Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Timmermans, Tseggai en Lahlah over het bericht 'Kamermotie over onderzoek naar Nederlanders met migratieachtergrond maakt veel los', en het verzoek van het lid Timmermans om een brief te ontvangen over het kabinetsstandpunt over deze motie
Vragen van de leden Timmermans, Tseggai en Lahlah (allen GroenLinks- PvdA) aan de Minister-President en de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Kamermotie over onderzoek naar Nederlanders met migratieachtergrond maakt veel los», en het verzoek van het lid Timmermans om een brief te ontvangen over het kabinetsstandpunt over deze motie (ingezonden 13 december 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens
de Minister-President en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen
19 december 2024).
Vraag 1
Staat u nog steeds achter uw uitspraken over de motie van het lid Becker van 6 december
jl. tijdens uw persconferentie dat «het voor het kabinet duidelijk is dat er geen opvattingen van mensen met een migratieachtergrond
bijgehouden zullen worden.» Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Vorige week heeft de Staatssecretaris van Participatie en Integratie een beantwoording
van Kamervragen van het lid Ergin (DENK) naar de Kamer verzonden waarin het kabinet
nogmaals heeft toegelicht hoe zij deze motie beschouwt en wat het onderzoek behelst.
Deze beantwoording was mede namens de Minister-President en de Staatssecretaris van
Rechtsbescherming. U wordt dan ook naar deze beantwoording van 10 december jl.1 verwezen. Zie ook de beantwoording van vraag 2 en 3 hieronder.
Vraag 2 en 3
Deelt het kabinet de opvatting van de Staatssecretaris Rechtsbescherming die hij op
8 december jl. in Dit is Thijs deed dat de motie van het lid Becker in strijd is met het verbod op discriminatie?
Zo nee, waarom niet?
Hoe rijmt het kabinet de uitspraken van de Minister-President en de Staatssecretaris
Rechtsbescherming met uitspraken van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
die aangaf de wensen van de Kamer mee te nemen en deze motie oordeel Kamer gaf?
Antwoord 2 en 3
De Staatssecretaris rechtsbescherming heeft in het genoemde vraaggesprek gesproken
over het belang van de vrijheid van godsdienst. Onderscheid op basis van godsdienst
is vanzelfsprekend nooit geoorloofd. Het kabinet heeft de motie ook nooit als zodanig
geïnterpreteerd.
Het kabinet heeft de motie zo geïnterpreteerd dat het aankomende onderzoek dat het
SCP in 2025 gaat starten het uitgangspunt is. Hierbij wordt er geen onderscheid tussen
mensen met en zonder een migratieachtergrond gemaakt, daar het onderzoek naar sociaal-culturele
oriëntaties de gehele bevolking in Nederland betreft. De motie is met deze interpretatie
van het kabinet geapprecieerd, waarna «oordeel kamer» is gegeven en in stemming is
gebracht. U wordt verwezen naar de schriftelijke reactie (d.d. 26 november 2024) op
de moties en vragen van het wetgevingsoverleg van 25 november 20242 voor meer informatie over deze appreciatie.
Vraag 4
Hoe verklaart u de tegenstrijdige uitspraken van de drie voornoemde bewindspersonen
over deze motie? Op welke wijze wordt de eenheid van kabinetsbeleid hersteld?
Antwoord 4
Het kabinet constateert geen breuk in de eenheid van kabinetsbeleid. Het uitgangspunt
van het kabinet, zoals ook herhaaldelijk uitgedragen, is dat er geen onderscheid wordt
gemaakt tussen mensen met en zonder migratieachtergrond.
Vraag 5
Wat bedoelt het kabinet precies met de uiting dat het kabinet de uitvoering van de
motie van het lid Becker «heel zorgvuldig ter hand zal worden genomen»? Is het kabinet
voornemens de motie slechts gedeeltelijk uit te voeren, of blijft het kernverzoek
van de motie (gericht op mensen met een migratieachtergrond) in stand? En hoe verhoudt
zich dit tot de uitspraken van de Staatssecretaris Rechtsbescherming dat deze motie
in strijd is met het verbod op discriminatie?
Antwoord 5
Vanuit het onderzoek dat het SCP in het kader van het meerjarige onderzoekstraject «Samenleven in Meervoud» zal gaan uitvoeren, zal worden bezien op welke wijze
het kabinet de Kamer de gevraagde informatie kan aanbieden, met inachtneming van de
relevante wettelijke kaders. Indien nodig, zal hiertoe nader overleg met het SCP plaatsvinden.
Vraag 6 en 7
Erkent het kabinet dat het uitvoeren van deze motie het schadelijke beeld versterkt
dat bepaalde groepen in Nederland niet loyaal zouden zijn aan «Nederlandse normen
en waarden»? Zo nee, waarom niet? Wat gaat het kabinet doen om deze stigmatisering
en groeiende maatschappelijke zorgen tegen te gaan?
Is het kabinet zich bewust van het risico dat het uitvoering geven aan deze motie
een precedent schept voor beleid dat specifiek gericht is op culturele en religieuze
opvattingen van bepaalde groepen? Hoe verhoudt dit zich tot de belofte om gelijkheid
en inclusiviteit te bevorderen?
Antwoord 6 en 7
In de beantwoording van de Kamervragen van het lid Ergin (DENK) van 10 december jl.
heeft het kabinet getracht een duidelijk en feitelijk beeld te scheppen van de wijze
waarop zij de Kamer van de gevraagde informatie beoogt te voorzien, de aansluiting
die wordt gezocht bij onafhankelijk SCP-onderzoek hieromtrent en wat dit onderzoek
wel en vooral ook níet behelst.
Zoals eerder aangegeven wordt er aansluiting gezocht bij onafhankelijk onderzoek onder
de totale Nederlandse bevolking. Het kabinet hoopt dan ook dat met deze beantwoording,
alsook die van de vragen van het lid Ergin (DENK) van 10 december jl. er meer helderheid
is verschaft en zorgen zijn weggenomen.
Het kabinet zet zich onverminderd in voor goede integratie en de open en vrije samenleving.
Een goede informatiepositie – waar het SCP-onderzoek aan bijdraagt – over waar eventuele
belemmeringen zitten om o.a. gelijkwaardig en inclusief te kunnen samenleven, is daarvoor
onontbeerlijk.
Vraag 8
Heeft het kabinet kennisgenomen van de reactie van de Nationaal Coördinator tegen
Discriminatie en Racisme (NCDR) waarin hij het kabinet oproept om geen uitvoering
te geven aan deze motie, omdat het een «rechtstreekse aanval op het gelijkheidsbeginsel»
zou zijn? Deelt het kabinet dit standpunt van de NCDR en hoe weegt zij dit mee in
haar standpunt over de uitvoering van deze motie?
Antwoord 8
Het kabinet heeft kennisgenomen van de reactie van de NCDR. Zie voor het overige de
beantwoording van de vragen 2, 3, 5, 6 en 7.
Vraag 9
Is het kabinet gelet op de uitspraken van de Minister-President, de Staatssecretaris
Rechtsbescherming en het standpunt van de NCDR bereid het standpunt over deze motie
te herzien? Zo nee, hoe rechtvaardigt het kabinet deze motie in het licht van de juridische,
ethische en maatschappelijke bezwaren?
Antwoord 9
Zie de beantwoording van vraag 1 t/m 8 en de beantwoording van de vragen van het lid
Ergin (DENK) van 10 december jl. De motie is aangenomen door de Kamer, waarmee het
kabinet is verzocht de gevraagde informatie aan te leveren. Vanuit het eerdergenoemde
SCP-onderzoek zal het kabinet bezien op welke wijze dit gedaan kan worden, indachtig
de relevante wettelijke kaders.
Vraag 10
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar voor dinsdag 17 december 2024 beantwoorden?
Antwoord 10
Om herhaling te voorkomen en de Kamer zo spoedig mogelijk van beantwoording te kunnen
voorzien, zijn de vragen mede namens alle drie de bewindspersonen beantwoord. Daarbij
zijn sommige vragen samengetrokken en/of is er verwezen naar de beantwoording van
de Kamervragen van het lid Ergin (DENK) van 10 december jl.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Ergin (DENK),
ingezonden 6 december 2024 (vraagnummer 2024Z20481).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
H.W.M. Schoof, minister-president -
Mede namens
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.