Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruyning over het niet vervolgen van medewerkers van Woodbrookers naar aanleiding van aangiften van oud-cliënten
Vragen van lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het niet vervolgen van medewerkers van Woodbrookers naar aanleiding van aangiften van oud-cliënten (ingezonden 6 november 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 19 december 2024). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 666 en 671.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsitem van 25 september 2024 «Geen vervolging in
zaak-Woodbrookers: medewerkers hielden zich aan protocollen» bij Omroep Friesland?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van het artikel in het AD van 25 september 2024 «Daisy deed
aangifte van mishandeling in jeugdzorginstelling, maar wat ze meemaakte was «volgens
protocol»»?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u duidelijk maken op welke wijze de Internationale Verdragen zoals het Internationaal
Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM), het Burgerlijk Wetboek (BW), Richtlijnen en Protocollen zich tot
elkaar verhouden?
Antwoord 3
De onaantastbaarheid van het lichaam en het recht op eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer zijn fundamentele grondrechten van iedereen en dus ook van jeugdigen.
De Grondwet en internationale verdragen, zoals het IVRK en het EVRM, stellen eisen
aan het beperken van die grondrechten. Het BW, richtlijnen en protocollen moeten voldoen
aan de eisen die zijn gesteld in de Grondwet en in die internationale verdragen. Basisvereisten
zijn dat de beperkingen in regelgeving moeten zijn opgenomen, dat ze een legitiem
doel hebben en dat ze noodzakelijk zijn. Soms is het noodzakelijk grondrechten te
beperken. Zo kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn iemand gedwongen op te nemen in
een instelling omdat iemands gezondheid anders in gevaar zou komen. De regelgeving
die van toepassing is bij gesloten jeugdhulp voldoet aan de grondwettelijke en verdragsrechtelijke
eisen. De regelgeving die van toepassing is bij gesloten jeugdhulp (hoofdstuk 6 Jeugdwet)
voldoet aan de grondwettelijke en verdragsrechtelijke eisen.
Vraag 4
Kunt u duidelijk maken op basis van welke richtlijnen en protocollen het Openbaar
Ministerie (OM) heeft besloten niet over te gaan tot vervolging?
Antwoord 4
Het OM heeft onderzocht in hoeverre de medewerkers van het behandelcentrum van Woodbrookers
hebben gehandeld in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving en de toen geldende
protocollen die betrekking hadden op de FMT-methode (fysiek mentale weerbaarheidstraining).
Dit was de geldende methode voor fysiek ingrijpen door medewerkers van Woodbrookers.
Medewerkers werden ook getraind om volgens dit protocol te werken. In het kader van
het onderzoek zijn verslagen en relevante documenten ingezien en er zijn, voor zover
daar aanknopingspunten voor waren, medewerkers gehoord. Uit het onderzoek is niet
gebleken dat de medewerkers van het behandelcentrum van Woodbrookers strafrechtelijk
verwijtbaar hebben gehandeld.
Vraag 5
Kunt u, naar aanleiding van de uitspraken van het OM over het handelen binnen de richtlijnen
en protocollen, uitvoerig beschrijven wat er qua geweld wel en niet is toegestaan?
Zijn binnen de protocollen bijvoorbeeld pijnprikkels toegestaan en zo ja tot hoever
mag men dan doorgaan?
Antwoord 5
Vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp mogen nooit gericht zijn
op het straffen van jeugdigen of het uitoefenen van geweld. Vrijheidsbeperkende maatregelen
op basis van een machtiging gesloten jeugdhulp mogen uitsluitend worden toegepast
om de volgende doelen te bereiken:
– Het waarborgen van de veiligheid van een jeugdige of anderen;
– Het afwenden van een gevaar voor de gezondheid van een jeugdige of anderen;
– Het bereiken van de met de jeugdhulp beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige,
die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen.
Op grond van de huidige Jeugdwet is het toepassen van pijnprikkels dus niet toegestaan,
ook niet als vrijheidsbeperkende maatregel in de gesloten jeugdhulp. Dat was ook al
voordat op 1 januari 2024 de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp in werking is getreden.
