omwille van een eenduidige governance is ervoor
gekozen dat – evenals ten aanzien van de andere taken die de Stichting Inlichtingenbureau
uitvoert – de financiering niet vanuit de NZa maar rechtstreeks plaatsvindt vanuit
het beleidsdepartement, in dit geval het Ministerie van VWS.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport