Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kostic en Teunissen over toenemende investeringen en leningen in sectoren die verantwoordelijk zijn voor tropische ontbossing
Vragen van leden Kostić en Teunissen (beiden PvdD) aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de Minister van Financiën over toenemende investeringen en leningen in sectoren die verantwoordelijk zijn voor tropische ontbossing (ingezonden 30 oktober 2024).
Antwoord van Minister Heinen (Financiën), mede namens de Staatssecretaris van Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (ontvangen 17 december 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 700.
Vraag 1
Bent u bekend met de rapporten «Banking on Biodiversity Collapse» en «Regulating Finance
For Biodiversity» van Forests & Finance, gepubliceerd op 16 oktober 2024?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de in deze rapporten gesignaleerde trends van toenemende investeringen
en leningen in sectoren die verantwoordelijk zijn voor tropische ontbossing, waaronder
de stijging van 395 miljard USD aan leningen sinds het Parijsakkoord en de 7 procent
toename van investeringen tussen september 2023 en juni 2024?
Antwoord 2
De rapporten wijzen op de positie die Europese financiële instellingen, waaronder
Nederlandse, innemen in de wereldmarkt door de financiering van bedrijven die actief
zijn in sectoren met een verhoogd risico op directe of indirecte bijdrages aan ontbossing.
Vraag 3
Hoe verhoudt deze trend zich volgens u tot de doelstellingen van het Global Biodiversity
Framework (GBF), waarin 196 overheden zich committeren aan het tegengaan van biodiversiteitsverlies
en herstel van natuur, inclusief expliciete doelen voor de financiële sector en geldstromen?
Antwoord 3
De in de rapporten gesignaleerde trends staan op gespannen voet met de verduurzaming
van private financieringsstromen die nodig is om het overkoepelende doel van het Global
Biodiversity Framework (GBF) te behalen, waarbij biodiversiteitsverlies tegen 2030
omgebogen wordt naar herstel. Met GBF-actiedoel 15 hebben overheden zich gecommitteerd
om maatregelen te nemen die financiële instellingen aanmoedigen en in staat stellen
om impact op, en afhankelijkheid van, biodiversiteit in kaart te brengen, daarover
te rapporteren, en eventuele negatieve impact te verminderen en positieve impact juist
te vergroten. In GBF-actiedoel 14 is opgenomen dat alle financiële stromen in lijn
dienen te worden gebracht met de doelen van het GBF. Naar verwachting zullen de meeste
landen in 2025 hunNational Biodiversity Strategy and Action Plan (NBSAP) afronden. Ook zullen landen periodiek rapporteren over de voortgang van implementatie.
In het NBSAP vertalen landen de mondiale doelen naar nationale doelen en acties. Afhankelijk
van de daadwerkelijke realisatie van de plannen in de verschillende NBSAP’s, moet
blijken of er voldoende voortgang is om de GBF-doelen te halen.
Vraag 4
Bent u bereid om de twee Nederlandse financiële instellingen die hoog in de rangorde
staan van schadelijke geldstromen naar verwoesting van de Amazone en andere belangrijke
natuur in Zuid-Amerika hierop aan te spreken? Zo ja, op welke wijze gaat u verbetering
bewerkstelligen?
Antwoord 4
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven, waaronder financiële instellingen,
dat zij handelen conform de internationale standaarden voor internationaal maatschappelijk
verantwoord ondernemen: de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake
maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en de United Nations Guiding
Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Conform deze internationale standaarden
worden bedrijven geacht risico’s voor mens en milieu in de waardeketen, zoals het
risico op ontbossing, te identificeren en aan te pakken. Ook verwacht het kabinet
dat financiële instellingen, afhankelijk van de mate van betrokkenheid bij de schade,
bijdragen aan herstel of hun invloed aanwenden om nadelige gevolgen te beperken. Het
kabinet moedigt financiële instellingen aan om kritisch naar hun huidige beleid te
kijken en om te bezien of zij hier verbeteringen in kunnen doorvoeren. Hoe financiële
instellingen invulling geven aan deze internationale richtlijnen en in welke bedrijven
zij wel of niet investeren is aan henzelf.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de conclusie uit de rapporten dat de GBF-doelen niet zullen worden
gehaald zonder betere regulering van de financiële sector?
Antwoord 5
Middels EU-wetgeving wordt een aanzienlijk aantal financiële instellingen aan aanvullende
wettelijke vereisten onderworpen die bijdragen aan realisatie van de GBF-doelen. Voorbeelden
zijn de richtlijn met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen
(Corporate Sustainability Reporting Directive, afgekort CSRD) en bijbehorende European Sustainable Reporting Standards(ESRS). De onder deze regelgeving vallende ondernemingen, waaronder financiële instellingen,
zullen gaan rapporteren over de impact (inclusief afhankelijkheden, risico’s en kansen)
van hun bedrijfsstrategie en het gevoerde beleid op biodiversiteit en ecosysteemdiensten.
Ook vereisen de ESRS transparantie over biodiversiteitsdoelen en inzicht in de eenheden
die gebruikt worden om voortgang ten aanzien van de gestelde doelen te meten.
Daarnaast dient de Europese Commissie – afhankelijk van het akkoord over een eventueel
uitstel van inwerkingtreding- op uiterlijk 30 december 2025 een effectbeoordeling
van de Europese ontbossingsverordening (EUDR) voor te leggen waarbij onder andere
gekeken wordt naar de rol van financiële instellingen bij het voorkomen van geldstromen
die direct of indirect bijdragen aan ontbossing en bosdegradatie. De Commissie beoordeelt
daarbij of het nodig is om financiële instellingen, rekening houdend met relevante
bestaande wetgeving, via EU-wetgeving specifieke verplichtingen op te leggen. Het
kabinet is van mening dat de EUDR in de huidige vorm niet geschikt is om financiële
instellingen en geldstromen te controleren, omdat deze is gericht op het controleren
van de productie en toeleveringsketens van fysieke producten en goederen. Op basis
van de effectbeoordeling zal het kabinet opnieuw kijken of de verordening als instrument
geschikt is voor het beperken van financiële stromen die bijdragen aan ontbossing,
of dat andere instrumenten mogelijk effectiever zijn.
Ook zijn er verschillende andere instrumenten, zoals de EU-taxonomie voor duurzame investeringen, die financiële instellingen inzicht geven in wanneer een investering in een bepaalde
economische activiteit als duurzaam kan worden aangemerkt, en verlangen om te rapporteren
in hoeverre hun financiële portefeuille daarmee in lijn is.
Tot slot verwachten toezichthouders steeds meer van financiële instellingen als het
gaat om het beheersen van aan klimaat en andere natuur gerelateerde financiële risico’s,
zoals de financiële risico’s die kunnen voortvloeien uit biodiversiteitsverlies en
ontbossing. Dit omvat ook reputatierisico’s die zouden kunnen ontstaan als een instelling
eigen doelstellingen of beloftes ten aanzien van biodiversiteit niet na blijkt te
komen. In 2020 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) toezichtverwachtingen geformuleerd
ten aanzien van het beheersen van aan klimaat en biodiversiteit gerelateerde financiële
risico’s, waar Europese banken eind dit jaar volledig aan dienen te voldoen. Bij 28
banken heeft de ECB reeds toezichtsmaatregelen getroffen vanwege achterblijvende voortgang.
Vraag 6
Is de Nederlandse ambtelijke delegatie voornemens om tijdens de Convention on Biological
Diversity (CBD) COP16 in Cali, Colombia te pleiten voor urgente actie om de financiële
sector te verplichten schadelijke geldstromen te stoppen en dit op te nemen in de
Nederlandse National Biodiversity Strategies and Action Plan (NBSAP)? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
De in november 2024 afgeronde COP16 stond voornamelijk in het teken van de implementatie
van de GBF-afspraken, waaronder het mobiliseren van voldoende financiële middelen.
Daartoe was het de bedoeling dat de herziene strategie voor het mobiliseren van middelen
zou worden aangenomen met vrijwillig te nemen acties voor overheden, financiële instellingen
en andere stakeholders om financiële middelen te mobiliseren en geldstromen te vergroenen.
Nederland heeft zich constructief opgesteld in discussies daarover. De strategie is
echter door gebrek aan steun en tijd niet vastgesteld. Voorts heeft Nederland in het
Nederlands Paviljoen verschillende sessies georganiseerd en gefaciliteerd over het
mobiliseren en vergroenen van geldstromen en daarmee bijgedragen aan bewustwording
en kennisdeling.
Het kabinet is voornemens om het NBSAP aan het begin van het tweede kwartaal van 2025
in te dienen bij het secretariaat van het VN Biodiversiteitsverdrag en met de Kamer
te delen (Kamerstukken 21501-08-961, 2024Z15797 en 21501-32-1681). Naar aanleiding van de motie van de leden Bromet en Van Campen
(21501-32-1685) zal er aan het begin van het tweede kwartaal ook een brief naar de Kamer worden
gestuurd waarin wordt toegelicht op welke onderdelen er aanpassingen zijn geweest
ten opzichte van het ambtelijke concept van oktober 2024.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van vrijwillige initiatieven in de financiële sector,
zoals de Taskforce on Nature-related Financial Disclosures (TNFD), in het licht van
de bevindingen in de Forests & Finance rapporten?
Antwoord 7
Vrijwillige rapportageraamwerken zoals ontwikkeld door de Taskforce on Nature-related
Financial Disclosures kunnen, mede omdat ze opgesteld zijn door experts vanuit relevante
sectoren zelf, een bijdrage leveren aan het vergroten van inzicht in aan biodiversiteit
gerelateerde financiële risico’s. Ook is het raamwerk van de TNFD een bouwsteen geweest
voor de ESRS ten aanzien van biodiversiteit en ecosystemen in het kader van de CSRD.
Ik vind het tegelijkertijd van belang dat rapportages over duurzaamheidsaspecten proportioneel
zijn en dubbele rapportagelasten worden voorkomen. De interoperabiliteit van rapportagestandaarden
is daarom van groot belang. Momenteel werkt de TNFD aan «transitieplanning» om een
brug te slaan tussen enerzijds meting en rapportage en anderzijds besluiten, activiteiten
en investeringen die daadwerkelijk gunstig zijn voor de natuur en biodiversiteit.
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van de huidige overheidsinstrumenten die worden ingezet
om het toezicht op geldstromen te verbeteren die bijdragen aan ontbossing via Europese
of Nederlandse financiële instellingen?
Antwoord 8
Het prudentiële toezicht op financiële instellingen is belegd bij de Europese Centrale
Bank en De Nederlandsche Bank; de Autoriteit Financiële Markten is de gedragstoezichthouder.
Vanuit prudentieel oogpunt kijken de ECB en DNB naar mogelijke financiële risico’s
die samenhangen met de directe of indirecte bijdrage van financiële instellingen aan
milieuaantasting (bijvoorbeeld als gevolg van ontbossing), waaronder kredietrisico’s,
operationele risico’s en reputatierisico’s. Vanuit gedragstoezicht houdt de AFM toezicht
op de mate waarin financiële instellingen juiste informatie verschaffen over de milieurisico’s
en -effecten van hun financieringen, beleggingen en producten en of zij waar nodig
rekening houden met duurzaamheidsvoorkeuren van klanten.
Rapportageverplichtingen op grond van de CSRD en andere instrumenten zoals genoemd
in antwoord op vraag 5 dragen bij aan meer kennis over de impact van financiële instellingen
op duurzaamheid, inclusief de impact op ontbossing. Deze regelgevende kaders stellen
financiële toezichthouders ook beter in staat om toezicht te houden op de beheersing
financiële duurzaamheidsrisico’s.
Daarnaast ondersteunt de overheid niet-bindende initiatieven die zich al dan niet
mede richten op financiële instellingen en die bijdragen aan het respecteren van mensenrechten
en sociale standaarden en de beheersing van duurzaamheidsrisico’s. Denk hierbij aan
de OESO-richtlijnen, de rapportagestandaarden en meetmethoden van de Taskforce on
Nature-related Financial Disclosures en het Partnership Biodiversity Accounting Financials
en de Ecosystem Services Valuation Database. Dergelijke initiatieven helpen financiële
instellingen om meer inzicht te krijgen in hun impact, afhankelijkheden en risico’s
rondom ontbossing, biodiversiteit en ecosysteemdiensten.
Tot slot heeft het kabinet regelmatig contact met financiële instellingen, bijvoorbeeld
via het Platform voor Duurzame Financiering, om ontwikkelingen, kennis en verwachtingen
met elkaar te uit te wisselen, ook in relatie tot ontbossing.
Vraag 9
Welke mogelijkheden ziet u om, analoog aan de eisen voor marktdeelnemers in de Europese
Bossenwet ((EU) 2023/1115), ook financiële instellingen wettelijk te verplichten dat
er geen of slechts een verwaarloosbaar risico bestaat dat hun beleggingen, leningen
of andere diensten bijdragen aan ontbossing?
Antwoord 9
In het kader van de EUDR worden op dit moment geen wettelijke acties genomen om bepaalde
investeringen te verbieden. Zoals gezegd dient de Europese Commissie afhankelijk van
het akkoord over eventueel uitstel van de inwerkingtreding uiterlijk op 30 december
2025 een effectbeoordeling van de EUDR voor te leggen. Deze beoordeling zal gaan over
de rol van financiële instellingen bij het voorkomen van geldstromen die direct of
indirect aan ontbossing en bosdegradatie bijdragen. De Commissie dient daarbij te
beoordelen of het nodig is om financiële instellingen onder de reikwijdte van de EUDR
te brengen, rekening houdend met alle relevante bestaande horizontale en sectorale
wetgeving.
Zoals in antwoord op vraag 5 genoemd, is het kabinet van mening dat de EUDR in de
huidige vorm geen geschikt instrument is voor het controleren van financiële stromen,
omdat deze zich richt op toeleveringsketens van fysieke producten. Afhankelijk van
de uitkomst van de effectbeoordeling zal het kabinet opnieuw kijken of deze verordening
als instrument geschikt is voor het beperken van financiële stromen die bijdragen
aan ontbossing, of dat andere instrumenten effectiever zijn.
Vraag 10
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Vraag 11
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk na de COP16 beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën -
Mede namens
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.