Het inzetten van pijnprikkels is ook in strijd met het Verdrag inzake de rechten van
het kind. Ik verwijs hierbij ook naar de beantwoording van eerdere Kamervragen.3
Vraag 6
Bent u op de hoogte van het artikel «Hoe een autistisch meisje van 14 wel pijnprikkels,
maar geen hulp kreeg in de gesloten jeugdzorg» uit de Volkskrant van 9 september 2023?4
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Kunt u uitleggen waar het verschil vandaan komt tussen de stelling van het OM dat
men met handelen binnen de richtlijnen en protocollen in instellingen aan kinderen
mag komen en de ervaringen van Docent en Kinderrechter Bart Tromp met Woodbrookers,
die heeft besloten geen kinderen meer te plaatsen bij Woodbrookers: «Het is onbegrijpelijk
en onacceptabel dat in de jeugdzorg geweld wordt toegepast. In dit land ligt het geweldsmonopolie
bij de politie en het leger. Waarom denken begeleiders dat ze een kind met geweld
naar de grond toe mogen werken? Ik wil het misverstand dat je in een instelling aan
kinderen mag komen, wegnemen. Dat mag niet.»?
Antwoord 7
Zoals ik hierboven beantwoordde, moet regelgeving als het gaat om het beperken van
grondrechten voldoen aan de eisen van de Grondwet en internationale verdragen. De
Jeugdwet voldoet aan die eisen. Als instellingen richtlijnen en protocollen vaststellen,
dan zullen deze ook altijd moeten voldoen aan de geldende regelgeving. Soms is een
beperking van grondrechten noodzakelijk. De Jeugdwet kent als vrijheidsbeperkende
maatregel vastpakken en vastpakken en vasthouden.5 Vastpakken en vasthouden mag alleen worden toegepast indien sprake is van gevaar
voor de gezondheid of veiligheid van de jeugdige of anderen als gevolg van het gedrag
van een jeugdige. Zodra niet langer sprake is van gevaar voor de gezondheid of veiligheid
wordt het vastpakken en vasthouden beëindigd. Dit is vastgelegd in het Besluit Jeugdwet.
Bij de toepassing van deze maatregel komt het soms toch voor dat dit vastpakken de
jeugdige pijn doet. Het gaat dan uitdrukkelijk niet om het toedienen van een pijnprikkel,
maar om pijn als gevolg van een escalatie waarbij medewerkers een jeugdige vastpakken.
Een handeling die erop gericht is pijn te veroorzaken is niet toegestaan.
Met betrekking tot de medewerkers van Woodbrookers is het OM, na onderzoek, tot de
conclusie gekomen dat de maatregelen die de medewerkers van het behandelcentrum hebben
toegepast geen strafrechtelijk verwijtbaar handelen opleverden.
Vraag 8
Deelt u de mening dat geweld in de jeugdzorg nooit mag worden toegepast tenzij er
sprake is van zelfverdediging?
Antwoord 8
Geweld in de jeugdzorg in de zin van het bewust veroorzaken van pijn is nooit toegestaan.
Ook niet als vrijheidsbeperkende maatregel waarvoor de basis ligt in hoofdstuk 6 van
de Jeugdwet; het deel van de Jeugdwet dat betrekking heeft op gesloten jeugdhulp.
Daarin staan de voorwaarden voor het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen
zoals vastpakken en vastpakken en vasthouden.
Op grond van hoofdstuk 6 geldt als eerste dat het toepassen van maatregelen tegen
de wil van een jeugdige alleen is toegestaan als de rechter een (voorwaardelijke)
machtiging gesloten jeugdhulp heeft verleend. Bovendien moet altijd worden voldaan
aan alle andere onderdelen van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet. Zo mogen jeugdhulpaanbieders
uitsluitend de vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen die genoemd worden in hoofdstuk 6.
Bij het toepassen van die maatregelen geldt het «nee, tenzij-beginsel. Dat houdt in
dat ook die genoemde maatregelen niet zijn toegestaan, tenzij wordt voldaan aan de
gestelde eisen. Een maatregel moet noodzakelijk, geschikt en proportioneel zijn. Het
moet duidelijk zijn dat een minder zware maatregel niet mogelijk is. Verder mag een
maatregel alleen worden toegepast als dat noodzakelijk is voor de veiligheid of gezondheid
van de jeugdige of anderen, of om de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken.
Dat moeten concrete doelen zijn, die zijn opgenomen in het hulpverleningsplan van
een jeugdige. Maatregelen mogen nooit als doel hebben om een jeugdige te bestraffen
en mogen er ook niet op gericht zijn om een jeugdige pijn te doen.
Vraag 9
Heeft het OM daadwerkelijk onderzoek gedaan of het hier om zelfverdediging ging?
Antwoord 9
Onder verwijzing naar het antwoord op vraag 7 heeft het OM onderzocht of de maatregelen
die door de medewerkers van het behandelcentrum in specifieke situaties zijn toegepast
strafrechtelijk verwijtbaar handelen opleveren. Dat is niet het geval gebleken.
Vraag 10
Bent u het eens met Tromp over het volgende punt dat hij in hetzelfde artikel stelt
over pijnprikkels: «Uit het rapport blijkt dat de pijnprikkels worden toegepast om
tot een correctie van ongewenst gedrag te komen. Als in de jeugdzorg pijnprikkels
worden toegediend met geen enkel ander doel dan iemand tot iets te bewegen of ergens
vanaf te houden, dan noemen we dat folteren. En dat is in strijd met het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens»?
Antwoord 10
Vooropgesteld vind ik dat maatregelen nooit als doel mogen hebben een jeugdige te
bestraffen en mogen er ook niet op gericht zijn een jeugdige pijn te doen met als
doel ongewenst gedrag te corrigeren. Als het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen
niet voldoet aan de Jeugdwet kan dit leiden tot schending van fundamentele grondrechten.
Dat moet altijd per individueel geval beoordeeld worden.
De onaantastbaarheid van het lichaam en het recht op eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer zijn fundamentele grondrechten van iedereen en dus ook van jeugdigen.
De Grondwet en internationale verdragen, zoals het Europees verdrag inzake de Rechten
van de Mensen (EVRM), stellen eisen aan het beperken van die grondrechten. De beperkingen
moeten in regelgeving zijn opgenomen, moeten een legitiem doel hebben en moeten noodzakelijk
zijn. Soms is het noodzakelijk om grondrechten te beperken. Zo kan het bijvoorbeeld
noodzakelijk zijn om iemand gedwongen op te nemen in een instelling omdat iemands
gezondheid anders in gevaar zou komen.
De hierboven genoemde eisen zijn verder uitgewerkt in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet;
het deel van de Jeugdwet dat betrekking heeft op gesloten jeugdhulp. Op grond van
hoofdstuk 6 geldt als eerste dat het toepassen van maatregelen tegen de wil van een
jeugdige alleen is toegestaan als de rechter een (voorwaardelijke) machtiging gesloten
jeugdhulp heeft verleend. Bovendien moet altijd worden voldaan aan alle andere onderdelen
van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet. Zo mogen jeugdhulpaanbieders uitsluitend de vrijheidsbeperkende
maatregelen toepassen die genoemd worden in hoofdstuk 6. Bij het toepassen van die
maatregelen geldt het «nee, tenzij-beginsel. Dat houdt in dat ook die genoemde maatregelen
niet zijn toegestaan, tenzij wordt voldaan aan de gestelde eisen.
Een maatregel moet noodzakelijk, geschikt en proportioneel zijn. Het moet duidelijk
zijn dat een minder zware maatregel niet mogelijk is. Verder mag een maatregel alleen
worden toegepast als dat noodzakelijk is voor de veiligheid of gezondheid van de jeugdige
of anderen, of om de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken. Dat moeten concrete
doelen zijn, die zijn opgenomen in het hulpverleningsplan van een jeugdige.
Vraag 11
Uit het onlangs verschenen rapport6 van de Committee on the Rights of Persons with Disabilities van de Verenigde Naties
van 5 september 2024 wordt Nederland met nadruk gewezen op het feit dat alle wetgeving
opnieuw moet worden bekeken en in lijn moet worden gebracht met het VN-verdrag en
dat alle vormen van gedwongen zorg moeten worden gestopt, tevens wordt er bij paragraaf 35
sub d verder gerapporteerd dat «Reports that insufficient measures have been taken by the State party to address
the concerns expressed by the Committee against Torture regarding the treatment of
children in institutional settings for young people, and reports from organizations
of persons with disabilities of abuse and violence in closed youth care facilities
like the ZIKOS-institutions», wat impliciteert dat er bij de Verenigde Naties (VN) grote zorgen zijn over behandeling
van kinderen in institutionele omgevingen voor jongeren, en rapporten van organisaties
van personen met een handicap over misbruik en geweld in gesloten jeugdzorginstellingen
zoals de Zeer Intensieve Observatie en Stabilisatie (ZIKOS)-instellingen; kunt u op
basis van bovenstaande aangeven of het OM de handelingen van de medewerkers toetst
aan de hier geldende verdragen? Op basis waarvan is vastgesteld dat het hier in alle
gevallen gaat om zelfverdediging?
Antwoord 11
Het OM heeft onderzocht in hoeverre de medewerkers van het behandelcentrum van Woodbrookers
hebben gehandeld in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving en de toen geldende
protocollen die betrekking hadden op de FMT- methode. Uit het onderzoek van het OM
is niet gebleken dat door de medewerkers strafrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.
Vraag 12
Nu er zorgen zijn vanuit de VN dat er onvoldoende stappen zijn genomen tegen geweld
in de jeugdzorg, wat duidelijk is geworden uit onafhankelijk onderzoek door de Universiteit
Groningen, deelt u de mening dat het wenselijk, zo niet noodzakelijk is, om onafhankelijk
onderzoek te laten doen naar de behandeling van jongeren in de jeugdzorg bijvoorbeeld
door de Council of Europe anti-torture Committee (CPT)?
Antwoord 12
Een delegatie van het CPT heeft onlangs een bezoek aan Nederland gebracht en instellingen
voor gesloten jeugdhulp bezocht. Zoals gemeld in het Wetgevingsoverleg van 11 november
2024 publiceert het CPT in juni 2025 zijn bevindingen in een rapport. Vooruitlopend
daarop heb ik recent met de CPT-delegatie gesproken over hun voorlopige observaties.
Ik heb de Tweede Kamer hier op 19 december 2024 over geïnformeerd, alsmede over welke
maatregelen ik naar aanleiding van dit gesprek genomen heb.
Vraag 13
Slachtoffers stoten nu opnieuw hun neus bij het OM en komen ook vaak in klachtenprocedures
niet vooruit; deelt u de mening dat er meer aandacht moet komen voor een klachtsysteem
waarbij de rechten van ouders beter geborgd zijn en zij beter gehoord worden?
Antwoord 13
Het klachtrecht in het jeugddomein is een belangrijke vorm van rechtsbescherming en
heeft als doel dat jeugdigen en/of ouders bij en over de instanties kunnen klagen
over de manier waarop (medewerkers van) de instanties hen hulp bieden (zoals over
bejegening, procedures of beslissingen). Het klachtrecht dient ertoe dat klagers zich
gehoord voelen, dat er een oordeel volgt over de klacht, dat de hulpverleningsrelatie
wordt verbeterd en/of hersteld en dat instanties kunnen leren van klachten.
Dit najaar hebben medewerkers van mijn ministerie en het Ministerie van Justitie en
Veiligheid (JenV) met diverse partijen in het veld gesproken over het klachtrecht.
De Ministeries van VWS en JenV hebben onlangs een onderzoek uitgezet. Dit onderzoek
dient een overzicht te geven over de uitvoeringspraktijken van interne klachtprocedures
bij organisaties in het jeugddomein. Op basis van deze gesprekken en het onderzoek
wordt gekeken wat er, in aanvulling op eerder genomen maatregelen, nog meer nodig
is om de huidige uitvoering dan wel wetgeving rondom het klachtrecht in het jeugd(zorg)domein
te verbeteren. Over de uitkomsten zullen wij uw Kamer informeren via de reguliere
voortgangsbrieven Jeugd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.